Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Rijssen-Holten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2011 | 02-02-2011 | Onbekend | 25-01-2011 Rijssens Nieuwsblad | Parafenbesluit college week 4, 2011 |
onderwerp: Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten
gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, lid 1, onderdeel b van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede op het desbetreffende artikel van de in de gemeente Rijssen-Holten geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;
gelezen het voorstel ‘beleidsregels belastingen’ van 21 januari 2011;
vast te stellen de volgende regeling:
Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing van gemeentelijke belastingen in de gemeente Rijssen-Holten (Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Rijssen-Holten)
1.Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 160, lid 1, onderdeel b van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Rijssen-Holten op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.
aan wie niet binnen 6 maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen 1 maand na het verstrijken van die 6 maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar (de heffingsambtenaar) een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
Indien de belastingplicht voor de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen 2 weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de heffingsambtenaar schriftelijk of digitaal de wijziging doorgeven conform vastgesteld aangiftebiljet.
Artikel 3. Ambtshalve aanslag toeristenbelasting
Indien een aanbieder van verblijf na een aanmaning niet of niet tijdig aangifte doet, zal een ambtshalve aanslag opgelegd worden op basis van:
Artikel 4. Gebruik nachtverblijfregister ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting
Voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het derde lid geldt in ieder geval als voorwaarde:
dat een goedgekeurde accountantsverklaring kan worden overlegd. De accountant dient te zijn ingeschreven in het register zoals bedoeld in de Wet op de registeraccountants en de Wet op de accountantsadministratieconsulenten. De in de heffingsambtenaar is bevoegd de opgave of aangifte te verifiëren door middel van toezending of inzage in boekings- of verblijfregister en/of andere relevante bescheiden.
Artikel 5. Voorlopige aanslag toeristenbelasting
De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan voor de toeristenbelasting geschieden op grond van 90% van het aantal overnachtingen waarop de definitieve aanslag van het voorgaande belastingjaar is gebaseerd. Dit met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag;
Artikel 6. Aanvullende regeling hondenbelasting
Bij afmelding van honden door belastingplichtige binnen 6 weken na de initiële aanslagoplegging geldt geen bewijslast voor het belastingjaar zelf, wel voor eerdere belastingjaren. Bij de overige afmeldingen van honden wordt tot maximaal 2 maanden terug ontheffing verleend maar nooit verder dan 1 januari van het belastingjaar, tenzij schriftelijk bewijs wordt meegeleverd.