Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsnotitie Geldterugregeling 2004 |
Citeertitel | Uitvoeringsnotitie Geldterugregeling 2004 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Daum inwerkingtreding bij benadering vastgesteld.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-07-2004 | 22-01-2015 | nieuwe regeling | 13-07-2004 Wegwijs, onbekend | 02/9950 |
Sinds 1999 beschikt de gemeente Wijchen in het kader van haar minimabeleid over een Geldterugregeling. De Raad heeft op 29 april 2004, op basis van de aangeboden “Kadernotitie minimabeleid gemeente Wijchen 2004”, besloten om ook voor 2004 de Geldterugregeling voort te zetten. Dit met een aantal wijzigingen.
Sinds 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand van kracht. Met de invoering van deze wet is de nadruk komen te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënten om zelf te voorzien in de kosten van het bestaan. In aansluiting hierop is er door de gemeente Wijchen voor gekozen om binnen het bijzondere bijstandsbeleid een onderscheid te maken tussen minima met en minima zonder arbeidsperspectief. Voor minima met een arbeidsperspectief vormt een sober minimabeleid het uitgangspunt. Bij uitvoering van de Geldterugregeling wordt daarom uitgegaan van langdurige minima. Bij deze groep personen kan ervan uitgegaan worden dat er sprake is van een beperkt arbeidsperspectief.
Op grond van de WWB is het daarnaast niet langer mogelijk om categoriale bijstand te verstrekken aan personen jonger dan 65 jaar. Op grond hiervan is er binnen de regeling een onderscheid gemaakt tussen personen jonger dan 65 jaar en personen van 65 jaar en ouder.
Achtergrond van de regeling vormt het bieden van extra financiële ruimte aan langdurige minima en ouderen om te voorkomen dat deze groep in een maatschappelijk isolement komt als gevolg van een lager besteedbaar inkomen en de deelname aan sport, cultuur, recreatie, onderwijs en andere voorzieningen verder te stimuleren.
Uitvoering van de Geldterugregeling
Wie komen er in aanmerking voor een bijdrage op grond van de Geldterugregeling?
Aan het recht op een bijdrage op grond van de Geldterugregeling worden een aantal algemene voorwaarden verbonden:
Het totale vermogen bedraagt niet meer dan de vermogensgrenzen zoals genoemd in artikel 34 WWB.
Er kan het hele kalenderjaar een aanvraag voor een bijdrage op grond van de Geldterugregeling worden ingediend. Een recht op een bijdrage wordt echter slechts eenmaal per kalenderjaar vastgesteld. Ook indien een wijziging in de situatie later mogelijk tot een ander recht leidt (bijvoorbeeld in geval van geboorte of een wijziging in het inkomen). Blijkt echter achteraf dat een eerdere aanspraak op de Geldterugregeling gebaseerd was op onjuist verstrekte informatie door de aanvrager, dan wordt wel bezien of een terugvordering aan de orde is.
Tot de doelgroep van de Geldterugregeling behoren in elk geval niet:
Studenten: gesteld kan worden dat deze categorie personen in het algemeen niet sociaal geïsoleerd leeft . Als gevolg van de gevolgde studie hebben studenten ook een zodanig toekomstperspectief dat de doelstelling van de Geldterugregeling, te weten het bevorderen van de maatschappelijke participatie, ten aanzien van hen niet bereikt hoeft te worden.
De maximale bijdrage is vastgesteld op € 100,00. Hierop bestaat recht indien het (gemiddelde) inkomen maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Bij een (gemiddeld) inkomen vanaf 110% tot maximaal 115% van de toepasselijke bijstandsnorm bestaat er nog recht op een halve vergoeding ter hoogte van € 50,00.
Welke bewijsstukken moeten er overgelegd worden?
Bij het vaststellen van het recht op de vergoeding worden, naast bewijsstukken met betrekking de genoten inkomsten in de voorliggende 36 maanden, ook de actuele afschriften van de betaal- en spaarrekeningen van alle gezinsleden opgevraagd. Hierop wordt echter een uitzondering gemaakt in die gevallen waarbij de cliënt in de voorliggende periode bepaalde bewijsstukken al heeft overgelegd op grond waarvan het recht op een bijdrage beoordeeld kan worden.
Heeft iemand in de twee voorliggende jaren ook een vergoeding ontvangen op grond van de GTR, dan hoeft alleen de meest actuele inkomensspecificatie overgelegd te worden. Hetzelf- de geldt voor de bankafschriften. Heeft iemand in de voorliggende periode van 6 maanden deze gegevens nog overgelegd, bijvoorbeeld in verband met een aanvraag bijzondere bijstand of langdurigheidstoeslag, dan hoeft er verder geen enkel bewijsstuk te worden overgelegd ten aanzien van de inkomens- of vermogenssituatie. Dit is slechts anders indien de cliënt aangeeft dat er een wijziging in zijn situatie heeft plaatsgevonden.
bij een eerste aanvraag: de meest actuele afschriften van alle bankrekeningen dienen over-gelegd te worden. Daarnaast inkomensspecificaties over de drie voorgaande jaren. Daarbij wordt uitgegaan van de meest actuele loonstrook en de loonstroken over elke 12 voorliggen de maanden indien de cliënt aangeeft dat zijn inkomsten ongewijzigd zijn gebleven.
Er kan niet langer categoriale bijstand verstrekt worden aan personen jonger dan 65 jaar. Gevolg hiervan is dat er een individuele beoordeling gemaakt moet worden van de noodzaak van de kosten. Deze beoordeling vindt zoveel mogelijk plaats aan de hand van een gemaakte selectie. Daarnaast dient er een bestedingscontrole uitgevoerd te worden.
