Organisatie | Rijnwaarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening gemeente Rijnwaarden |
Citeertitel | Bomenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Lijst met beeldbepalende bomen Lijst met beeldbepalende bomen.pdf |
Geen
Gemeentewet, artikel 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 28-09-2010 Rijnwaarden Post, 29-09-2010 | 2009.3429 en 2010.5211 |
Het verbod geldt niet voor waardevolle houtopstanden die moeten worden geveld op grond van de Plantenziektewet óf op grond van een aanschrijving op last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 7 en 8 óf indien sprake is van direct gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang. Het college kan in de laatst genoemde situatie een herplantplicht opleggen.
De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd met behulp van het door het bevoegd gezag vastgesteld formulier worden aangevraagd bij het bevoegd gezag door of namens danwel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is van toepassing op een aanvraag om een vergunning.
Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijke gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzing binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
De vergunning als bedoeld in artikel 3 van deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning volledig gebruik is gemaakt.
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Overtreding van de in deze verordening opgenomen artikelen en op grond van deze artikelen gegeven voorschriften, beperkingen en verplichtingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijk uitspraak.
Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het wetboek van strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.
De Bomenverordening gemeente Rijnwaarden 2004 wordt ingetrokken.
Vergunningen van het college die verleend zijn op grond van de verordening als genoemd in artikel 15 gelden – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning betrekking heeft, ook is vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen – als vergunningen genomen op grond van deze Bomenverordening gemeente Rijnwaarden.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening als genoemd in artikel 15 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Bomenverordening gemeente Rijnwaarden nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze Bomenverordening gemeente Rijnwaarden toegepast.
Toelichting bij de Bomenverordening gemeente Rijnwaarden
Sinds de inwerkingtreding van de Bomenverordening gemeente Rijnwaarden 2004 geldt dat houtopstanden geveld mogen worden zonder vergunning van het college, tenzij het gaat om houtopstanden die op de door het college vastgestelde lijst van beeldbepalende bomen staan.
Dit uitgangspunt blijft in de nieuwe Bomenverordening gemeente Rijnwaarden hetzelfde.
In de nieuwe verordening wordt gekozen voor het begrip “waardevol” in plaats van “beeldbepalend” nu het kan zijn dat een houtopstand niet zozeer beeldbepalend is maar wel waardevol vanuit een oogpunt van bijvoorbeeld cultuurhistorie.
Artikel 1 Begripsbeschrijvingen
De definitie van het begrip “boom” is van belang omdat deze term ook weer voorkomt in de definitie van het begrip “houtopstand”.
De omschrijving van “vellen” omvat kappen en rooien maar ook “het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstand tengevolge kunnen hebben”. Deze omschrijving komt overeen met de omschrijving zoals opgenomen in de Boswet (artikel 1, tweede lid).
De begripsomschrijving vermeldt “handelingen, zowel boven- als ondergronds” om ook op te kunnen treden tegen ernstige ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld: de aanleg van kabels en leidingen. De expliciete, ondergrondse bescherming lijkt nodig gezien de achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel 5:44, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Over ondergrondse beschadiging is inmiddels jurisprudentie ontstaan.
Houtopstand vormt het kernbegrip van deze verordening, waarop het verbod tot vellen en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen. In dit artikel wordt ook een houtwal als houtopstand aangemerkt.
In het algemeen vallen onder houtwal alle lintvormige begroeiingen van enige uitgestrektheid, bestaande uit bomen en/of struiken.
Als struik of heester wordt doorgaans beschouwd ieder houtachtig gewas dat zich dat zich direct boven de grond vertakt, daardoor in tegenstelling tot een boom geen echte stam heeft, en in de regel maximaal een hoogte van een paar meter bereikt.
onderdeel d (waardevolle houtopstanden)
Het begrip “waardevol” is niet makkelijk te definiëren. Het gaat om de waarde uit een oogpunt van behoud van natuurwaarde, landschappelijke waarde, cultuurhistorische waarde, straat- en dorpsbeeld en/of de leefbaarheid.
Op grond van artikel 1, vijfde lid, van de Boswet stelt de gemeenteraad bij besluit vast, welke voor de toepassing van de Boswet de grenzen van de bebouwde kom of kommen der gemeente zijn. Dit is gebeurd op 11 februari 1997. Dit besluit behoeft goedkeuring van Gedeputeerde Staten en dit is gebeurd op 3 september 2004.
