Organisatie | Limburg |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening Bezoldiging voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur waterschappen Limburg 1994 |
Citeertitel | Verordening Bezoldiging voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur waterschappen Limburg 1994 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisate, personeelsbeleid |
Geen
Provinciewet, art. 136; Waterschapswet, art. 44
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-10-1995 | 01-01-1995 | 01-09-2016 | Onbekend | 17-03-1995 Provinciaal Blad, 1995, 36 | Onbekend |
De regeling is van toepassing op de bezoldiging van de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de volgende waterschappen: Roer en Overmaas; Peel en Maasvallei; Zuiveringschap Limburg.
Gedeputeerde Staten bepalen de voor de voorzitter en de overige leden van het Dagelijks Bestuur van toepassing zijnde salarisschaal, het betrokken waterschapsbestuur gehoord. Bij hun besluitvorming houden Gedeputeerde Staten rekening met de omvang van het waterschapsgebied, de taken die het waterschap behartigt, de omvang van het budget en de inrichting van het waterschap.
De bezoldiging van de overige leden van het Dagelijks Bestuur is gelijk aan het bedrag dat, naar rato van de door Gedeputeerde Staten vastgestelde tijdsbestedingsnorm, wordt afgeleid van het in lid 1 bedoelde maximum, met dien verstande dat de bezoldiging niet hoger kan zijn dan een op basis van de tijdsbestedingsnorm afgeleid bedrag van het maximum van schaal 15 BBRA.
De bezoldiging van de leden van het Dagelijks Bestuur, niet zijnde de voorzitter, wordt verhoogd met een vakantie uitkering die wordt berekend en uitbetaald overeenkomstig de bepalingen die daarover voor burgerlijke rijksambtenaren van toepassing zijn.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een lid van het Dagelijks Bestuur, niet zijnde de voorzitter, wordt aan de achterblijvende levenspartner ten laste van het waterschap een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de bezoldiging waarop het overleden lid van het Dagelijks Bestuur op de dag van het overlijden recht had, over een tijdvak van drie maanden, vermeerderd met de vakantietoelage.
Indien de overledene geen levenspartner nalaat, geschiedt de in het eerste lid bedoelde uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige kinderen of natuurlijke kinderen, dan wel pleegkinderen. Ontbreken ook deze, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.
De aanspraak op bezoldiging en andere op grond van deze verordening toe te kennen vergoedingen vangt aan met ingang van de dag waarop de benoeming tot voorzitter of lid van het dagelijks bestuur ingaat en eindigt met ingang van de dag volgend op de datum waarop die hoedanigheid wordt verloren.
Indien de voorzitter op 1 januari 1994, op grond van een voor die datum door Gedeputeerde Staten genomen besluit, een bezoldiging ontvangt, welke uitgaat boven hetgeen volgens onderhavige verordening mogelijk is, wordt deze hogere bezoldiging door het in werking treden van deze verordening niet aangetast.
Leden van het dagelijks bestuur van een van de in artikel 2 genoemde waterschappen die op 31 december 1994 feitelijk een bezoldiging ontvingen die hoger was dan het in artikel 4 bedoelde maximum, behouden deze hogere bezoldiging voor zolang zij vanaf 31 december 1994 zonder onderbreking lid van het dagelijks bestuur van het betreffende waterschap blijven.