Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Urk

Notitie Inboedelverwijdering bij huisuitzettingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUrk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNotitie Inboedelverwijdering bij huisuitzettingen
CiteertitelNotitie Inboedelverwijdering bij huisuitzettingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-03-2005Nieuwe regeling

17-03-2005

Het Urkerland

2005000425

Tekst van de regeling

Intitulé

Notitie Inboedelverwijdering bij huisuitzettingen

<vet>‘Notitie Inboedelverwijdering bij huisuitzettingen’</vet>

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op verzoek van het MT is de geldende regeling met betrekking tot inboedelverwijdering bij huisuitzettingen nog eens tegen het licht gehouden. De gemeente krijgt per jaar een tiental aankondigingen van huisuftzettingen. In de meeste gevallen betreft het huurders die niet tijdig de huur hebben voldaan. Vaak worden de problemen tussen huurder en verhuurder alsnog opgelost en vindt de ontruiming dus niet plaats. Slechts in een zeer uitzonderlijk geval komt het daadwerkelijk tot een uitzetting. In 2004 is dat één keer voorgekomen, waarbij overigens de eigenaar van de ontruimde goederen zelf een oplossing voor zijn spullen wist te vinden. Toch is het niet uit te sluiten dat de gemeente in de toekomst vaker met deze problematiek te maken krijgt. Een reden om een heldere beleidslijn voor de toekomst uit te zetten. Alvorens te komen tot een voorstel wordt nader ingegaan op de Juridische aspecten die aan deze materie kleven.

Hoofdstuk 2 Partijen

Bij een ontruimingsactie is een aantal partijen te onderscheiden:- opdrachtgever- eigenaar c.q. houder ontruimde goederen- gerechtsdeurwaarder- gemeente<onderstreept>Opdrachtgever</onderstreept>De opdrachtgever, ook wel executant genoemd, eist en bewerkstelligt de ontruiming. De executant is vaak een verhuurder, bijvoorbeeld de woningbouwvereniging. Hij moet er rekening mee houden dat er sprake kan zijn dat hij handelt in strijd met een verbodsbepaling in de APV en dat hij eventueel ook onrechtmatig handelt jegens de gemeente.De gemeente kan van de opdrachtgever eisen dat hij zelf zorgdraagt voor de afvoer van de goederen. Dit kan via een kort geding bij de civiele rechter (privaatrechtelijk) of door middel van (preventieve) bestuursdwang (bestuursrechtelijk).<onderstreept>Eigenaar ontruimde goederen</onderstreept>Zaken die op Straat komen te staan, blijven onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar resp. houder vallen. Als deze bekend is, is hij aan te spreken op het verwijderen van de goederen. In veel gevallen blijkt dat de eigenaar of houder na uitzetting de zaken niet (direct) van de straat haalt of daartoe niet in staat is. De gemeente staat dan voor de vraag of zij de goederen moet afvoeren en opslaan, Zolang de zaken het normaal gebruik van de weg niet hinderen en geen overlast bezorgen voor de woon- of leefomgeving is opruimen door de gemeente strikt genomen juridisch niet geboden.<onderstreept>Gerechtsdeurwaarder </onderstreept>De deurwaarder is verplicht de gemeente te informeren omtrent het tijdstip van ontruiming. Door de mededeling van de deurwaarder krijgt de gemeente zicht op aard en omvang van de op straat te zetten goederen. De deurwaarder voert de ontruiming uit in opdracht van de executant. In de jurisprudentie is duidelijk bepaald dat de deurwaarder door de gemeente niet kan worden aangeschreven om de gewraakte overtreding te voorkomen.<onderstreept>Gemeente </onderstreept>De gemeente heeft verschillende mogelijkheden. Zij kan de verantwoordelijkheid voor de op straat geplaatste goederen zoveel mogelijk laten liggen waar die ligt, namelijk bij de eigenaar c.q. houder. De gemeente kan hem of haar meedelen dat hij/zij zelf verantwoordelijk is voor de zaken en voorts dat hij deze niet op straat mag laten plaatsen of laten staan. De gemeente kan ook bij voorbaat de eigenaar c.q. houder aanschrijven sri meedelen dat indien er overlast of onveiligheid door de aanwezigheid van de (resterende) zaken op de weg ontstaat of dreigt te ontstaan bestuursdwang zal worden toegepast. Alsdan zullen de kosten van verwijdering en opslag worden verhaald, terwijl zaken die niet binnen drie maanden zijn afgehaald kunnen worden verkocht, weggegeven of zo nodig vernietigd.Een andere mogelijkheid is dat de gemeente de executant aanschrijft onder waarschuwing van bestuursdwang (bij voorkeur op grond van de APV) dat hij/zij de zaken binnen een bepaalde termijn na de uitzetting van de straat verwijdert als de uitgezette persoon dit niet zelf heeft gedaan.Als een derde mogelijkheid kan worden genoemd dat de gemeente zonder moer de zaken van de straat verwijdert en dan als zaakwaarnemer gaat optreden. In verband met het kostenverhaal is dit echter een mogelijkheid die niet wordt aangeraden.