Artikel 2 Waardevolle houtopstanden
De lijst met waardevolle (beeldbepalende) bomen bestond ook al op grond van de Bomenverordening gemeente Rijnwaarden 2004. Nieuw is dat aangegeven wordt welke aspecten van een rol kunnen spelen het wel of niet plaatsen van een bepaalde houtopstand op de lijst met waardevolle houtopstanden.
Op de lijst kunnen geen houtopstanden voorkomen waarover de gemeente geen regels mag stellen.
Het gaat hierbij om de in artikel 15 van de Boswet genoemde houtopstanden, te weten,
bossen en andere houtopstanden, welke deel uitmaken van bosbouwondernemingen, die als zodanig bij het Bosschap geregistreerd staan, en niet gelegen zijn binnen een bebouwde kom, als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, behoudens ter bewaring van houtopstanden als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Boswet, te weten houtopstanden, welke een zelfstandige eenheid vormen, en hetzij geen grotere oppervlakte beslaan dan 10 are, hetzij ingeval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvatten dan 20.
In het eerste lid van dit artikel komt tot uitdrukking dat voor het vellen van houtopstanden die op de lijst met waardevolle houtopstanden staan altijd een vergunning nodig is.
Het tweede lid noemt de uitzondering op dit uitgangspunt.
In dit artikel wordt bepaald dat een aanvraag alleen kan worden ingediend door een zakelijk gerechtigde. Een huurder of pachter kan een aanvraag indienen, indien hij daartoe gemachtigd is door de eigenaar.
In deze bepaling zijn de weigeringgronden opgenomen voor een vergunning. In dit artikel komt tot uitdrukking van bewaring van de als waardevol aangemerkte houtopstanden voorop staat en dat slechts vanwege een gevaarlijke situatie (door bijvoorbeeld een storm, ziekte of ouderdom van de houtopstand) of vanwege andere zwaarwegende belangen besloten kan worden tot het verlenen van een vergunning voor het vellen van de betreffende houtopstand. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de noodzaak tot bodemsanering.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Artikel 7 Vergunningsvoorschriften
Gezien het feit dat een voorschrift tot herplanting ingrijpende consequenties heeft, is het wenselijk daarvoor een uitdrukkelijke bepaling op te nemen. Een eventuele herbeplanting vindt plaats om redenen van behoud van natuur- of landschapswaarden, dorpsschoon of leefbaarheid. Deherplantvoorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt. Bijvoorbeeld: naar locatie, boomsoort en grote. Uit de rechtspraak blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.
Dit artikel maakt het ook mogelijk om op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder: de Flora- en Faunawet, Europese Vogel- en Habitatrichtlijn enz., nadere concrete voorschriften op te leggen. Een voorbeeld is het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of het niet op zodanige wijze vellen dat nabij aanwezige beschermde plantensoorten of paddestoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen cq. indien een broedende vogel in de boom verblijft (van 15 maart tot 15 juli) dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn.
De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet (artikel 12 Flora- en Faunawet).
Artikel 8 Herplant-/instandhoudingsplicht
Wanneer een herplantplicht alleen als vergunningsvoorschrift kan worden opgesteld, betekent dit dat iemand aan de oplegging van een herplantplicht kan ontkomen door zonder vergunning te vellen. Deze bepaling maakt het mogelijk in zulke gevallen een zelfstandige herplantplicht te scheppen.
Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen indien houtopstand is teniet gegaan door bijvoorbeeld verwaarlozing of een calamiteit. Niet alleen het actief handelen (vellen) maar ook het passief nalaten (bijvoorbeeld door verwaarlozing) kan reden zijn een herplantplicht op te leggen. In beginsel doet niet ter zake of het teniet gaan van de houtopstand de rechthebbende te verwijten valt. Indien de houtopstand is teniet gegaan door toedoen van een huurder of pachter, dan kan alleen aan de zakelijk gerechtigde (meestal eigenaar) een herplantplicht worden opgelegd.
