Organisatie | Kaag en Braassem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem |
Citeertitel | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Alkemade en Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek 2008.
Besluit maatschappelijke ondersteuning, in werking getreden op 17-02-2011
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-02-2011 | 01-01-2009 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 13-12-2010 Witte Weekblad, 09-02-2011 | 10.144 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze Verordening wordt verstaan onder:a. Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;b. AMvB: Besluit maatschappelijke ondersteuning;c. Besluit: het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem;d. Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;e. Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem aantoonbare belemmeringen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;f. ICF: de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF), een raamwerk van classificaties die tezamen een gestandaardiseerd begrippenapparaat vormen voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden; g. Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijk leven, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het maatschappelijk leven;h. Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financieel vermogen van mensen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke leven mogelijk maken;i. Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening, een rolstoelvoorziening of een voorziening ten behoeve van het voeren van een huishouden;j. Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;k. Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;l. Hulp bij het huishouden: onder hulp bij het huishouden wordt verstaan het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijk of zintuiglijk handicap of psychosociaal probleem dat leidt tot het disfunctioneren van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel een leefeenheid waartoe een persoon behoort;m. Woonvoorziening: een voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon met beperkingen bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt. Bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte wordt slechts die voorziening als woonvoorziening aangemerkt, indien de voorziening:
n. Uitraasruimte: een verblijfsruimte waarin een persoon met beperkingen die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen;o. Ergonomische belemmering: bouwkundige of woontechnische belemmering, die aantoonbaar in de weg staat aan het normale gebruik van de woonruimte en die rechtstreeks ondervonden wordt als gevolg van lichamelijke functionele beperkingen van de persoon met beperkingen;p. Woonruimte:
q. Hoofdverblijf: de woonruimte waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven dan wel het feitelijk woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres staat ingeschreven. Indien de persoon met beperkingen permanent in een AWBZ-instelling moet verblijven, is die instelling het hoofdverblijf geworden;r. Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorend tot een woning, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;s. Instelling: een instelling als bedoeld in artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen (Stb. 2005, 571); t. Vervoersvoorziening: een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon met beperkingen bij het vervoer buitenshuis ondervindt;u. Rolstoelvoorziening: een voorziening die kan bestaan uit:
v. Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;w. Financiële tegemoetkoming: een vaste tegemoetkoming in de kosten van een voorziening;x. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze Verordening en het Besluit te stellen regels van toepassing zijn;y. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze Verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het College verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;z. Eigen bijdrage: een door het College vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden door de persoon met beperkingen;aa. Eigen aandeel: een door het College vast te stellen aandeel, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming betaald moet worden door de persoon met beperkingen en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn;bb. Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de Wet te verstrekken voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;cc. Algemeen gebruikelijk: datgene dat naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behoort;dd. Inkomen: een verzamelinkomen als omschreven in het Besluit;ee. Norminkomen: een norminkomen als omschreven in het Besluit;ff. Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voert;gg. Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wet;hh. Instandhoudingskosten: de indirecte kosten van een voorziening, zoals de kosten van onderhoud, keuring, reparatie en verzekering;ii. College: het College van burgemeester en wethouders van gemeente Kaag en Braassem;jj. Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
Paragraaf 2 Bereik van de verordening
Het College verstrekt aan een persoon die beperkingen in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie ondervindt bepaalde voorzieningen, die hem in staat stellen:a. een huishouden te voeren;b. een woning normaal te gebruiken;c. zich te verplaatsen in en om de woning;d. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;e. zich zodanig te verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen; en/off. andere mensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan en te onderhouden om op die manier deel te nemen aan het maatschappelijk leven.
Artikel 4 Voorwaarden voor verstrekking
Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:a. deze in overwegende mate op het individu is gericht;b. deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het wonen, het verplaatsen in en om de woning, het zich verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of aanzienlijk te verminderen;c. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als een adequate oplossing kan worden aangemerkt. Indien er de keuze is tussen meerdere adequate voorzieningen zal die voorziening worden verstrekt, die niet duurder is dan noodzakelijk;d. de kosten van de voorziening in redelijke verhouding staan tot de resterende technische levensduur van de woonruimte, het vervoermiddel of de rolstoel.