Hoofdstuk 3 Instrumenten

Zoals hiervoor reeds is aangegeven kunnen twee instrumenten worden gebruikt om het achterlaten na ontruiming van goederen op de openbare weg tegen te gaan.<onderstreept>Privaatrechtelijk</onderstreept>Zoals hiervoor gezegd kan de gemeente via een kort geding bij de President van de rechtbank een rechterlijk verbod tot plaatsing proberen te verkrijgen. In de vordering kan tevens worden gevraagd voor elke overtreding een (privaatrechtelijke) dwangsom op te leggen. In de praktijk is gebleken dat dit instrument alleen te gebruiken is bij grote hoeveelheden, omdat vaak de daaraan verbonden kosten zodanig zijn, dat die niet voor rekening van de zaakwaarnemer (de gemeente) kunnen worden genomen.De vraag moet worden gesteld in hoeverre de privaatrechteljke weg nog een begaanbare is. De rechtspraak hanteert een zeer strenge tweewegenleer. Er zijn beperkte mogelijkheden om naast of in plaats van de publiekrechtelijke de privaatrechtelijke weg te hanteren. Eén van de criteria is of door gebruik te maken van de publiekrechtelijke regeling een met de privaatrechtelijke weg vergelijkbaar resultaat kan worden behaald. Als dat zo is, is dat een belangrijke aanwijzing dat er geen plaats is voor de pnvaatrechtelijke weg. Met toepassing van de regeling in de Awb kan voor wat betreft de verwijdering en opslag van zaken een met de privaatrechtelijke weg vergelijkbaar resultaat worden behaald. Recente jurisprudentie bevestigt dit.Voor wat betreft het kostenverhaal ligt dit anders. De Hoge Raad heeft in een aantal arresten aangegeven dat de regeling in de Gemeentewet van invordering van kosten verbonden aan het uitvoeren van bestuursdwang geen exclusieve rechtsgang is. Aangenomen moet worden dat hetzelfde geldt voor de regeling in de Awb. Dat betekent dat kostenverhaal via de onrechtmatige daadsprocedure ook mogelijk is, evenals het toepassen van de constructie van de zaakwaarneming, inclusief het retentierecht.<onderstreept>Publiekrechtelijk</onderstreept>a. WegbeheerderDe Wegenwet en de Wegenverkeerswet geven de gemeente de wettelijke zorg om de veiligheid van zowel de weg als van het verkeer te waarborgen. In vele gevallen haalt de gemeente de goederen van de weg. Dit in het kader van de verantwoordelijkheid als wegbeheerder en in verband met het risico van aansprakelijkheid als wegbeheerder (en transporteert deze naar een gemeentelijke opslagplaats). In dat geval zal het verhaal van kosten moeilijker zijn omdat de gemeente dan als zaakwaamemer wordt aangemerkt. In de meeste gevallen zullen echter geen kosten in rekening gebracht worden. Bij zeer kleine hoeveelheden goederen is dit wellicht de aangewezen weg.b. Overtreding APVHet plaatsen op de weg van goederen is in strijd met een verbodsbepaling uit de APV. Een aantal artikelen uit de APV is van belang: Artikel 2.15.1: Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte (waaronder begrepen het trottoir) te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan. Artikel 4.2.3.9: Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dan bepaalde dagen en tijden ter inzameling aan te bieden. Artikel 4.2.4.3: Het is verboden andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst. Artikel 4.4.2: Het is verboden afval of vuilnis die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging etc. van de weg, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats te plaatsen, te storten, te werpen, etc.c. Uw college heeft de verantwoordelijkheid voor de handhaving van deze bepalingen. De Awb geeft u de bevoegdheid om op kosten van de overtreder aan de overtreding van deze bepalingen een einde te maken in de vorm van bestuursdwang. Bestuursdwang is een publiekrechtelijk handhavingsinstrument. Het geeft naast de mogelijkheid om feitelijk op te treden tevens de mogelijkheid om goederen mee te nemen en op te slaan. De kosten hiervan worden aangemerkt als kosten van bestuursdwang.d. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat in het kader van verwijdering van inboedels van de openbare weg bestuursdwang het meest voor de hand liggende instrument is.

