Organisatie | Doesburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) |
Citeertitel | de Maatregekenverordening IOAW/IOAZ 2010 Gemeente Doesburg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | 01-07-2010 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 16-12-2010 Regiobode, 19 januari 2011 | Onbekend |
01-01-2013 | Intrekking |
|
De raad van de gemeente Doesburg;
gezien het advies van de Commissie Maatschappelijke ontwikkeling d.d. 7 december 2010;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Doesburg d.d. 16 december 2010;
gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid onderdeel b en artikel 20, tweede lid Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) alsmede artikel 35 eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
Maatregelenverordening Wet inkomensvoorziening en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) gemeente Doesburg
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ – schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met een uitkering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.
Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd, en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaarvóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jarennadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;
Artikel 8. Samenloop van gedragingen
Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, derde lid, niet verantwoord is.
HOOFDSTUK 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 9. Indeling in categorieën
Gedragingen van de belanghebbende op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering en het niet of onvoldoende meewerken van een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e van de IOAW en IOAZ, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de voorziening.
het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening
gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering en het niet of
onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling
als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e van de IOAW of IOAZ, voor zover dit
heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van voorziening.
Artikel 10. De hoogte en de duur van de maatregel
Onverminderd artikel 2, derde lid, wordt de hoogte en de duur van de maatregel die hoort bij een verwijtbare gedraging als omschreven in artikel 9 vastgesteld op:
100 procent van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de vierde categorie met dien verstande dat bij het niet aanvaarden en vervolgens behouden van algemeen geaccepteerde arbeid van geringe omvang de hoogte van de maatregel wordt vastgesteld naar de mate waarin de belanghebbende inkomen zou hebben kunnen verwerven of heeft verloren.
De duur van de maatregel als bedoeld in lid 1 wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit daarvan af te zien op grond van dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c.
HOOFDSTUK 3. NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT
Artikel 11. Te laat verstrekken van gegevens
1. Onverminderd artikel 2, derde lid, legt het college een maatregel op van 5 procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn is verstreken.
2.Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 13. Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente
Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van 5 procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand,
Voor het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
HOOFDSTUK 4. ZEER ERNSTIGE MISDRAGINGEN
Artikel 14. Zeer ernstige misdragingen
Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren en medewerkers van andere organisaties die belast zijn met de uitvoering van de IOAW of de IOAZ, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uivoering van deze wetten, als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de IOAW of artikel 20, eerste lid, van de IOAZ, wordt onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, een maatregel gedurende één maand opgelegd in de volgende situaties:
Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.
Het college kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.