Artikel 9 Schorsende werking van bezwaar
Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat een boom feitelijk al geveld is voordat (derden) belanghebbenden kennis hebben kunnen nemen van de vergunning of gebruik hebben kunnen maken van de rechtsmiddelen (bezwaar en verzoek om voorlopige voorziening).
Het eerste lid is juridisch noodzakelijk voor de bevoegdheid om schorsende werking aan een bezwaar te verlenen. De rechtspraak heeft de bruikbaarheid van dit artikel reeds bevestigd.
Artikel 10 Vervaltermijn vergunning
De in dit artikel genoemde vervaltermijn is opgenomen om misbruik van oude vergunningen tegen te gaan. Omstandigheden kunnen immers veranderen en bomen groeien verder. De vervaltermijn geldt voor de volledige vergunning.
Artikel 11 Bestrijding iepziekte
Die iepziekte is de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.), Nannf. (syn. Ceratosystis ulmi (Buism.) C. Moreau). De iepziekte ontstaat doordat een schimmel de houtvaten, de stam en de takken verstopt. Hierdoor wordt de sapstroom tussen de wortels en de bomen verstoord en krijgen de bladeren geen voedingsstoffen en water meer.
Iepensprintkever is een insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus dat de iepziekte overbrengt. Het insect legt haar eitjes onder de schors van zieke of dode iepen. De jonge insecten vliegen naar gezonde bomen in de buurt die zodoende worden aangetast.
Op 1 januari 1991 verviel de door het Ministerie van Landbouw, Natuurbescherming en Visserij gecoördineerde iepziektebestrijding. Het Besluit bestrijding iepenziekte is opgeheven. De verantwoordelijkheid voor de bestrijding van de iepziekte ligt momenteel voornamelijk bij de gemeenten.
De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten. Dit artikel is gebaseerd op artikel 17 van de Boswet. Dit artikel luidt als volgt; “Indien de gebruiker of eigenaar van een houtopstand tengevolge van een krachtens provinciale of gemeentelijke verordening genomen besluit, houdende een verbod tot vellen van een houtopstand of een weigering tot ontheffing van een verbod tot vellen van een houtopstand, schade lijdt, welke redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te blijven, kennen de in de provinciale, onderscheidenlijk de gemeentelijke verordening aangewezen organen hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding uit de provinciale, onderscheidenlijk de gemeentekas toe.”
In de verordening is geregeld dat het bevoegd gezag dat besluit op verzoeken om schadevergoeding. Uit de (gepubliceerde) rechtspraak is geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.
Deze bepaling blijft tamelijk abstract. Van geval tot geval moet worden nagegaan of, en zo ja, in hoeverre er sprake is van schade. Tevens moet worden ingegaan op de vraag of, en zo ja, in hoeverre deze schade al dan niet ten laste van de betrokkene moet blijven. Een concrete, gedetailleerde regeling die alle gevallen dekt, is niet mogelijk.
In dit artikel is vastgelegd dat men de in de verordening vermelde verplichtingen moet nakomen en de voorschriften moet opvolgen. De artikelen 195 en 196 van de gemeentewet bepalen de boetecategorie.
Deze geldt hier voor het handelen in strijd met het verbod tot vellen, het niet nakomen van voorschriften en verplichtingen en het handelen in strijd met het artikel bestrijding van de iepziekte. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door het bevoegd gezag van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen en houtopstand.
In dit artikel worden toezichthouders aangewezen. De basis voor deze bevoegdheid is terug te vinden in hoofdstuk 5 van de Awb. In dit hoofdstuk is de bestuursrechtelijke handhaving geregeld. In de artikelen 5:11tot en met 5:20 Awb staan de bijzondere bevoegdheden van toezichthouders, waaronder de betreding van gebouwen, niet zijnde woningen, en het betreden van terreinen, desnoods tegen de wil van rechthebbenden.
Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften. De aanwijzing van toezichthouders kan op basis van deze verordening plaatsvinden.
De meeste bepalingen van deze verordening bevatten ge- en verboden. Op de naleving hiervan dient te worden toegezien en bij overtredingen dient te worden opgetreden. Dit kan op twee manieren geschieden: bestuursrechtelijk – door het toepassen van bestuursdwang dan wel het opleggen van een dwangsom – en strafrechtelijk.
Dit artikel hoeft geen toelichting.
Dit artikel hoeft geen toelichting.