Hoofdstuk 4 Toepassing bestuursdwang

<onderstreept>Wie wordt aangeschreven </onderstreept>In het algemeen kan pas met bestuursdwang worden opgetreden als er sprake is van een geconstateerde overtreding. Als er nog geen zaken op de weg zijn geplaatst, is er dus nog geen sprake van een overtreding. Toch staat uw college in deze situatie niet met lege handen. Uit jurisprudentie blijkt dat een zogenaamde preventieve bestuursdwangaanzegging mogelijk is als de overtreding op het punt staat te gebeuren, ofwel “klaarblijkelijk” is. Zodra bericht van de deurwaarder over een op handen zijnde ontruiming wordt ontvangen kan dus bestuursdwang worden aangezegd.De vraag daarbij is wie in dat geval moet worden aangeschreven. De Raad van State heeft op 7 november 2001 in de zaak Brunssum bepaald dat degene die opdracht geeft tot ontruiming, in de meeste gevallen de verhuurder, er ook voor moet zorgen dat de inboedel niet op straat achterblijft. Dreigt de inboedel niet te worden opgeruimd, dan kan de gemeente op grond van de APV op voorhand overgaan tot bestuursdwang en de kosten van de toepassing van de bestuursdwang verhalen op de verhuurder.<onderstreept>Horen </onderstreept>Alvorens de aanschrijving bestuursdwang wordt verstuurd, moet degene aan wie de aanschrijving zal worden verstuurd, worden gehoord. Het horen is op grond van artikel 4.8 van de Awb vormvrij, hetgeen inhoudt dat het horen telefonisch mag geschieden, in een gesprek of schriftelijk. Geschiedt het horen mondeling of telefonisch dan is het aan te bevelen dit schriftelijk vast te leggen, teneinde in een beroepsprocedure te kunnen aantonen dat aan de hoorplicht is voldaan.Wordt er schriftelijk gehoord, dan dient daartoe op grond van artikel 4.9 Awb een redelijke termijn te worden gegeven.<onderstreept>Meevoeren goederen </onderstreept>Wordt ondanks de aanschrijving bestuursdwang de inboedel toch op straat gezet en besluit de gemeente de inboedel mee te voeren en op te slaan, dan dient van dit meevoeren een proces verbaal te worden opgemaakt. Dit proces verbaal moet zeer gedetailleerd zijn in verband met de bewijskracht in een eventuele latere procedure. Het is daarom aan te bevelen dit proces verbaal te laten opmaken door één van de buitengewoon opsporingsambtenaren van de gemeente. Ook verdient het aanbeveling dat foto’s worden gemaakt van de hoeveelheid, samenstelling en de staat waarin de mee te voeren zaken zich bevinden. Deze foto’s kunnen deel uitmaken van het proces verbaal. Een afschrift van het proces verbaal wordt toegezonden aan degene die de zaken onder zijn beheer had. Niet alle zaken behoeven te worden meegevoerd en opgeslagen. Het gaat om “daarvoor vatbare zaken”. Bederfelijke waar, afval en andere zaken zonder waarde kunnen worden vernietigd.<onderstreept>Bewaring </onderstreept>Uw college moet zorgdragen voor ordentelijke opslag van de meegevoerde zaken. De zaken moeten aan de rechthebbende worden teruggegeven. Uw college heeft echter een retentierecht: de afgifte kan worden opgeschort totdat de kosten zijn voldaan. Als de eigenaar van de zaken niet de overtreder is, moeten de zaken na betaling van (slechts) het bewaarloon worden teruggegeven.Hoofdregel is dat de zaken 13 weken moeten worden bewaard. Na het verstrijken van deze termijn heeft u de keuze, afhankelijk van de staat van de goederen, tussen:- verkoop- overdragen om niet aan een derde- vernietigen.Uitzondering op de termijn van 13 weken van bewaring is dat indien de kosten van bewaring uitgaan boven de waarde van de goederen, parate executie eerder mogelijk is, doch niet eerder dan twee weken nadat het proces verbaal van medeneming aan de eigenaar is toegezonden, tenzij het gevaarlijke stoffen of eerder aan bederf onderhevige zaken betreft.

