Organisatie | Kaag en Braassem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem 2010 |
Citeertitel | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-02-2011 | 01-01-2010 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 09-11-2010 Witte Weekblad, 09-02-2011 | - |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit Besluit wordt verstaan onder:a. Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem;b. Verzamelinkomen: het totaal van de inkomsten per jaar van het huishouden die geregistreerd staan bij de Belastingdienst en betrekking hebben op een periode die twee jaar ligt voor het jaar dat de hoogte van het inkomen wordt bepaald;c. Norminkomen:
e. Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon een voorziening in het kader van de Wet is verstrekt;f. Regiotaxi: het Collectief Vraagafhankelijk Vervoerssysteem voor de Leidse Regio dat op verzoek van de passagier het vervoer regelt van deur tot deur;g. Leidse regio: de gemeenten Kaag en Braassem, Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude;h. Regulier openbaar vervoer: het openbaar vervoer via vaste netlijnen en op vaste tijden;i. Strippentarief: het tarief per zone in het regulier openbaar vervoer conform de nationale strippenkaart;j. Eigen auto: auto die op naam staat van de aanvrager of zijn/haar partner, waarbij minimaal één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs;k. Vervoer door derden: vervoer per auto van de persoon met beperkingen door particulieren, niet zijnde de persoon met beperkingen zelf;I. Vervoerswaarde: het aantal kilometers per kalenderjaar dat de aanvrager met de tegemoetkoming kan reizen en waarop de berekening van de hoogte van de vervoersvoorziening zoveel mogelijk is afgestemd;m. Echtgeno(o)t(e): de echtgeno(o)t(e) zoals bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet.
Hoofdstuk 2 Vorm van de te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 3 Verstrekking persoonsgebonden budget
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting vindt plaats op verzoek van de aanvrager, nadat deze uitdrukkelijk is geïnformeerd over de voor- en nadelen hiervan.
Artikel 4 Verantwoording persoonsgebonden budget
De verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het College vindt in ieder geval plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget.
Artikel 10 De omvang van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming
Op basis van het programma van eisen, zoals genoemd in lid 1, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget vastgesteld conform:a. de afspraken vastgelegd in raamcontracten;b. prijsafspraken ten gevolge van een Europese aanbesteding;c. in die gevallen waarin geen prijsafspraken zijn gemaakt, worden voor voorzieningen, hoger dan € 5.000,00, twee offertes opgevraagd. De hoogte van de financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget wordtvastgesteld conform het aanbod van de laagste aanbieder.
In afwijking van het bepaalde in lid 3 van dit artikel bedragen de instandhoudingkosten bij trapliften:a. € 340,00 ten behoeve van de kosten van keuring en onderhoud (gelijk aan de verlengde garantie, die bij verstrekkingen in natura voor een periode van vijfjaar wordt afgesloten);b. € 75,00 ten behoeve van elektra bij rechte trapliften cq € 125,00 bij trapliften met een draai;c. Indien bij het plaatsen van een traplift bouwkundige aanpassingen benodigd zijn, wordt aan het persoonsgebonden budget een vergoeding voor de kosten van deze aanpassingen, waarvan de hoogte op basis van een offerte wordt vastgesteld, toegevoegd.
Na verzending van de beschikking wordt de financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.
De verantwoording van de financiële tegemoetkoming en het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het College vindt plaats binnen drie maanden na dagtekening van het besluit. Uitzondering hierop vormt de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting. Deze financiële tegemoetkoming wordt op declaratiebasis verstrekt en heeft een geldigheidsduur van maximaal twee jaar.
Artikel 14 Kosten tijdelijke huisvesting
Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 42 van de Verordening is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van:a. € 718,79 per maand indien de tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte betreft ofwel de te verlaten woonruimte langer moet worden aangehouden;b. € 360,70 per maand indien de tijdelijke huisvesting niet-zelfstandige woonruimte betreft.
De gemeente verstrekt ten behoeve van de aanschaf van vloer- en raambedekking een voorschot. De hoogte van dit voorschot is gelijk aan 75% van de kosten zoals blijkt uit de overgelegde offerten. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van de overgelegde rekeningen. De definitief toegekende financiële tegemoetkoming bedraagt niet meer dan de in het eerste lid genoemde maximum.
