Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Krimpen aan den IJssel

Verordening voorzieningen inburgering Krimpen aan den IJssel 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Krimpen aan den IJssel
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen inburgering Krimpen aan den IJssel 2009
CiteertitelVerordening voorzieningen inburgering Krimpen aan den IJssel 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2009Onbekend

02-04-2009

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 maart 2009;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening voorzieningen inburgering Krimpen aan den IJssel 2009

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      De bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 5, sub c, van de Wet werk en bijstand (WWB), indien de inburgeringsplichtige, of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat die inburgeringsplichtig is, geen belanghebbende in de zin van de WWB is, wordt uitgegaan van de bijstandsnorm die voor hem zou gelden, in het geval hij wél belanghebbende zou zijn.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst bij nadere beleidsregels de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan aanbieden en informeert terzake de raad. Hierbij kan rekening gehouden worden met:

  • a.

    het hebben van een opvoedingstaak;

  • b.

    het hebben van een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt;

  • c.

    een wijkgerichte aanpak;

  • d.

    een bepaalde inkomensgrens;

  • e.

    het ontvangen van een bepaalde uitkering;

  • f.

    het bevordering van emancipatie van vrouwen.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, na onderzoek, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      een taalstage voor inburgeringsplichtigen zonder werk of reïntegratievoorziening

    • b.

      trajectbegeleiding bij de gemeente

    • c.

      een module kennis van de Nederlandse samenleving

    • d.

      nader te ontwikkelen modules in het kader van de Wet participatiebudget.

  • 4. Het college is bevoegd voor de afstemming nadere beleidsregels vast te stellen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage
  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet, dient in maximaal 36 maanden te worden betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast middels het toelichten van de betalingsprocedure. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen
  • 1. Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a. het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening of taalkennis-voorziening;

  • b. het deelnemen aan (voortgangs-)gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • d. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

  • 2. Het college kan besluiten in beleidsregels aanvullende verplichtingen vast te leggen.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De inhoud van de beschikking
  • 1. Het college stelt de inburgeringsvoorziening vast middels een beschikking.

  • 2. Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a. een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b. een opgave van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

  • c. de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d. de procedure van de inning van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet;

  • e. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt;

  • f. de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek bedoeld in artikel 25 van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald.

  • 5. Het college is bevoegd om beleidsregels vast te stellen voor de hoogte van de bestuurlijke boete. De in de beleidsregels genoemde boetes kunnen lager zijn dan de hiervoor genoemde maximale bedragen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 9 Uitvoering en mandatering
  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het door hen te nemen besluit in het kader van de Wet inburgering, voor zover het individuele aanspraken op een voorziening betreft:

  • a.

    volgens de Wet inburgering respectievelijk het Besluit inburgering;

  • b.

    volgens de gemeentelijke beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften,

te mandateren aan het hoofd van de afdeling Samenleving, zulks onder nader door hen te stellen regels met betrekking tot de verantwoording van de mandatering. Voorts is het hoofd van de afdeling Samenleving bevoegd ondermandaat te verlenen.

  • 3.

    De onder het tweede lid genoemde mandaatregeling geldt niet voor:

  • a.

    het vaststellen van beleidsregels voor de uitvoering van de Wet inburgering;

  • b.

    het vaststellen van beleidsverslagen en beleidsplannen;

  • c.

    het nemen van besluiten op bezwaarschriften;

  • d.

    het instellen van beroep.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het nemen van beheersbesluiten inzake de verstrekking van individuele voorzieningen, evenals het nemen van besluiten met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie, te mandateren aan het afdelingshoofd, zulks onder nader door hen te stellen regels met betrekking tot de verantwoording van de mandatering.

  • 5.

    De onder 2. en 4. genoemde regeling geldt evenzeer voor de uitvoering van de producten en processen, vermeld in het jaarlijks vast te stellen afdelingsplan.

Artikel 10 Inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 2. De verordening Wet Inburgering 2007 wordt gelijktijdig ingetrokken.

Artikel 11 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen inburgering Krimpen aan den IJssel 2009.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn openbare vergadering van 2 april 2009.

De griffier,De voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het eerste lid spreekt voor zich. Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren

over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten

vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de

inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van de gemeentelijke website, de Klinker, e.d. en het uitgeven van een eigen folderlijn.

Binnen de gemeente Krimpen aan den IJssel is, in verband met de aangekondigde wijzigingen in de wet nog geen gebruik gemaakt van een eigen folderlijn. Inburgeringsplichtigen worden individueel voorgelicht waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitgebreide folderlijn van de rijksoverheid en de IBgroep.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen`

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vaststellen.

Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen ten aanzien van welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden vastgesteld. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Het is van belang dat deze kaders (in casu het aanwijzen van groepen voor wie een inburgeringsvoorziening kan worden vastgesteld) niet te eng te definiëren. Het college zal binnen deze kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds opnieuw moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat gemeenten op dit moment wellicht nog geen duidelijk zicht hebben op de precieze omvang van bepaalde mogelijke doelgroepen (bijvoorbeeld oudkomers zonder werk of uitkering). Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen.

Dit artikel regelt dat voor de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening vast te stellen voor inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen.

Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het college voor de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan vaststellen.

Voorbeelden van criteria die in de verordening kunnen worden neergelegd en op basis waarvan het college de doelgroep(en) kan aanwijzen, zijn:

  • -

    hebben van een opvoedingstaak;

  • -

    hebben van een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt;

  • -

    een wijkgerichte aanpak;

  • -

    een bepaalde inkomensgrens;

  • -

    het ontvangen van een bepaalde uitkering;

  • -

    bevordering van emancipatie van vrouwen.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven welke doelstellingen door het college in acht moeten worden genomen bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening.

In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om deinburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzichtvorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht oparbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgerings-voorzieningdaarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet,dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inbur-geringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of sociale zekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voorhet aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

Evenwel kunnen specifieke omstandigheden van de inburgeringsplichtige het aanbieden van trajectbegeleiding als extra ondersteuning noodzakelijk maken.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

Bij onvoldoende draagkracht kan een beroep gedaan worden op bijzondere bijstand. Inburgeraars worden daarover actief geïnformeerd door de klantmanager inburgering.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld.

Artikel 7 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI).

Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald.

Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

Thans wordt in de verordening uitgegaan van de maximaal wettelijke normbedragen. Volgens artikel 9, vijfde lid, kan het college beleidsregels vaststellen waarin lagere bedragen voorkomen. Het college is voornemens om in 2009 met de raad te overleggen over de invulling van deze beleidsregels. Het college zal aan de raad keuzemogelijkheden voorleggen ten einde het boetebeleid nader vorm te geven. Hierbij wordt rekening gehouden met hetgeen gebruikelijk is in de wetgeving volgens de Sociale Zekerheid (o.a. Wet werk en bijstand).

Artikel 9 Uitvoering en mandatering

Met dit artikel wordt de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het college gehandhaafd, maar wordt het uit oogpunt van een efficiënte inrichting van werkprocessen noodzakelijk geacht de dagelijkse besluitvorming te mandateren aan het afdelingshoofd. De mandatering is bepaald overeenkomstig hetgeen is geregeld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning.