Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijnwaarden

Reintegratieverordening 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijnwaarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReintegratieverordening 2005
CiteertitelReintegratieverordening 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpuitstroom

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Werk en Bijstand, art. 7 jo. art. 8 lid 1 onderdeel a
  2. Wet Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, art. 34 jo. art. 35
  3. Wet Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen, art. 34. jo. art. 35.
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-04-201301-01-2009Wijziging van artikel 1 onder b sub j (doelgroep)

09-03-2010

Rijnwaarden Post, 10-04-2013

2010.1051
01-01-200501-01-2009Nieuwe regeling

19-10-2004

Rijnwaarden Post, 10-11-2004

2004.5299

Tekst van de regeling

Intitulé

Reintegratieverordening 2005

De raad van de gemeente Rijnwaarden,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31 augustus 2004,

gelet op de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz),

Overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a WWB, artikel 35 Ioaw en artikel 35 Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ex artikel 7 WWB, artikel 34 Ioaw en artikel 34 Ioaz bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling,

B E S L U I T

vast te stellen de hierna volgende “Reïntegratieverordening 2005”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • a.

    Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • b.

    Deze verordening verstaat onder

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, nummer 375);

    • b.

      Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

    • c.

      Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen;

    • d.

      uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de Ioaw of de Ioaz;

    • e.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in de WWB (artikel 5, sub c);

    • f.

      Anw-er: persoon die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen;

    • g.

      niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon als bedoeld in artikel 6 onder a. van de wet, maar ouder dan 18 jaar.

    • h.

      belanghebbende: een persoon die behoort tot de doelgroep en die aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • i.

      werknemer: belanghebbende die een dienstverband heeft met een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze verordening of diegene met een arbeidsovereenkomst op basis van de opstapbaan of een vangnetbaan;

    • j.

      doelgroep: de doelgroep zoals omschreven in artikel 1 van de Wet Participatiebudget.

    • k.

      voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7, lid 1 onder a van de wet; een instrument binnen een reïntegratietraject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

    • l.

      arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht waarbij de werknemer gedetacheerd kan worden bij een instantie of bedrijf in de collectieve of marktsector.

    • m.

      opstapbaan: een gesubsidieerde arbeidsplaats voor maximaal twee jaar (met inbegrip van de proefplaatsing of stage) met het doel om zich te kwalificeren voor een reguliere baan;

    • n.

      proefplaatsing: werken met behoud van uitkering gedurende maximaal 6 maanden voor minimaal 20 uur per week als bedoeld in artikel 11 van deze verordening;

    • o.

      stage: gedurende maximaal 9 maanden voor minimaal 20 uur per week stage als bedoeld in artikel 10 van deze verordening;

    • p.

      vrijwilligerswerk: het verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie bij organisaties zonder winstoogmerk;

    • q.

      vangnetbaan baan: een gesubsidieerde arbeidsplaats die door burgemeester en wethouders kan worden ingezet voor afbouw van ID- en WIW-banen;

    • r.

      inleenvergoeding: vergoeding die door de werkgever wordt betaald als bijdrage in de salariskosten van de vangnetbaan;

    • s.

      traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door burgemeester en wethouders aan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen van betaalde arbeid;

    • t.

      wettelijk minimumloon: het wettelijk minimumloon dat van toepassing is op de werknemer, exclusief werkgeverslasten.

Artikel 2 Opdracht aan burgemeester en wethouders
  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden ondersteuning aan belanghebbenden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor een voldoende gevarieerd aanbod van reïntegratie-instrumenten.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders bevorderen de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor belanghebbende, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.

Hoofdstuk 2 Doel en doelgroep
Artikel 3 Doel van de ondersteuning

Burgemeester en wethouders kunnen aan een belanghebbende ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

Artikel 4 Vorm van de ondersteuning
  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen voorzieningen beschikbaar, die een traject ondersteunen.

  • 2.

    Onder voorzieningen worden verstaan: een onderzoek naar en verslag over de mogelijkheden van de belanghebbenden, scholing, begeleiding, loonkostensubsidies, bemiddeling, bevordering van zelfstandige maatschappelijke participatie, betaald of onbetaald werk, schuldhulpverlening en nazorg.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikel 9 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor die voorzieningen die beschikbaar zijn en die adequaat en toereikend zijn voor het doel dat beoogd wordt.

