Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Verordening werkleeraanbod WIJ

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening werkleeraanbod WIJ
CiteertitelVerordening werkleeraanbod WIJ
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 147, lid 1, en Wet investeren in jongeren, artikel 12, lid 1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-01-201001-10-200901-01-2012Nieuwe regeling

14-12-2009

Stadsnieuws, 2010, 2

RB09.0171

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening werkleeraanbod WIJ

 

 

Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Wet investeren in jongeren.

  • b.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder.

  • c.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • d.

    Startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • e.

    Participatievoorzieningen: voorzieningen die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning met het uiteindelijke doel van duurzame deelname aan het arbeidsproces.

  • f.

    Economisch redzaam: indien een burger zelf in een eigen inkomen kan voorzien welk inkomen in ieder geval gelijk is aan of meer dan het sociaal minimum, wordt deze economisch redzaam geacht. Voor jongeren tot 27 jaar geldt in principe een startkwalificatie (MBO-2, Havo of VWO) boven werk, tenzij een startkwalificatie niet haalbaar geacht wordt.

  • g.

    Sociaal redzaam: indien een burger basale vaardigheden voor het sociale verkeer kent (taalminimum niveau IASL 3, rekenen, digitale vaardigheden, communicatieve vaardigheden), sociale codes kent en begrijpt en daadwerkelijk actief is in de samenleving (er wordt minimaal 5 uren per week besteedt aan een vorm van dagbesteding, wijkactiviteiten, vrijwilligerswerk of mantelzorg).

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    Het college is verantwoordelijk voor het doen van een werkleeraanbod.

  • 2.

    Het college werkt bij de uitvoering van voorgaande samen met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

Artikel 3 Het werkleeraanbod

  • 1.

    Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling, één of meerdere participatievoorzieningen of een combinatie hiervan aan, gebaseerd op de criteria van economische- en sociale redzaamheid.

  • 2.

    In afwijking van het voorgaande kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

  • 3.

    Aan jongeren die naar mening van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, wordt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aangeboden.

  • 4.

    Aan jongeren die niet beschikken over een startkwalificatie wordt in beginsel een scholing of opleiding aangeboden die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij deze scholing of opleiding, naar het oordeel van het college, de bekwaamheden van de jongeren te boven gaan of onvoldoende bijdraagt aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling van de jongere.

  • 5.

    Voor die jongeren waar het volgen van een opleiding of reguliere arbeid (nog) niet mogelijk is, zal het doel van het werkleeraanbod in eerste instantie ondersteuning van de sociale redzaamheid zijn.

Artikel 4 Maatwerk

  • 1.

    Het college laat voor het definitieve werkleeraanbod een onderzoek doen naar de mogelijkheden, omstandigheden, bekwaamheden en wensen van de jongere.

  • 2.

    Op basis van het onderzoek volgens het vorige lid, wordt een persoonlijk plan met de jongere opgesteld, waarbij de wensen van de jongere worden betrokken. Dit persoonlijke plan moet leiden tot een werkleeraanbod dat de jongere ondersteunt bij het behalen van een startkwalificatie of het vinden van reguliere arbeid.

  • 3.

    Voor alleenstaande ouders die geen scholing volgen in het kader van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders (WVAA) zal het werkleeraanbod afgestemd worden op hun omstandigheden.

Artikel 5 Participatievoorzieningen

  • 1.

    Het college kan, in het kader van het werkleeraanbod, éénof meer van de volgende (niet limitatieve) voorzieningen aanbieden:

    • a.

      ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;

    • b.

      ondersteuning bij economische en/of sociale redzaamheid, zoals

      • -

        arbeidsactivering en –toeleiding;

      • -

        stages bij bedrijven of instellingen;

      • -

        opleidingen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen;

      • -

        loonkostensubsidies;

      • -

        nazorg bij arbeidsinschakeling;

      • -

        voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;

      • -

        diagnose-instrumenten;

      • -

        ondersteunende instrumenten zoals kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen, taalgerichte opleiding etc.

  • 2.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, bij deelname aan een participatievoorziening nadere verplichtingen verbinden.

Artikel 6 Inzet van participatievoorzieningen

  • 1.

    Bij de inzet van de participatievoorzieningen wordt gekozen voor de voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

  • 2.

    Het doel van de inzet van de participatievoorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van

    werkritme, dan wel op andere wijze vergroten van de sociale- en/of economische redzaamheid.

  • 3.

