Organisatie | Hof van Twente |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2011 |
Citeertitel | Wmo-verordening Hof van Twente 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Gemeentelijk beleid over individuele Wmo-voorzieningen |
geen
Wet maatschappelijke ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2011 | 01-01-2019 | Vaststelling nieuw beleid | 08-02-2011 | 326914 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon‑ en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven; dan wel het feitelijk woonadres, indien het een gehandicapte met een briefadres is;
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening maatschappelijke ondersteuning of Verordeningen voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de persoon met beperkingen zijn toe te rekenen.
zij achteraf de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de reeds gerealiseer-de oplossing nog kan vaststellen, de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet kan worden verweten de kosten reeds te hebben gemaakt en het tijdverloop tussen realisatie van de voorziening en de aanvraag niet onredelijk lang is.
Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Het college biedt de persoon met beperkingen die aanspraak heeft op een individuele voorziening de keuze tussen een voorziening in natura of een financiële tegemoetkoming of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. Het college legt in het Wmo-handboek vast in welke situaties overwegende bezwaren tegen deze keuzevrijheid aanwezig worden geacht.
Artikel 4 Voorziening in natura
Indien de voorziening in bruikleen in natura wordt verstrekt, is de bruikleenovereenkomst gemeente Hof van Twente van toepassing.
Artikel 5 Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden, zoals genoemd in het Wmo-handboek, in de beschikking opgenomen.
Artikel 6 Persoonsgebonden budget
de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden
Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden
De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond in decimalen, per week.
Artikel 14 Vormen van woonvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het normale gebruik van de woning en het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 15 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 14, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, een woonvoorziening noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 14, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, een woonvoorziening noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
Artikel 17 Primaat van de verhuizing
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 lid 2 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare plotseling en onvoorzienbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het normale gebruik van de woning belemmeren.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 lid 1 onder a. en b. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare plotseling en onvoorzienbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het normale gebruik van de woning belemmeren en de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 lid 1 onder c. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen en de in artikel 16 lid 2 onder a. genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
Artikel 18 Woonvoorzieningen en gemeenschappelijke ruimten
Het college kan een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoons-gebonden budget verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze woonvoorziening de woonruimte voor de persoon met beperkingen ontoegankelijk blijft:
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan AWBZ-instellingen, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden voor deze verhuizing aanwezig was;
de persoon met beperkingen voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, een aanleun- of zorgwoning, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
Artikel 22 terugbetlaing bij verkoop (anti-speculatiebeding)
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. Deze meerwaarde van de woning dient, conform de bepalingen in het Wmo-besluit, te worden terugbetaald aan de gemeente.
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 23 Vormen van vervoervoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 24 Het recht op een algemene voorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 23 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen:
Artikel 25 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 23, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het gebruik of bereiken van het openbaar vervoer en het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 23, onder a., onmogelijk maken.
Artikel 26 Algemeen gebruikelijke vervoervoorzieningen
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal het in het Wmo-besluit voor de diverse categorieën genoemde norminkomen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare individuele voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
Artikel 27 Omvang in gebied en in kilometers
Bij de te verstrekken vervoervoorziening wordt ten aanzien van de vervoerbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 28 Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 29 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en indien de in artikel 28 onder a vermelde voorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Artikel 30 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 29, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier.
Artikel 32 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
De aanvraag dient te worden ingediend bij het door het college aan te wijzen loket, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.
Artikel 34 Samenhangende afstemming
Het college legt in het Wmo-besluit regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de persoon met beperkingen.
Artikel 35 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen of de woningeigenaar afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 39 Gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college en voor zover dit mogelijk is, binnen de door deze verordening, het Wmo-besluit en Wmo-handboek aangegeven grenzen.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Wmo-besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de prijsontwikkelingen op basis van de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens, voor het eerst 1 jaar na de inwerkingtreding van de verordening, aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.