  • 5.

    Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

Artikel 5 Onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van reïntegratie-instrumenten een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de reïntegratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding.

Artikel 6 Verplichtingen

Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:

  • a.

    het verstrekken van de inlichtingen aan burgemeester en wethouders die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikte voorziening;

  • b.

    het verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in artikel 6;

  • c.

    het naar vermogen deelnemen aan de verschillende onderdelen van het traject;

  • d.

    na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het traject of van de voorzieningen belemmert;

  • e.

    anderszins het slagen van een traject te kunnen bevorderen.

Artikel 7 Beperkingen
    • 1.

      Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van burgemeester en wethouders in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de aanvrager.

    • 2.

      Evenmin bestaat recht op ondersteuning indien:

      • a.

        het netto-inkomen van het gezin hoger is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

      • b.

        het vermogen meer bedraagt dan het gestelde in de beleidsregel omtrent de vermogensvaststelling.

    • c.

      De kosten van een NUG/Anw-reïntegratietraject bedraagt maximaal € 2.500,--.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen van degene zoals bedoeld in artikel 1, lid 2 onder e. en f. een bijdrage in de kosten van de voorziening verlangen.

Hoofdstuk 3 Werk als instrument voor reïntegratie
Artikel 8 Opstapbanen
  • e.
    • 1.

      Een opstapbaan kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

    • 2.

      De opstapbaan heeft als doel de belanghebbende, door betaald werk, sneller op regulier werk te plaatsen.

    • 3.

      De duur van de opstapbaan bedraagt maximaal twee jaar, met een loonkostensubsidie welke maximaal 110% bedraagt van het wettelijk minimumloon;

    • 4.

      De loonkostensubsidie wordt gebaseerd op het aantal arbeidsuren (minimaal 20 uur per week);

    • 5.

      De werkgever biedt de belanghebbende een arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd aan.

    • 6.

      De arbeidsovereenkomst gaat in op de dag dat deze is ondertekend door de belanghebbende en door de werkgever. Onderdeel van de arbeidsovereenkomst vormt een ondertekend trajectplan.

    • 7.

      Indien belanghebbende zich niet houdt aan de in de arbeidsovereenkomst en het trajectplan opgenomen verplichtingen, of anderszins niet meewerkt aan de realisatie van het trajectplan,kan de werkgever belanghebbende met onmiddellijke ingang ontslaan met inachtneming van de bepalingen hierover in het Burgerlijk Wetboek`

Artikel 9 Proefplaatsingen
    • 1.

      Een proefplaatsing kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

    • 2.

      De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid.

    • 3.

      Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.

    • 4.

      De proefplaatsing kan maximaal zes maanden duren.

Artikel 10 Stages
    • 1.

      Een stage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

    • 2.

      De stage heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied.

    • 3.

      Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een stage geïndiceerd is.

    • 4.

      De stage duurt maximaal negen maanden.

Artikel 11 Vrijwilligerswerk
    • 1.

      Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling of, als dat vooralsnog niet mogelijk is, zelfstandige maatschappelijke participatie.

    • 2.

      Vrijwilligerswerk heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of behouden.

    • 3.

      Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

    • 4.

      Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende geen perspectief of pas op (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en dat inzet van de voorziening wenselijk is.

Artikel 12 Vangnetbanen
  • 1.

    De voormalige In- en doorstroombanen en Wiw-dienstbetrekkingen worden omgezet in een vangnetbaan.

  • 2.

    Plaatsing in een vangnetbaan heeft ten doel om belanghebbende gedurende de afbouw van de voormalige “In- en Doorstroombanen” en “Wiw-dienstbetrekkingen” te laten participeren op de arbeidsmarkt door middel van betaalde arbeid;

  • 3.

    Tijdens de afbouw wordt onderzocht of er andere mogelijkheden van (reguliere) arbeid zijn of

    door in de persoongelegen factoren geen uitstroom mogelijk is.

  • 4.

    Een vangnetbaan is een tijdelijke voorziening en kan een onderdeel van een trajectplan vormen;

Hoofdstuk 4 Subsidies voor de werkgever

Artikel 13 Doel van de subsidies voor de werkgever

Burgemeester en wethouders kunnen een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever voor een belanghebbende mogelijk te maken (alleen toepasbaar bij artikel 8 tot en met artikel 12).

Artikel 14 Duur en hoogte subsidie opstapbaan
  • 1.