    Het college kan de inzet van een participatievoorziening beëindigen indien:

    • a.

      de jongere niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • b.

      de jongere die deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik (meer) wordt gemaakt van de participatievoorziening;

    • c.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan het bevorderen van economische en/of sociale redzaamheid.

Artikel 7 Loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen aan werkgevers die met een jongere een arbeidsovereenkomst sluit, welke kan bestaan uit een tegemoetkoming in de loonkosten en/of in de kosten van voorbereiding op een beoogd dienstverband met de jongere.

  • 2.

    Met betrekking tot de in het vorig lid bedoelde subsidies zijn de bepalingen dienaangaande van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan bij beleidsregels subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een voorziening.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 9 Uitvoering door derden

Op grond van de "Verordening vestiging alleenrecht re-integratieactiviteiten gemeente Den Helder” kan het college in verband met de invulling en uitvoering van het werkleeraanbod opdrachten aan derden gunnen middels een aanwijzingsbesluit.

Artikel 10 Vergoedingen

Het college kan aan een jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de jongere afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Werkleeraanbod WIJ”.

Vastgesteld in de raadsvergadering van 14 december 2009

ir. C.J. Vriesman , voorzitter

mr. drs. M. Huisman , griffier

TOELICHTING

 

Algemeen

Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt aan jongeren die een beroep doen op het werkleeraanbod van de gemeente. Het doel van het in te zetten werkleeraanbod is de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie.

Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

De opdracht om aan jongeren een werkleeraanbod te doen is vastgelegd in artikel 11 van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ).

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. De begrippen “algemeen geaccepteerde arbeid” en “startkwalificatie” zijn wel nader gedefinieerd, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven.

De omschrijving “algemeen geaccepteerde arbeid” is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p. 28). De omschrijving “startkwalificatie” is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt in de WWB gedefinieerd (artikel 6, eerste lid, onderdeel d WWB).

De begrippen economisch- en sociaal redzaam zijn afkomstig uit het gemeentelijk beleidskader voor participatie, de beleidsnota “iedereen kan iets, iedereen kan iets betekenen”. In dit kader dient te worden opgemerkt dat IALS staat voor International Adult Literacy Survey. Degenen die op IALS-niveau 1 of 2 zitten, zijn niet in staat een formulier in te vullen, geld te pinnen of kinderen voor te lezen. Zij lezen en schrijven slechter dan het gemiddelde kind in groep 5 van de basisschool. IALS-niveau 3 is minimaal nodig om verder te ontwikkelen.

 

Artikel 2

Opdracht college

De onder dit artikel gegeven opdracht aan het college vloeit voort uit de artikelen 11, 13 en 15 van de WIJ.

 

Artikel 3

Het werkleeraanbod

lid 1

Voor jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar ontstaat, onder voorwaarden die in de WIJ zijn genoemd, een individueel recht op een werkleeraanbod. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie. Hieronder wordt verstaan de arbeidsinschakeling waarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennis en vaardigheden bevordert (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7 pagina 11). Tot dat punt is bereikt is de gemeente verplicht de jongere, bij herhaling, een werkleeraanbod te doen, gericht op arbeidsinschakeling.

Het werkleeraanbod is bedoeld om de jongere te ondersteunen bij het vinden van regulier werk of als de jongere nog geen startkwalificatie heeft, terug te keren naar school.

Het werkleeraanbod kan ingevuld worden middels verschillende instrumenten. Daarbij is het eveneens mogelijk dat het werkleeraanbod samengesteld kan worden uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling of één of meerdere voorzieningen.

Onder voorziening dient dan te worden verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan allerlei vormen hebben, van schuldhulpverlening tot sollicitatietraining.

lid 2

Het werkleeraanbod kan ook bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in een zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid van de WIJ.

lid 3 en 4

Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Dat geldt ook voor de vraag of het accent komt te liggen op werken of leren. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, heeft werken de hoogste prioriteit als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op weg daar naar toe, dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken.

De startkwalificatie is binnen het werkleeraanbod een ijkpunt omdat de kwalificatie in belangrijke mate bijdraagt aan duurzame arbeidsparticipatie. Als de jongere (nog) niet beschikt over een startkwalificatie wordt deze in beginsel in staat gesteld een dergelijke kwalificatie te behalen dan wel scholing te volgen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

lid 5

Wanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijk is, dient een aanbod te worden gedaan dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Het aanbod dient dan te bestaan uit het inzetten van voorzieningen die voorzien in één of meerdere elementen uit de begripsbepaling sociaal redzaam.

