Organisatie | Weststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regelen arbeidsomstandigheden prostitutiebedrijven ni de gemeente Weststellingwerf |
Citeertitel | Nadere regelen arbeidsomstandigheden prostitutiebedrijven ni de gemeente Weststellingwerf |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Nadere regelen arbeidsomstandigheden prostitutiebedrijven ni de gemeente Weststellingwerf |
Geen.
Algemene plaatselijke verordening, artikel 3.1.3
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2000 | Nieuwe regeling | 17-07-2000 Stellingwerf en Aanpakken, 27-12-2000 | 0009147/BZ |
Burgemeester en Wethouders van Weststellingwerf;
overwegende, dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of -veiligheid, de gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituees in de gemeente noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot seksinrichtingen of escortbedrijven aan welke het is toegestaan in de gemeente met gebruikmaking van een vergunning een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren;
gelet op artikel 3.1.3 van de Algemene plaatselijke verordening;
Artikel 1 Afmeting en inrichting werkruimte en kleedruimte
In de kleedruimte moet voor iedere prostituee voor persoonlijk gebruik een afsluitbare hang-/-legkast aanwezig zijn. De kleedruimte moet afgezien van de oppervlakte benodigd voor het aantal geplaatste hang-/legkasten een oppervlakte hebben van ten minste 5 m² en een minimale breedte van ten minste 1.80 meter.
Artikel 2 Afmeting en gevelbeslag vitrine
De vitrine moet een nuttige oppervlakte van ten minste 2 m² hebben, alsmede een gevelbeslag van ten minste 1.50 meter per prostituee.
Indien de arbeid geheel of gedeeltelijk bij kunstlicht wordt verricht dient voor de gevallen waarin door storing in de verlichting in het prostitutiebedrijf of in de werkruimte een gevaarlijke situatie kan ontstaan, een zodanige noodverlichting te zijn aangebracht dat een veilig heenkomen van de prostituee is verzekerd.
De toiletruimten dienen naar behoren te zijn geplaatst, doelmatig te zijn ingericht, zindelijk te worden onderhouden en te zijn voorzien van voldoende handdoeken en zeep. Een toiletruime dient overdekt te zijn en zodanig afsluitbaar dat deze bij gebruik voldoende afzondering waarborgt. Een toiletruimte moet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met een stankafsluiting.
Artikel 9 Zindelijkheid ruimten
Alle ruimten in een prostitutiebedrijf die door de prostituee worden gebruikt moeten zindelijk en zo veel mogelijk vrij van stof worden gehouden.
Artikel 10 Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid
Ruimten in het prostitutiebedrijf waarin zich één of meer prostituees plegen te bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk herkenbare vluchtwegen, indien de normale uitgangen daartoe ontoereikend zijn. Vluchtwegen dienen mede gelet op het aantal andere personen dat zich in die ruimten pleegt te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om personen in staat te stellen een veilige plaats te bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten zijn vrijgehouden van obstakels.
De exploitant is verplicht zorg te dragen voor de verspreiding onder de in diens bedrijf werkzame prostituees van voor deze toegankelijk voorlichtings- en informatiemateriaal betreffende de gezondheidsrisico’s van hun werk, respectievelijk over de aanwezigheid en bereikbaarheid van de gezondheidszorg- en hulpverleningsinstellingen.
Artikel 13 Geneeskundig onderzoek
De exploitant is verplicht de gemeentelijke gezondheidsdienst schriftelijk de naam en het adres van de arts te melden, indien en voorzover deze geneeskundige vast verbonden is aan diens prostitutiebedrijf. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen omtrent de wijze waarop de hier bedoelde arts het geneeskundig onderzoek op seksueel overdraagbare aandoeningen dient te verrichten.
