Organisatie | Bladel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Gemeenschappelijke regeling voor de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant, vastgesteld op 4 februari 2010.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-03-2011 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 21-12-2010 De Lantaarn, 19 maart 2011 | 10it.01593 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel,
Gelet op het schrijven van 11 november 2010 (10ik.05017) van de voorzitter van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost,
Gelet op het voorstel “Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost” van het college van 19 oktober 2010,
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 16 december 2010 om het college toestemming te verlenen tot het sluiten van een gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost,
in te stemmen met wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost.
De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag volgend op de dag waarop de regeling door de deelnemende gemeenten gelijktijdig bekend is gemaakt en werkt terug tot 1 januari 2011. De gemeenschappelijke regeling geldt voor onbepaalde tijd.
Voor u ligt de aangepaste Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost. Een gemeenschappelijk regeling voor een bestaande organisatie met een nieuwe naam. De naamgeving Brabant-Zuidoost sluit immers beter aan bij de namen van onze directe partnerorganisaties en zal met het inwerking treden van de Wet veiligheidsregio’s ook wettelijk zijn geborgd.
Aanpassing van de gemeenschappelijke regeling is niet alleen nodig vanwege aanpassing in de naam. Ook de Wet veiligheidsregio’s, die per 1 oktober 2010 in werking treedt, geeft aanleiding de regeling op onderdelen aan te passen. Zo bevat de Wet onder andere bepalingen rond de bestuurssamenstelling, de bevoegdheden van de voorzitter van de Veiligheidsregio en uitbreiding op de wettelijke taakstellingen van veiligheidsregio’s op grond waarvan de regeling aangepast dient te worden. Zo nodig is de reden van wijziging in de Toelichting opgenomen.
Met vaststelling van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost wil het bestuur van deze regio bekrachtigen dat zij de ingeslagen wil voortzetten. De regio Zuidoost-Brabant kent immers een lange traditie van samenwerken. Hieraan ligt de overtuiging ten grondslag dat samenwerken bijdraagt aan een hogere kwaliteit en noodzakelijk is om met de beschikbare schaarse middelen een zo optimaal mogelijke veiligheid en zorg te garanderen. De laatste jaren heeft de regionale organisatie daar daadwerkelijk invulling aan gegeven en heeft geleid tot de vereiste doorontwikkeling. Ook externe ontwikkelingen hebben ons gestimuleerd tot deze doorontwikkeling. Hierbij moet gedacht worden aan de eerder genoemde Wet veiligheidsregio’s en de Beleidsnota Crisisbeheersing. Maar ook de gevolgen van de financiële crisis kunnen in dit licht worden genoemd. Nog meer dan voorheen moet de afweging worden gemaakt hoeveel veiligheid ons waard is en op welke wijze het gewenste veiligheidsniveau zo efficiënt en economisch mogelijk kan worden bereikt.
Vanuit de intrinsieke overtuiging dat veiligheidsvraagstukken niet alleen op gemeentelijke schaal zijn op te lossen zijn in deze regio de processen op het gebied van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing in een regionale veiligheidsorganisatie ondergebracht: Veiligheidsregio. Deze Veiligheidsregio staat ten dienste van de 21 gemeenten. Het is bij uitstek een organisatie van en voor deze deelnemende gemeenten. Voor hen kan de Veiligheidsregio het instrument zijn om zaken op het terrein van veiligheid in onder te brengen. Wat deze zaken zijn en hoe breed het werkveld van Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost gaat worden zijn belangrijke vraagstukken die ons en de gemeenten de komende jaren gaan bezighouden. Inmiddels is regionalisering van brandweertaken al in een vergevorderd stadium, worden de GHOR- en crisisbeheersingstaken ten minste op het door de minister vereiste niveau gebracht en voldoet de ambulancezorg in coöperatie met de GGD aan de daaraan gestelde eisen. Nog steeds kan gesproken worden van een Veiligheidsregio die in de steigers staat. Maar de strategisch meerjarenvisie ‘Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’[1] geeft wel helder weer waar dit bouwproces toe moet gaan leiden. Ik ben er van overtuigd dat de resultaten van dit bouwproces de komende jaren zichtbaar worden.
