Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Notitie standplaatsen gemeente Wijchen |
Citeertitel | Notitie standplaatsen gemeente Wijchen 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | bijlage 1 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 2 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 3 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 4 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 5 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 6 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 7 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 8 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 9 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 10 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 11 bij Standplaatsen gemeente Wijchen bijlage 12 bij Standplaatsen gemeente Wijchen |
Geen
Algemene plaatselijke verordening, art. 5.2.3
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-10-2008 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 16-09-2008 Wegwijs, 25-09-2008 | 08/9297 |
Het te koop aanbieden van goederen als vis, snacks, bloemen, enz. vanaf een standplaats in de openbare ruimte is in Wijchen een niet meer weg te denken activiteit. Het verlevendigt de dorpen, het voorziet in een behoefte en levert een bijdrage aan het verschaffen van werkgelegenheid. Standplaatsen kunnen echter ook overlast veroorzaken, onveilig verkeersgedrag teweegbrengen of bijvoorbeeld het straatbeeld ontsieren. Ondermeer dit gegeven noodzaakt tot een standplaatsenbeleid dat tot doel heeft aan te geven hoe op gereguleerde wijze gebruik kan worden gemaakt van de openbare ruimte door standplaatshouders.
Op 26 juni 2008 heeft de gemeenteraad van Wijchen besloten een nieuwe APV vast te stellen. Gelet op de nieuwe bepalingen in de APV is het huidige gemeentelijke standplaatsenbeleid niet meer actueel. Dit komt onder andere doordat in het huidige beleid tevens het venten is opgenomen. Door het raadsbesluit van 26 juni 2008 is de vergunningsplicht voor venten komen te vervallen. Ook op basis van (recente) jurisprudentie is de conclusie gerechtvaardigd dat het huidige beleid niet langer stand houdt. Deze nota heeft tot doel een zo volledig mogelijke beschrijving te geven van het standplaatsenbeleid in de gemeente Wijchen ter uitwerking van de APV. Deze nota biedt de ondernemers duidelijkheid over hun mogelijkheden en positie. Daarnaast geeft de nota de kaders aan waarbinnen de vergunningverlening plaatsvindt en schept duidelijkheid voor het handhaven van de regelgeving.
Hoofdstuk 2 Wettelijk kader: Algemene Plaatselijke Verordening
In artikel 5.2.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zijn de weigeringsgronden opgenomen op basis waarvan een vergunning voor het innemen van een standplaats kan worden geweigerd. De weigeringsgronden zijn:
Deze nota geeft een nadere invulling aan deze weigeringsgronden.
In deze nota is ervoor gekozen om de huidige aangewezen locaties waar standplaats kan worden ingenomen te handhaven. De belangrijkste reden hiervoor is dat het aantal aanvragen het aantal standplaatslocaties niet overtreft. Het is dan ook niet noodzakelijk de locaties uit te breiden.
Er is gekozen voor het aanwijzen van een aantal standplaatslocaties omdat van deze locaties bekend is dat deze op zichzelf geschikt zijn voor het innemen van een standplaats.
Standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een voertuig of een tafel (verkoopinrichting).
4.1 hoofdstuk 2 (weigeringsgronden)
Openbare orde is een aanduiding voor de normale gang van zaken van het maatschappelijk leven op een bepaalde plaats en onder gegeven omstandigheden. Het criterium openbare orde wordt vaak gehanteerd in combinatie met het beperken of voorkomen van overlast en de verkeersveiligheid. Per aanvraag zal moeten worden bekeken of het belang van de openbare orde dusdanig groot is dat een vergunning moet worden geweigerd of dat vergunningverlening kan plaatsvinden onder het stellen van voorwaarden betreffende de openbare orde.
Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers en ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden. Ook parkerende en geparkeerde auto’s kunnen overlast veroorzaken. Handhaving van de bereikbaarheid per auto, doorstroming, en mogelijkheid van toelevering van te verkopen producten zijn aspecten die worden meegewogen bij de beoordeling van een aanvraag.
De bescherming van het milieu en de volksgezondheid
Aan mobiele verkooppunten kunnen eisen worden gesteld ter bescherming van het milieu. Deze eisen betreffen in hoofdzaak de gevolgen van bakken. Afhankelijk van de omstandigheden moeten er onder meer voorzieningen worden getroffen voor bijvoorbeeld vetafscheiding van het afvalwater en het voorkomen van stankoverlast. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld afhankelijk van de situatie ter plaatse.
Daarnaast worden er in de standplaatsvergunning voorschriften opgenomen omtrent het schoonhouden van de standplaats, het plaatsen van afvalbakken en het opruimen van afval in de omgeving afkomstig vanuit de standplaats verkochte producten.
Deze weigeringsgrond vormt een belangrijke basis voor het vastleggen van de locaties. Ernstige verstoring van het straatbeeld, het waarborgen van het aanzien van een monument en andere stedenbouwkundige overwegingen kunnen motieven zijn op grond waarvan locaties worden afgewogen. Indien daartoe aanleiding is wordt het Gelders Genootschap om advies gevraagd.
4.2 Artikelsgewijze toelichting
Het begrip ‘vaste plaats’ ziet toe op het te koop aanbieden van goederen vanaf een vaste plaats. Door de aanduiding ‘vaste plaats’ wordt het innemen van een standplaats onderscheiden van venten. Bij het venten met goederen wordt er immers vanuit gegaan, dat de venter voortdurend zijn goederen vanaf een andere plaats in de openbare ruimte moet aanbieden.
De vergunning voor een standplaats kan op grond van artikel 1.5 Apv worden verleend aan een natuurlijk- en een rechtspersoon (uitspraak RvS, 200700083/1 van 29 augustus 2007). Wanneer een vergunning aan een rechtspersoon wordt verleend dient te allen tijde in de vergunning te worden opgenomen welke natuurlijke persoon (franchisenemer) de standplaats daadwerkelijk inneemt. Dit omdat vergunningverlening samenhangt met het ‘persoonlijke’ karakter van de ambulante handelaar. Daarnaast wordt op deze wijze voorkomen dat er een verkapte vorm van handel in standplaatsvergunningen ontstaat.
In dit artikel zijn locaties aangewezen waarvan bekend is dat deze op zichzelf geschikt zijn voor het innemen van een standplaats.
Daarnaast moet worden opgemerkt dat iedere aanvraag tot het innemen van een standplaats afzonderlijk beoordeeld moet worden. Wanneer een ondernemer een niet in deze notitie genoemde locatie wil innemen, dan zal de ondernemer zijn/haar aanvraag goed moeten motiveren en duidelijk moeten maken waarom de vrije bestaande plaatsen niet geschikt zijn. De gemeente beoordeelt de aanvraag aan de hand van de APV en voorliggende beleidsnotitie.
Dit artikel is niet bedoeld voor niet-commerciële standplaatsen. Aangezien deze vaak zeer incidenteel, voor korte duur en met een ander doel worden ingenomen, kan hiervoor een (lichte) toets plaatsvinden. Waardoor ook andere locaties dan genoemd in dit artikel kunnen worden ingenomen. Een voorbeeld hiervan is een kraampje voor de promotie van een politieke partij op het marktplein.
Uitgangspunt is dat een standplaatsvergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend, conform artikel 1.7 APV. Wanneer de consequenties hiervan niet vooraf zijn te voorzien kan het college bepalen de vergunning voor bepaalde tijd af te geven. De termijn dient dan ook expliciet in de vergunning te worden opgenomen.
Uitgangspunt is dat een standplaatsvergunning voor maximaal 2 dagen (4 dagdelen) per week, per locatie, per ondernemer wordt afgegeven om daarmee te voorkomen dat de standplaats het karakter krijgt van een reguliere winkel.
Voor tijdelijke standplaatsen voor meerdere dagen waar seizoensproducten (oliebollen, kerstbomen enz.) worden verkocht geldt dat deze voor een korte aangesloten periode standplaats kan innemen.
Het college beoordeelt, binnen de grenzen van de Winkeltijdenwet, per aanvraag het tijdstip waarop met de verkoop mag worden aangevangen en gestopt. Dit is afhankelijk van de ruimtelijke omstandigheid en de intensiteit van het gebruik van de standplaats. Eén uur voorafgaand aan de verkoop mag de vergunninghouder de betreffende standplaats innemen. Eén uur na het tijdstip waarop met de verkoop moet worden gestopt dient de standplaats leeg te zijn.
Een uitzondering wordt gemaakt voor tijdelijke standplaatsen voor meerdere dagen. Op tussenliggende dagen heeft de vergunninghouder de mogelijkheid zijn verkoopinrichting op deze locatie te laten staan.
Hoofdstuk 5 Overige regelgeving
Naast de APV is tevens de volgende wetgeving van toepassing bij het afgeven van vergunningen voor standplaatsen.
Wet op de Ruimtelijke Ordening
In artikel 5.2.3.2 APV is aangeven dat een vergunning voor het innemen van een standplaats geweigerd kan worden vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan.
Op het drijven van handel in waren zoals bedoeld in artikel 1 van de Warenwet zijn de bepaling uit de Warenwet van toepassing. De Warenwet stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de Warenwet regels met betrekking tot hygiëne en degelijkheid van producten. De Warenwet wordt gehandhaafd door de Keuringsdienst van Waren.
De algemene regels van de Winkeltijdenwet zijn dat op maandag tot en met zaterdag de openstelling van winkels is toegestaan tussen 06.00 uur en 22.00 uur. Op zon- en feestdag zijn winkels in beginsel gesloten.
In artikel 2 lid 2 van de Winkeltijdenwet staat dat het ook verboden is op de hiervoor genoemde dagen en tijden in de uitoefening van een bedrijf, anders dan een winkel, goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren. Met de term ‘anders dan een winkel’ wordt straathandel bedoeld.
Artikel 7 van de Grondwet (vrijheid van meningsuiting) brengt met zich, dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist. Als dit echter gebeurt vanaf een standplaats, is voor het innemen van de standplaats wel een vergunning vereist.
Alleen een standplaatshouder die vis bewerkt (behalve haring schoonmaken) en een poelier die pluimvee bewerkt dienen te voldoen aan de Vestingswet Bedrijven. Indien alleen sprake is van verkoop en niet van bewerken hoeft men niet aan deze wet te voldoen. Voor meer informatie hierover dient contact te worden opgenomen met de Kamer van Koophandel.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verkrijgen van een standplaatsvergunning zijn kosten verbonden. De tarieven staan in de Legesverordening. Daarnaast kan de gemeente, indien zij eigenaar is van de grond, een vergoeding bedingen voor het gebruik hiervan. Dit gebeurt middels de (belasting)verordening.
Op grond van artikel 40 van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder vergunning van burgemeester en wethouders. Een standplaatshouder met en mobiele wagen die elke avond zijn standplaats ontruimt, heeft geen bouwvergunning nodig.