Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bonaire

EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van 18 februari 1993, no. 9 betreffende de orde en de veiligheid op de luchthaven (Luchthavenreglement Flamingo Luchthaven)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBonaire
OrganisatietypeCaribisch openbaar lichaam
Officiële naam regelingEILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van 18 februari 1993, no. 9 betreffende de orde en de veiligheid op de luchthaven (Luchthavenreglement Flamingo Luchthaven)
CiteertitelLuchthavenreglement Flamingo Luchthaven
Vastgesteld doorBestuurscollege
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpverkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vastgesteld en in werking getreden vóór 10-10-2010, maar op grond van artikel 7 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het Eilandsbesluit vaststellen positieve lijst regelgeving Bestuurscollege Bonaire (AB 2010, nr. 19) tevens vastgesteld voor het openbaar lichaam Bonaire en derhalve met ingang van 10-10-2010 in het openbaar lichaam Bonaire van toepassing.

Dit besluit vervangt het Luchthavenreglement Flamingoluchthaven (A.B. 1976, no. 33)

Ingevolge artikel 3 van de Eilandsverordening verzelfstandiging luchthaven Bonaire (A.B. 2003, no. 5) berusten de taken, bevoegdheden en verplichtingen van de luchthavendienst nu bij de luchthavenexploitant en voert deze de hieruit voortvloeiende werkzaamheden uit.

Abusievelijk is de tekst van artikel 5 genummerd als eerste lid, hoewel het artikel geen andere leden heeft.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen van 08 OKT. 2010 no. 12 tot vaststelling van de eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen voor het openbaar lichaam Bonaire
  2. Eilandsverordening van 27 juni 1990, nr. 3 betreffende regelingen inzake de orde, veiligheid en beveiliging op de luchthaven, art. 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010Bestendiging eilandsregeling in het openbaar lichaam

08-10-2010

A.B. 2010, no. 19

Onbekend
01-03-199310-10-2010Nieuwe regeling

18-02-1993

A.B. 1993, no. 5

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van 18 februari 1993, no. 9 betreffende de orde en de veiligheid op de luchthaven (Luchthavenreglement Flamingo Luchthaven)

 

 

HOOFDSTUK l Definities

Artikel 1

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

a. de luchthaven:

de Flamingo Luchthaven, omvattende het in bijlage van dit reglement zwartomlijnde gebied alsmede de zich daarop bevindende gebouwen, installaties en uitrustingen;

b. het landingsterrein:

het gedeelte van de luchthaven, bestemd voor het doen opstijgen en landen van vliegtuigen en voor de daarmee verband houdende bewegingen met vliegtuigen alsmede de bijbehorende veiligheidsstroken vastgesteld conform de internationaal geldende normen;

c. het verkeersplatform:

het gedeelte van de luchthaven, bestemd voor het in en uit laten stappen van passagiers en het laden en lossen van goederen;

d. het parkeerplatform:

het gedeelte van de luchthaven, bestemd voor het opstellen van vliegtuigen welke voor langere tijd op de luchthaven verblijven

e. het steriele gedeelte:

het gedeelte van de luchthaven, bestemd als wachtruimte voor passagiers nadat de inspectie van personen en goederen heeft plaatsgevonden conform de bepalingen van het Beveiligingsreglement Flamingo Luchthaven (A.B. 1991, no.16);

f. het reglement:

dit eilandsbesluit , houdende algemene maatregelen;

g. de luchthavenmeester:

de functionaris die door het bestuurscollege belast is met de leiding van de luchthaven;

h.de luchthavendienst:

de eilandelijke dienst aan het hoofd waarvan de luchthavenmeester is gesteld;

i. de beveiligingsdienst:

de organisatie belast met het feitelijke en dagelijkse toezicht op de orde, veiligheid en beveiliging van de luchthaven, voorzover dat niet aan de afdeling operations is opgedragen;

j. de afdeling operations:

het onderdeel van de luchthavendienst dat belast is met het dagelijkse toezicht op een ordelijke, veilige en efficiënte afhandeling van passagiers, vliegtuigen en vracht, alsmede met het dagelijkse toezicht op de orde en veiligheid op de luchthaven, in het bijzonder op het landingsterrein, het verkeers- en parkeerplatform en de daaraan grenzende wegen;

k. de brandweer:

het onderdeel van de brandweerdienst dat belast is met de brandweerzorg op de luchthaven;

l. vliegtuigen:

luchtvaartuigen zwaarder dan lucht, al dan niet voorzien van een voortstuwingsinrichting;

m. vliegtuigmotor:

iedere voortstuwingsinrichting van een vliegtuig bestemd om het vliegtuig te doen vliegen;

n. voertuigen:

alle rij- en voertuigen, al dan niet voorzien van een voortstuwingsinrichting, waaronder tevens is begrepen al het rijdend of rollend verplaatsbaar, al dan niet gemotoriseerd materieel, dat als hulpmiddel bij de afhandeling van vliegtuigen, passagiers en vracht wordt gebruikt.

HOOFDSTUK 2 Algemene bepalingen

Artikel 2

Op het terrein van de luchthaven gelden de verkeersregels van de Wegenverkeersverordening Bonaire (A.B. 1957, no.4), tenzij daarvan in dit reglement is afgeweken.

Artikel 3
  • 1.

    Een ieder die zich op de luchthaven bevindt, is verplicht:

    • a.

      zich overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en alle overige door of namens de luchthavenmeester gestelde regels te gedragen;

    • b.

      de door of namens de luchthavenmeester door middel van woorden, gebaren of tekens gegeven aanwijzingen op te volgen;

    • c.

      de door of namens de luchthavenmeester ingevolge dit reglement gevraagde inlichtingen te verschaffen.

  • 2.

    Aan degene die handelt in strijd met de verplichtingen in het vorige lid opgelegd, is, onverminderd het overigens ten deze bepaalde, de toegang tot de luchthaven verboden.

Artikel 4

Het is een ieder die zich op de luchthaven bevindt, verboden:

  • a.

    vuilnis, papier, etenswaren, etensresten of andere afvalstoffen te deponeren of achter te laten op andere dan de daarvoor door of vanwege de luchthavenmeester bestemde plaatsen;

  • b.

    vogels te voederen;

  • c.

    zich zonder noodzaak buiten de gebaande wegen of paden te begeven;

  • d.

    op trottoirs, voetpaden en gazons met voertuigen te rijden, of voertuigen aldaar te laten;

  • e.

    elders dan op de daartoe door de luchthavenmeester aangewezen plaatsen voertuigen te reinigen of te repareren;

  • f.

    vracht goederen, vaten, kisten, bouwmaterialen, reserve-onderdelen of andere roerende goederen op te slaan, neer te zetten of te laten staan, buiten de daarvoor bestemde, door of namens de luchthavenmeester aangewezen plaatsen of ruimten;

  • g.

    buiten privaten of waterplaatsen datgene te verrichten, waartoe die inrichtingen bestemd zijn;

  • h.

    zich in kennelijke staat van dronkenschap te bevinden;

  • i.

    brandbeveiligingsapparatuur zonder noodzaak in werking te stellen, dan wel de werking daarvan te doen verminderen of de bereikbaarheid van deze apparatuur te bemoeilijken;

  • j.

    zich op enige plaats op te houden, nadat men van een met het toezicht aldaar belaste persoon de last heeft bekomen, zich aldaar te verwijderen;

  • k.

    onnodig rumoer te veroorzaken;

  • l.

    in het algemeen iets te verrichten, dat de orde of veiligheid op de luchthaven zou kunnen verstoren of waardoor lichamelijk letsel van personen of schade aan eigendommen zou kunnen worden veroorzaakt.

Artikel 5
  • 1.