Concrete uitvoering van de regeling
Onderstaand volgt een opsomming van de categorieën die tot de doelgroep behoren en de wijze waarop de gemeente voornemens is om deze categorieën te benaderen.
Ten aanzien van deze minima kan een onderscheid gemaakt worden tussen:
personen jonger dan 65 jaar die op de peildatum (medio juli 2004) reeds 36 maanden of langer een uitkering ontvangen. Die personen krijgen ambthalve een bijdrage toegekend. Ambtshalve uitbetaling is voor deze groep niet langer mogelijk vanwege de ingevoerde bestedingscontrole. Op het moment dat er bonnen ingeleverd worden ter hoogte van € 25,00 kan de bijdrage uitbetaald worden. Personen die op de peildatum 31 maanden of langer een uitkering ontvangen wordt ambtshalve een aanvraagformulier toegezonden. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om aan te vragen op het moment dat hij/zij 36 maanden een uitkering ontvangt. Het is mogelijk dat iemand een aanvraag indient zonder dat er reeds kosten zijn gemaakt. In dat geval dient er beslist te worden op de aanvraag. Uitbetaling kan plaatsvinden na overlegging van de bonnen.
personen jonger dan 65 jaar die na de peildatum instromen in de bijstand: bij de beoordeling van het recht op bijstand wordt de cliënt voorgelicht over de Geldterugregeling. Afhankelijk van de situatie wordt een aanvraagformulier meegegeven. Op het moment dat de cliënt de aanvraag indient kan tot toekenning/ afwijzing overgegaan worden en bij overlegging van de bonnen tot uitbetaling.
personen van 65 jaar of ouder: aan personen van 65 jaar of ouder die op de peildatum bijstand ontvangen wordt ambthalve een vergoeding toegekend. Hetzelfde geldt voor die personen die dit jaar kwijtschelding hebben ontvangen van de gemeentelijke belastingen. Personen die vorig jaar een vergoeding op grond van de GTR hebben ontvangen wordt ambthalve een aanvraagformulier toegestuurd.
Deze personen hebben op zich een inkomen ter hoogte van het sociale minimum. Bij de toekenning van een Ioaw- of Ioaz-uitkering vindt echter geen vermogenstoets plaats. Om voor de GTR in aanmerking te komen zal alsnog beoordeeld dienen te worden of het aanwezige vermogen lager is dan het bescheiden vrij te laten vermogen op grond van de Wet werk en bijstand. Ook zal voor het bepalen van de toepasselijke bijstandsnorm beoordeeld worden of er aanleiding is het toeslagen- of verlagingenbeleid toe te passen.
Gelet op deze toetsen is het niet mogelijk om personen met een Ioaw- of Ioaz-uitkering rechtstreeks de vergoeding te verstrekken. De Ioaw- en Ioaz-gerechtigden die op de peildatum 30 maanden of langer een uitkering ontvangen krijgen automatisch het aanvraagformulier toegezonden. Hetzelfde geldt voor die personen die korter bijstand ontvangen, maar in 2002 en 2003 GTR hebben ontvangen. De personen die later instromen worden, net als de bijstandsgerechtigde, over de Geldterugregeling voorgelicht en een aanvraagformulier wordt meegegeven.
Personen die eerder een vergoeding op grond van de Geldterugregeling hebben aangevraagd. Aan de personen opgenomen in het eerder opgezette GTR-bestand kan, na de nodige opschoning, opnieuw automatisch een aanvraagformulier worden toegezonden. Dit los van de vraag of hun eerdere aanvraag is toegekend of afgewezen.
Personen met een inkomen tot en met 115% van de toepasselijke bijstandsnorm kunnen een beroep doen op de regeling. Bij de vaststelling van het inkomen wordt uitgegaan van de regelgeving op dit punt in de Wet werk en bijstand.
Er wordt uitgegaan van de toepasselijke bijstandsnormen exclusief vakantiegeld.
Bij het vaststellen van het totale inkomen wordt daarnaast rekening gehouden met o.a. het recht op heffingskortingen. Dit met uitzondering van de kinderkorting, aanvullende kinderkorting en de jonggehandicaptenkorting. Voor alleenstaande ouders met één of meerdere kinderen onder de 5 jaar worden eveneens buiten beschouwing gelaten de aanvullende alleenstaande ouderkorting, combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting.
Bij personen jonger dan 65 jaar wordt het daadwerkelijke gemiddelde maandinkomen van de aanvrager over de 36 maanden direct voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt gedaan, afgezet tegen de toepasselijke GTR-norm. Is het inkomen lager of gelijk aan de GTR-norm, dan kan er (als het aanwezige vermogen de toegestane grens niet overschrijdt) aanspraak gemaakt worden op een vergoeding op grond van de Geldterugregeling. Een hele vergoeding indien het een gemiddeld inkomen betreft tot en met 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. En een halve vergoeding bij een gemiddeld inkomen tot en met 115% van de toepasselijke bijstandsnorm. Er wordt geen rekening gehouden met kosten die de draagkracht van de aanvrager beperken.
Het inkomen wordt geverifieerd aan de hand van loon- of inkomensspecificaties over de 36 maanden liggend voor de maand waarin de aanvraag wordt gedaan.
Het toeslagen- en verlagingenbeleid is van toepassing om de toepasselijke bijstandsnorm vast te stellen.
Voor personen die 65 jaar of ouder dient rekening gehouden te worden met een vast bedrag dat vrijgelaten wordt in verband met een particuliere oudedagsvoorziening.
Kosten die op grond van de Geldterugregeling vergoed worden:
Met de Geldterugregeling kan de maatschappelijke participatie van minima in Wijchen behouden en bevorderd worden. Gezien het doel van de vergoeding wordt daarbij gedacht aan de volgende kosten.