Organisatie | Limburg |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Limburgs bevelsbeleid Wet Bodembescherming 2010 |
Citeertitel | Limburgs bevelsbeleid Wet bodembescherming 2010 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Milieu, bodem |
Geen
Algemene wet bestuursrecht; Provinciewet; Wet bodembescherming, art. 43
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-09-2010 | nieuwe regeling | 31-08-2010 Provinciaal Blad, 2010, 49 | Onbekend |
In deze beleidsregels wordt verstaan onder: Wbb: Wet bodembescherming; Bevoegd gezag: het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wbb: voor de provincie Limburg zijn dit Gedeputeerde Staten van Limburg en op grond van het ‘Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming’ zijn dit Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Heerlen, Maastricht en Venlo; Veroorzaker: degene door wiens feitelijke handelingen de verontreiniging is veroorzaakt, en voorts degene door wiens handelingen een bepaald gevaar in het leven is geroepen waardoor de verontreiniging is veroorzaakt of degene die nalatig is geweest bepaalde voorzorgsmaatregelen te treffen die - indien wel getroffen - de verontreiniging zou hebben voorkomen of verminderd; Geval van verontreiniging: een geval van verontreiniging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, Wbb; Bevel NO een bevel tot het verrichten van nader bodemonderzoek als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder a en artikel 43, derde lid, Wbb; Bevel TBM: een bevel tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder b, Wbb danwel het vierde lid van artikel 43 Wbb; Bevel SO: een bevel tot het verrichten van saneringsonderzoek als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb; Saneringsbevel: een bevel tot het saneren van de bodem als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb; Bevel beheersmaatregelen: een bevel om maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem te nemen als bedoeld in artikel 43, derde lid en artikel 37, vierde lid, Wbb; Bedrijfsterrein: een perceel als bedoeld in artikel 55a Wbb.
Hoofdstuk 2 Het bevel jegens de veroorzaker
Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel NO aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.
De compensatie wordt gerelateerd aan de verhouding tussen het deel van de verontreiniging dat voor en het deel van de verontreiniging dat na 1 januari 1975 is ontstaan. De compensatie kan maximaal het percentage zijn gelijk aan dat deel van de verontreiniging dat voor 1 januari 1975 is ontstaan ten opzichte van de gehele periode van veroorzaking. Indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb wordt geen compensatie aangeboden. Indien de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is, blijft compensatie achterwege, tenzij dit leidt tot onevenredig nadeel.
Een bevel NO aan de veroorzaker strekt tot onderzoek van het gehele geval van verontreiniging. Paragraaf 2 Het bevel TBM
Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel TBM aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.
Een bevel TBM aan de veroorzaker strekt tot beveiliging van het gehele geval van verontreiniging. Paragraaf 3 Het bevel SO en het saneringsbevel
Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel SO of saneringsbevel aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.
Indien het bevoegd gezag besluit tot compensatie in de kosten van sanering, dan worden op de compensatie eventuele voordelen in mindering gebracht. Is de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter van het terrein, dan wordt op de compensatie tevens de waardestijging van het terrein als gevolg van de sanering in mindering gebracht.
Paragraaf 4 Het bevel beheersmaatregelen
Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel voor 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel beheersmaatregelen aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.
Hoofdstuk 3 Het bevel jegens de eigenaar/ erfpachter/ zakelijk gerechtigde/ persoonlijk gerechtigde
Voor de eigenaar, de erfpachter, de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt en die tevens veroorzaker is, gelden de artikelen 2 tot en met 7a. Paragraaf 2 Het bevel NO
Voor de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het eerste lid bestaat er geen aanspraak op een bijdrage in de onderzoekskosten tenzij het achterwege laten daarvan, naar het oordeel van het bevoegd gezag, leidt tot onevenredig nadeel. Om voor compensatie in de onderzoekskosten in aanmerking te komen dient men in beginsel onschuldig te zijn in de zin van artikel 13, tweede lid.
Een bevel NO jegens de eigenaar, de erfpachter of de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die hetgrondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt strekt tot onderzoek van het gehele geval vanverontreiniging, indien sprake is van een mobiele verontreiniging waarvan de bron van deverontreiniging zich bevindt of heeft bevonden op diens grondgebied.
Het bevoegd gezag kan besluiten tot compensatie in de onderzoekskosten welke betrekking hebbenop dat deel van de verontreiniging dat buiten het eigendomsrecht, erfpachtrecht of zakelijk ofpersoonlijk recht van de geadresseerde van het bevel is gelegen indien het achterwege latendaarvan leidt tot onevenredig nadeel.
Paragraaf 5 Het saneringsbevel
Voor de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het eerste lid bestaat er geen aanspraak op een bijdrage in de saneringskosten tenzij het achterwege laten daarvan, naar het oordeel van het bevoegd gezag, leidt tot onevenredig nadeel. Indien het bevoegd gezag besluit tot compensatie in de kosten van sanering dan worden op de compensatie eventuele voordelen in mindering gebracht. Tevens wordt op de compensatie de waardestijging van het terrein als gevolg van de sanering in mindering gebracht.