Artikel 5 Algemene afwijzingsgronden/beëindiginggronden
Geen voorziening wordt toegekend dan wel een voorziening wordt beëindigd:a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;b. indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Kaag en Braassem;c. indien de aanvrager geen rechtmatig verblijf houdt in gemeente Kaag en Braassem zoals omschreven in artikel 8 van de Wet; d. voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw (geldt voor woonvoorzieningen en hulp bij het huishouden);e. voor zover er van de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;f. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager heeft gemaakt vóór de datum waarop het besluit is genomen;g. indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens een aan deze Verordening voorafgaande verordening, is vergoed of verstrekt en er nog geen zeven jaar zijn verstreken. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien de eerder vergoede of verstrekte voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan, indien er sprake is van een aanmerkelijke verandering van omstandigheden, of indien er sprake is van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de kosten/schade daarvan niet op andere wijze zijn of worden vergoed. Deze bepaling is niet van toepassing op aanvragen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten die verband houden met woonruimteaanpassing zoals beschreven in artikel 30 onder e van de Verordening; h. indien op grond van enig andere (wettelijke) regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst aanspraak op de voorziening bestaat;i. indien de gevraagde voorziening naar het oordeel van het College niet medisch of psychosociaal noodzakelijk is;j. indien in de persoon gelegen factoren een adequaat en verantwoord gebruik van de voorziening belemmeren;k. indien overigens niet voldaan wordt aan de in deze Verordening genoemde voorwaarden.
De aanvrager is verplicht om op verzoek of uit eigener beweging aan het College of aan door hen aangewezen adviseurs die gegevens te verschaffen, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
Het College is bevoegd om, voor zover dat van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie de aanvraag is ingediend:a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het College te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;b. op een door het College te bepalen plaats en tijdstip door één of meerdere daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.
De beschikking vermeldt op welke wijze het genomen besluit bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van personen met een beperking.
Het College kan een besluit tot verstrekken van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget intrekken, indien blijkt dat de tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening, waarvoor de verstrekking heeft plaatsgevonden.
Het College kan een besluit, genomen op grond van deze Verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze Verordening;b. de voorwaarden gesteld in de bruikleenovereenkomst niet worden nageleefd;c. de voorziening is verstrekt op grond van gegevens, waarvan inmiddels is gebleken dat die zodanig onjuist of onvolledig waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.
Bij het onderzoek als bedoeld in het eerste lid wordt – indien van toepassing – aandacht besteed aan:a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;b. de belemmeringen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van beperkingen, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;e. de sociale omstandigheden van de aanvrager.
Hoofdstuk 2 Vorm van de te verstrekken individuele voorzieningen
Een persoon met beperkingen heeft bij de verstrekking van een individuele voorziening - wat betreft de vorm van verstrekking - de keuze tussen:a. een verstrekking in natura;b. een verstrekking in de vorm van een financiële tegemoetkoming; en c. een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget.
De gekozen vorm van een voorziening kan op verzoek van de aanvrager worden gewijzigd:a. na afloop van de in de beschikking genoemde termijn;b. zodra er substantiële wijzigingen in de aard of omvang van de voorziening optreden; ofc. indien er dringende reden aanwezig zijn die een wijziging rechtvaardigen.
Artikel 16 Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en/of gemeente en de aanvrager van toepassing.
Artikel 17 Financiële tegemoetkoming
Het College stelt in het Besluit vast voor welke individuele voorzieningen een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.
Artikel 18 Persoonsgebonden budget
Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikel 6 van de Wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:a. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;b. de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit;c. de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het College vastgelegd in het Besluit;d. op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget van toepassing.
Het College gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het is verstrekt. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit, op verzoek van het College per omgaande te verstrekken. Het College kan in het Besluit nadere regels stellen om in bepaalde gevallen tot niet-steekproefsgewijze controle over te gaan.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden
Artikel 21 Vormen van hulp bij het huishouden
Ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of functiebeperking bij het voeren van een huishouden, kan het College een voorziening verstrekken die kan bestaan uit:a. een algemene voorziening, bestaande uit hulp bij het huishouden;b. een individuele voorziening, bestaande uit:1° hulp bij het huishouden in natura;2° een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden;3° een financiële tegemoetkoming te besteden aan hulp bij het huishouden in de vorm van een alfahulp.