voorzitter Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost
[1] Ter kennisname aangeboden aan het Algemeen Bestuur op 23 september 2010
Het college van Burgemeester en Wethouders en de burgemeester van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-de Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre, ieder voor zover betreft zijn bevoegdheden;
dat op grond van de Wet veiligheidsregio’s artikel 8 tot vaststelling van de regio-indeling van gemeenten met betrekking tot taken in het kader van de Wet Veiligheidsregio’s de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-de Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre zijn aangewezen tezamen een regio te vormen als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s;
dat de gemeenteraad, zoals vereist op grond van artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, het college toestemming heeft gegeven om een regeling te treffen c.q. te wijzigen;
dat het Regionaal College van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, voor zover het de integrale afstemming van haar taken ten aanzien van de voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing, het veiligheidsbeleid in de gemeenten en de gemeenschappelijke meldkamer betreft, met instemming kennis genomen heeft van deze gemeenschappelijke regeling;
dat voornoemde gemeenten, respectievelijk hun bestuursorganen, verplicht zijn gemeenschappelijke regelingen te treffen op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s;
dat deze gemeenschappelijke regeling belast wordt met de wettelijke taken genoemd in artikel 10, juncto de artikelen 25, 32, 35 en 36 van de Wet veiligheidsregio’s
dat het gewenst is dat de gemeenschappelijke regeling wordt belast met het beheer en instandhouding van een gemeenschappelijke meldkamer Brabant-Zuidoost, waarin tenminste is opgenomen een geïntegreerd meldkamersysteem ten behoeve van de meldkamer politie, de meldkamer brandweer en meldkamer ambulancezorg en het radionetwerk C2000;
gelet op de Wet veiligheidsregio’s, de Wet ambulancezorg, de Wet publieke gezondheid, de Politiewet 1993, de Gemeentewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen;
de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant per 1 januari 2011 te wijzigen, zodat deze komt te luiden als volgt:
De Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-de Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.
Daar waar in de gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, onderscheidenlijk: de Veiligheidsregio, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.
Ten aanzien van het bevorderen van een eenduidig veiligheidsbeleid binnen de gemeenten, het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer en de multidisciplinaire rampen- en crisisbeheersing is voorbereiding, afstemming en besluitvorming van het bestuur van de Veiligheidsregio en het Regionaal College vereist. Deze integrale afstemming en besluitvorming wordt vastgelegd in een convenant.
Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de deelnemende gemeenten en het Regionaal College gezonden. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
De commissaris van de Koning, de hoofdofficier van justitie en een vertegenwoordiger van de waterschappen, die door de voorzitters van de waterschappen, die binnen het grondgebied van de veiligheidsregio zijn gelegen, uit hun midden, is aangewezen, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergadering. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen.
Bij het nemen van besluiten door het Algemeen Bestuur tot vaststelling van de jaarrekening en tot vaststelling van de begroting en begrotingswijzigingen brengen de leden die een gemeente vertegenwoordigen tot 20.000 inwoners één stem uit. De leden die een gemeente vertegenwoordigen met 20.000 of meer inwoners brengen twee stemmen uit vermeerderd met een stem per volledig veelvoud van 15.000 inwoners, waarmee het aantal van 20.000 inwoners door die gemeente wordt overschreden.
Het Dagelijks Bestuur stelt voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde vast. Op het houden en de orde van de vergadering van het Dagelijks Bestuur zijn de artikelen 52, 53 en 54 tot en met 60 van de Gemeentewet, voor zover daarvan niet bij of krachtens wet wordt afgeweken, van overeenkomstige toepassing.
Het Dagelijks Bestuur oefent, voor zover het Algemeen Bestuur daartoe besluit en dan naar door het Algemeen Bestuur te stellen regelen, de wettelijk toegekende of krachtens de gemeenschappelijke regeling aan het Algemeen Bestuur toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:
De commissaris van de Koning, de hoofdofficier van justitie en een vertegenwoordiger van de waterschappen, die door de voorzitters van de waterschappen, die binnen het grondgebied van de veiligheidsregio zijn gelegen, uit hun midden, is aangewezen, kunnen worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergadering. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen.