Hoofdstuk 5 Voorstel

<onderstreept>Vaststellen stappenplan</onderstreept>Teneinde een procedure, zoals die hiervoor is beschreven, goed en zorgvuldig te kunnen voeren is een stappenplan opgezet aan de hand waarvan steeds gecheckt kan worden of alle vereiste handelingen ter voorbereiding zijn verricht. Ik stel uw college voor de procedure van het stappenplan (bijlage 1) vast te stellen, zodat de opdrachtgevers opdraaien voor de kosten van inboedelverwijdering en opslag. Uiteraard kan dit stappenplan ook gehanteerd worden bij bedrjfsuiettingen. De bij de uitvoering van dit stappenplan te gebruiken modelformulieren zijn bij dit rapport gevoegd (bijlage 2 en 3).Tot nu toe wordt bij een huisuitzetting de inboedel door de gemeente spontaan van de Openbare weg verwijderd en opgeslagen. Formeel bezien gaat de gemeente dan optreden als zaakwaarnemer. Het Burgerlijk Wetboek legt de zaakwaarnemer een zorgplicht op. Juist bij de overheid lijkt een positie als zaakwaarnemer niet direct voor de hand te liggen.<onderstreept>Ingangsdatum beleidswijziging en overgangstermijn</onderstreept>Het lijkt me een zaak van behoorlijk bestuur om een overgangstem,ijn te hanteren alvorens dit nieuwe beleid wordt ingevoerd. Ik stel uw college dan ook tevens voor de datum van ingang te zetten op 1 juli 2005 en de wijziging van het beleid bekend te maken in de plaatselijke bladen. Wellicht is het zinvol om woningbouwvereniging Patrimonium bij brief te informeren en jurisprudentie (bijlage 5) bij te voegen.<onderstreept>Verdeling verantwoordelijkheid</onderstreept>Ter bevordering van een snel optreden van de gemeente is het van belang de verantwoordelijkheid voor deze materie zo laag mogelijk in de organisatie te leggen. Het ligt voor de hand de toezichthouder openbare ruimten in dezen als “casemanager” aan te wijzen. Hij is als zodanig dan belast met het versturen van de aanschrijving preventieve bestuursdwang, hoort de aangeschreven partijen en zorgt voor de eventuele afvoer en opslag van de goederen. Tevens dient hij zorg te dragen voor het procesverbaal van meevoering van de goederen en de daarbij behorende foto’s. Omdat de gemeente niet beschikt over opslagruimte voor de meegevoerde goederen, is het verstandig om, indien zich daadwerkelijk een ontruiming voordoet, per geval een extern bedrijf in te schakelen, die de goederen meevoert en gedurende 13 weken opslaat. De kosten van dit externe bedrijf kunnen op de opdrachtgever van de ontruiming worden verhaald of bekostigd worden uit de eventuele opbrengst van de meegevoerde goederen. Is de toezichthouder openbare ruimten juridische bijstand nodig, dan kan hij te rade gaan bij de ambtenaar openbare orde en veiligheid, die als zodanig ook is belast met de uitvoering van de  APV. Moeten de door de gemeente gemaakte kosten onverhoopt middels een juridische procedure worden verhaald, dan komt de medewerker privaatrecht en risicomanagement in beeld.In de nieuwe organisatie (per 1 januari 2006) ligt het primaat bij de afdeling publiekszaken. Een administratief medewerker treedt op als casemanager. In zijn of haar opdracht voert de handhaver openbare ruimte toezichthoudende en controlerende taken uit.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Urk, gehouden op 17 maart 2005,De secretaris,                                                        De burgemeester,