Artikel 22 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
Zowel een persoon met beperkingen als een mantelzorger kan voor een algemene voorziening als bedoeld in artikel 20 lid 1 in aanmerking komen, indien:a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking ofb. problemen bij het uitvoeren van de mantelzorghet zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen;
In afwijking van het gestelde in artikel 21 komt zowel een persoon met beperkingen als een mantelzorger niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die in staat zijn de huishoudelijke taken (volledig) over te nemen.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 27 Vormen van woonvoorzieningen
Ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of functiebeperking bij het normale gebruik van de woning, kan het College een woonvoorziening verstrekken die kan bestaan uit:
Artikel 28 Primaat algemene woonvoorzieningen
Een persoon met beperkingen kan voor een algemene woonvoorziening in aanmerking komen, indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Artikel 29 Recht op individuele woonvoorzieningen
Een persoon met beperkingen kan voor een individuele woonvoorziening in aanmerking komen, indien de in artikel 27 lid 1 genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt en indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken.
Artikel 30 Soorten individuele woonvoorzieningen
Het College kan individuele woonvoorzieningen verstrekken, die betrekking hebben op:a. verhuizing en inrichting;b. woningaanpassingen;c. woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard;d. woningsanering;e. kosten die verband houden met aanpassing van woonruimte:
In afwijking op het bepaalde in het tweede lid kunnen de volgende voorzieningen aan gemeenschappelijke ruimten worden aangebracht: automatische deuropeners, hellingbanen, toegangsdeuren, drempelhulpen en vlonders, opstelplaatsen voor scootmobielen of rolstoelen bij de toegangsdeur van het woongebouw en extra trapleuningen.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt afgewezen indien:a. de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of functiebeperking geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;b. de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het College;c. de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak; d. voor zover de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of uit de slechte staat van onderhoud van de woning;e. de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, voor zover het een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten betreft. f. verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.f. de aanvrager zijn huidige woonruimte zonder recht of titel bewoont.
Paragraaf 2 Verhuizing en inrichting
Artikel 34 Primaat van de verhuizing
Een persoon met beperkingen kan voor een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of functiebeperking het normale gebruik van de woning belemmeren en de mogelijkheden van aanpassing van de huidige woning onvoldoende zijn of duurder zijn dan de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting, als omschreven in het Besluit.
Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 30 onder b tot en met f in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of functiebeperking in het normale gebruik van de woning worden ondervonden en de in het eerste lid genoemde voorziening:a. niet te realiseren is; ofb. niet de goedkoopst adequate voorziening is; ofc. naar het oordeel van het College niet gewenst is op grond van individuele omstandigheden.
Artikel 35 Voorwaarden voor tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten
Het College verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten aan de persoon met beperkingen, als bedoeld in het eerste lid onder a, indien:a. de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat het College een besluit op de aanvraag heeft genomen; b. de persoon met beperkingen niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;c. de persoon met beperkingen verhuist vanuit of naar een woonruimte die geschikt is om het gehele jaar te worden bewoond; d. de persoon met beperkingen niet verhuist naar een AWBZ-instelling of een andere onzelfstandige woonruimte;e. in de te verlaten woonruimte aantoonbare belemmeringen in het normale gebruik van de woning worden ondervonden;f. in de te betrekken woonruimte geen belemmeringen zullen worden ondervonden;g. voldaan wordt aan de overige voorwaarden als genoemd in deze Verordening.
Indien een financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten de goedkoopst adequate oplossing is, maar de in artikel 30 onder b en c genoemde voorziening(en) tenminste even adequaat is/zijn, kan het College besluiten dat de financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten ook mag worden aangewend ten behoeve van de noodzakelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 30 onder b en c. Hiertoe kan worden besloten indien de persoon met beperkingen bereid is het verschil in kosten zelf bij te betalen en het complete programma van eisen, zoals door het College vastgesteld, zal worden uitgevoerd.
Paragraaf 3 Woningaanpassingen
Artikel 36 Primaat losse woonunit
Indien een woningaanpassing bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woonruimte die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of functiebeperking behoefte hebben aan een dergelijke woning, kan het College een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
Een persoon met beperkingen kan voor een uitraasruimte in aanmerking komen wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Het College verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:a. de woonwagen niet ouder dan tien jaar is en de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;b. de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;c. de woonwagen bij de gemeente op de standplaats staat ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening; end. de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Huisvestingswet.
Het College verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget in de aanpassingskosten van een woonschip indien:a. het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag niet ouder dan tien jaar is en nog een technische levensduur heeft van nog minimaal vijf jaar;b. het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.