Het Algemeen Bestuur kan regelen van welke besluiten van het Dagelijks Bestuur kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen Bestuur. Daarbij kan het Algemeen Bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks Bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.
Een lid van het Algemeen Bestuur geeft het eigen college mondeling of schriftelijk de door één of meer leden, overeenkomstig het reglement van orde van die raad, verlangde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang overeenkomstig artikel 16, zesde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Het Dagelijks Bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden tot het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeel van de Veiligheidsregio mandateren aan de directeur Veiligheidsregio, tenzij het de controller en ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard welke rechtstreeks onder de directeur Veiligheidsregio ressorteren. Dit met uitzondering van de directeur Veiligheidsregio, de regionaal commandant en de directeur GHOR.
De rijksbijdragen als bedoeld in het Besluit Doeluitkering Rampenbestrijding alsmede de rijksbijdragen voor het instandhouden van de Geneeskundige hulpverlening voor Ongevallen en Rampen worden aangewend ter dekking van de kosten verband houdend met de uitvoering van de in de betreffende rijksbijdrageregeling genoemde wettelijke taken op het gebied van rampenbestrijding.
De kosten die verband houden met de taken zoals genoemd in artikel 4, eerste lid onder a, voor zover deze kosten kunnen worden toegerekend aan de Politie Brabant Zuid-Oost, worden op basis van een in het convenant als bedoeld in artikel 5 op te nemen verdeelsleutel mede gedragen door de Politie Brabant Zuid-Oost.
De gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari, 16 april, 16 juli en 16 oktober telkens een kwart van de begrote bijdragen als bedoeld in het vijfde lid. De gemeenten betalen de bijdragen, bedoeld in vierde lid, op basis van facturen, die de Veiligheidsregio hen daartoe zal toezenden.
De deelnemers waarborgen de betaling van rente en aflossing van de door de Veiligheidsregio onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten gesloten geldleningen volgens door het Algemeen Bestuur vast te stellen regels en naar evenredigheid van het aantal inwoners van iedere gemeente van het desbetreffende kalenderjaar en indien de geldschieters dit wensen onder het doen van afstand van de voorrechten, welke de wet aan borgen toelaat.
Wanneer aan het Algemeen Bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 27, doet het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.
De beheerder van de in het derde lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de gemeenschappelijke regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio en haar organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven voor zover dit op grond van artikel 8 jo. artikel 9 van de Wet veiligheidsregio´s mogelijk is. Een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling wordt niet genomen voordat de betreffende bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten daarmee hebben ingestemd.
Indien de aard van het geschil daartoe aanleiding geeft, dan wel indien een bestuursorgaan van de provincie partij is in het geschil, laat de commissaris van de Koning zich bij de voorbereiding van het in het derde lid bedoelde advies bijstaan door twee door hem aan te wijzen burgemeesters van deelnemende, niet als partij bij het geschil betrokken gemeenten.
18.1.1 Bijlage als bedoeld in artikel 4, 3e lid van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost.
I. Gemeenten, die overeenkomstig artikel 26, 1e lid van de Wet veiligheidsregio’s hebben besloten tot het hebben van een gemeentelijke brandweer, die in de eigen gemeente, in afwijking van artikel 25, eerste lid, aanhef en onder a en b, de volgende taken uitvoert:
II. Gemeenten waar de door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer de in artikel 25, eerste lid onder a en b genoemde taken uitvoert:
20.1.1 Het kabinetsbeleid met betrekking tot de Veiligheidsregio
De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost heeft tot doel het opzetten en vormgeven van een regionaal veiligheidsbestuur dat voldoet aan de eisen die de Wet veiligheidsregio’s daaraan stelt èn aan de regionale visie zoals vastgelegd in het visiedocument ‘Bouwen aan de Veiligheidsregio’[1] en de daarin bestuurlijk vastgelegde ambitie, en de strategische meerjarenvisie ‘Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’[2]. De kabinetseisen zijn neergelegd in het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's (TK 2003-2004, 29517, nr. 1). Uiteindelijk heeft dit kabinetsbeleid geresulteerd in de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit kwaliteit personeel veiligheidsregio’s.