Stappenplan inboedelverwijdering 1  

 

 

Stap

Actie/handeling

Akkoord

1

Ontvangst betekende mededeling van gerechtsdeurwaarder omtrent ontruiming op grond van Deurwaardersreglement.

 

2

Nagaan wie executant is en wie de ontruimde is. Keuze maken aan wie de aanschrijving zal worden gericht of overwegen elk een aanschrijving te zenden. NB: De aanschrijvingen moeten wel een verschillende last bevatten.

 

3

Nagaan hoeveel tijd er nog is tot het moment van ontruimen. Indien deze is:- Minder dan een week: Spoedeisend - Meer dan een week: Niet spoedeisend - Indien spoedeisend: Niet horen (art. 4:11 Awb) - Indien niet spoedeisend: Horen op grond van art. 4:7 Awb - Wijze van horen: Mondeling (gesprek/telefonisch) of schriftelijk

 

4

Overtreding omschrijven. Wettelijk voorschrift vermelden (artikelen APV) Gunningstermijn vaststellen: - 1 uur - 2 uur - 1 dag (24 uur) - Andere termijn na ontruiming van het pand Inhoud beschikking bestuursdwang. Vermelden dat kosten voor rekening overtreder zijn. Zo nodig vermelden welke kosten: - Kosten van meevoeren goederen - Kosten van opslag

 

5

Feitelijk optreden - procesverbaal opmaken van alle meegevoerde goederen (zo gedetailleerd mogelijk in verband met bewijskracht indien aansprakelijk gesteld voor zoekraken goederen) opslaan op een redelijk verantwoorde wijze (bewaardersverantwoordelijkheid)- zorgen voor verzekering goederen

 

6

Verhaal kosten - nota - aanmaning - dwangbevel

 

7

Goederen (denk aan retentierecht) - teruggeven aan eigenaar/houder - om niet weggeven - verkocht Opbrengst ten laste gebracht van nog niet betaalde kosten bestuursdwang in geval van aanschrijving eigenaar goederen - verkocht Opbrengst minus kosten opslag ter beschikking van eigenaar/houder houden gedurende 3 jaar

 

 

