Organisatie | Roerdalen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen raadsleden, wethouders en commissieleden |
Citeertitel | Verordening voorzieningen raadsleden, wethouders en commissieleden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-10-2010 | 01-07-2014 | Nieuwe regeling | 30-09-2010 | Onbekend |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:1. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;2. Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;3. Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositie- besluit wethouders;4. Verplaatsingsregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, nr. AB 87/74/ U6DGMP/AV/FAR, Stcrt 212; 5. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB 93/U280, Stcrt. 56; 6. Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stcrt. 181;7. Raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;8. Wethouder: de wethouder bedoeld in artikel 35 Gemeentewet; 9. Commissielid: lid van een commissie als bedoeld in artikel 82 Gemeentewet;
Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden
Artikel 2 Vergoeding voor werkzaamheden
Aan het raadslid, tevens fractievoorzitter, wordt naast de vergoeding als bedoeld in het eerste lid, voor de duur van zijn voorzitterschap per jaar een toelage toegekend gelijk aan 1,2% van de vergoeding op jaarbasis en een toelage gelijk aan 0,4% van de vergoeding op jaarbasis voor elk lid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. De toelagen, als bedoeld in dit lid bedragen tezamen ten hoogste 6,4% van de vergoeding op jaarbasis.
Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrek- king wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag voor gemeenteklasse 3, vermeld in tabel III van het Rechtspositie- besluit raads- en commissieleden.
Artikel 5 Reis- en verblijfskosten
De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:a. Bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;b. Bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.c. de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente.
Artikel 6 Cursussen, congressen, seminars of symposia
Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar en symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.
Artikel 7 Computer en internetverbinding
1. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan een lid van de raad voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.
2. Indien geen computer en bijbehorende apparatuur en software ter beschikking worden gesteld wordt door het college van burgemeester en wethouders aan raadsleden op aan-vraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, een tegemoetkoming verleend voor:a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of,b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor wethouders
Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag voor gemeenteklasse 3, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.
Artikel 10 Reiskosten woon-werkverkeer en vergoeding verhuiskosten
Aan de wethouder die bij de benoeming nog niet over een woonruimte in de gemeente beschikt wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders.
Artikel 13 Cursussen, congressen, seminars of symposia
De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar en symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.
Artikel 14 Computer en internetverbinding
Het bepaalde in artikel 7, eerste tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Voorzieningen commissieleden
Artikel 16 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie:a. als raadslid of wethouder;b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.
Het raadspresidium kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste 200% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van:a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, enb. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.
Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd, worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.De vergoeding betreft:a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikelen 4 van de Regeling rechtspositie wethouders;c. de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente.
Hoofdstuk 5 De procedure van declaratie
Artikel 19 Betaling van de kosten
Betaling van de kosten op grond van deze verordening vindt plaats doora. betaling uit eigen middelen; ofb. rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Roerdalen op 30 september 2010,
De griffier, De burgmeester,
R.J.J. Notermans. drs. C.A.M. Hanselaar-van Loevezijn.
Wettelijke regelingen. De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en gemeentelijke verordening. In de Gemeente-wet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe is totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In deze wet en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang en de uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening. In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie wethouders, raadsleden en leden van raadscommissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 99 van de Gemeentewet opgenomen voor raads- en commissieleden. Het tweede lid van artikel 99 van de Gemeentewet voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verorde-ning aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tege-moetkomingen, mogen worden toegekend. Een dergelijke verordening behoeft de goedkeuring gedeputeerde staten.
De verordening bevat bepalingen inzake:- de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 16); (nb wethouders hebben een dienstbetrekking bij de gemeente en genieten een vaste maandwedde)- een vaste algemene onkostenvergoeding voor raadsleden en wethouders (artikelen 3 en 9);- reis- en verblijfkosten voor wethouders, raadsleden en commissieleden (artikelen 5, 10, 11 en 17);- beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan raadsleden en wethouders (artikel 7 en 14) en faciliteiten in de vorm van deelname van raadsleden en wethouders aan cursussen, congressen e.d. (artikel 6 en 13);- de procedure van declareren (artikelen 19 t/m 21).
De arbeidsverhouding van de wethouder.Wethouders zijn openbare dienst aangesteld. Het materiële ambtenarenrecht geldt echter niet. Hun rechtspositie is geregeld in specifieke wet- en regelgeving. Alleen fiscaal is wél sprake van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking moet worden aangemerkt. De bezoldiging en vergoedingen/verstrekkingen vallen daarmee volledig onder het loonbelastingregime.
