Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Urk

Verordening voorziening gehandicapten gemeente Urk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUrk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorziening gehandicapten gemeente Urk
CiteertitelVerordening voorziening gehandicapten gemeente Urk
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet voorziening gehandicapten, art. 2
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-2004Herziening

02-09-2004

Het Urkerland

2004001387

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorziening gehandicapten gemeente Urk

De raad van de gemeente Urk;gelezen het voorstel van Burgemeester en wethouders van 19 juli 2004;gezien het advies van commissie I van 17 augustus 2004;besluit:gelet op artikel 2 van de Wet Voorziening Gehandicapten Stb. 1993 nr. 545 en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet Stb. 1993, 610;overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten bij verordening te regelen;vast te stellen de:<vet>‘Verordening voorziening gehandicapten gemeente Urk’</vet><vet>Afdeling I Algemeen</vet>

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel;

    • b.

      inkomen:

  • 2.
    • a.

      Het bruto-inkomen van de gehandicapte, indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 tot en met 7 van de Wet;

    • b.

      gezamenlijk bruto-inkomen van de ouders of pleegouders van de gehandicapte, indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 tot en met 7 van de Wet;

    • c.

      het gezamenlijk bruto-inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot, indien de gehandicapte een echtgenoot heeft of deze als zodanig wordt aangemerkt in de zin van artikel 1, lid 2 tot en met 7 van de Wet.

  • 3.

    Tot het inkomen wordt gerekend:

    • a.

      het in het jaar genoten bruto-inkomen uit tegenwoordige dan wel vroegere arbeid;

    • b.

      het in het jaar genoten bruto-inkomen uit sociale verzekeringswetten;

    • c.

      alle overige in het jaar genoten bestanddelen van het onzuiver inkomen, zoals bepaald krachtens de Wet Inkomstenbelasting 2001.

  • 4.

    Het bruto-inkomen wordt verminderd met de daarover verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, behoudens de nominale premie zieketekostenverzekering.

    • a.

      woonwagen: een wagen als bedoeld in art. 1 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98);

    • b.

      standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in art. 2 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98) of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel H van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

    • c.

      woonschip: een vaartuig als bedoeld in art. 1 van de Wet op Woonwagens en Woonschepen;

    • d.

      ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen;

    • e.

      hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een briefadres is ingeschreven.

    • f.

      gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de gehandicapte gebruik moet kunnen maken;

    • g.

      woonruimte-aanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard, die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen danwel beperkingen als gevolg van gedragsproblemen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte, met dien verstande, dat bij ingrepen van bouw- of woontechnische aard slechts het opheffen of verminderen van ergonomische beperking als aanpassing wordt aangemerkt en waarvan de kosten een bedrag van &#x20AC; 45.378,02 niet te boven gaan.

    • h.

      ergonomische beperkingen: beperkingen, die rechtstreeks worden ondervonden als gevolg van beperkingen van de gehandicapte in een woonruimte voor wat betreft haar bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid, welke ten gevolge van de bouwkundige en woontechnische opzet van de woonruimte of van haar ligging in een woongebouw niet afdoende kunnen worden ondervangen.

    • i.

      wet: de Wet voorzieningen gehandicapten.

    • j.

      financi&#xEB;le tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, welke kan worden afgestemd op het inkomen van de gehandicapte.

    • k.

      forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens, die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

    • l.

      gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

    • m.

      eigen bijdrage: een door burgemeester en wethouders vast te stellen bedrag, dat bij de verstrekking van:

    • n.

      een voorziening in natura betaald moet worden;

    • o.

      een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de kosten van een voorziening op de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van die voorziening in mindering moet worden gebracht en op welk bedrag de bepalingen van het &#x201C;Besluit financi&#xEB;le tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten&#x201D; van toepassing zijn.

    • p.

      voorziening in natura: een voorziening die in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt.

    • q.

      norm-inkomen: het netto-inkomen berekend met inachtneming van het bepaalde in het &#x201C;Besluit financi&#xEB;le tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten&#x201D; zoals dat besluit luidt op de datum waarop de aanvraag om een voorziening is ingediend.

    • r.

      normbedrag: een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding.