<vet>Toelichting bij de Nadere regels betreffende de arbeidsomstandigheden in prostitutiebedrijven”</vet><onderstreept>Artikel 1 </onderstreept>Afmeting en inrichting werkruimte en kleedruimte
In de kleedruimte moet voor iedere prostituee voor persoonlijk gebruik een afsluitbare hang-/legkast aanwezig zijn. De kleedruimte moet afgezien van de oppervlakte benodigd voor het aantal geplaatste hang-/legkasten een oppervlakte hebben van ten minste 5 m² en een minimale breedte van ten minste 1.80 meter.
De afmetingen van de werkruimte zijn gebaseerd op een inventarisatie die de gemeente Den Haag heeft gemaakt. Daaruit bleek dat de minimumoppervlakte van de werkruimte 4 à 4.50 m² is, terwijl het merendeel een oppervlakte van 6 à 8 m² heeft. De inrichting van de werkruimte moet bestaan uit een in goede staat verkerend bed of rustbank en een hang-/legkast. De kast kan ook een plaats krijgen in een afzonderlijk in te richten kleedruimte, die aan een minimale afmeting moet voldoen.<onderstreept>Artikel 2 </onderstreept>Afmeting en gevelbeslag vitrine De vitrine moet een nuttige oppervlakte van ten minste 2 m² hebben, alsmede een gevelbeslag van ten minste 1.50 meter per prostituee.
De vitrine kan al dan niet deel uitmaken van een werkruimte. Om enige leefruimte in de vitrine te hebben is een gevelbeslag van ten minste 1.50 m nodig. De voorgeschreven afmeting bewerkstelligt verder dat er voldoende mogelijkheden voor toetreding van daglicht en uitzicht naar buiten zijn. Vitrines die in een deuropening zijn gemaakt en vaak niet meer ruimte bieden dan voor het plaatsen van een barkruk zijn met deze bepaling tegen te gaan.<onderstreept>Artikel 3 </onderstreept>Dagverblijf en keuken
De aanwezigheid van een dagverblijf en een keuken hebben te maken met de omstandigheden, waaronder de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Het is een voorschrift dat is terug te voeren op de voorschriften over schaftgelegenheden in het Veiligheidsbesluit restgroepen (VBR).<onderstreept>Artikel 4 </onderstreept>Temperatuur en luchtverversing
In hoofdstuk II, paragraaf 3, van het Veiligheidsbesluit restgroepen staan de voorschriften over temperatuur en luchtverversing.
<onderstreept>Artikel 5 </onderstreept>Verlichting ruimten
Indien de arbeid geheel of gedeeltelijk bij kunstlicht wordt verricht dient voor de gevallen waarin door storing in de verlichting in het prostitutiebedrijf of in de werkruimte een gevaarlijke situatie kan ontstaan, een zodanige noodverlichting te zijn aangebracht dat een veilig heenkomen van de prostituee is verzekerd.
Deze bepaling vloeit voort uit hoofdstuk II, paragraaf 1, van het VBR.
<vet>Artikelen 6, 7, 8 en 9Wasbakken en badruimte. Toiletten en bed- en handlinnen. Zindelijkheid ruimten.</vet>De voorschriften voor de toiletten en de bijbehorende wasbakken zijn gebaseerd op hoofdstuk I, paragraaf 14, Toiletten en urinoirs van het VBR. De badruimten komen voort uit hoofdstuk II, paragraaf 2, Zindelijkheid van het VBR. Bij de verhouding tussen het aantal werkruimte en bouwlagen en het aantal badruimten en toiletten is het voorstelbaar dat andere verhoudingsgetallen worden gekozen. De opgenomen getallen waarborgen een redelijkerwijs te verlangen voorzieningenniveau. De bepaling over het bed- en handlinnen is van meer intentionele aard, die alleen door toezicht en controle enige betekenis kan krijgen.<onderstreept>Artikel 10 </onderstreept>Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid
Ruimten in het prostitutiebedrijf waarin zich één of meer prostituees plegen te bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk herkenbare vluchtwegen, indien de normale uitgangen daartoe ontoereikend zijn. Vluchtwegen dienen mede gelet op het aantal andere personen dat zich in die ruimten pleegt te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om personen in staat te stellen een veilige plaats te bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten zijn vrijgehouden van obstakels.