Artikel 16 Kosten van keuring en onderhoud/reparatie
Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring en onderhoud/reparatie aan de hieronder vermelde voorzieningen, die door de gemeente zijn verstrekt, kunnen alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring en onderhoud/reparatie, zoals bedoeld in artikel 30 onder e en artikel 41, voor vergoeding in aanmerking komen:a. stoelliften;b. rolstoel- of plateauliften;c. woonhuisliften;d. hefplateauliften;e. balansliften;f. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;g. elektromagnetische opening- en sluitingsmechanismen van deuren.
Geen financiële tegemoetkoming wordt verstrekt in de kosten van keuring en onderhoud/reparatie aan voorzieningen als omschreven in het eerste lid onder a tot en met e, indien voor deze voorziening een persoonsgebonden budget is verstrekt. Bij het bepalen van de omvang van dit budget zijn immers reeds de kosten van keuring en onderhoud/reparatie betrokken als instandhoudingkosten.
Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen
Artikel 18 De omvang van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming
Op basis van het programma van eisen, zoals genoemd in het eerste lid, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget vastgesteld conform:a. de afspraken vastgelegd in raamcontracten;b. prijsafspraken ten gevolge van een Europese aanbesteding;c. in die gevallen waarin geen prijsafspraken zijn gemaakt, worden voor voorzieningen, hoger dan € 5.000,00, twee offertes opgevraagd. De hoogte van de financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld conform het aanbod van de laagste aanbieder.
Artikel 19a Persoonsgebonden budget voor scootmobielen (koop)
Het persoonsgebonden budget voor een scootmobiel omvat twee bestanddelen: een eenmalige vergoeding voor de aanschaf inclusief standaard fabrieksopties (A) en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering (B). Het persoonsgebonden budget bedraagt, rekening houdend met de kosten voor verzekering en onderhoud voor de gehele gebruiksperiode, als bedoeld in het derde lid, ten hoogste:a. voor een scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving (8 km/uur): €2.800,00 (A)+ €1.100,00 (B) = €3.900,00;b. voor een scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving (10 km/uur): €3.100,00 (A)+ €1.250,00 (B) = €4.350,00;c. voor een scootmobiel voor langere afstanden en intensief gebruik (15 km/uur): €4.725,00 (A)+ €1.750,00 (B) = €6.475,00.
Indien vast staat dat de aanvrager de scootmobiel niet meer gebruikt, is hij gehouden deze aan de gemeente in eigendom over te dragen dan wel de restwaarde ervan te vergoeden. Bij overlijden van de aanvrager binnen de gebruiksduur van de scootmobiel rust deze verplichting op de erfgenamen van de aanvrager.
Artikel 19b Persoonsgebonden budget voor scootmobielen (huur)
Indien de aanvrager een scootmobiel huurt waarbij onderhoud, reparatie en verzekering zijn inbegrepen, komt hij in aanmerking voor ten hoogste een persoonsgebonden budget van:a. € 3.900,00 indien het betreft een scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving (8 km/uur);b. € 4.350,00 indien het betreft een scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving (10 km/uur);c. € 6.475,00 indien het een scootmobiel betreft voor langere afstanden en intensief gebruik (15 km/uur).
Artikel 21 Collectief vraagafhankelijk vervoer
De door het College te verstrekken vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 50 van de Verordening bestaat uit:a. het gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief voor maximaal 384 zones op jaarbasis;b. een vrij besteedbaar bedrag van € 280,00, dat bestemd is voor meergebruik van de Regiotaxi, vervoer buiten het vervoersgebied van de Regiotaxi, voor vervoer met de eigen auto of voor vervoer door derden.
Artikel 22 Gebruik van eigen auto
Om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto, moet de aanvrager in aanvulling op het bepaalde in artikel 53 lid 1 van de Verordening voldoen aan de volgende voorwaarden:a. de persoon met beperkingen of diens huisgenoot moet in het bezit zijn van een auto;b. de persoon met beperkingen of diens huisgenoot moet in het bezit zijn van een geldig rijbewijs.
Artikel 23 Vervoer door reguliere taxi
De door het College te verstrekken vervoersvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de reguliere taxi, zoals bedoeld in artikel 52 lid 2 onder b van de Verordening, bestaat uit:a. een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de reguliere taxi van maximaal € 1.388,00 op jaarbasis; enb. een vrij besteedbaar bedrag van € 280,00 dat bestemd is voor vervoer met de eigen auto of voor vervoer door derden.