    • s.

      auto-aanpassingen: voorzieningen die voor de gehandicapte niet algemeen gebruikelijk zijn en gericht zijn op het opheffen/reduceren van diens ergonomische belemmeringen/beperkingen opdat de gehandicapte zelfstandig danwel als passagier gebruik kan (blijven) maken van de eigen (aan te schaffen) (rolstoel)auto c.q. rolstoeltoegankelijke auto.

Artikel 1.2 Beperkingen

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

    • d.

      de kosten van de voorziening in redelijke verhouding staan tot de resterende technische levensduur van de woonruimte, het vervoermiddel of de rolstoel.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voorzover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat.

    • c.

      voor zover de ondervonden ergonomische beperkingen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of de slechte staat van onderhoud van de woonruimte;

    • d.

      voor zover de voorziening als niet-medisch noodzakelijk wordt bevonden.

Artikel 1.3 Financiële tegemoetkomingen

Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast overeenkomstig het bepaalde in het "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten".

Hoofdstuk 2 Woonvoorzieningen

Paragraaf 1 Algemene omschrijving

Artikel 2.1 Soorten woonvoorzieningen

  • 1.

    De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      woonruimte-aanpassing voorzover deze behoren tot de volgende kostenposten:

  • 2.

    de aanneemsom - waaronder begrepen loon- en materiaalkosten - voor het treffen van voorzieningen;

     

  • 3.

    de risicoverzekering van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;ad. 1 en 2: Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen die blijkens raadpleging van het Handelsregister, als bedoeld in de Handelsregisterwet, niet bedrijfsmatig op soortgelijke werkzaamheden is ingericht, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt;

  • 4.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 % van de aanneemsom, met dien verstande dat:· dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de bond van Nederlandse architecten BNA;· de noodzaak tot het inschakelen van een architect voortvloeit uit de aard, de omvang en de complexiteit van de betreffende aanpassing;

  • 5.

    de kosten van toezicht van een verhuurder op een bouwkundige woningaanpassing, indien dit noodzakelijk kan worden geacht, tot een maximum van 2 % van de aanneemsom met een minimum van € 68,07;

  • 6.

    de leges voorzover deze betrekking hebben op de door de gemeente aanvaarde kosten van een woningaanpassing;

  • 7.

    de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 8.

    renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • 9.

    de prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen de aan de eigenaar toebehorende kavel kan worden gebouwd, gemaximeerd aan hetgeen is gesteld in artikel 2.9;

  • 10.

    de door burgemeester en wethouders voorafgaand aan de uitvoering van de desbetreffende werkzaamheden schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen worden;

  • 11.

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassingen;

  • 12.

    de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • 13.

    de kosten van de gebruikelijke, latere werkzaamheden, die rechtstreeks samenhangen met het verrichten van de aanpassing;

  • 14.

    de administratiekosten gemaakt door een verhuurder ten behoeve van de gehandicapte, voor zover de kosten, bedoeld onder 1 t/m 12 tezamen:

    • a.

      minder bedragen dan of gelijk zijn aan &#x20AC; 907,56, een bedrag van &#x20AC; 70,00;

    • b.

      meer bedragen dan &#x20AC; 907,56, 10% van die kosten, doch ten hoogste &#x20AC; 340,34.

    • c.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie van een in het kader van deze verordening, danwel de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten, dan wel de Beschikking geldelijke steun huisvesting gehandicapten verstrekte voorziening, mits ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie, de gehandicapte de woonruimte als hoofdverblijf bewoont;

    • e.

      tijdelijke huisvesting;

    • f.

      huurderving;

    • g.

      verwijderen van voorzieningen.

  • 15.

    Voor een voorziening genoemd in het eerste lid onder b (woonruimte-aanpassing) is een eigen bijdrage verschuldigd als bedoeld in het “Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten”.

  • 16.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid onder c genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.

Artikel 2.2 Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1, lid 1, onder b, d, f en g wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte;

  • 2.

    De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1, lid 1, onder a, c en e wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

     

Artikel 2.3 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kamers in verzorgingshuizen, vakantie-woningen, tweede woningen en kamerverhuur. Hoofdstuk 2 is evenmin van toepassing op onbewoonbare of onbewoonbaar verklaarde woningen.