    De duur van de subsidie bedraagt minimaal een periode van zes maanden en maximaal twee jaar.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld en bedraagt 110% van het wettelijk minimumloon.

  • 3.

    De loonkostensubsidie wordt slechts uitbetaald voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is en naar rato van een voltijds dienstverband.

Artikel 15 Duur en hoogte subsidie vangnetbaan
  • 1.

    De duur en de hoogte van de subsidie worden door burgemeester en wethouders vastgesteld op  basis van gemaakte afspraken met de werkgever.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie voor onbepaalde tijd opzeggen of wijzigen met in achtneming van een (opzeg)termijn van zes maanden.

Artikel 16 Aanvullende voorwaarde

Aan de loonkostensubsidie wordt de voorwaarde verbonden dat een trajectplan door werkgever en belanghebbende wordt opgesteld waarin de voorgenomen ontwikkeling van de belanghebbende wordt vastgelegd. De werkgever en belanghebbende kunnen bij het opstellen van het traject door burgemeester en wethouders worden ondersteund. Het trajectplan moet door burgemeester en wethouders worden goedgekeurd.

Artikel 17 De aanvraag
  • 1.

    De loonkostensubsidie dient voor aanvang van de opstapbaan te worden aangevraagd.

  • 2.

    Recht op loonkostensubsidie voor de opstapbaan ontstaat pas na toekenning op de aanvraag.

  • 3.

    Het dienstverband op grond van de opstapbaan kan pas ingaan na toekenning van de loonkostensubsidie.

  • 4.

    Op de verlening van een loonkostensubsidie is afdeling 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 18 Samenloop van subsidies

Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door burgemeester en wethouders, reeds langs andere weg subsidie wordt verstrekt.

Artikel 19 Definitieve vaststelling

Burgemeester en wethouders stellen de definitieve loonkostensubsidie telkens na afloop van het kalenderjaar of na afloop van de overeengekomen periode vast op basis van de door burgemeester en wethouders te bepalen en door de werkgever aan te leveren documenten.

Artikel 20 Voorschotten
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten verstrekken als aan de voorwaarden van de subsidieverstrekking, zoals bedoeld in artikel 16 tot en met 19, is voldaan.

  • 2.

    Voorschotten worden eerst verrekend met de definitief vastgestelde subsidie of met voorschotten over een zelfde of een volgend kalenderjaar. Ontvangt een werkgever meerdere subsidies, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een definitief vastgestelde andere subsidie op grond van deze verordening worden verrekend.

Artikel 21 Nadere regels
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen met betrekking tot het verstrekken van loonkostensubsidies.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond vaststellen voor de subsidies aan werkgevers.

Hoofdstuk 5 Afstemming en terugbetaling

Artikel 22 Afstemming en terugbetaling

  • 1.

    Een persoon die door burgemeester en wethouders een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken, en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden.

  • 2.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, artikel 7, alsmede de verplichtingen die burgemeester en wethouders aan de aangeboden voorziening hebben verbonden, na te komen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het eerste of tweede lid een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen van een belanghebbende niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk laten terugbetalen.

Hoofdstuk 6 Premies
Artikel 23 Vrijlating onkostenvergoeding vrijwilligerswerk
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de onkostenvergoeding die een uitkeringsgerechtigde ontvangt  vrijlaten indien:

  • a.

    na onderzoek is gebleken dat vrijwilligerswerk het hoogst haalbare is;

  • b.

    mogelijkheden op regulier werk niet meer aan de orde is;

  • c.

    de uitkeringsgerechtigde een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft (huidige fase 4);

  • d.

    het vrijwilligerswerk wordt verricht bij organisaties zonder winstoogmerk

  • 2.

    De hoogte van onkostenvergoeding welke mag worden vrijgelaten is gebaseerd op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel k. Dit bedrag is afgestemd op de fiscale forfaitaire vrijwilligersregeling, zoals die  op grond van de Coördinatiewet sociale verzekeringen geldt voor de werknemersverzekeringen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen
Artikel 24 Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Reïntegratieverordening 2005”.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 oktober 2004,

De griffier, De voorzitter,

Toelichting op de Reintegratieverordening

Algemeen

Deze verordening regelt de ondersteuning die burgemeester en wethouders bieden bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Opdracht aan burgemeester en wethouders

De WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

 

Artikel 3 Doel van de ondersteuning

Het doel van de ondersteuning zoals in allerlei vormen is vastgelegd in deze verordening, is het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of als dat doel niet bereikbaar is, zelfstandige maatschappelijke participatie. Bij dit laatste valt te denken aan vrijwilligerswerk, mantelzorg of deelname aan activiteiten in wijk of buurt.