2  

Geachte ……………,Naar wij van de gerechtsdeurwaarder hebben vernomen zal in uw opdracht op om uur worden overgegaan tot gerechtelijke ontruiming van de woning, gelegen aan te Urk.Zoals dit dan gebruikelijk is, zal door de gerechtsdeurwaarder de inboedel op de openbare weg worden geplaatst. Op grond van artikel 4.8 van de Algemene wet bestuursrecht hebben wij u telefonisch in kennis gesteld van ons voornemen een beschikking met de waarschuwing bestuursciwang te geven ter zake van het ernstig vermoeden dat er een overtreding van cle hierna genoemde bepalingen zal worden begaan. Daarbij hebben wij u in de gelegenheid gesteld uw zienswijze naar voren te brengen. Uw zienswijze, dat wordt door ons op de volgende wijze beoordeeld: . Uw zienswijze heeft geen verandering in ons voornemen gebracht.Ingevolge artikel 2.1.5.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is het verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders goederen op of aan de weg te plaatsen of te hebben. Wij hebben op basis van de mededeling van de gerechtsdeurwaarder het emstige vermoeden dat deze bepaling op genoemde datum zal worden overtreden.Onder verwijzing naar voornoemde bepaling schrijven wij u aan om de bij de ontwiming betrokken goederen niet op de openbare weg te doen plaatsen. Indien u binnen dertig minuten na beëindiging van de ontruiming aan deze last geen gevolg geeft, zullen wij tot verwijdering van de goederen, geplaatst op de openbare weg, op uw kosten overgaan. De kosten verbonden aan het van onze zijde daadwerkelijk uitvoering geven aan de hiervoor genoemde last zullen overeenkomstig de mogelijkheden in de Algemene wet bestuursreçht op u worden verhaald.Indien u bezwaar heeft tegen deze beschikking kunt u bij ons college binnen zes weken na verzending van deze beschikking een bezwaarschrift indienen. Aangezien het indienen van een bezwaarschrift geen schorsende werking heeft, kunt u tezamen met het eventueel in te dienen bezwaarschrift een verzoek om een voorlopige voorziening doen aan de voorzieningenrechter van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle (Sector Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle).Hoogachtend,Burgemeester en Wethouders van Urk,secretaris, burgemeester,

3  

Geachte ……………….,Naar wij van de gerechtsdeurwaarder hebben vernomen zal op om uur worden overgegaan tot gerechtelijke ontruiming van de door u bewoonde woning aan te Urk. Zoals dit dan te doen gebruikelijk is, zal door een gerechisdeurwaarder de inboedel op de openbare weg worden geplaatst.Op hebben wij u (telefonisch) in kennis gesteld van ons voornemen een beschikking te geven tot bestuursdwang ter zake van overtreding van de hierna genoemde bepalingen. Daarbij hebben wij u in de gelegenheid gesteld uw zienswijze naar voren te brengen. U heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt / uw zienswijze heeft geen verandering gebracht in ons voornemen Wij hebben daarom besloten tot uitvoeng van ons voornemen over te gaan.Ingevolge artikel 2.1 .5.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is het verboden om zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders de weg of een weggedeelte (waaronder begrepen het trottoir) te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan. Ingevolge artikel 4.2.3.9 van de APV is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dan bepaalde dagen en tijden ter inzameling aan te bieden. Verder is het ingevolge artikel 4.2.4.3 van de APV verboden andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst. Tenslotte is het ingevolge artikel 4.4.2 van de APV verboden afval of vuilnis die!dat aanleiding kan geven tot verontreiniging etc. van de weg, buiten een daarvoor bestemde verzamelpiaats te plaatsen, te storten, te werpen, etc.Onder verwijzing naar genoemde bepalingen verzoeken wij u om, indien als gevolg van de ontruiming goederen en afval op of aan de openbare weg worden geplaatst, deze uiterlijk nog dezelfde dag vôc5r 16.00 uur van de weg te verwijderen ofwel op verantwoorde wijze op te slaan danwel bij de inzameldienst als grof huisafval aan te bieden.Indien u aan deze last geen gevolg geeft, zullen wij tot verwijdering van de goederen en het afval overgaan. Daarbij zullen u de volgende kosten in rekening worden gebracht:- de kosten van inzameling van de ontruimde goederen en het afval;- de kosten van transport van de ontruimde goederen en het afval;- de administratjekosten,Wij verzoeken u om voor schriftelijk aan te geven of u zelf voor de verwijdering zal zorgdragen.Wij delen u mee dat de maximale opslagtermijn van de goederen dertien weken bedraagt, gerekend vanaf de datum waarop ze door ons zijn meegevoerd Indien u bij voorbaat afstand doet van uw goederen kunt u de hierbij gevoegde afstandsverklaring ondertekend retour zenden. Dit ontheft u niet van de verplichting genoemde kosten aan ons te voldoen.Voor de goede orde delen wij u nog mee dat u bij ons college binnen zes weken na verzending van deze beschikking een bezwaarschrift kunt indienen. Aangezien het indienen van een bezwaarschrift geen schorsende werking heeft kunt u tezamen met het eventueel in te dienen bezwaarschrift een verzoek om een voorlopige voorziening doen bij de voorzieningenrechter van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle (Sector Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle).Hoogachtend,Burgemeester en Wethouders van Urk,secretaris, burgemeester,