Paragraaf 2 Het recht op een woonvoorziening

Artikel 2.4 Het primaat van de verhuizing

  • 1.

    Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1 onder a genoemd in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen van ergonomische aard, waaronder mede worden begrepen beperkingen als gevolg van gedragsproblemen direct verband houdende met de handicap, het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1 aanhef en onder b en c genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet te realiseren is, niet de goedkoopst adequate oplossing is, of uit maatschappelijk oogpunt onaanvaardbaar is.

Artikel 2.5 Beperking van het recht op een woonvoorziening

  • 1.

    Geen woonvoorziening wordt verleend ingeval de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 45.378,02.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen na een verhuizing uit een reeds aangepaste woning een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening, indien de verhuizing noodzakelijk is op medische en/of naar hun oordeel sociale gronden.

  • 3.

    Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing, indien de verhuizing plaatsvindt als gevolg van het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente en verhuizing naar die andere gemeente, gelet op de afstand, noodzakelijk wordt geacht.

Paragraaf 3 Voorwaarden bij verlening van woonvoorzieningen

Artikel 2.6 Hoofdverblijf

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan - na verkregen toestemming van de eigenaar - een financiële tegemoetkoming worden verleend voor het bezoekbaar maken van één woonruimte, indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZinrichting. Onder het bezoekbaar maken van de woonruimte wordt uitsluitend verstaan, dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en één (1) toilet kan bereiken.

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woonruimte zich bevindt.

  • 4.

    De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid wordt verleend onder de voorwaarde, dat het gemeentebestuur van de gemeente waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woonruimte bereikbaar is gemaakt.

  • 5.

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het tweede lid betreft een tegemoetkoming van ten hoogste € 5.000,00 in de kosten van het bezoekbaar maken van de woonruimte.

Artikel 2.7 Frequentie van woonruimte-aanpassingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b en c wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van een woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van ergonomische beperkingen geen aanleiding bestond;

  • b.

    ten behoeve van de gehandicapte korter dan 10 jaar na het moment van verstrekking een woonvoorziening bij of krachtens de WVG en RGSHG is verstrekt.

Artikel 2.8 Duidelijkheid over financiering van niet-gesubsidieerde deel van de kosten

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1 onder b en c indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.

Artikel 2.9 Aanvang werkzaamheden en bezichtiging van de woonruimte in verband met woonruimte-aanpassing

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financi&#xEB;le tegemoetkoming indien:

  • a.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden, waarop de financi&#xEB;le tegemoetkoming betrekking heeft, is gemaakt zonder hun toestemming;

  • b.

    de door hen aangewezen persoon toegang is verstrekt tot de woonruimte, waar de woonruimte-aanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan de onder b. genoemd persoon inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woonruimte-aanpassing;

  • d.

    de onder b. genoemd persoon de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woonruimte-aanpassing.

Artikel 2.10 Gereedmelding

  • 1.

    Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden van aanpassing van de woonruimte, doch uiterlijk binnen vijftien maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de gerechtigde van de financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 2.2 aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

  • 3.

    De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring, dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden, waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

  • 4.

    Diegene, aan wie de financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, dient gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Paragraaf 4 Beperking in de verlening van woonvoorzieningen

Artikel 2.11 Het verwerven van grond

Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder b betreft het

uitbreiden van bestaande woonruimte, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woonruimte dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woonruimtes, zoals vermeld in bijlage I.

Artikel 2.12 Woonruimte-aanpassingen van de gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financi&#xEB;le tegemoetkoming verlenen voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woonruimte-aanpassing de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft, zoals:

  • a.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van electrische deuropeners;

  • c.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw, mits de woonruimtes in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel;

  • d.

    drempelhulpen of vlonders;

  • e.

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • f.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

Paragraaf 5 Aanpassingen van woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Artikel 2.13 Woonwagens

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen, indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de aanpassing geen betrekking heeft op een aanpassing buiten de woonwagen;

  • d.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

  • e.

    de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woonwagenwet.

Artikel 2.14 Woonschepen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

  • c.

    de aanpassing geen betrekking heeft op een aanpassing buiten het woonschip.

