Organisatie | Weststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 1994 |
Citeertitel | Monumentenverordening 1994 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Monumentenverordening 1994 |
Geen.
Monumentenwet 1988, artikelen 12 en 15
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-01-1995 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 21-11-1994 Stellingwerf + Aanpakken 15-12-1995 | 1994/194 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
Monumentencommissie: de door de raad aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988 en deze verordening, zoals nader uitgewerkt in de gemeenschappelijke regeling "Welstandszorg HÛS en HIEM".
Paragraaf 1 De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.
Burgemeester en wethouders geven een beschikking over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de monumentencommissie en degenen, die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om plaatsing is gevraagd, de aanvrager zijn gehoord.
Burgemeester en wethouders geven, binnen acht weken nadat de monumentencommissie is gehoord, een beschikking als bedoeld in het tweede lid. De beschikking wordt bekendgemaakt aan degene die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om plaatsing is gevraagd, aan de aanvrager. Bij overschrijding van de termijn worden burgemeester en wethouders geacht niet tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst te hebben besloten.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op aanvraag in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is tenietgegaan, blijft overeenkomstige toepassing van het tweede en derde lid achterwege.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders: - een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; - een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, leggen burgemeester en wethouders de aanvraag ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage. Indien in de aanvraag gegevens voorkomen of uit de aanvraag kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding met het oog op de bescherming van bedrijfsgeheimen gerechtvaardigd is, besluiten burgemeester en wethouders op een daartoe strekkend verzoek van de aanvrager dat die gegevens niet ter inzage worden gelegd. De burgemeester doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze en vermeldt daarbij de mogelijkheid om binnen een termijn van twee weken zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is bekendgemaakt dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt ingevolge de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op dat bezwaar en een eventueel ingesteld beroep en hoger beroep is beslist.
Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, voor zover het betreft een beschikking, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning intrekken, indien: - blijkt dat de vergunning tengevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend; - blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 8 niet naleeft; - de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.
Voor zover blijkt dat een belanghebbende tengevolge van: - de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst; - de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verplaatsing van een gemeentelijk monument te verlenen; - voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verplaatsing van een gemeentelijk monument, schade lijdt, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegde bestuursorgaan belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening en aan de opsporingsambtenaren, die en voor zover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.