[1] vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Hulpverleningsregio Zuidoost-Brabant d.d. 11 september 2006
[2] Vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost d.d. 23 september 2010
De Wet veiligheidsregio’s draagt de colleges van Burgemeester en Wethouders op een gemeenschappelijke regeling af te sluiten en veiligheidsregio’s te vormen. Deze veiligheidsregio's zijn het resultaat van de samenvoeging van de regionale brandweer en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR). Daarnaast dienen veiligheidsregio's afspraken te maken met de regionale colleges van politie over de vormgeving van de multidisciplinaire samenwerking op het terrein van rampen- en crisisbeheersing en over het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer. Deze afspraken moeten in een convenant worden neergelegd. Op termijn zal het Regionaal College van politie wellicht in het Regionaal Veiligheidsbestuur worden geïntegreerd. Vanaf dat moment zal er sprake zijn van een veiligheidsregio als bedoeld in het kabinetsstandpunt, te weten:
'een gebied waarin wordt samengewerkt door verscheidene besturen en diensten ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening bij rampen en handhaving van de openbare orde en veiligheid.'
In het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's werd aangegeven dat de Veiligheidsregio moet voldoen aan negen verschillende vereisten, aangeduid als 'basisniveaus'. Het realiseren van deze basisniveaus is volgens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de eerste fundamentele stap die doorontwikkeling naar integraal veiligheidsbeleid op regionaal niveau mogelijk moeten maken.
20.1.2 De uitgangspunten bij de gemeenschappelijke regeling
Veiligheidsregio als verlengd lokaal bestuur
De Veiligheidsregio heeft de vorm van een gemeenschappelijke regeling die door gemeenten wordt aangegaan. Het gaat om een gemeenschappelijke regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld. Dit betekent dat de voorschriften in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen met een openbaar lichaam van toepassing zijn, voor zover de Wet veiligheidsregio’s daarvan niet afwijkt. Zo kent de Wgr allerlei bepalingen die moeten waarborgen dat gemeenten controle en invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming en het functioneren van gemeenschappelijke regelingen. Hiermee moet worden voorkomen dat een bestuur van een gemeenschappelijke regeling los komt te staan van de deelnemende gemeenten, waardoor het karakter van samenwerking als verlengd lokaal bestuur wordt aangetast.
Voor de voorliggende gemeenschappelijke regeling zijn de beleidsvoornemens, zoals neergelegd in het document “Bouwen aan de Veiligheidsregio”, de bestuurlijk vastgelegde ambitie in het regionaal project Veiligheid op_maat en de strategische meerjarenvisie ‘Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’ als belangrijke uitgangspunten gehanteerd.
De beginselen van deugdelijk overheidsbestuur, zoals verwoord in de Nederlandse code voor goed openbaar bestuur van juni 2009 worden door de Veiligheidsregio onderschreven en waar nodig geacht onderdeel uit te maken van deze gemeenschappelijke regeling.
Burgemeesters vormen het bestuur van de Veiligheidsregio
De Wet stelt als eis dat het Regionale Veiligheidsbestuur bestaat uit de burgemeesters van de in onze regio gelegen gemeenten (artikel 11, 1e lid). Hierdoor kent het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio dezelfde samenstelling als het Regionaal College van politie, waardoor de samenwerking en afstemming tussen beide organen betrekkelijk eenvoudig is.
De negen basis niveaus van de Veiligheidsregio
Hieronder wordt aangegeven op welke wijze in de gemeenschappelijke regeling wordt voldaan aan de gestelde basisniveaus.
1. Verdere regionalisering van de brandweer
De Wet stelt een aantal eisen aan de inrichting van de gemeenschappelijke regeling. In de gemeenschappelijke regeling wordt niet vastgelegd welke soort brandweerfunctionarissen wél en welke niet in dienst van de Veiligheidsregio komen. De omschrijving van de taken en bevoegdheden in de gemeenschappelijke regeling, gebaseerd op de Wet laat wat dat betreft enige ruimte.
2. Integratie van de besturen van regionale brandweer en GHOR
De zorgtaken van de regionale brandweer en GHOR zijn integraal onderdeel van deze gemeenschappelijke regeling.
3. Regionalisering van de beheersaspecten van de rampenbeheersing
Deze taken met bijbehorende bevoegdheden zijn in de gemeenschappelijke regeling opgenomen.