Artikel 2.15 Beperking in de aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 907,56.

Artikel 2.16 Binnenschepen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel teboekgestelde schepen 1992 en

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Paragraaf 6 Verhuis- en (her)inrichtingskosten

Artikel 2.17  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a verstrekken aan:

    • a.

      de gehandicapte;

    • b.

      een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte heeft ontruimd.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financi&#xEB;le tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a.

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben verleend;

    • b.

      de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      de gehandicapte verhuist vanuit of naar een woonruimte die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • d.

      de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-inrichting of een verzorgingshuis;

    • e.

      in de te verlaten woonruimte ergonomische beperkingen zijn ondervonden.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verlenen geen financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid indien de gehandicapte geen gebruik maakt van een passend woningaanbod.

Paragraaf 7 Facultatieve woonvoorzieningen

Artikel 2.18 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder d indien:

    • a.

      de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel het Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend;

    • b.

      de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage II genoemde lijst van voorzieningen;

    • c.

      de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft en bewoont;

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 100% van de werkelijke kosten.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt bij onderhoud en reparatie tengevolge van schade met opzet of goedvinden van de gehandicapte de tegemoetkoming lager gesteld of geweigerd;

  • 4.

    De hoogte van de werkelijke kosten van onderhoud, keuring of reparatie zal het bedrag als genoemd in bijlage II niet te boven gaan;

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.

Artikel 2.19 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a.

      zijn huidige woonruimte;

    • b.

      de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte;

    De financi&#xEB;le tegemoetkoming als bedoeld onder a en b wordt slechts verleend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woonruimte-aanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkomen, dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

  • 3.

    De maximale termijn waarvoor burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid verlenen, bedraagt zes maanden.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid, indien deze kosten gemaakt worden in verband met het:

    • a.

      tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of

    • c.

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de werkelijke kosten per maand, met een maximum gelijk aan de maximale huursubsidiegrens, als tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het vierde lid onder a en c met een maximum van de helft van de maximale huursubsidiegrens per maand ter tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het vierde lid onder b.

Artikel 2.20 Kosten in verband met huurderving

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, welke op verzoek van het college van burgemeester en wethouders is gereserveerd voor het gebruik door een gehandicapte, kan het college van burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met de derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden.

Artikel 2.21 Verwijdering van woonruimte-aanpassingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financi&#xEB;le tegemoetkoming in de kosten van verwijdering van voorzieningen die zijn aangebracht met toepassing van:

    • a.

      artikel 2.1, lid 1, sub b van de Verordening;

    • b.

      de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten indien:- de woning langer dan drie maanden leeg staat;- bekend is dat binnen een periode van drie maanden na het verstrijken van de termijn genoemd onder sub 1 geen gehandicapte in aanmerking voor de woning zal komen en- de aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet goed mogelijk is om de woning aan een niet-gehandicapte te verhuren.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen op grond van specifieke belangen van de verhuurder afzien van het gestelde onder sub 1 en 2 van lid 1.

Paragraaf 8 Anti-speculatie

Artikel 2.22 Anit-speculatie-beding

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening van tenminste € 2.500,00 heeft ontvangen en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woonruimte verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening dient overeenkomstig de tabel in het tweede lid aan de gemeente te worden teruggestort met dien verstande dat ieder reeds ingetreden jaar wordt gerekend als een volledig jaar.

  • 2.

    De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:Voor het eerste jaar 100% van de financiële tegemoetkoming;Voor het tweede jaar 90% van de financiële tegemoetkoming;Voor het derde jaar 80% van de financiële tegemoetkoming;Voor het vierde jaar 70% van de financiële tegemoetkoming;Voor het vijfde jaar 60% van de financiële tegemoetkoming;Voor het zesde jaar 50% van de financiële tegemoetkoming;Voor het zevende jaar 40% van de financiële tegemoetkoming;Voor het achtste jaar 30% van de financiële tegemoetkoming;Voor het negende jaar 20% van de financiële tegemoetkoming;Voor het tiende jaar 10% van de financiële tegemoetkoming;

Hoofdstuk 3 Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

  • 1.

