Organisatie | Rijnwaarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reintegratieverordening 2005 |
Citeertitel | Reintegratieverordening 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | uitstroom |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-04-2013 | 01-01-2009 | Wijziging van artikel 1 onder b sub j (doelgroep) | 09-03-2010 Rijnwaarden Post, 10-04-2013 | 2010.1051 | |
01-01-2005 | 01-01-2009 | Nieuwe regeling | 19-10-2004 Rijnwaarden Post, 10-11-2004 | 2004.5299 |
De raad van de gemeente Rijnwaarden,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31 augustus 2004,
gelet op de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz),
Overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a WWB, artikel 35 Ioaw en artikel 35 Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ex artikel 7 WWB, artikel 34 Ioaw en artikel 34 Ioaz bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling,
vast te stellen de hierna volgende “Reïntegratieverordening 2005”
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Burgemeester en wethouders bevorderen de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor belanghebbende, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.
Burgemeester en wethouders kunnen aan een belanghebbende ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.
Burgemeester en wethouders kunnen voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van reïntegratie-instrumenten een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de reïntegratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding.
Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:
Indien belanghebbende zich niet houdt aan de in de arbeidsovereenkomst en het trajectplan opgenomen verplichtingen, of anderszins niet meewerkt aan de realisatie van het trajectplan,kan de werkgever belanghebbende met onmiddellijke ingang ontslaan met inachtneming van de bepalingen hierover in het Burgerlijk Wetboek`
Hoofdstuk 4 Subsidies voor de werkgever
Burgemeester en wethouders kunnen een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever voor een belanghebbende mogelijk te maken (alleen toepasbaar bij artikel 8 tot en met artikel 12).
Aan de loonkostensubsidie wordt de voorwaarde verbonden dat een trajectplan door werkgever en belanghebbende wordt opgesteld waarin de voorgenomen ontwikkeling van de belanghebbende wordt vastgelegd. De werkgever en belanghebbende kunnen bij het opstellen van het traject door burgemeester en wethouders worden ondersteund. Het trajectplan moet door burgemeester en wethouders worden goedgekeurd.
Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door burgemeester en wethouders, reeds langs andere weg subsidie wordt verstrekt.
Burgemeester en wethouders stellen de definitieve loonkostensubsidie telkens na afloop van het kalenderjaar of na afloop van de overeengekomen periode vast op basis van de door burgemeester en wethouders te bepalen en door de werkgever aan te leveren documenten.
Voorschotten worden eerst verrekend met de definitief vastgestelde subsidie of met voorschotten over een zelfde of een volgend kalenderjaar. Ontvangt een werkgever meerdere subsidies, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een definitief vastgestelde andere subsidie op grond van deze verordening worden verrekend.
Toelichting op de Reintegratieverordening
Deze verordening regelt de ondersteuning die burgemeester en wethouders bieden bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.
Artikel 2 Opdracht aan burgemeester en wethouders
De WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.
Artikel 3 Doel van de ondersteuning
Het doel van de ondersteuning zoals in allerlei vormen is vastgelegd in deze verordening, is het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of als dat doel niet bereikbaar is, zelfstandige maatschappelijke participatie. Bij dit laatste valt te denken aan vrijwilligerswerk, mantelzorg of deelname aan activiteiten in wijk of buurt.
Artikel 4 Vorm van de ondersteuning
Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere voorzieningen. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die voorzieningen het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt.
Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.
Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van voorzieningen zijn. Ook in dat geval geldt dat de voorziening beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het trajectplan door beide partijen ondertekend wordt.
In de meeste gevallen zal voordat tot de inzet van voorzieningen wordt besloten een advies worden gevraagd van een bedrijf dat gespecialiseerd is in diagnoses met betrekking tot reïntegratie. Niet uitgesloten is dat het onderzoek door burgemeester en wethouders wordt verricht. Eventueel kan na zo'n onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van voorzieningen niet nodig is.
Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten door de belanghebbende worden terugbetaald, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.
Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Deze rechten zijn meestal elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Aangezien er geen beperkingen zijn gesteld aan de trajecten voor een nugger of Anw-er, en gelet op de schaarse middelen is gekozen om een drempel in te bouwen bij deze doelgroep te weten:
Door het inbouwen van deze drempel wordt terughoudend beleid gevoerd.
De opstapbaan is een tijdelijk “gesubsidieerde baan” waarbij belanghebbende participeert op de arbeidsmarkt en werkervaring opdoet, zo mogelijk in combinatie met scholing of andere voorzieningen. Doel is het kwalificeren voor regulier werk.
Instroom in de opstapbaan is mogelijk na afronden van het traject in het kader van de proefplaatsing.
Voor zover belanghebbende voorafgaand aan de opstapbaan een proefplaatsing heeft gehad, wordt in beginsel een arbeidsovereenkomst van anderhalf jaar geboden. Na afloop van deze contractperiode voor bepaalde tijd van twee jaar, of bij instroom vanuit de proefplaatsing kan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd volgen. De duur van de arbeidsovereenkomst houdt verband met de opgebouwde rechten in het kader van de Flexwet. Het salaris in de opstapbaan bedraagt maximaal 110% van het wettelijk minimumloon.