Artikel 24 Vervoer door rolstoeltaxi
De door het College te verstrekken vervoersvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van rolstoeltaxi, zoals bedoeld in artikel 52 lid 2 onder c van de Verordening, bestaat uit:a. een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de rolstoeltaxi van maximaal € 1.875,00 op jaarbasis; en b. een vrij besteedbaar bedrag van € 280,00, dat bestemd is voor vervoer met de eigen (voor rolstoelgebruik aangepaste) auto of voor vervoer door derden.
Artikel 25 Scootmobiel en aangepast vervoersmiddel
Een persoon met beperkingen kan slechts voor een scootmobiel of een aangepast vervoermiddel in aanmerking komen, indien hij over een adequate stalling beschikt. De kosten van deze stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur- of aanschafkosten én van de verwachte gebruiksduur van de betreffende voorziening.
Artikel 26 Wijzigingen in de omvang van de voorziening
De vergoeding in de kosten van vervoer als bedoeld in artikel 50 (gereduceerd vervoerstarief) en artikel 52 lid 2 van de Verordening wordt gesteld op 50% van het maximumbedrag voor deze voorziening indien er tevens een ander verplaatsingsmiddel als bedoeld in artikel 52 lid 1 van de Verordening wordt of is toegekend door het College.
Voor zover echter beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer, maar wel van de Regiotaxi wordt aan hen ieder toegekend:a. 100% van het in artikel 21 lid 1 onder a en artikel 21 lid 2 bedoelde aantal zones voor het gebruik van de Regiotaxi; enb. indien van toepassing, 50% van het in artikel 21 lid 1 onder b bedoelde vrij besteedbaar bedrag.
De omvang van een voorziening als bedoeld in artikel 50 en artikel 52 lid 2 van de Verordening wordt voor personen met beperkingen tot 16 jaar gesteld op een percentage van het bedrag dat in artikel 21, 22, 23 en 24 van dit Besluit is genoemd, namelijk:a. 0% voor personen met beperkingen tot 4 jaar;b. 25% voor personen met beperkingen van 4 tot 6 jaar;c. 50% voor personen met beperkingen van 6 tot 12 jaar;d. 75% voor personen met beperkingen van 12 tot 16 jaar.
Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorzieningen
Artikel 28 Omvang van het persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel omvat twee bestanddelen: een eenmalige vergoeding voor de aanschaf inclusief standaard fabrieksopties (A) en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en eventueel verzekering (B). Het persoonsgebonden budget bedraagt, rekening houdend met de kosten voor verzekering en onderhoud voor de gehele gebruiksperiode, als bedoeld in het derde lid, ten hoogste:
De jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van een rolstoel wordt voor de eerste keer verstrekt in het jaar volgend op het jaar van aanschaf. Voor elektrische rolstoelen wordt in het jaar van aanschaf een voorschot van € 50,00 verstrekt op de tegemoetkoming voor kosten van verzekering.
Indien vast staat dat de aanvrager de rolstoel niet meer gebruikt, is hij gehouden deze aan de gemeente in eigendom over te dragen dan wel de restwaarde ervan te vergoeden. Bij overlijden van de aanvrager binnen de gebruiksduur van de voorziening rust deze verplichting op de erfgenamen van de aanvrager.
Artikel 28a Persoonsgebonden budget voor rolstoelen (huur)
Indien de aanvrager een rolstoel huurt waarbij onderhoud, reparatie en verzekering zijn inbegrepen, komt hij per soort voorziening in aanmerking voor maximaal het volgende bedrag:- duwwandelwagen voor continu gebruik: € 3.600,00- handbewogen rolstoel voor incidenteel / kortdurend gebruik: €1.000,00- handbewogen rolstoel voor (semi-)permanent / algemeen gebruik: € 2.700,00- handbewogen rolstoel voor actief gebruik: €2.550,00- elektrische rolstoel voor (semi-)permanent gebruik, primair binnen, maar ook in en om het huis: € 9.300,00- elektrische rolstoel voor (semi-)permanent gebruik, primair buiten, maar ook binnenshuis: € 10.625,00.