    De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:een voorziening in natura in de vorm van:

    • a.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • b.

      een open elektrische buitenwagen;

    • c.

      een ander verplaatsingsmiddel;

  • 2.

    een tegemoetkoming in of een vergoeding van de kosten van:

    • a.

      aanpassing van de eigen auto;

    • b.

      gebruik van een bruikleenauto van de bedrijfsvereniging;

    • c.

      gebruik van een taxi of de eigen auto of vervoer door derden;

    • d.

      gebruik van een (eigen) rolstoeltaxi/bus;

    • e.

      aanschaf en gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;

    • f.

      onderhoud, gebruik en reparaties van een ander verplaatsingsmiddel;

    • g.

      noodzakelijke accessoires t.b.v. een ander verplaatsingsmiddel.

  • 3.

    een renteloze lening.

  • 4.

    burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid, onder a en g, genoemde voorzieningen als voorziening in natura verstrekken.

Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1.

    Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder 1 en 2 vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer

    • a.

      aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2.

    Voor zover de vervoersbehoefte van echtgenoten voor elk van hen bestaat uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een auto of een bruikleen-auto van de bedrijfsvereniging, of gebruik van een taxi c.q. vervoer door derden of een rolstoeltaxi/bus, wordt een financiële tegemoetkoming verleend tot maximaal elk driekwart van de hoogte van de krachtens artikel 3.3 vastgestelde maximum bedragen.

  • 3.

    Aan bewoners van een verzorgings- c.q. verpleeghuis kan een financiële tegemoetkoming worden verleend tot maximaal de helft van de hoogte van de krachtens artikel 3.3 vastgestelde maximum bedragen.

  • 4.

    Voor de bij artikel 3.1 onder 2 sub a genoemde voorziening geldt, in uitzondering op het gestelde in artikel 1.2 lid 1 sub c, dat zij aanvullend kan worden verstrekt.

  • 5.

    Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1 onder b hoger is dan 1,5 maal het norminkomen, wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt in de kosten van een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 onder 2 sub b en c.

  • 6.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de gehandicapte zelf kan worden bezocht, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 3.3 Vaststelling van de financiële tegemoetkoming

Burgemeester en wethouders houden bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder b, c en d rekening met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte met dien verstande, dat de door hen bij nadere regels vastgestelde maximum-bedragen niet worden overschreden.

Hoofdstuk 4 Rolstoelen

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

  • b.

    een sportrolstoel;

  • c.

    een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud , gebruik en reparaties;

  • d.

    een tegemoetkoming in de kosten van noodzakelijke accessoires.

Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel

  • 1.

    Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking komen wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in belangrijke mate noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2.

    In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte in aanmerking komen voor een sportrolstoel indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3 Bruikleen

  • 1.

    Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt.

  • 2.

    In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding waarmee voor een periode van vier jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.

Hoofdstuk 5 Eigen bijdragen, financiële tegemoetkomingen en forfaitaire, dan wel gemaximeerde vergoedingen

Artikel 5.1 Financiële tegemoetkomingen bij vervoers- en woonvoorzieningen en rolstoelen

Burgemeester en wethouders stellen, ter bepaling van de hoogte van de financiële

tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen het “Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten” vast.<vet>Afdeling II procedures</vet>

Hoofdstuk 6 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 6.1 Aanvraagprocedure

Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 6.2 Gronden voor weigering

Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • a.

    voor zover de aanvraag een financi&#xEB;le tegemoetkoming betreft in kosten die de aanvrager voor de aanvraagdatum heeft gemaakt;

  • b.

    indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Artikel 6.3 Bijzondere bepalingen

  • 1.

    Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2.

    Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, worden in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

Hoofdstuk 7 Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college van burgemeester en wethouders

Artikel 7.1 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vragen omtrent de aard en omvang van de door de gehandicapte aangegeven en ondervonden beperkingen, advies aan een daartoe door hen aangewezen advies-instantie.

  • 3.

    De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis op het niveau van een arts;

    • b.

      sociale kennis;

    • c.

      ergonomische kennis en

    • d.

      technische kennis.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders zonder advies van de door hen aangewezen adviesinstantie tot een verstrekking of de verlening van een financiële tegemoetkoming overgaan, wanneer zij naar hun oordeel anderszins beschikken over voldoende betrouwbare en volledige informatie om, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het geval, op basis daarvan een verantwoorde beslissing te nemen.