De arbeidsverhouding van het raadslid.Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheids-wet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositie-besluit raads- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).
De loon- en inkomstenbelasting Opting-in-regelingRaadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting-in-regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.
Fiscale standaardpositieAls niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.
Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.
De vergoedingssystematiek.Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:• welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);• welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;• kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);• voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.
Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering:• bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;• deelname aan cursussen en congressen e.d. De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed.Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed. Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op artikel 3 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.
Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.Controle en verantwoording.Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.
Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid.In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.
Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.
Artikelen 3 en 9. Vaste onkostenvergoeding.Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het raadslidmaatschap en het ambt van wethouder verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:• representatie• vakliteratuur• contributies, lidmaatschappen• telefoonkosten• bureaukosten, porti• zakelijke giften• bijdrage aan fractiekosten• ontvangsten thuis• excursies.
Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen. De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoe-ding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.
De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikel 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.
Artikel 5, 10 en 17. Reis- en verblijfskosten raadsleden, wethouders en commissieleden.In deze artikelen is voor raadsleden, wethouders en commissieleden alsmede voor wethouders het recht op vergoeding van reiskosten geregeld voor zover het betreft reizen buiten de gemeentegrens ter uitvoering van een besluit van de raad. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2010: € 0,37 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders, die overeenkomt met de vergoedingen in de Reisregeling Binnenland. De vergoeding van noodzakelijker en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten wordt gezien als een lokale aangelegenheid.
Artikelen 6 en 13. Cursussen, congressen, seminars of symposia.Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier kan een vraag worden opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.
De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikelen 7 en 14. Computer en internetverbinding. Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap of het ambt van wethouder wordt op aanvraag om niet een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer en een fax. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het raadslid met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is c.q. wordt door het college vastgesteld. De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raads- en commissieleden.
Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel (tenminste 90%) zakelijk wordt gebruikt. Er wordt van uitgegaan dat raadsleden de computer niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk zullen gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. In verband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de door de gemeente beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtelling plaats van 30% van de waarde in het economisch verkeer op het moment van eerste ingebruikneming. Na het derde jaar wordt de fiscale waarde op nihil gesteld. Geregeld is dat de gemeente op aanvraag 30% van de aanschafprijs vergoedt gedurende de drie jaar dat i.v.m. het beschikbaar stellen van de computer belasting is verschuldigd. Deze vergoeding is overigens belast. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt geldt in het eerste en vierde kalenderjaar een vergoeding naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. Het is ook mogelijk om een vergoeding te geven voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer.De gemeente bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding. Als norm kan daarvoor worden uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer die de gemeente ter beschikking stelt.
De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de gemeente. Hier is er eveneens van uitgegaan dat de internetverbinding niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. De verstrekte vergoeding is dan ook belast. Ook hierbij kan de gemeente zelf een normbedrag vaststellen uitgaande van bijvoorbeeld de laagste of de gemiddelde kosten,
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 8. Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad.In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 8 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.
Artikel 12 en 18. Buitenlandse dienstreisBij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke rei- en verblijfskosten worden vergoed. De tarieven in het voor rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de gedragscode voor bestuurders zijn nadere regels vastgesteld. Daarbij gaat het om besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden.
Ook gemeenteraad of raadscommissies kunnen in het gemeentelijk belang excursies of reizen maken naar het buitenland. Hiervoor moet expliciet de gemeenteraad toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.
Artikel 15. Mobiele telefoon Met ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dat 10% bedraagt.In de vaste onkostenvergoeding is een component telefoonkosten opgenomen. Voor deeltijdwethou-ders is dat 12% van de onkostenvergoeding en voor voltijd wethouders 9%. Bij het verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd worden. Anderzijds is ook bij wethouders sprake van gebruik van de privé telefoon voor zakelijke doeleinden. Het is redelijk om, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot een bedrag van € 25,- per maand van de bruto onkostenvergoeding achterwege te laten.
Artikel 16. Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen.In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 9, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 9, vierde lid.
Artikelen 19 t/m 21. De procedure van declaratie.In artikel 19 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 20 en 21 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.
Declaratie van vooruitbetaalde kosten:Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:• reis- en verblijfkosten van raadsleden;• reis- en verblijfkosten bij buitenlandse reizen;• reis- en pensionkosten;• reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies.
Rechtstreekse facturering bij de gemeenteRekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:• deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden;• reis- en pensionkosten.
Artikelen 22 en 23. Citeertitel en inwerkingtreding.Behoeft geen nadere toelichting.