4. Verplichte bestuurlijke samenwerking van regionale brandweer en GHOR met de politie
In de gemeenschappelijke regeling is de bevoegdheid van en tevens opdracht aan het Algemeen Bestuur neergelegd om een overeenkomst te sluiten met de politie over de inrichting en het beheer van een gemeenschappelijke meldkamer en om overeenkomsten te sluiten met (onder andere) de politie over de aansturing, afstemming, voorbereiding en uitvoering van taken die betrekking hebben op hulpverlening en veiligheid.
5. Doorzettingsmacht van het regionaal bestuur
De Wet en bijvoorbeeld ook de in behandeling zijnde wetswijziging Wet publieke gezondheid legt een aantal taken en bevoegdheden neer bij het bestuur en/of de voorzitter van de Veiligheidsregio. Dit bevordert de doorzettingsmacht van de regionale organisatie, met name daar waar de gevolgen van een calamiteit de gemeentelijke grens overschrijden.
6. Versterking bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer
De Wet en de gemeenschappelijke regeling bevatten geen regeling over de bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer. Wel is in gemeenschappelijke regeling neergelegd dat het Dagelijks Bestuur de inrichting van de ambtelijke organisatie regelt middels een organisatiebesluit. Op basis van deze bevoegdheid stelt het Dagelijks Bestuur een instructie vast waarin de taken en bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer zijn vastgelegd. Het gaat zowel om taken in de preventieve, preparatieve als de repressieve sfeer.
7. Pro-actie en preventie (adviesrol regio)
In de gemeenschappelijke regeling is een bepaling opgenomen die regelt dat bepaalde onderwerpen door de gemeenten ter advisering aan de Veiligheidsregio moeten worden voorgelegd (artikel 4, 2e lid).
De eisen die de Wet stelt aan de GHOR met het oog op het 'veiligheidsregio-proof’ zijn, hebben geen directe consequenties voor de inrichting van de gemeenschappelijke regeling. Op grond van de Wet wordt een directeur GHOR aangesteld en wordt een aantal verplichtingen opgelegd aan “instellingen” die een taak hebben binnen de geneeskundige hulpverlening.
De gemeenschappelijke regeling en de Gemeentewet bevatten waarborgen dat de Veiligheidsregio voldoende financiële middelen van de deelnemende gemeenten ontvangt om de taken volgens de gestelde kwaliteitsnormen te kunnen uitvoeren. In de gemeenschappelijke regeling is geregeld dat het Algemeen Bestuur de begroting van de Veiligheidsregio bij stemming vaststelt. De uitgaven ten behoeve van een gemeenschappelijke regeling zijn verplichte uitgaven voor gemeenten. Als blijkt dat een gemeente weigert de financiële bijdrage in haar begroting op te nemen of tot betaling daarvan over te gaan, kunnen Gedeputeerde Staten ingrijpen op grond van respectievelijk artikel 194 en 195 van de Gemeentewet.
21.1.1 Artikel 1 Instelling en plaats van vestiging
Dit artikel behoeft geen toelichting.
21.1.2 Artikel 2 Begripsbepalingen
1e lid: In dit artikel zijn onder de leden l en m twee functies toegevoegd: de directeur GHOR, de nieuwe wettelijke functionaris, die de opvolger is van de Regionaal Geneeskundig Functionaris en de coördinerend gemeentesecretaris, een nieuwe functie; de Wet schrijft niet voor dat het hier een gemeentesecretaris betreft, maar op grond van de taken en verantwoordelijkheden is daarvoor in deze regio wel gekozen.
De bestuurlijke ambitie is om te komen tot een eenduidige bestuurlijke aansturing van aspecten op het terrein van spoedeisende hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing en afstemming op het terrein van het veiligheidsbeleid in de gemeenten. Met uitzondering van de “Ambulancezorg” zijn de terreinen vastgelegd in de Wet.
21.1.4 Artikel 4 Taken en bevoegdheden
De taken van de Veiligheidsregio zijn de activiteiten die het samenwerkingsverband ontplooit in het kader van de doelstelling. Deze taken zijn grotendeels in de Wet neergelegd. Met het van kracht worden van de Wet veiligheidsregio’s worden de Brandweerwet en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen ingetrokken.