 

Artikel 4 Vorm van de ondersteuning

Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere voorzieningen. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die voorzieningen het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt.

Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.

Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van voorzieningen zijn. Ook in dat geval geldt dat de voorziening beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het trajectplan door beide partijen ondertekend wordt.

 

Artikel 5 Onderzoek

In de meeste gevallen zal voordat tot de inzet van voorzieningen wordt besloten een advies worden gevraagd van een bedrijf dat gespecialiseerd is in diagnoses met betrekking tot reïntegratie. Niet uitgesloten is dat het onderzoek door burgemeester en wethouders wordt verricht. Eventueel kan na zo'n onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van voorzieningen niet nodig is.

 

Artikel 6 Verplichtingen

Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten door de belanghebbende worden terugbetaald, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.

Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Deze rechten zijn meestal elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

 

Artikel 7 Beperkingen

Aangezien er geen beperkingen zijn gesteld aan de trajecten voor een nugger of Anw-er, en gelet op de schaarse middelen is gekozen om een drempel in te bouwen bij deze doelgroep te weten:

  • 1.

    inkomensdrempel: 130 % van de geldende bijstandsnorm

  • 2.

    vermogen: het maximaal vrij te laten bescheiden vermogen.

  • 3.

    De trajectkosten mogen niet meer bedragen dan € 2.500,--.

Door het inbouwen van deze drempel wordt terughoudend beleid gevoerd.

 

Artikel 8 Opstapbanen

De opstapbaan is een tijdelijk “gesubsidieerde baan” waarbij belanghebbende participeert op de arbeidsmarkt en werkervaring opdoet, zo mogelijk in combinatie met scholing of andere voorzieningen. Doel is het kwalificeren voor regulier werk.

Instroom in de opstapbaan is mogelijk na afronden van het traject in het kader van de proefplaatsing.

Voor zover belanghebbende voorafgaand aan de opstapbaan een proefplaatsing heeft gehad, wordt in beginsel een arbeidsovereenkomst van anderhalf jaar geboden. Na afloop van deze contractperiode voor bepaalde tijd van twee jaar, of bij instroom vanuit de proefplaatsing kan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd volgen. De duur van de arbeidsovereenkomst houdt verband met de opgebouwde rechten in het kader van de Flexwet. Het salaris in de opstapbaan bedraagt maximaal 110% van het wettelijk minimumloon.

 

Artikel 9 Proefplaatsingen

Bij de proefplaatsing is het doel niet zozeer het leren van vaardigheden, maar vooral het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk. Net als de leerwerkstage kan het instrument worden ingezet voor leden van de doelgroep met een perspectief op betaald werk. Voor de proefplaatsing geldt net als voor vrijwilligerswerk, dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. De proefplaatsing duurt maximaal zes maanden.

 

Artikel 10 Stages

De stage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De stage is bedoeld voor belanghebbenden die op termijn perspectief op betaald werk hebben. Voor de stage geldt dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van de voorziening. Anders dan bij vrijwilligerswerk geldt hier wel een duurbeperking. De reden daarvan is dat de stage niet kan worden ingezet met als (voorlopig) einddoel zelfstandige maatschappelijke participatie, zodat een duurbeperking hier geen ongewenste beperkingen aan de inzet ervan geeft.

 

Artikel 11 Vrijwilligerswerk

Vrijwilligerswerk met behoud van uitkering kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of pas op termijn te realiseren is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dat altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat de arbeidsperspectief wijzigt. Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties die geen winstoogmerk hebben. Uit de definitie van vrijwilligerswerk in artikel 1 onder o van deze verordening volgt bovendien dat het moet gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten.

 

Artikel 12 Vangnetbanen

De vangnetbanen zijn niets meer dan een nieuwe benaming voor de voormalige “In- en doorstroombanen” en “WIW-dienstbetrekkingen”of ”WIW-werkervaringsplaatsen”. De vangnetbanen zijn dan ook geen nieuw in te zetten instrument voor reïntegratie. Het biedt een kader om de ID en WIW-banen op een zorgvuldige wijze af te bouwen. Voor die personen waarvoor een reguliere baan niet, danwel nog niet mogelijk is, kan de vangnetbaan (tijdelijk) een oplossing bieden.