Het College verstrekt eenmalig een financiële tegemoetkoming in de kosten voor woningsanering, indien:a. de noodzaak hiertoe, vanwege caraklachten in verband met een allergie voor huisstof of huisstofmijt, is vastgesteld;b. er bij de aanschaf van de huidige vloer- en raambedekking geen sprake was van een (verwachte) noodzaak tot woningsanering;c. de huidige woning niet eerder door de aanvrager op grond van de Wet of andere wet- en regelgeving is gesaneerd;d. de woningsanering is aangevraagd binnen één jaar nadat voor de eerste maal een allergie voor huisstofmijt is vastgesteld;
Artikel 41 Kosten van keuring en van onderhoud/reparatie
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring en onderhoud/reparatie is opgenomen in het Besluit. Indien een voorziening als persoonsgebonden budget is verstrekt, zijn de kosten van keuring en onderhoud/reparatie in het persoonsgebonden budget als instandhoudingskosten meegenomen.
Artikel 42 Kosten van tijdelijke huisvesting
Het College kan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van tijdelijke huisvesting die door de persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of van de door hem nog te betrekken woonruimte. De financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woon-ruimteaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon met beperkingen voor dubbele woonlasten komt te staan.
Het College verstrekt uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, indien deze kosten worden gemaakt in verband met het:a. tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;b. tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte;c. langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.
Artikel 44 Verwijderen van woningaanpassingen
Het College kan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van verwijdering van een ingrijpende woningaanpassing waarvoor een overheidsbijdrage is verstrekt, als de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar of verkoopbaar is.
Artikel 45 Aanvang werkzaamheden en bezichtiging in de woning
Het College verstrekt slechts een woonruimteaanpassing, indien:a. met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft, geen aanvang is genomen voordat het College een positief besluit heeft genomen op de aanvraag;b. door het College aangewezen personen op één of meer door hen te bepalen tijdstippen toegang is geboden tot dat gedeelte van de woonruimte waar de woonruimteaanpassing wordt verricht;c. deze personen inzage wordt gegeven in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonruimteaanpassing en de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woonruimteaanpassing.
Artikel 47 Terugbetalen bij verkoop
Het College verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget in de kosten voor het treffen van een woonvoorziening in de vorm van een uitbouw aan de woonruimte aan de eigenaar van deze woonruimte, indien hij zich bij overeenkomst verbindt aan de volgende voorwaarde: indien binnen een periode van zeven jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woonruimte wordt verkocht, is de eigenaar/bewoner, die de tegemoetkoming heeft ontvangen, gehouden om binnen één week na het passeren van de akte het College hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget die door de gemeente is verstrekt voor de aanpassing dient aan de gemeente te worden teruggestort:- voor het eerste jaar: 100% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;- voor het tweede jaar: 85% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;- voor het derde jaar: 70% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten; - voor het vierde jaar: 55% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;- voor het vijfde jaar: 40% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;- voor het zesde jaar: 25% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;- voor het zevende jaar: 10% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten.
Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 49 Vormen van vervoersvoorzieningen
Ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of functiebeperking bij het zich verplaatsen per vervoermiddel kan het College een vervoersvoorziening verstrekken die kan bestaan uit:
Artikel 50 Algemene vervoersvoorziening
Het College kan een algemene vervoersvoorziening verstrekken, waaronder een collectieve vervoersvoorziening, bestaande uit een voorziening in natura door middel van een collectief systeem van aanvullend openbaar vervoer eventueel in combinatie met een begeleiderpas.
Het College kan aan een persoon met beperkingen, die niet zelfstandig kan reizen of zich niet zelfstandig op de plaats van bestemming kan verplaatsen, een begeleiderpas voor het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (Regiotaxi) verstrekken. Deze begeleiderpas biedt de persoon met beperkingen de mogelijkheid om gratis één begeleider in de Regiotaxi mee te laten reizen.
2. Om in aanmerking te komen voor een begeleiderpas, dient de persoon met beperkingen aan de volgende voorwaarden te voldoen:a. hij moet behoren tot de doelgroep van de Wet; b. hij moet een gemeentelijke vergoeding ontvangen voor het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (Regiotaxi);c. er moet een medische noodzaak voor begeleiding in de Regiotaxi zijn vastgesteld; end. de begeleiderpas moet geschikt en langdurig noodzakelijk zijn om de belemmeringen van de persoon met beperkingen op het gebied van vervoer op te heffen of aanzienlijk te verminderen.