Daarnaast kan het gaan om taken waarvoor gemeenten expliciete publiekrechtelijke bevoegdheden overdragen aan de Veiligheidsregio.
21.1.5 Artikel 5 Integrale afstemming
Vooralsnog is een integrale afstemming tussen Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio en het Regionaal College van politie vereist bij de uitvoering van de taken, zoals in de wet vastgelegd. Op grond van de Wet dient de noodzakelijke integrale afstemming geregeld te worden per convenant. De besturen van Regionaal College en het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio regelen daarin tenminste:
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Art. 21.1.7 Artikel 7 Samenstelling Algemeen Bestuur
De Wet bepaalt in artikel 11 dwingend dat het Algemeen Bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Dit in afwijking van de Wgr. Hierdoor kent het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio dezelfde samenstelling als het Regionaal College van politie, waardoor de samenwerking en afstemming tussen beide organen betrekkelijk eenvoudig is.
Omdat het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is gekoppeld aan de functie van burgemeester, heeft het geen zin de zittingsperiode aan een bepaalde termijn te verbinden. Om die reden is in dit artikel geen regeling opgenomen over de zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur.
De vervanging van de burgemeester in zijn functie is geregeld in artikel 77 van de Gemeentewet. Omdat op grond van dat artikel de acterend burgemeester lid is van het Algemeen Bestuur, eindigt het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur dan ook, op het moment, dat men ophoudt burgemeester te zijn van de vertegenwoordigde gemeente. Op dat moment wordt de voormalige burgemeester vervangen door zijn plaatsvervanger (waarnemer) overeenkomstig artikel 77 Gemeentewet.
21.1.8 Artikel 8 Werkwijze Algemeen Bestuur
In artikel 22 , eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is geregeld dat het Algemeen Bestuur een reglement van orde vaststelt. In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:
21.1.9 Artikel 9 Besluitvorming
1e Lid: Voor de toepassing van de stemverdeling gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorafgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers. Voor de stemverhouding is uitgegaan van de verdeelsleutel zoals die ook wordt gehanteerd bij de gemeenschappelijke regeling van het SRE. Gezien het feit dat in het Algemeen Bestuur alleen burgemeesters zitting hebben is het aantal gemeentelijke stemmen verenigd in één stemgerechtigde.
Op basis van de inwoneraantallen per 1-1-2009 zou dit betekenen:
21.1.10 Artikel 10 Samenstelling Dagelijks Bestuur
2e Lid: Het is niet gewenst de evenredige geografische verdeling over de regio dwingend op te leggen. Dit ontneemt het Algemeen Bestuur de mogelijkheid criteria op grond van kwaliteiten, persoonlijke interesses et cetera van kandidaten in voldoende mate mee te nemen in de keuze van samenstelling van het Dagelijks Bestuur. Dit mede in verband met de operationele rol die de leden van het Dagelijks Bestuur gebruikelijkerwijs vervullen als (plv) voorzitter Veiligheidsregio.
4e Lid: De zittingsperiode parallel aan de zittingsperiode van de colleges van Burgemeester en Wethouders is opgenomen om wijzigingen en roulatie in samenstelling van Dagelijks Bestuur mogelijk te maken.
21.1.11 Artikel 11 Taak en bevoegdheden Dagelijks Bestuur
1e Lid: Naast de vaste portefeuilles van voorzitter en vice-voorzitter is er tenminste een portefeuillehouder financiën. Daarnaast kunnen er portefeuillehouders per te onderscheiden aandachtsveld worden aangesteld.
Combinatie van portefeuilles is mogelijk.
2e Lid In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:
Tot de strategische regionale plannen worden onder andere gerekend:
21.1.12 Artikel 12 Taak en bevoegdheden Dagelijks Bestuur
Dit artikel behoeft geen toelichting.
21.1.13 Artikel 13 Vergaderingen Dagelijks Bestuur
Dit artikel behoeft geen toelichting.