  • 5.

    Een gehandicapte is verplicht aan burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen advies-instantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 7.2 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan burgemeester en wethouders onverwijld mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • c.

      de eigen bijdrage niet is betaald;

    • d.

      de aanvrager recht blijkt te hebben op vergoedingen of verstrekkingen van derden.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming, dan wel een gemaximeerde vergoeding, kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen zes maanden na de beslissing niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend, dan wel dat niet binnen zes maanden uitvoering is gegeven aan het besluit.

Artikel 7.4 Terugvordering

In geval het recht op een voorziening is ingetrokken, kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming worden teruggevorderd.<vet>Afdeling III Slot</vet>

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen / hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    Indien een bouwkundige woonruimteaanpassing het bedrag van € 45.378,02 te boven gaat en het orgaan als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders ondanks het gestelde in artikel 1.1 onder i besluiten tot verstrekking van deze voorziening.

Artikel 8.2 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8.3 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 8.4 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening

Het door de gemeente gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daar aanleiding toe geeft wordt de verordening aangepast.

Artikel 8.5 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Urk".

  • 2.

     Deze verordening treedt in werking per 1 november 2004, waardoor de verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Urk, vastgesteld d.d. 14 december 2000 komt te vervallen.

     

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Urk, gehouden op 2 september 2004,

 

 

De voorzitter,                                                          De griffier,

Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden verleend ingevolge artikel 2.11 “het verwerven van grond” 1  

Ingevolge artikel 2.11 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.1a. Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

 

Soort vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

Woonkamer

30

6

Keuken

10

4

Eenpersoonsslaapkamer

10

4

Tweepersoonsslaapkamer

18

4

Toiletruimte

2

1

Badkamer- wastafelruimte- doucheruimte

23

12

Entree/gang/hal

5

2

berging

6

4

1b. Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie van liften ingevolge artikel 2.1 lid 1 onder d. 2  

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financi&#xEB;le tegemoetkoming.

  • a.

    Stoelliften (het Liftinstituut spreekt van traplift);

  • b.

    Rolstoelliften (het Liftinstituut spreekt van traplift);

  • c.

    Woonhuisliften (met kooi);

  • d.

    Staplateaulift of hefplateauliften (het Liftinstituut spreekt van een platformlift zonder schacht tot maximaal 1.80 meter hoogte);

  • e.

    Balansliften (worden niet meer gemaakt);

  • f.

    De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    Elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt (per 01 januari 2002)

 

Keuring van liften

Kosten beginkeuring (ex. Btw)

Kosten periodieke keuring (ex. Btw)

Kosten onderhoud (ex. Btw, incl. voorrijkosten)

Stoellift (a)

€ 295,60

€ 216,20 (1 keer per 4 jaar)

€ 443,30 (1 keer per jaar)

Rolstoellift (b)

€ 295,60

€ 216,20 (1 keer per 4 jaar)

€ 443,30 (1 keer per jaar)

Stapelateaulift (d)

€ 463,20

€ 267,20 (1 keer per 4 jaar)

€ 443,30 (1 keer per jaar)

Woonhuislift ©

€ 465,60

€ 263,40 (1 keer per 1,5 jaar)

€ 886,60 (want 2 keer per jaar)

Hefplateulift (d)

€ 463,20

€ 267,20 (1 keer per 0,5 jaar)

€ 886,60 (want 2 keer per jaar)

Balansliften (e)

*

€ 76,50 per uur (1 keer per 1,5 jaar)

€ 443,40 (1 keer per jaar)

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Lifteninstituut (voorrijkosten + keuringstarieven) vermenigvuldigd met een factor 2 (er komen twee personen) vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.* Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen zullen daarom nauwelijks nog voorkomen. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het liftinstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief van &#x20AC; 76,50.Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:- 50 % voor installaties geplaatst buiten de woning;- 50 % voor installaties die meer dan &#xE9;&#xE9;n verdieping overbruggen;- 50 % voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen