Organisatie | Halderberge |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmings -handhavingsverordening IOAW en IOAZ 2011 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 147, eerste lid Gemeentewet, artikel 35 IOAW en artikel 35 IOAZ
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-04-2013 | Onbekend | 09-12-2010 Halderbergse Bode van 29 december 2010 | Onbekend |
De raad van de gemeente Halderberge;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 september 2010;
Gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Overwegende dat de gemeenteraad regels dient te stellen met betrekking tot de weigering en verlaging van de uitkering;
vast te stellen de Afstemmings - handhavingsverordening IOAW en IOAZ 2011.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Het weigeren of verlagen van de uitkering; afstemming
Het college weigert de uitkering blijvend of tijdelijk, conform de regels gesteld in deze verordening, naar de mate waarin de belanghebbende uit of in verband met arbeid inkomen zou hebben kunnen verwerven, indien sprake is van een situatie genoemd in artikel 20, eerste lid, van de IOAW dan wel artikel 20, tweede lid van de IOAZ.
Artikel 5 Horen van belanghebbende
Indien het college het voornemen heeft tot het opleggen van een gehele weigering of 100% verlaging van de uitkering, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de weigering of verlaging wordt opgelegd.
Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvlak
De weigering of verlaging van de uitkering wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de weigering of verlaging van de uitkering aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Indien over deze periode reeds een weigering of verlaging van de uitkering is toegepast, wordt de weigering of verlaging aansluitend op deze periode opgelegd. In alle gevallen wordt uitgegaan van de grondslag die geldt over de periode waarover de weigering of verlaging wordt opgelegd.
Indien de verlaging van de uitkering als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, wordt in afwijking hiervan de verlaging met terugwerkende kracht opgelegd indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 van de IOAW of artikel 13 van de IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering en wegens beëindiging van de uitkering het opleggen van een verlaging als bedoeld in het eerste lid niet (geheel) mogelijk is. Bij de herziening van het recht op een uitkering op grond van artikel 17, derde lid van de IOAW of artikel 17, derde lid van de IOAZ zal in deze situatie rekening worden gehouden met de met terugwerkende kracht op te leggen verlaging, alsmede met de terugvordering van de daardoor teveel of ten onrechte verstrekte uitkering. De herziening kan niet worden toegepast over een ander tijdvak dan waarop de verwijtbare gedraging betrekking heeft.
Indien een opgelegde verlaging van de uitkering wegens schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 13 van de IOAW en artikel 13 van de IOAZ wegens voortijdige beëindiging van de uitkering en (volledige) herziening van de uitkering naar het verleden toe, niet of niet volledig kan worden geëffectueerd, wordt deze alsnog in de toekomst ten uitvoer gebracht indien belanghebbende binnen één jaar na bekendmaking van de beslissing tot oplegging van de verlaging opnieuw een uitkering gaat ontvangen.
Artikel 8 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de weigering of verlaging van de uitkering uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste weigering of verlaging is gesteld.
Hoofdstuk 2 Inkomen uit of in verband met arbeid kunnen verwerven
Hoofdstuk 3 Geen of onvoldoende medewerking verlenen om algemeen geaccepteerde arbeid of gesubsideerde arbeid te verkrijgen.
Artikel 10 Verlaging van de uitkering: indeling in categorieën
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, derde lid, worden de gedragingen van belanghebbende(n), waardoor de verplichting op grond van artikel 37 van de IOAW of op grond van artikel 37 van de IOAZ niet of onvoldoende is nagekomen, onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, waaronder het niet daartoe verschijnen zonder bericht van verhindering. Onder een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling wordt ook verstaan een onderzoek naar de mogelijkheden tot verkrijging van gesubsidieerd werk of sociale activering gericht op arbeidsinschakeling.
het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e van de IOAW of artikel 37, eerste lid, onderdeel e van de IOAZ, waaronder begrepen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling.
Artikel 11 De hoogte en duur van de verlaging
Indien van herhaling van verwijtbaar gedrag (recidive) sprake is , wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verzwaring van de verlaging. Van een herhaling van verwijtbaar gedrag is sprake als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een verlaging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of naast hogere categorie. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6.
Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 12 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen
Gelet op het bepaalde in artikel 2, derde lid, worden de gedragingen van belanghebbende(n), inzake het niet, niet behoorlijk of niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht op grond van artikel 13 van de IOAW, artikel 13 van de IOAZ of artikel artikel 30c, tweede en derde lid, van de wet SUWI tengevolge waarvan er ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is verleend, afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, derde lid, wordt de hoogte en duur van de verlaging die hoort bij een verwijtbare gedraging als omschreven in het eerste lid vastgesteld volgens onderstaande matrix;
Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren en medewerkers, en onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW of de IOAZ, als bedoeld in artikel 20, tweede lid van de IOAW en artikel 20, eerste lid van de IOAZ, wordt een verlaging van de uitkering opgelegd;
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, derde lid, wordt de hoogte en duur van de verlaging die hoort bij een verwijtbare gedraging als omschreven in het eerste lid vastgesteld volgens onderstaande matrix.
Gelet op het bepaalde in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de wet stelt het college het college een beleidsplan vast met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet . Omdat op dit onderdeel grote overeenkomsten bestaan met de WWB is het beleidsplan als bedoeld in de artikel 8a van de WWB van overeenkomstige toepassing