Afstandsverklaring 4  

Hiermee verklaar ik,Naam:Voornaam:Geboren:                                                 te:Postcode / Woonplaats:Adres:a. afstand te doen van de als gevolg van de ontruiming van de woning op de openbare weg geplaatste goederen;b. eigenaar te zijn van de onder a. bedoelde goederen.Handtekening,

Preventie bestuursdwang 5  

Instantie: ABRvSDatum: 17 juli 2002Vindplaats: LJN-nummer AE5429Korte inhoud: aanzegging bestuursdwang verwijderen goederen van de openbare wet; overtreder.<onderstreept>Meer informatie</onderstreept>Uit de stukken blijkt dat burgemeester en wethouders met ingang van januari 1999 een nieuw beleid voeren met betrekking tot huisuitzetlingen. Dit beleid houdt in dat dc bestuursdwang met kostenverhaal wordt toegepast op de opdrachtgever van de huisuitzetting. De bestuursdwang houdt in het (doen) verwijderen van na i6.oo uur op de openbare weg aangetroffen goederen, en het opslaan daarvan. Burgemeester en wethouders hebben appellante in brieven van 12januari 1999, 25januari 1999 en 27 Januari 1999 van het nieuwe beleid op de hoogte gesteld.De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de rol van de deurwaarder moet worden onderscheiden van de rol van de opdrachtgever. De deurwaarder is een instrumenterend openbaar ambtenaar, die — na daartoe opdracht verkregen te hebben van appellante — met de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis is belast. Waar het de opdrachtgever (appellante) betreft is echter slechts sprake van een uit het ontruimingsvonois voortvloeiende bevoegdheid om aan de deurwaarder opdracht te verstrekken; van enige verplichting om het ontruimingsvonnis ten uitvoer te doen leggen is geen sprake.De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat appellante verantwoordelijk is voor de ontstane situatie, aangezien zij heeft beslist tot tenuitvocrlegging van het ontruimingsvonnis. Als opdrachtgeefstervan de ontruiming heeft appellante het in haar macht de overtreding te voorkomen.Nu appellante, zoals eerder overwogen, als overtreedster dient te worden aangemerkt, is zij, gelet op artikel 5:25 van de Awb, de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd. De omstandigheid dat appellante de last tot ontruiming heeft gegeven in het kader van de uitoefening van een haar als uitvloeisel van een rechterlijk ontruimingsvonnis toekomend wettelijk recht, doet daaraan niet af.LJN: AE5429, Raad van State, 200105861/1Datum uitspraak: 17-07-2002Datum publicatie: 17-07-2002Rechtsgebied: Bestuursrecht overigSoort procedure: Hoger beroep<vet>Uitspraak</vet>200105861/1Datum uitspraak: 17 juli 2002

 