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks een inleenvergoeding vaststellen.

 

Artikel 13 Doel van de subsidie voor werkgevers

Doel van subsidiëring van arbeidsplaatsen is om extra werkgelegenheid te bevorderen voor speciale groepen van werklozen die anders geen werk kunnen vinden. De reden hiervoor kan zijn dat deze werklozen door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder productief zijn, of dat werkgevers door een gebrek aan werkervaring huiverig zijn om iemand in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn. Door deze subsidiëring worden die financiële risico's gecompenseerd, en komen er extra voorzieningen beschikbaar op het terrein van reïntegratie.

 

Artikel 14 Duur en hoogte subsidie opstapbaan

De duur van de subsidie is minimaal zes maanden en maximaal twee jaar.

De hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld op basis van 110% van het wettelijk minimumloon.

 

Artikel 15 Duur en hoogte subsidie vangnetbaan

De duur van de subsidie is afhankelijk van de door burgemeester en wethouders gemaakte afspraken met de werkgever. Door het afbouwen van de voormalige loonkostensubsidies (ID en WIW) is het mogelijk dat er uiteenlopende afspraken zijn gemaakt per werkgever over de individuele werknemer. Dit alles hangt nauw samen met de individuele (on)mogelijkheden van de werknemer op een werkkring op de reguliere arbeidsmarkt. De hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld op basis van het wettelijk minimumloon.

Om de werkgever en de werknemer tijdig in kennis te stellen van de afbouw van de, tot in 2004, bekende loonkostensubsidie, wordt een opzegtermijn van in iedergeval 6 maanden in achtgenomen.

 

Artikel 16 Aanvullende voorwaarde

Aan de loonkostensubsidie wordt de voorwaarde verbonden dat een trajectplan wordt afgesloten tussen werkgever en werknemer. Deze voorwaarde moet het doel van de loonkostensubsidie, zijnde het opdoen van werkervaring en de overgang naar regulier werk, ondersteunen. Een dergelijk trajectplan wordt voornamelijk afgesloten bij opstapbanen. Alleen bij werknemers met een vangnetbaan die kansen hebben op regulier werk, wordt een trajectplan afgesloten. Voor de werknemers die wegens contracten voor onbepaalde tijd of anderszins, geen kansen op reguliere arbeid maken, is het afsluiten van een trajectplan niet noodzakelijk.

De verantwoordelijkheid van het op opstellen en uitvoeren van het trajectplan ligt bij de direct betrokkenen: werkgever en werknemer. Hiermee wordt de betrokkenheid van de werkgever en werknemer bij het uitvoeren van het traject en daarmee de gerichte aandacht voor de ontwikkeling van de werknemer gemaximaliseerd. Vanuit het belang van burgemeester en wethouders dient het trajectplan door burgemeester en wethouders te worden goedgekeurd. In de beoordeling zullen kwalitatieve aspecten met betrekking tot de ontwikkeling van de werknemer een rol spelen evenals de planning en afspraken omtrent de uitvoering van de voorgenomen acties. Bij het definitief vaststellen van de loonkostensubsidie (achteraf per kalenderjaar) zal ook de realisatie van de voornemens in het trajectplan worden beoordeeld.

 

Artikel 17 De aanvraag

De subsidieverlening vindt plaats op basis van een toekenningsbesluit zoals bedoeld in artikel 4:29 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 4:29 Awb geeft aan dat: …”Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd”.

 

Artikel 18 Samenloop van subsidies

Ongewenste samenloop van subsidies moet worden voorkomen. Voor een deel is daarin al voorzien doordat alleen voor kosten (en voor zover die er zijn) subsidie kan worden verleend. Toch is nog eens uitdrukkelijk opgenomen dat een loonkostensubsidie alleen mogelijk is voor die loonkosten, of voor dat deel van die loonkosten, waar niet al een andere subsidie voor wordt ontvangen. Dat hoeft niet een subsidie te zijn die alleen voor de loonkosten bedoeld is. Het kan ook om een meer algemene subsidie gaan, waarvan is vastgesteld dat die ook voor de loonkosten bestemd is.