De basis voor dit artikel is hoofdstuk II, paragraaf 7: het verschaffen van gelegenheid tot ontvluchting van het VBR. De werkruimten dienen van buitenaf bereikbaar te zijn. Derhalve is het voorschrift opgenomen dat toegangsdeuren van een werkruimte niet (van binnenuit) afsluitbaar zijn. Voor aan de weg gelegen toegangsdeuren is uiteraard een uitzondering nodig. De werkruimte moet dan wel in open verbinding staan met een andere ruimte of over voorzieningen beschikken die de veiligheid waarborgen, zoals bijvoorbeeld een alarmeringsinstallatie.<onderstreept>Artikel 11 </onderstreept>Hulp bij ongevallen
Dit artikel vertoont overeenkomstig met het bepaalde in hoofdstuk 11, pagraaf 5, Het verschaffen van hulp bij ongevallen, uit het VBR.<onderstreept>Artikel 12 en 13</onderstreept>Gezondheid en geneeskundig onderzoek Deze bepalingen kennen geen vergelijkbaar voorschrift in het VBR. Gelet op de doelstelling van de verordeningsbepalingen in dit hoofdstuk kan een bepaling die gezondheidsaspecten regelt niet ontbreken. Uit onderzoek is gebleken dat een derde van de prostituees niet erg te spreken is over de contacten met de vaste arts. De bezwaren betreffen de kosten en slechte toerusting van de artsen voor geslachtsziektecontrole. Gemeentelijke gezondheidsdiensten worden in het onderzoek als een alternatief gezien voor de clubartsen. De zorg hoeft zich niet te beperken tot de controle op Soa’s en Aids, maar kan zich eveneens uitstrekken tot de signalering van andere klachten die kunnen samenhangen met het beroep (als klachten van het houdings- en bewegingsapparaat, alcohol- en druggebruik, geweld). Ten aanzien van lichamelijke en ook psychische klachten, die volgens het rapport eigenlijk niet op het terrein van de gezondheidsdiensten liggen, wordt aanbevolen samenwerkingscontacten op te bouwen met (gemeentelijke) vrouwengezondheidscentra. Bij het Soa-onderzoek neemt het onderzoek naar aids een aparte plaats in. Op de voorwaarden waaronder een dergelijke test kan worden afgenomen en de bezwaren die eraan kleven is in de algemene toelichting reeds gewezen. De keuze van de vaste arts is aan de exploitant. Deze is in de bepaling verantwoordelijk gesteld voor het bieden van de gelegenheid tot geneeskundig onderzoek. De betrokken arts moet bekend zijn bij de gemeentelijke gezondheidsdienst. Deskundigen adviseren dat een prostituee altijd het recht moet hebben om een onafhankelijke arts te bezoeken. De kosten van het door de vaste arts en van de onafhankelijke arts uit te voeren onderzoek komen voor rekening van de exploitant. De exploitant is ook verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van goedgekeurde condooms en voor de beëindiging van de besmetting door ongedierte van de prostitutie-inrichting. De wettelijke eisen waaraan een condoom moet voldoen zijn opgenomen in het Besluit rubbercondooms (Stb. 1979, 498). Voorts is hij verantwoordelijk voor het verspreiden van voor de bij hem werkzame prostituees toegankelijk voorlichtings- en informatiemateriaal. De eis van toegankelijkheid kan in sommige gevallen leiden tot het beschikbaar stellen van niet-Nederlandstalig materiaal.<onderstreept>Artikel 14 </onderstreept>Vrijheid van de prostituee
De exploitant heeft de verplichting de vrijheid van de prostituee te waarborgen. De bepaling somt daartoe een aantal voorwaarden op die het de prostituee mogelijk maakt over enige essentiële humane waarden en gezondheidsregels zelfstandig beslissingen te nemen.