<vet>AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK</vet>Uitspraak op het hoger beroep van:Stichting Patio, gevestigd te Hilversum, appellante,tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 17 oktober 2001 in het geding tussen:appellanteenburgemeester en wethouders van Naarden.<vet>1. Procesverloop </vet>Bij besluiten van 31 maart 1999 en 21 april 1999 hebben burgemeester en wethouders van Naarden (hierna: burgemeesteren wethouders) met toepassing van artikel 5:24, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) besloten over te gaan tot het toepassen van bestuursdwang jegens appellante, middels het afvoeren van door appellarite In strijd met artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de Algemeen Plaatselijke Verordening (hierna: APV) op 2 februari 1999 en 2 maart 1999 op de Openbare weg achtergelaten goederen. Voorts hebben burgemeester en Wethouders besloten dat de kosten van de toepassing van de bestuursdwang, waaronder tevens worden begrepen de kosten van de administratieve voorbereiding, op grond van artikel 5:25 Awb ten laste komen van appellante.Bij besluit van 12 oktober 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellante gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor wat betreft het verhalen van de voorbereidingskosten en voor het overige ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie bezwaar- en beroepschriften van 8 september 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.Bij uitspraak van 17 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard, Deze uitspraak is aangehecht.Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 26 november 2001, bij de Raad van State mgekomen op 28 november 2001, hoger beroep Ingesteld. Deze brief is aangehecht,Bij brief van 16 januari 2002 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 mei 2002, waar appellante, bijgestaan door (gemachtigde), en burgemeester en Wethouders, vertegenwoordigd door A.D.J. van Ruyven, advocaat te Utrecht, zijn verschenen.<vet>2. Overwegingen</vet>2.1 Ingevolge artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de APV, voorzover hier van belang, is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.Artikel 2.1.5.1, tweede lid aanhef en onder c, van de APV bepaalt dat het in het eerste lid bepaalde niet van toepassing is op (...) de voorwerpen en stoffen, die noodzakehjkerwijs kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden en lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is.2.2 De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het op straat plaatsen en daar laten staan van een veelal uit losse voorwerpen van niet geringe omvang bestaande inboedel niet als gebruik van de weg overeenkomstig haar bestemming kan worden aangemerkt, zodat een dergelijke handeling onder het verbod van artikel 2.1.5,1, eerste lid, van de APV valt. Van laden en lossen als bedoeld in artikel 2.1.5.1, tweede lid aanhef en onder c, van de APV is geen sprake. Vast staat dat appellante niet over een vergunning beschikte.2.3 Uit de stukken blijkt dat burgemeester en wethouders met ingang van januari 1999 een nieuw beleid voeren met betrekking tot huisuitzettingen. Dit beleid houdt in dat de bestuursdwang met kostenverhaal wordt toegepast op de opdrachtgever van de huisuitzetting. De bestuursdwang houdt in het (doen) verwijderen van na 16.00 uur op de openbare weg aangetroffen goederen, en het opslaan daarvan. Burgemeester en wethouders hebben appellante in brieven van 12 januari 1999, 25 januari 1999 en 27 januari 1999 van het nieuwe beleid op de hoogte gesteld.2.4 De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de rol van de deurwaarder moet worden onderscheiden van de rol van de opdrachtgever. De deurwaarder is een instrumenterend openbaar ambtenaar, die na daartoe opdracht verkregen te hebben van appellante ‘- met de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis is belast. Waar het de opdrachtgever (appellante) betreft is echter slechts sprake van een uit het ontruimingsvonnis voortvloeiende bevoegdheid om aan de deurwaarder opdracht te verstrekken; van enige verplichting om het ontruimingsvonnis ten uitvoer te doen leggen is geen sprake.2.5 De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat appellante verantwoordelijk is voor de ontstane situatie, aangezien zij heeft beslist tot tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis. Als opdrachtgeefster van de ontruiming heeft appellante het in haar macht de overtreding te Voorkomen.2.6 Nu appellante, zoals eerder overwogen, als overtreedster dient te worden aangemerkt, is zij, gelet op artikel 5:25 van de Awb, de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, De omstandigheid dat appellante de last tot ontruiming heeft gegeven in het kader van de uitoefening van een haar als uitvloeisel van een rechterlijk ontruimingsvonnis toekomend wettelijk recht, doet daaraan niet af.2.7 Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.2.8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.<vet>3. Beslissing </vet>De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van StateRecht doende in naam der Koningin:bevestigt de aangevallen uitspraak.Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E,A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.w.g. Van den Brink w.g. Matulewicz Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van StaatUitgesproken in het openbaar op 17 juli 2002