 

Artikel 4

Maatwerk

lid 1

Om ondersteuning te kunnen bieden is het van belang de situatie van de jongeren eerst in kaart te (laten) brengen, waarbij ook de wensen van de jongere opgenomen worden, voordat een werkleeraanbod wordt gedaan

lid 2

Artikel 17, eerste lid van de WIJ bepaalt dat het werkleeraanbod wordt afgestemd op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere. Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd. De wensen van de jongere worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod. Op grond van artikel 14 tweede lid van de WIJ is het college verplicht de wensen van de jongere vast te leggen in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en dient daarbij tevens aan te geven op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.

Daarmee kan overigens door de jongere geen recht worden geclaimd op een bepaalde (specifieke) voorziening. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college, waarbij de mate waarin voorzieningen noodzakelijk geacht worden en feitelijk beschikbaar zijn afgewogen worden.

lid 3

Alleenstaande ouders kunnen een beroep doen op de Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders (WVAA). In deze wet wordt alleenstaande ouders een ontheffing geboden van de arbeidsplicht, mits zij een scholing volgen die hun kansen op de arbeidsmarkt vergroot. Indien de alleenstaande ouder geen scholing volgt, biedt de gemeente hen een werkleeraanbod aan.

 

Artikel 5

Participatievoorzieningen

lid 1

In dit artikel zijn de voorzieningen opgesomd die het college ter beschikking staan. De thans opgenomen lijst is geen statisch geheel en is niet limitatief.

Iid 2

In de artikelen 44 en 45 van de WIJ zijn de verplichtingen, verbonden aan het recht op een werkleeraanbod, opgenomen. In dit artikel is daaraan toegevoegd dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die concreet aan een voorziening zijn verbonden. Dit kunnen onder meer verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, ook maatwerk.

 

Artikel 6

Inzet van de participatievoorzieningen

lid 1

Hierbij is het maatwerkprincipe gekoppeld aan de inzet van de voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken.

lid 2

Hierin is het doel van de voorzieningen verwoord. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de in het persoonlijk plan aangegeven (tussen) doelen, met als eindbestemming de duurzame arbeidsparticipatie.

lid 3

Dit lid geeft aan dat het college in een aantal situaties een voorziening kan beëindigen, waaronder ook wordt verstaan het stopzetten van subsidies aan de werkgever.

 

Artikel 7

Loonkostensubsidies

lid 1

Het werkleeraanbod kan worden ingevuld met gesubsidieerde arbeid. Dit wordt ook als participatievoorziening aangemerkt.

In dit lid is vastgelegd dat de subsidie aan de werkgever kan bestaan uit een tegemoetkoming in de loonkosten en/of andere bijkomende kosten. Deze subsidie vormt als zodanig een noodzakelijke voorwaarde voor de voorziening. Voor het verstrekken van een subsidie is een wettelijke grondslag vereist (art. 4:23, eerste lid Awb). In dit lid worden loonkostensubsidies en subsidies ter voorbereiding van een dienstverband van een grondslag voorzien.

lid 2

De hoogte van de subsidies en de voorwaarden waaronder subsidie wordt verleend is geregeld in de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand en derhalve ook geldend voor de voorziening in het kader van de WIJ.

 

Artikel 8

Budget- en subsidieplafonds

De gemeente kan, bij algemene richtlijnen in de vorm van beleidsregels, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen om de financiële risico’s te beheersen. Het ontbreken van financiële redenen alleen, kan geen reden zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

In dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen, op basis van de bedragen die in een beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd. Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van participatievoorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Dit plafond dient echter wel bekend gemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (artikel 4:27 Awb).

 

Artikel 9

Uitvoering door derden

In artikel 11, vierde lid van de WIJ, is bepaald dat het college de uitvoering van de WIJ, behoudens het vaststellen van de rechten en plichten en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van de omstandigheden, door derden kan laten verrichten. De feitelijke werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van het werkleeraanbod of de inrichting van het werkleeraanbod kan in handen gesteld worden van derden.

 

Artikel 10

Vergoedingen

Kosten die voor de jongere verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. In dit kader dient gedacht te worden aan de kosten van kinderopvang (voor zover de Wet Kinderopvang hierin onvoldoende voorziet), noodzakelijke reiskosten, verplichte kleding en/of schoeisel en dergelijke. De kosten kunnen voor vergoeding in aanmerking komen mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het werkleeraanbod en er geen andere voorzieningen zijn.

Deze vergoeding wordt ten laste gebracht van het participatiebudget.

 

Artikel 11

Hardheidsclausule

Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van de handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de jongere. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.