Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Werkinstructie indirecte studiekosten schoolgaande kinderen in voortgezet onderwijs |
Citeertitel | Werkinstructie indirecte studiekosten schoolgaande kinderen in voortgezet onderwijs |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Datum inwerkingtreding bij benadering vastgesteld.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-07-2004 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 13-07-2004 Onbekend | Onbekend. |
Ten aanzien van de directe schoolkosten gelden de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) en WSF2000 (afhankelijk van de schoolsoort) als een passende en toereikende voorliggende voorziening. De Wtos voorziet in de vergoeding van directe studiekosten middels een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten, waarin een forfaitair bedrag voor de reiskosten is begrepen.
Voor de indirecte studiekosten is geen voorliggende voorziening aan te wijzen.
Bij de beantwoording van de vraag of er recht bestaat op bijzondere bijstand moeten de volgende vragen beantwoord worden:
Zijn het noodzakelijke kosten?
De volgende kosten worden als noodzakelijk beschouwd:
Reparatiekosten van een fiets komen in beginsel alleen in aanmerking voor een vergoeding indien er een link kan worden gelegd naar een plotseling gebeurtenis, zoals een ongeluk. Normale onderhoudskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. De WA-verzekering wordt aangemerkt als voorliggende voorziening.
Is er sprake van bijzondere omstandigheden?
De volgende individuele omstandigheden zijn van belang bij de beoordeling van de vraag of er aanleiding is tot het verlenen van bijstand voor indirecte studiekosten.
- Naast het kind waarop de bijstand is gericht, is/zijn er nog één of meer kinderen in de leeftijd tot 18 jaar die onderwijs volgen en geen of geen volledig kostendekkende tegemoetkoming ontvangen.
2. Beperkte bestedingsmogelijkheden:
- Het gezin is langer dan 3 jaar volledig afhankelijk van een inkomen op bijstandsniveau; er is sprake van het ontbreken van uitzicht op uitstroom op de arbeidsmarkt voor de verzorgende ouder(s).
- Het gezin is afhankelijk van een inkomen op bijstandsniveau en de eigen bijdrage in de woonkosten bedraagt meer dan de in de norm opgenomen woonkostencomponent.
- De aflossingscomponent in de bijstandsnorm wordt langer dan 3 jaar volledig benut voor het voldoen van niet verwijtbare terugbetalingsverplichtingen.
- Het gezin heeft als gevolg van ziekte, handicap e.d. van één of meer gezinsleden periodiek extra kosten (bijvoorbeeld dieet, kleding, vervoer, verwarming) welke niet volledig worden vergoed in het kader van het ziekenfonds, AWBZ, categoriale bijstandsverlening chronisch zieken en gehandicapten, particuliere verzekeringen of WWB.
- De woonfaciliteiten zijn van dien aard dat er aantoonbare hogere woonlasten (nutsvoorzie- ningen) zijn ten opzichte van gezinnen in dezelfde omstandigheden.
- Er kosten zijn als gevolg van calamiteiten die niet te voorzien waren.
- Andere bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld onvermogen tot budgetteren).
Indien er naast de algemene voorwaarden dat er sprake moet zijn van een kind van 12 tot 18 jaar dat het voortgezet onderwijs volgt en er geen draagkracht aanwezig is, tevens sprake is van minimaal één omstandigheid zoals die hierboven is opgesomd, is er voldoende aanleiding om al individualiserend tot bijstandsverlening over te gaan. De bijzondere omstandigheid dient expliciet in de rapportage te worden vermeld.
Bij de beoordeling wordt het onderscheid gemaakt tussen bijstandscliënten met en zonder arbeidsmarktperspectief.
voor minima met arbeidsmarktperspectief wordt de vermogensvrijlating zoals genoemd in artikel 34 WWB gehalveerd ( € 5.065); bij deze groep minima wordt een groter beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid middels het inzetten van eigen middelen om eventuele drempels die uitstroom uit de bijstand belemmeren weg te nemen
Voor niet bijstandscliënten geldt de volledige vermogensvrijlating zoals genoemd in artikel 34 WWB.
Uitgegaan wordt van het vermogen op het moment van aanvragen.
In geval van een lopende uitkering hoeft de cliënt geen nadere bewijsstukken te overleggen met betrekking tot het vermogen.
Is er geen sprake van een lopende uitkering, dan dienen actuele bankafschriften overgelegd te worden van alle gezinsleden. Ook bewijsstukken van schulden dienen bijgevoegd te worden.
Ten behoeve van kinderen die voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaan wordt de vergoeding van € 300,- uitbetaald als (bij de aanvraag) minimaal één betalingsbewijs van de genoemde noodzakelijke kosten wordt overgelegd.
Kosten ten behoeve van kinderen die voor het 2e jaar of de daaropvolgende jaren worden aangevraagd moeten voor minimaal 50% worden aangetoond met een nota of betalingsbewijs alvorens er tot uitbetaling van de vergoeding van € 200,- overgegaan kan worden.
Is overlegging van een betalingsbewijs niet mogelijk, dan moet de betalingsverplichting genoegzaam worden aangetoond (bijvoorbeeld met brief van onderwijsinstelling).
Noodzakelijke kosten die liggen boven de genoemde basisbedragen, dienen volledig aangetoond en verantwoord te worden. Aan de hand van de bonnen wordt getoetst of het eventueel eerder verstrekte bedrag onvoldoende was en welk bedrag er nog aanvullend verstrekt dient te worden.