Organisatie | Middelburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken |
Citeertitel | Inspraakverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 150
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-12-2005 | Onbekend | 21-11-2005 De Faam, 07-12-2005 | raadsstuk 05-189 |
INSPRAAKVERORDENING MIDDELBURG
De raad van de gemeente Middelburg;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 oktober 2005, volgnummer 05-189;
gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;
de Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
en voorts voorzover niet reeds vallende onder a:
ten aanzien van besluiten op de voorbereiding waarvan krachtens wettelijk voorschrift afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, tenzij bij afzonderlijk besluit van het met de voorbereiding belaste bestuursorgaan wordt bepaald, dat op het voor te bereiden besluit wel inspraak wordt verleend volgens een afzonderlijk te bepalen procedure. In dit geval is artikel 4 van deze verordening niet op de inspraakprocedure van toepassing.
Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.
In ieder geval wordt het eindverslag ter kennis gebracht aan een ieder die een zienswijze heeft ingebracht onder vermelding van de verdere procedure. Tevens wordt – voor zover van toepassing – daarbij kennis gegeven van de datum/data waarop het onderwerp in kwestie wordt behandeld in (een) commissievergadering(en) en/of de raadsvergadering.
Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 21 november 2005.
de raadsgriffier, de voorzitter,
E.T. Israël mr. J.M. Schouwenaar
Publicatie: 7 december 2005
Inwerkingtreding: 15 december 2005
Artikel 150 van de Gemeentewet bepaalt dat de raad een verordening vaststelt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. De gemeenteraad heeft ter uitvoering van deze verplichting op 22 augustus 1994 een Inspraakverordening vastgesteld, welke verordening laatstelijk gewijzigd is op 19 november 2001.
Op 1 juli 2005 is de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Stb. 2002, 54) inwerking getreden. Deze wet houdt een grondige herziening in van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht maar ook een wijziging van artikel 150 Gemeentewet. Dit betekent dat de Inspraakverordening aangepast moet worden aan de nieuwe wetgeving. Ingevolge het overgangsrecht wordt de wijziging van de Gemeentewet pas een jaar na inwerkingtreding van de wet van kracht. Ondanks deze latere inwerkingtreding is het wenselijk en ook mogelijk om nu al tot aanpassing van de Inspraakverordening over te gaan en deze in overeenstemming te brengen met de nieuwe wetgeving. Met name een afstemming op de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de daarbij behorende Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Stb. 2005, 282) is nu al wenselijk.
Verder zijn aanpassingen gewenst aan de geldende wetgeving, zoals het klachtrecht zoals opgenomen in hoofdstuk 9 Awb en de dualisering van het gemeentebestuur zoals opgenomen in de Wet dualisering gemeentebestuur.
Als uitgangspunt is genomen de model-inspraakverordening van de VNG die al is aangepast aan de nieuwe wetgeving.
De op 1 juli 2005 inwerkinggetreden Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb stelt een nieuwe afdeling 3.4 Awb waarin de procedure is neergelegd voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doelstelling het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving. Tot 1 juli 2005 bestond naast deze afdeling nog een afdeling 3.5 die een uitgebreidere voorbereidingsprocedure kende. Met de nieuwe uniforme openbare voorbereidingsprocedure is beoogd deze twee procedures ineen te schuiven en tegelijkertijd te vereenvoudigen. De afdeling 3.4 wordt ingevolge het nieuwe tweede lid van artikel 150 Gemeentewet van toepassing verklaard op de inspraak bij gemeenten, voor zover in de verordening niet anders is bepaald.
Gekozen is voor een korte en sobere regeling. Door het van toepassing verklaren van de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb en het weghalen van overbodige bepalingen (zoals het beklagrecht) kan volstaan worden met een bondige en goed leesbare verordening van slechts zeven artikelen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is echter in artikel 150 van de Gemeentewet ‘eenzijdig’ gedefinieerd, dat wil zeggen dat daaronder geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen. In de definitie van de verordening is het tweezijdige element van gedachtewisseling wel opgenomen door de toevoeging de woorden “en daarover van gedachten wisselen”. Hiermee wordt tevens een derde doel gediend, te weten het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is in de verordening afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, van de verordening geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de MvT (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt. In het tweede lid wordt – wellicht ten overvloede – bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht.
In het derde lid wordt een aantal beleidsvoornemens genoemd waarover in elk geval inspraak wordt verleend. Deze zijn overgenomen uit oude inspraakverordening, waarbij de inspraak over een aantal beleidsvoornemens in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn geschrapt. Reden hiervan is dat op deze beleidsvoornemens sinds 1 juli 2005 de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is verklaard.
In het vierde lid zijn omstandigheden aangegeven waaronder geen inspraak wordt verleend. Ten opzichte van oude verordening is onderdeel d toegevoegd. Dit ter voorkoming van de omstandigheid dat naast de afdeling 3.4 Awb ook nog eens de inspraak krachtens deze verordening moet worden toegepast, waardoor er een dubbele procedure ontstaat.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden ‘in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen’ vervangen door: belanghebbenden. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
In het eerste lid wordt afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:18 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk alleen bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
In het tweede lid is dan ook nader aangegeven wat in elk geval in het verslag moet worden opgenomen. Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Het bekendmaken van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Aan het derde lid is, zoals in de vorige verordening was opgenomen, bepaald dat in ieder geval degenen die een zienswijze hebben ingebracht in kennis worden gesteld het eindverslag met de nog te volgen procedure.
In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.
Artikel 6 Inwerkingtreding nieuwe verordening en intrekking oude verordening
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.
Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 21 november 2005.
de raadsgriffier, de voorzitter,