Bij de proefplaatsing is het doel niet zozeer het leren van vaardigheden, maar vooral het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk. Net als de leerwerkstage kan het instrument worden ingezet voor leden van de doelgroep met een perspectief op betaald werk. Voor de proefplaatsing geldt net als voor vrijwilligerswerk, dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. De proefplaatsing duurt maximaal zes maanden.
De stage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De stage is bedoeld voor belanghebbenden die op termijn perspectief op betaald werk hebben. Voor de stage geldt dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van de voorziening. Anders dan bij vrijwilligerswerk geldt hier wel een duurbeperking. De reden daarvan is dat de stage niet kan worden ingezet met als (voorlopig) einddoel zelfstandige maatschappelijke participatie, zodat een duurbeperking hier geen ongewenste beperkingen aan de inzet ervan geeft.
Vrijwilligerswerk met behoud van uitkering kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of pas op termijn te realiseren is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dat altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat de arbeidsperspectief wijzigt. Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties die geen winstoogmerk hebben. Uit de definitie van vrijwilligerswerk in artikel 1 onder o van deze verordening volgt bovendien dat het moet gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten.
De vangnetbanen zijn niets meer dan een nieuwe benaming voor de voormalige “In- en doorstroombanen” en “WIW-dienstbetrekkingen”of ”WIW-werkervaringsplaatsen”. De vangnetbanen zijn dan ook geen nieuw in te zetten instrument voor reïntegratie. Het biedt een kader om de ID en WIW-banen op een zorgvuldige wijze af te bouwen. Voor die personen waarvoor een reguliere baan niet, danwel nog niet mogelijk is, kan de vangnetbaan (tijdelijk) een oplossing bieden.
Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks een inleenvergoeding vaststellen.
Artikel 13 Doel van de subsidie voor werkgevers
Doel van subsidiëring van arbeidsplaatsen is om extra werkgelegenheid te bevorderen voor speciale groepen van werklozen die anders geen werk kunnen vinden. De reden hiervoor kan zijn dat deze werklozen door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder productief zijn, of dat werkgevers door een gebrek aan werkervaring huiverig zijn om iemand in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn. Door deze subsidiëring worden die financiële risico's gecompenseerd, en komen er extra voorzieningen beschikbaar op het terrein van reïntegratie.
Artikel 14 Duur en hoogte subsidie opstapbaan
De duur van de subsidie is minimaal zes maanden en maximaal twee jaar.
De hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld op basis van 110% van het wettelijk minimumloon.
Artikel 15 Duur en hoogte subsidie vangnetbaan
De duur van de subsidie is afhankelijk van de door burgemeester en wethouders gemaakte afspraken met de werkgever. Door het afbouwen van de voormalige loonkostensubsidies (ID en WIW) is het mogelijk dat er uiteenlopende afspraken zijn gemaakt per werkgever over de individuele werknemer. Dit alles hangt nauw samen met de individuele (on)mogelijkheden van de werknemer op een werkkring op de reguliere arbeidsmarkt. De hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld op basis van het wettelijk minimumloon.
Om de werkgever en de werknemer tijdig in kennis te stellen van de afbouw van de, tot in 2004, bekende loonkostensubsidie, wordt een opzegtermijn van in iedergeval 6 maanden in achtgenomen.
Artikel 16 Aanvullende voorwaarde
Aan de loonkostensubsidie wordt de voorwaarde verbonden dat een trajectplan wordt afgesloten tussen werkgever en werknemer. Deze voorwaarde moet het doel van de loonkostensubsidie, zijnde het opdoen van werkervaring en de overgang naar regulier werk, ondersteunen. Een dergelijk trajectplan wordt voornamelijk afgesloten bij opstapbanen. Alleen bij werknemers met een vangnetbaan die kansen hebben op regulier werk, wordt een trajectplan afgesloten. Voor de werknemers die wegens contracten voor onbepaalde tijd of anderszins, geen kansen op reguliere arbeid maken, is het afsluiten van een trajectplan niet noodzakelijk.
De verantwoordelijkheid van het op opstellen en uitvoeren van het trajectplan ligt bij de direct betrokkenen: werkgever en werknemer. Hiermee wordt de betrokkenheid van de werkgever en werknemer bij het uitvoeren van het traject en daarmee de gerichte aandacht voor de ontwikkeling van de werknemer gemaximaliseerd. Vanuit het belang van burgemeester en wethouders dient het trajectplan door burgemeester en wethouders te worden goedgekeurd. In de beoordeling zullen kwalitatieve aspecten met betrekking tot de ontwikkeling van de werknemer een rol spelen evenals de planning en afspraken omtrent de uitvoering van de voorgenomen acties. Bij het definitief vaststellen van de loonkostensubsidie (achteraf per kalenderjaar) zal ook de realisatie van de voornemens in het trajectplan worden beoordeeld.