Een medische noodzaak wordt in ieder geval aanwezig geacht, indien de persoon met beperkingena. in het bezit is van een begeleiderpas van de Nederlandse Spoorwegen (NS); ofb. rolstoelgebonden is; ofc. woonachtig is in een verpleeghuis of verzorgingshuis; ofd. visueel gehandicapt is.In andere gevallen zal een (medisch) onderzoek moeten vaststellen of begeleiding medisch noodzakelijk is.
Artikel 52 Individuele vervoersvoorziening
Het College kan een individuele vervoersvoorziening verstrekken, die kan bestaan uit:
een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget, al dan niet ten behoeve van collectief gebruik verstrekt, in de vorm van:a. een scootmobiel;b. een ander verplaatsingsmiddel voor de korte en middellange afstand;c. accessoires voor of aanpassingen aan een scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel;d. (gewennings-)lessen voor het adequaat gebruik van een scootmobiel/ander verplaatsingsmiddel;e. kosten voor onderhoud/reparatie en indien nodig, een verzekering van de hiervoor onder a en b genoemde voorziening; f. rijlessen voor het gebruik van de scootmobiel/ander verplaatsingsmiddel.
een financiële tegemoetkoming in de kosten van:a. het gebruik van een eigen (voor rolstoelgebruik aangepaste) auto;b. het gebruik van een taxi;c. het gebruik van een rolstoeltaxi;d. aanpassing van een eigen auto;e. onderhoud/reparatie en indien nodig, een verzekering van de vervoersvoorziening zoals vermeld onder d.
Artikel 53 Het recht op een vervoersvoorziening
Een persoon met beperkingen kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 50 en artikel 52 lid 2 sub a in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of functiebeperking het hem onmogelijk maken om:a. gebruik te maken van het openbaar vervoer; b. het openbaar vervoer te bereiken.
Een persoon met beperkingen kan voor een individuele vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 52 lid 2 sub b t/m e in aanmerking komen, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of functiebeperking het hem onmogelijk maken om:a. het openbaar vervoer te gebruiken of te bereiken; enb. gebruik te maken van een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid; ofc. een vervoersvoorziening als bedoeld in het eerste lid niet aanwezig, dan wel niet toereikend is.
Het College verstrekt slechts een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 50 en 52 lid 2 onder a tot en met c indien het inkomen van de aanvrager dan wel het gezamenlijk inkomen van de aanvrager en diens partner niet meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Besluit voor de diverse categorieën genoemde norminkomen.
Artikel 55 Omvang in gebied en kilometers
In afwijking op het gestelde in het eerste lid wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorzieningen
Artikel 58 Soorten rolstoelvoorzieningen
Het College kan ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of functiebeperking bij het zich verplaatsen in en om de woning een rolstoelvoorziening verstrekken, bestaande uit:
een individuele rolstoelvoorziening in natura dan wel in de vorm van een persoonsgebonden budget in de kosten van:a. een handbewogen of elektrische rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen én buiten de woonruimte;b. aanpassingen aan de rolstoel;c. onderhoud/reparatie en indien nodig, een verzekering van de hiervoor onder a genoemde voorziening;d. accessoires voor de rolstoel;e. een speel-leervoorziening.
Artikel 59 Het recht op een rolstoelvoorziening
Een persoon met beperkingen kan voor een algemene rolstoelvoorziening in aanmerking komen, wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling een onvoldoende oplossing bieden.
Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoelvoorziening, als bedoeld in artikel 58 lid 2, in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking in belangrijke mate zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling een onvoldoende oplossing bieden.
Het College betrekt, in overeenstemming met artikel 11 van de Wet, burgers, organisaties, professionals en instellingen, die de belangen van burgers behartigen bij het opstellen en wijzigen van de Verordening en het op deze Verordening gebaseerde Besluit en Handboek.
Het College kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Verordening en het op deze Verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de consumenten-prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze Verordening, indien strikte toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 64 Gevallen waarin de Verordening niet voorziet
In gevallen die de uitvoering van deze Verordening betreffen, waarin deze Verordening niet voorziet, beslist het College.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt deze Verordening aangepast. Het College zendt hiertoe telkens na vier jaar na de inwerkingtreding van de Verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid, de rechtmatigheid en de effectiviteit van de Verordening in de praktijk.
Artikel 66 Citeertitel en inwerkingtreding
Aanvragen om toekenning van een voorziening, die betrekking hebben op een tijdvak voor 1 januari 2009 zullen worden behandeld volgens de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alkemade dan wel de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek 2008.