    Het is een ieder verboden, zonder toestemming van de luchthavenmeester op de luchthaven:

    • a.

      te venten, handel te drijven of een beroep uit te oefenen;

    • b.

      reclameborden of aanplakbiljetten aan te brengen, vlugschriften, drukwerken of circulaires te verspreiden, in het openbaar redevoeringen te houden of enige andere handeling van propagandistische aard te verrichten;

    • c.

      een openbare inzameling te houden;

    • d.

      in het openbaar muziek of zang ten gehore te brengen;

    • e.

      open vuren te ontsteken of aan te houden, dan wel enig vuurwerk te ontsteken;

    • f.

      op of aan gebouwen, hekwerken, wanden, muren, borden en plaveisel letters, cijfers of tekens aan te brengen, te tekenen, te krassen of te schilderen;

    • g.

      ontplofbare stoffen op te slaan of te vervoeren;

    • h.

      in de grond te graven, bestratingen open te breken of anderszins een verandering in de staat der terreinen aan te brengen.

Artikel 6
  • 1.

    Het is verboden te roken op het verkeers- en parkeerplatform, in de open lucht binnen een afstand van 40 meter van stilstaande vliegtuigen en opslagplaatsen van vliegtuigbrandstoffen en voorts op alle plaatsen waar zulks door of vanwege de luchthavenmeester door middel van een bord of op andere wijze is aangegeven.

  • 2.

    Onder roken wordt in het eerste lid mede verstaan:

    • a.

      het bij zich hebben van een brandende pijp, sigaar, sigaret of enig ander rookmiddel;

    • b.

      het in de hand of in de mond hebben van een niet brandende pijp, sigaar of enig ander rookmiddel.

Artikel 7
  • 1.

    Een ieder dient ervoor zorg te dragen, dat een zich onder zijn hoede bevindend dier op de luchthaven:

    • a.

      geen overlast veroorzaakt aan derden;

    • b.

      niet komt op enig gedeelte van het verkeersplatform of het landingsterrein.

  • 2.

    Een ieder dient er voor zorg te dragen, dat een zich onder zijn hoede bevindende hond op de luchthaven te allen tijde is aangelijnd.

  • 3.

    Een ieder die een zich onder zijn hoede bevindend dier, naar het oordeel van de luchthavenmeester of de beveiligingsdienst, niet voldoende onder controle heeft, dient zich op eerste aanzegging van een functionaris van de beveiligingsdienst met het dier van de luchthaven te verwijderen.

  • 4.

    Losgebroken dieren dienen onmiddellijk te worden teruggeroepen of teruggehaald. Indien dit niet mogelijk is, zonder het voor het publiek opengestelde terrein te verlaten, dient men zich onmiddellijk te wenden tot een functionaris van de beveiligingsdienst.

  • 5.

    Ten aanzien van het in dit artikel bepaalde, kan de luchthavenmeester nadere regels stellen.

Artikel 8
  • 1.
    • a.

      Een ieder, die op de luchthaven een voorwerp vindt, dient dit onmiddellijk af te geven bij de beveiligingsdienst,

    • b.

      Op diens verzoek verkrijgt degene die het voorwerp afgeeft een ontvangstbewijs.

  • 2.

    Voor de tiende dag van elke maand stuurt de luchthavenmeester aan de chef korpsonderdeel Bonaire een lijst van de in de voorafgaande maand gevonden, niet afgehaalde voorwerpen.

  • 3.

    De luchthavenmeester kan omtrent het in dit artikel bepaalde nadere regels stellen.

Artikel 9
  • 1.

    Een ieder, die een ongeval of brand ontdekt, is verplicht hiervan onverwijld kennis te geven aan de beveiligingsdienst of de luchthavenbrandweer.

  • 2.

    In geval van een vliegtuigongeval of van een brand is de alarmregeling van de luchthaven van toepassing.

  • 3.

