Organisatie | Urk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Vakantieregeling voor het personeel, in dienst van de gemeente Urk 1998 |
Citeertitel | Vakantieregeling 1998 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Uitwerkingsovereenkomst gemeente Urk, art. 6:2:1
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-1998 | 01-01-1998 | Nieuwe regeling | 30-12-1998 Gemeentelijke website (intranet) | 199800__ |
Burgemeester en wethouders van Urk;gelezen het advies van de afdeling personeelszaken van 26 januari 1998 en 3 december 1998;gelet op de bereikte overeenstemming in de commissie voor Georganiseerd Overleg van 27 november 1998;gelet op de instemming die van de Ondernemingsraad is verkregen in de Overlegvergadering van 1 juli1998;gelet op het bepaalde in artikel 6:2:1 van de Uitwerkingsovereenkomst van de gemeente Urk; besluiten:vast te stellen de volgende<vet>‘Vakantieregeling voor het personeel, in dienst van de gemeente Urk 1998’</vet>
Het in artikel 1 bedoelde “basis”vakantieverlof zal voor de ambtenaar of werknemer die vóór 1 januari 1998 in dienst is getreden worden verhoogd:
Het in artikel 1 bedoelde “basis”vakantieverlof zal voor de ambtenaar of werknemer die op of na 1 januari 1998 in dienst is getreden worden verhoogd:
Indien een ambtenaar of werknemer in de loop van het jaar in dienst treedt of ontslagen wordt, zal het “basis”vakantie- en leeftijdsverlof als bedoeld in de <onderstreept>artikelen 1, 2 en 3</onderstreept> naar evenredigheid worden verminderd.
De ambtenaar of werknemer kan aan het College van Burgemeester en Wethouders verzoeken tot het uitbetalen van maximaal 21,6 leeftijdsvakantieuren. Dit verzoek kan door het College van Burgemeester en Wethouders worden afgewezen wanneer vanuit financieel en/of organisatorisch oogpunt daartegen bezwaren bestaan.
Het totaal aantal vakantieuren waarop de ambtenaar of werknemer ingevolge de artikelen 1, 2 en 3, aanspraak kan maken, zal maximaal 201,6 uren mogen bedragen.