Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Urk

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Urk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Urk
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Urk
CiteertitelAfstemminsverordening gemeente Urk 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand
  2. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201024-09-2014Nieuwe regeling

17-12-2009

Het Urkerland (14-01-2010)

2009002013

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de <onderstreept>Wet werk en bijstand</onderstreept> en de <onderstreept>Algemene wet bestuursrecht</onderstreept>.

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);b. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Urkc. benadelingsbedrag: het door de gemeente ten onrechte uitbetaalde bedrag aan bijstand verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die bijstand verstrekt op grond van de <onderstreept>Wet op de loonbelasting 1964</onderstreept> inhoudsplichtige is, alsmede de vergoeding voor de zorgverzekeringswet.

     

Artikel 2 Het verlagen van de uitkering

  • 1 Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of <onderstreept>30 c van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen </onderstreept>voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand verlaagd of de betaling van de bijstand opgeschort.

  • 2 De verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1 De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag indien:a. een belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet; ofb. de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4 Het besluit tot verlaging van de bijstand

In het besluit tot verlaging van de bijstand worden in ieder geval vermeld:     •de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd,      •het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringsnorm en, indien van toepassing,      •de reden om af te wijken van een standaardverlaging.  

Artikel 5 Horen van belanghebbende

  • 1 Voordat een verlaging wordt toegepast, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2 Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet; ofd. het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6 Afzien van verlaging van de bijstand

  • 1 Het college ziet af van verlaging van de bijstand indien:a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; ofb. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet toegepast na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2 Het college kan afzien van het verlagen van de bijstand indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3 Indien het college afziet van het verlagen van de bijstand op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 4 Geen inhoud aanwezig van lid

Artikel 7 Ingangsdatum

  • 1 Tenzij in de verordening anders is bepaald, wordt de verlaging van de algemene bijstand toegepast met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot verlaging van de bijstand aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2 Indien verlaging als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is wordt de verlaging met terugwerkende kracht toegepast, te weten over de periode waarop de gedraging betrekking had of waarin de gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 8 Periode van de verlaging

  • 1 Tenzij in deze verordening anders is bepaald vindt de verlaging van de bijstand plaats:a. voor de duur van een kalendermaand, wanneer sprake is van een eerste verwijtbare gedraging;b. voor de duur van twee kalendermaanden, wanneer binnen een periode van 12 maanden opnieuw sprake is van een gedraging die leidt tot een verlaging gelijk aan of hoger dan de eerder toegepaste verlaging.c. Indien de belanghebbende zich, binnen vierentwintig maanden nadat een tweede verlaging als bedoeld in onderdeel b wederom schuldig maakt aan een gedraging die leidt tot verlaging gelijk aan of hoger dan de eerste verlaging als genoemd in lid 1 onderdeel a, wordt de hoogte van de verlaging individueel bepaald, rekening houdend met alle van belang zijnde omstandigheden.

  • 2 Met een besluit waarmee de bijstand is verlaagd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in <onderstreept>artikel 6, tweede lid</onderstreept>.

  • 3 De recidivetermijn als bedoeld in <onderstreept>lid 1 onderdeel b en c</onderstreept> vangt aan op de datum waarop het besluit dat een verlaging wordt toegepast of dat van een verlaging wordt afgezien wegens dringende redenen, aan belanghebbende bekend is gemaakt.

Artikel 9 Heroverweging

Een verlaging wordt voor bepaalde tijd toegepast. Een verlaging die voor een periode van meer dan drie maanden wordt toegepast, wordt binnen een periode van drie maanden, doch uiterlijk op de laatste dag van de derde maand nadat deze ten uitvoer is gelegd, heroverwogen.

Artikel 10 Samenloop van omstandigheden

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste verlaging is gesteld.Indien sprake is van schending van meerdere verplichtingen door één gedraging, dan wordt uitgegaan van de schending van de verplichting waarop de zwaarste verlaging van toepassing is.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 11 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van <onderstreept>artikel 9</onderstreept> van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:1. Eerste categorie:a. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;b. het niet ondertekenen van het voor belanghebbende door de gemeente of een door de gemeente aangewezen instantie opgesteld trajectplan.2. Tweede categorie:a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.3. Derde categorie:a. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;b. het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in <onderstreept>artikel 9, eerste lid, onderdeel b</onderstreept>, <onderstreept>artikel 10, eerste lid van de wet</onderstreept>, waaronder begrepen sociale activering, en <onderstreept>artikel 10a eerste en vijfde lid van de wet</onderstreept>, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject.4. Vierde categorie:a. het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid en artikel 10a eerste en vijfde lid van de wet, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject.b. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

Artikel 12 De hoogte van de verlaging

Onverminderd <onderstreept>artikel 2, tweede lid</onderstreept>, wordt de verlaging vastgesteld op:     a.     5 % van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;      b.     10 % van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;      c.     20 % van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;      d.    100 % van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 13 Onverwijld

Bij toepassing van <onderstreept>artikel 17, eerste lid</onderstreept>, van de wet dient als onverwijld te worden verstaan: bij het eerste rechtmatigheidonderzoeksformulier of, indien dit niet van toepassing is, vóór de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid als bedoeld in <onderstreept>artikel 17, eerste lid</onderstreept>, van de wet zich heeft voorgedaan.

Artikel 14 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1 Indien een belanghebbende informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn verstrekt wordt de uitkering verlaagd met 5% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2 Van een verlaging van de bijstand kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 15 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

Indien een belanghebbende onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt dat heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het bruto benadelingsbedrag op de volgende wijze:a.     bij een benadelingsbedrag tot € 500,-: 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand; b.     bij een benadelingsbedrag van € 500,- tot € 2000,-: 25% van de bijstandsnorm gedurende een Indien een een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de verlaging 5% van de bijstandsnormmaand; c.     bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 50% van de bijstandsnorm gedurende een maand; d.     bij een benadelingsbedrag van € 4000,- of meer: 100% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Artikel 16 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolg voor de bijstand

Indien een belanghebbende onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt dat niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de verlaging 5% van de bijstandsnorm.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen

Artikel 17 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1 Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond wordt een verlaging toegepast die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer of voor een hoger bedrag is aangewezen op bijstand'

  • 2 De verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:a.      10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een periode van 3 maanden of korter;b.      50% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een periode van 3 tot 6 maanden;c.      100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, bij een periode van 6 maanden en langer.

  • 3 Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond door het verwijtbaar niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt de bijstand gedurende 1 maand verlaagd met 100% van de bijstandsnorm.

  • 4 De verlaging wordt toegepast vanaf de ingangsdatum van de bijstand.

Artikel 18 Schending verplichting op grond van artikelen 55 en 57 onderdeel a WWB

Indien een belanghebbende een met toepassing van <onderstreept>artikel 55 of artikel 57 </onderstreept>onderdeel a WWB opgelegde extra verplichting niet nakomt wordt de verlaging in overeenstemming gebracht met het geschonden belang. 

Artikel 19 Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in <onderstreept>artikel 18, tweede lid </onderstreept>van de wet, wordt een verlaging toegepast van 50% van de bijstandsnorm.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 20 De inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010, onder intrekking van de Afstemmingsverordening gemeente Urk, vastgesteld op 15 december 2005.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand, gemeente Urk.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Urk, gehouden op 17 december 2009,De griffier,                                                                     De voorzitter,