21.1.14 Artikel 14 Voorzitter, vice-voorzitter, secretaris
Artikel 11, 2e lid van de Wet bepaalt dat de korpsbeheerder ingevolge de Politiewet 1993 voorzitter is van de Veiligheidsregio. Hoewel de Wet dit niet voorschrijft ligt het in de lijn der verwachting om dan ook de plaatsvervangend korpsbeheerder te doen aanwijzen als plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio. Hierdoor wordt het makkelijker om de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio en het Regionaal College voor de politie te combineren. De directeur van de ambtelijke organisatie fungeert als ambtelijk secretaris van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Hij kan deze taak binnen de ambtelijke organisatie mandateren aan bijvoorbeeld de directiesecretaris.
21.1.15 Artikel 15 Bestuurscommissies
Omwille van korte heldere bestuurslijnen wordt in beginsel terughoudend omgegaan met het instellen van het zware instrument van bestuurscommissies. Het Algemeen Bestuur dient vooraf toestemming van alle raden te hebben alvorens tot instelling van een commissie over te kunnen gaan. Dit op grond van Wgr artikel 25 lid 2.
21.1.16 Artikel 16 Commissies van advies
Tenminste wordt ingesteld een adviescommissie financiën. Onder voorzitterschap van de betreffende portefeuillehouder in het Dagelijks Bestuur bestaat deze commissie uit een aantal (maximaal 7) inhoudsdeskundigen. De aanstelling van de leden gebeurt op voordracht van het Algemeen Bestuur.
De voorgedragen leden hoeven niet per definitie lid te zijn van dit Algemeen Bestuur (b.v. controllers van deelnemende gemeenten).
Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen leden van commissie van advies die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen. In voorkomende gevallen zal hierover door het Algemeen Bestuur een besluit worden genomen.
21.1.17 Artikel 17 Werkgroepen, overlegvormen
Gerelateerd aan de onder artikel 11 bedoelde portefeuilles kan het bestuur besluiten tot het instellen van bestuurlijke werkgroepen c.q. klankbordgroepen. Ook hiervoor geldt dat op voordracht van het Algemeen Bestuur de leden worden aangesteld en dat de voorgedragen leden niet per definitie lid behoren te zijn van dit Algemeen Bestuur. Als voorzitter treedt op de portefeuillehouder van het betreffende aandachtsveld in het Dagelijks Bestuur. Voor het eventueel toekennen van vergoedingen voor leden van werkgroepen en overlegvormen geldt eveneens hetgeen in de toelichting op artikel 16 is aangegeven.
21.1.18 Artikel 18 Dagelijks Bestuur (Informatie en verantwoordingsplicht)
Dit artikel behoeft geen toelichting.
21.1.19 Artikel 19 Voorzitter (Informatie en verantwoordingsplicht)
Dit artikel behoeft geen toelichting.
21.1.20 Artikel 20 Algemeen Bestuur (Informatie en verantwoordingsplicht)
Omdat het hier een gemeenschappelijke regeling van de colleges betreft, beperkt de verantwoordingsplicht van de leden van het Algemeen Bestuur zich tot de colleges. De colleges zijn ingevolge de Gemeentewet informatie- en verantwoordingsplichtig naar de gemeenteraad.
21.1.21 Artikel 21 Ambtelijke organisatie
De plicht om een organisatiebesluit door de raad te laten vaststellen is uit de gemeentewet verwijderd. Er is geen plicht voor het vaststellen van een dergelijk besluit door het Dagelijks Bestuur in de plaats gekomen. Ook de Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft een dergelijk besluit niet voor. Binnen de Veiligheidsregio bestaat echter wel behoefte aan een dergelijk besluit.
21.1.22 Artikel 22 Directeurenberaad
Voor de afstemming binnen het directeurenberaad is gekozen voor een belangenbehartiging vanuit de kolommen. De directeur Veiligheidsregio fungeert als technisch voorzitter van het overleg.
De coördinerend gemeentesecretaris wordt op voordracht vanuit de gemeenschappelijke gemeentesecretarissen aangesteld door het bestuur van de Veiligheidsregio. In de regel zal de voordracht komen vanuit het regionaal overleg van gemeentesecretarissen. De coördinerend gemeentesecretaris waarborgt de belangen van de gemeenten in het directeurenberaad enerzijds en de inbedding van de crisisbeheersing- en rampenbestrijdingsoptiek in het overleg van gemeentesecretarissen anderzijds.