De subsidieverlening vindt plaats op basis van een toekenningsbesluit zoals bedoeld in artikel 4:29 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 4:29 Awb geeft aan dat: …”Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd”.
Artikel 18 Samenloop van subsidies
Ongewenste samenloop van subsidies moet worden voorkomen. Voor een deel is daarin al voorzien doordat alleen voor kosten (en voor zover die er zijn) subsidie kan worden verleend. Toch is nog eens uitdrukkelijk opgenomen dat een loonkostensubsidie alleen mogelijk is voor die loonkosten, of voor dat deel van die loonkosten, waar niet al een andere subsidie voor wordt ontvangen. Dat hoeft niet een subsidie te zijn die alleen voor de loonkosten bedoeld is. Het kan ook om een meer algemene subsidie gaan, waarvan is vastgesteld dat die ook voor de loonkosten bestemd is.
Artikel 19 Definitieve vaststelling loonkostensubsidie
Het definitieve recht op loonkostensubsidie wordt vastgesteld na afloop van ieder kalenderjaar. Als er meer dan één gesubsidieerde arbeidsplaats is, wordt op dat moment tevens het totaal aan subsidies voor die arbeidsplaatsen vastgesteld. Definitieve vaststelling per kalenderjaar sluit ook goed aan bij het moment van salarisveranderingen en fiscale veranderingen en bij het moment waarop definitief opgave van loonkosten moet worden gedaan ten behoeve van andere regelingen. De te overleggen documenten bestaat uit (netto) jaarloongegevens en ontvangen uitkeringen. De verantwoording vindt plaats door een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.
Voorschotverlening is mogelijk gemaakt omdat de subsidie eenmaal per jaar definitief wordt vastgesteld, en de bedrijfsvoering van werkgevers niet altijd toelaat dat de loonkosten worden betaald zonder dat daar de inkomsten uit de loonkostensubsidie tegenover staat. Als is vastgesteld dat aan de voorwaarden van subsidiering is voldaan, kunnen periodiek voorschotten worden verstrekt ter hoogte van een voorlopige schatting van het uiteindelijk toe te kennen subsidiebedrag ten behoeve van de aanwezige gesubsidieerde arbeidsplaatsen over de periode waar het voorschot betrekking heeft.
Bij de definitieve vaststelling van de subsidie vindt verrekening van de verstrekte voorschotten plaats. Het verschil dat resteert wordt uitbetaald als het positief is, of verrekend met de bevoorschotting van het volgende kalenderjaar als het negatief is. Als verrekening niet mogelijk is, worden te veel verstrekte voorschotten teruggevorderd.
In deze verordening zijn de belangrijkste voorwaarden voor subsidieverlening opgenomen. Desondanks kan het wenselijk zijn dat bepaalde voorwaarden worden aangevuld of aangescherpt, bijvoorbeeld als blijkt dat bestaande regels oneigenlijke subsidiering of concurrentievervalsing mogelijk maken. Omgekeerd kan het wenselijk zijn dat ten behoeve van bepaalde categorieën van werknemers of werkgevers in gunstige zin kan worden afgeweken. Om te voorkomen dat telkens in individuele gevallen van de gestelde regels wordt afgeweken, is voorgeschreven dat dit alleen kan op grond van door burgemeester en wethouders vastgestelde algemene richtlijnen.
De aan burgemeester en wethouders gegeven mogelijkheid om een subsidieplafond vast te stellen is gecreëerd om ongewenste overschrijding van de beschikbare middelen te voorkomen. Dat is nodig omdat vooraf niet bepaald kan worden hoe effectief het beleid om de werkgelegenheid voor speciale doelgroepen te vergroten zal zijn, en wat de uitgaven zullen zijn die daarvan het gevolg zijn.
Artikel 22 Afstemming en terugbetaling
Een reïntegratietraject of –voorziening wordt belanghebbende aangeboden om op een via korte (intensieve) weg, betaalde arbeid te aanvaarden.
Als blijkt dat de verplichtingen die verbonden zijn aan het reïntegratietraject of de aangeboden voorziening, worden geschonden, is het voor burgemeester en wethouders mogelijk om een maatregel op te leggen als vastgelegd in de Afstemmingsverordening 2005.
Is het toepassen van de Afstemmingsverordening 2005 niet mogelijk omdat belanghebbende geen uitkering ontvangt, kunnen burgemeester en wethouders belanghebbende de gemaakte kosten van het reïntegratietraject geheel of gedeeltelijk terug laten betalen.
Artikel 23 Vrijlating onkostenvergoeding vrijwilligerswerk
Voor uitkeringsgerechtigden die na onderzoek geen mogelijkheden (meer) hebben om arbeid in loondienst te verkrijgen en waarvoor vrijwilligerswerk het hoogst haalbare is, kunnen burgemeester en wethouders een gemaximeerde onkostenvergoeding vrijlaten op de algemene bijstand.
De criteria die hiervoor gelden zijn opgenomen in artikel 26. De hoogte van de maximale vrijlating is conform de fiscale regelgeving en is opgenomen in artikel 31 lid 2 onderdeel k van de WWB.