    Een ieder is verplicht, indien zich een gebeurtenis als bedoeld in het vorige lid voordoet, de bepalingen van evengenoemde alarmregeling, alsmede de aanwijzingen door of namens de luchthavenmeester, door de beveiligingsdienst of door de luchthavenbrandweer gegeven, stipt na te komen.

  • 4.

    De luchthavenmeester kan nadere regels stellen tot het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, alsmede tot het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmede verband houdt.

Artikel 10
  • 1.

    Het is het publiek op de luchthaven slechts toegestaan, zich te bevinden binnen het door de luchthavenmeester voor het publiek opengestelde gebied, zulks met dien verstande, dat de in dit gebied aanwezige gebouwen slechts mogen worden betreden, voor zover deze kennelijk voor het publiek toegankelijk zijn, e.e.a. met inachtneming van de overige ten deze toepasselijke bepalingen van dit reglement, en van het Beveiligingsreglement Flamingo Luchthaven.

  • 2.

    De luchthavenmeester kan ten aanzien van een of meer gedeelten van het voor het publiek opengestelde gebied een door de luchthavenmeester vast te stellen toegangsprijs heffen.

  • 3.

    Voor kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar is de toegang tot de luchthaven zonder geleide verboden.

Artikel 11
  • 1.
    • a.

      De luchtvaartmaatschappijen, dan wel de vertegenwoordigende afhandelingsmaatschappijen, zijn verplicht de luchthavenmeester tijdig schriftelijk op de hoogte te stellen van de schema's van de aankomst- en vertrektijden van haar vliegtuigen die de luchthaven aandoen.

    • b.

      Indien een vliegtuig uitsluitend vracht vervoert, of indien bij aankomst of vertrek meer dan gewone belangstelling wordt verwacht, dient zulks tijdig tevoren tevens te worden gemeld.

  • 2.

    De luchtvaartmaatschappijen dan wel de vertegenwoordigende afhandelingsmaatschappijen dienen tijdig tevoren en voor zoveel mogelijk schriftelijk mede te delen de aankomst of het vertrek van passagiers voor wie bijzondere belangstelling wordt verwacht of redelijkerwijze kan worden verwacht en/of waarvoor maatregelen dienen te worden getroffen, afwijkend van de normale afhandeling, waaronder begrepen de reservering van de VIP-kamer.

  • 3.

    De luchtvaartmaatschappijen dan wel de vertegenwoordigende afhandelingsmaatschappijen dienen de luchthavenmeester zo spoedig mogelijk na aankomst of vertrek van het vliegtuig alle statistische gegevens met betrekking tot het vliegtuig, de bemanning, het aantal passagiers en de hoeveelheid lading te verstrekken.

  • 4.

    De verplichtingen genoemd in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel rusten tevens op de afhandelingsmaatschappijen werkzaam op de luchthaven ten aanzien van vliegtuigen in ongeregelde dienst.

  • 5.

    De luchthavenmeester kan, bijvoorbeeld in verband met drukte, de tijdstippen van aankomst en vertrek van vliegtuigen nader vaststellen.

  • 6.

    De luchthavenmeester kan nadere regels stellen omtrent de afhandeling van vliegtuigen, passagiers en vracht.

Artikel 12
  • 1.

    In alle gevallen waarin de luchthavenmeester zulks nodig mocht oordelen, dient de gezagvoerder van een vliegtuig, terstond na aankomst, alsmede voor vertrek van het vliegtuig zich te melden bij het kantoor van de luchthavenmeester.

  • 2.

    De gezagvoerder is verplicht de luchthavenmeester desgevraagd alle gegevens betreffende het vliegtuig en de bemanning, passagiers en lading daarvan te verstrekken.

  • 3.

    In verband met een eventuele verplaatsing van het vliegtuig kan aan de gezagvoerder de verplichting worden opgelegd de sleutels van het vliegtuig af te geven, zolang dit op de luchthaven geparkeerd of gestald staat.

HOOFDSTUK 3 Bepalingen met betrekking tot het niet voor het publiek toegankelijke gedeelte van de luchthaven

Artikel 13
  • 1.