In tegenstelling tot de overige leden van de veiligheidsdirectie beschikt de coördinerend gemeentesecretaris niet over bevoegdheden in de “eigen, oranje kolom” (de gemeenten). Hij vervult vooral een adviserende, stimulerende, diplomatieke rol. Bij niet nakomen van de regionaal vastgelegde afspraken door een van de gemeenten kan sturing plaatsvinden door bestuurlijke beïnvloeding door het Algemeen Bestuur.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
21.1.24 Artikel 24 Rechtspositie
Dit artikel behoeft geen toelichting.
De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn ook van toepassing verklaard op de gemeenschappelijke regelingen. Ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing.
De ontwerpbegroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten met welke producten verband houden.
Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting minimaal dertien weken voordat zij wordt vastgesteld toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten. Gekozen is voor een ruimere termijn dan de wettelijke zes weken, om de gemeenten voldoende tijd te geven te reageren en de colleges in de gelegenheid te stellen het gevoelen van de gemeenteraad in te winnen.
Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient.
De termijn waarop de begroting uiterlijk moet zijn vastgesteld door het Algemeen Bestuur stelt gemeenten in staat de uitgaven die gemoeid zijn met de Veiligheidsregio in de eigen begroting te verwerken. Het gaat immers om verplichte uitgaven.
Conform artikel 34, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt de begroting uiterlijk 15 juli van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient, gezonden aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.
Het Algemeen Bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli in het jaar volgend op het jaar waarop deze rekening betrekking heeft. De jaarrekening wordt na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en aan de colleges van de deelnemende gemeenten gezonden.
21.1.27 Artikel 27 Verdeling der kosten
6e Lid: Voor de toepassing van de kostenverdeling gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorafgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
21.1.28 Artikel 28 Verdeling der kosten
Dit artikel behoeft geen toelichting.
21.1.29 Artikel 29 Verdeling der kosten
Deze bepaling is op verzoek van de Bank Nederlandse Gemeenten opgenomen. De bank verkrijgt hiermee de zekerheid dat de Veiligheidsregio alle maatregelen zal nemen om de gemeenten aan hun verplichtingen te laten voldoen.
21.1.30 Artikel 30 Financiële voorschriften
De verordenende bevoegdheid als genoemd in dit artikel wordt ontleend aan de Gemeentewet hoofdstuk XIV-artikel 212 en 213 en is daarmee niet strijdig met hetgeen is bepaald in artikel 4, lid 2 onder g van deze gemeenschappelijke regeling.
21.1.31 Artikel 31 Archiefbescheiden
Dit artikel behoeft geen toelichting.
21.1.32 Artikel 32 Toetreding en uittreding
Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten (art. 9 van de Wet gemeenschappelijke regelingen) over toetreding en uittreding.
In een bijlage bij de Wet zijn de gemeenten aangewezen waarvan de colleges een gemeenschappelijke regeling moeten treffen terzake van regionale brandweer en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Dit betekent dat gemeenten alleen kunnen uittreden uit deze gemeenschappelijke regeling of toetreden tot deze regeling als de verdeling van de gemeenten in regio’s in deze bijlage wordt gewijzigd. In dat geval zijn de gemeenten zelfs verplicht over te gaan naar een andere gemeenschappelijke regeling.
21.1.33 Artikel 33 Wijziging of opheffing
Gekozen is voor wijziging van de Gemeenschappelijk regeling alleen ingeval alle colleges hierover eensluidend besluiten. Dit doet recht aan de intentie tot samenwerking zoals dit al decennia lang in onze regio aanwezig is.
21.1.34 Artikel 34 Geschillen en klachten
De bedoeling van dit artikel is om geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen eerst op intergemeentelijk niveau te doen beslechten. Dit middels een bemiddelende rol van de commissaris van de Koning. Mochten de partijen er op dit niveau niet uitkomen, dan staat de weg naar Gedeputeerde Staten op grond van artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. weer volledig open.
Voor de behandeling van klachten is de Veiligheidsregio verplicht een voorziening te treffen.
21.1.35 Artikel 35 Overgangs- en slotbepalingen
Dit artikel behoeft geen toelichting.