 

Artikel 19 Definitieve vaststelling loonkostensubsidie

Het definitieve recht op loonkostensubsidie wordt vastgesteld na afloop van ieder kalenderjaar. Als er meer dan één gesubsidieerde arbeidsplaats is, wordt op dat moment tevens het totaal aan subsidies voor die arbeidsplaatsen vastgesteld. Definitieve vaststelling per kalenderjaar sluit ook goed aan bij het moment van salarisveranderingen en fiscale veranderingen en bij het moment waarop definitief opgave van loonkosten moet worden gedaan ten behoeve van andere regelingen. De te overleggen documenten bestaat uit (netto) jaarloongegevens en ontvangen uitkeringen. De verantwoording vindt plaats door een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

 

Artikel 20 Voorschotten

Voorschotverlening is mogelijk gemaakt omdat de subsidie eenmaal per jaar definitief wordt vastgesteld, en de bedrijfsvoering van werkgevers niet altijd toelaat dat de loonkosten worden betaald zonder dat daar de inkomsten uit de loonkostensubsidie tegenover staat. Als is vastgesteld dat aan de voorwaarden van subsidiering is voldaan, kunnen periodiek voorschotten worden verstrekt ter hoogte van een voorlopige schatting van het uiteindelijk toe te kennen subsidiebedrag ten behoeve van de aanwezige gesubsidieerde arbeidsplaatsen over de periode waar het voorschot betrekking heeft.

Bij de definitieve vaststelling van de subsidie vindt verrekening van de verstrekte voorschotten plaats. Het verschil dat resteert wordt uitbetaald als het positief is, of verrekend met de bevoorschotting van het volgende kalenderjaar als het negatief is. Als verrekening niet mogelijk is, worden te veel verstrekte voorschotten teruggevorderd.

 

Artikel 21 Nadere regels

In deze verordening zijn de belangrijkste voorwaarden voor subsidieverlening opgenomen. Desondanks kan het wenselijk zijn dat bepaalde voorwaarden worden aangevuld of aangescherpt, bijvoorbeeld als blijkt dat bestaande regels oneigenlijke subsidiering of concurrentievervalsing mogelijk maken. Omgekeerd kan het wenselijk zijn dat ten behoeve van bepaalde categorieën van werknemers of werkgevers in gunstige zin kan worden afgeweken. Om te voorkomen dat telkens in individuele gevallen van de gestelde regels wordt afgeweken, is voorgeschreven dat dit alleen kan op grond van door burgemeester en wethouders vastgestelde algemene richtlijnen.

De aan burgemeester en wethouders gegeven mogelijkheid om een subsidieplafond vast te stellen is gecreëerd om ongewenste overschrijding van de beschikbare middelen te voorkomen. Dat is nodig omdat vooraf niet bepaald kan worden hoe effectief het beleid om de werkgelegenheid voor speciale doelgroepen te vergroten zal zijn, en wat de uitgaven zullen zijn die daarvan het gevolg zijn.

 

Artikel 22 Afstemming en terugbetaling

Een reïntegratietraject of –voorziening wordt belanghebbende aangeboden om op een via korte (intensieve) weg, betaalde arbeid te aanvaarden.

Als blijkt dat de verplichtingen die verbonden zijn aan het reïntegratietraject of de aangeboden voorziening, worden geschonden, is het voor burgemeester en wethouders mogelijk om een maatregel op te leggen als vastgelegd in de Afstemmingsverordening 2005.

Is het toepassen van de Afstemmingsverordening 2005 niet mogelijk omdat belanghebbende geen uitkering ontvangt, kunnen burgemeester en wethouders belanghebbende de gemaakte kosten van het reïntegratietraject geheel of gedeeltelijk terug laten betalen.

 

Artikel 23 Vrijlating onkostenvergoeding vrijwilligerswerk

Voor uitkeringsgerechtigden die na onderzoek geen mogelijkheden (meer) hebben om arbeid in loondienst te verkrijgen en waarvoor vrijwilligerswerk het hoogst haalbare is, kunnen burgemeester en wethouders een gemaximeerde onkostenvergoeding vrijlaten op de algemene bijstand.

De criteria die hiervoor gelden zijn opgenomen in artikel 26. De hoogte van de maximale vrijlating is conform de fiscale regelgeving en is opgenomen in artikel 31 lid 2 onderdeel k van de WWB.