Van een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers in de zin van artikel 46, eerste lid, onder a, Wbb is sprake wanneer de eigenaar of erfpachter een duurzame relatie heeft of heeft gehad met de veroorzaker, die betrekking had op de beschikbaarheid van de grond of die ingrijpen in de bedrijfsvoering van de veroorzaker mogelijk maakt(e) en de eigenaar of erfpachter redelijkerwijs op de hoogte is, was of had kunnen zijn van de activiteiten van de veroorzaker, die tot bodemverontreiniging hebben geleid.
Betrokkenheid bij de veroorzaking van de bodemverontreiniging in de zin van artikel 46, eerste lid, onder b, Wbb wordt gelijkgesteld met het (mede) veroorzaken daarvan.
Voor het vereiste “op de hoogte zijn dan wel redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van de verontreiniging ten tijde van de verkrijging van het recht op het grondgebied” in de zin van artikel 46, eerste lid, onder c, Wbb is het moment waarop het recht werd verkregen bepalend. Daarbij worden de volgende momenten onderscheiden:
verkrijging vóór 1 januari 1975: de eigenaar of erfpachter is onschuldig, ook al wist hij op het moment van verkrijging dat het terrein was verontreinigd, tenzij hij een duurzame rechtsbetrekking heeft of had met de veroorzaker, of hij betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking van de verontreiniging;
verkrijging na 1 januari 1983: de eigenaar of erfpachter die op de hoogte was van de bodemverontreiniging of op de hoogte had kunnen zijn, dan wel de professionele koper die door eenvoudig onderzoek kennis had kunnen nemen van de bodemverontreiniging, of de professionele koper die bij ‘verdachte’ terreinen door bodemonderzoek kennis had kunnen nemen van de verontreiniging, is schuldig;
Hoofdstuk 4 Bijzondere categorieën
Paragraaf 1 Grondwaterverontreiniging op niet-bronpercelen
Een bevel NO en een bevel TBM aan de eigenaar of de erfpachter of aan de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt en een bevel SO, een saneringsbevel, en een bevel beheersmaatregelen aan de eigenaar of erfpachter blijven achterwege als de verontreiniging zich bevindt op een niet-bronperceel en indien de verontreiniging alleen het grondwater betreft.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien de eigenaar, de erfpachter of de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers heeft gehad of betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking.
Paragraaf 2 Particuliere eigenaren die tevens bewoner zijn
Op de eigenaar of erfpachter die een verontreinigd perceel uitsluitend gebruikt voor particuliere bewoning door hemzelf en die als veroorzaker kan worden beschouwd, zijn de artikelen 2 tot en met 7a van toepassing. De bewoner die direct of indirect betrokken is of is geweest bij de veroorzaking van de verontreiniging wordt overeenkomstig artikel 15 als veroorzaker aangemerkt.
In afwijking van de artikelen 9 tot en met 13 en 17a wordt aan de eigenaar of erfpachter die een verontreinigd perceel uitsluitend gebruikt voor particuliere bewoning door hemzelf en die niet als veroorzaker kan worden beschouwd, geen bevel NO of bevel TBM, bevel beheersmaatregelen, bevel SO en saneringsbevel gegeven als is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
De artikelen 2 tot en met 7a zijn van toepassing op de in het eerste lid bedoelde eigenaar of erfpachter indien op zijn perceel een bodemverontreiniging aanwezig is die is veroorzaakt door een op het perceel aanwezige lekkende huisbrandolietank in de periode dat hij van deze tank gebruik heeft gemaakt of waarvan hij na het gebruik heeft nagelaten de tank te verwijderen of anderszins op veilige wijze definitief onklaar te maken.
Paragraaf 3 Verkrijging onder algemene titel door erfopvolging
Indien sprake is van verkrijging onder algemene titel als bedoeld in artikel 80, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt de verkrijger onder algemene titel voor de toepassing van hetgeen is bepaald in de artikelen 2 tot en met 19 geplaatst in de positie van degene van wie hij onder algemene titel verkrijgt. Een erfgenaam die verkrijgt van een onschuldig eigenaar wordt voor de toepassing van de artikelen 9 tot en met 13 en 17a als onschuldig eigenaar aangemerkt, tenzij de erfgenaam gedurende de periode waarin de verontreiniging is veroorzaakt een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers heeft gehad of directe of indirecte betrokkenheid bij de veroorzaking heeft gehad.
Wanneer sprake is van verkrijging onder algemene titel door erfopvolging besluit het bevoegd gezag tot compensatie in de kosten van onderzoek, tijdelijke beveiliging, beheermaatregelen of sanering indien die kosten de omvang van de nalatenschap overtreffen, tenzij de verkrijger betrokken is geweest bij de veroorzaking van de bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 15, een duurzame rechtsbetrekking heeft of heeft gehad met de veroorzaker als bedoeld in artikel 14, onvoldoende schadebeperkende maatregelen heeft getroffen dan wel als schuldig eigenaar kan worden aangemerkt door verkrijging van de eigendom anders dan door erfopvolging.
Indien jegens de erflater in verband met de bodemverontreiniging reeds bestuursdwang is uitgeoefend of opgelegde dwangsommen zijn verbeurd, dan kunnen de kosten van de uitgeoefende bestuursdwang of de reeds verbeurde dwangsommen als een schuld van de erflater op de erfgenaam worden verhaald. De vordering blijft beperkt tot de omvang van de nalatenschap, tenzij de erfgenaam zelf (mede) veroorzaker was dan wel anderszins betrokken was bij de veroorzaking.