    De toegang tot het landingsterrein is voor een ieder verboden, behalve voor zover daartoe door of vanwege de luchthavenmeester toestemming is verleend.

  • 2.

    Ten behoeve van het landen, opstijgen en taxiën van vliegtuigen is het landingsterrein opengesteld op door de luchthavenmeester in overleg met het bestuurscollege te bepalen tijdstippen, behoudens de bevoegdheid van de luchthavenmeester het landingsterrein wegens ongeschiktheid of onveiligheid daarvan tijdelijk geheel of gedeeltelijk voor het gebruik van vliegtuigen te sluiten.

  • 3.

    Het landen en opstijgen, alsmede het taxiën op het landingsterrein met vliegtuigen welke niet zijn uitgerust met radiohulpmiddelen waarmee een tweezijdige verbinding met de plaatselijke verkeersleiding kan worden onderhouden, is verboden behoudens toestemming van de plaatselijke verkeersleiding in bijzondere gevallen.

  • 4.

    Indien het landingsterrein of een gedeelte daarvan wegens ongeschiktheid voor het landen, het opstijgen of het taxiën van vliegtuigen is gesloten, zal zulks overeenkomstig de voorschriften van de International Civil Aviation Organisation bekend worden gemaakt en ter plaatse worden aangeduid.

  • 5.

    Voor zover ten deze van toepassing, gelden de voorrangregels, vermeld in artikel 26, ook op het landingsterrein.

Artikel 14

De luchthavenmeester is te allen tijde bevoegd het vertrek van een vliegtuig van de luchthaven te verbieden of op te houden, ondermeer indien niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 16.

Artikel 15

Voor het landen en opstijgen ten behoeve van les- en instructievluchten is steeds toestemming van de luchthavenmeester vereist.

Artikel 16

Tenzij de luchthavenmeester met de eigenaar, de houder of gezagvoerder van het vliegtuig anders is overeengekomen, dient de vergoeding voor het landen, het parkeren en stallen van vliegtuigen op de luchthaven vóór het vertrek van het vliegtuig te zijn voldaan.

Artikel 17
  • 1.

    Door of namens de luchthavenmeester kan aan de personen die op het landingsterrein werkzaamheden hebben te verrichten ontheffing worden verleend van het verbod tot het betreden van dat terrein.

  • 2.

    De personen, bedoeld in het eerste lid dienen zich, telkens wanneer zij zich op het landingsterrein willen begeven, te wenden tot de beveiligingsdienst.

  • 3.
    • a.

      De luchthavenmeester kan aan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid voorwaarden verbinden.

    • b.

      De door of namens de luchthavenmeester gestelde voorwaarden dienen stipt te worden nagekomen.

Artikel 18

Het betreden van het verkeersplatform is verboden, behalve voor:

  • a.

    luchtreizigers, in het bezit van een geldige instapkaart en vliegtuigbemanningsleden, voor zover zij zich onder toezicht en over de kortst mogelijke afstand begeven naar of komen van een vliegtuig;

  • b.

    personen, die in het bezit zijn van een geldig door de luchthavenmeester afgegeven schriftelijk bewijs, dat toegang geeft tot het verkeersplatform, voor zover zij aldaar werkzaamheden hebben te verrichten;

  • c.

    personen onder begeleiding van een functionaris van de beveiligingsdienst, de luchthavenmeester of door deze aan te wijzen functionarissen van de lucht havendienst dan wel het hoofd van de brandweer.

Artikel 19

De toegang tot de afhandelingsruimten, met inbegrip van het steriele gedeelte is verboden, behalve voor:

  • a.

    luchtreizigers, in het bezit van een geldige instapkaart en vliegtuigbemanningsleden;

  • b.

    personen, die in het bezit zijn van een geldig door de luchthavenmeester afgegeven schriftelijk bewijs, dat toegang tot de desbetreffende ruimte geeft, indien en voor zover zij aldaar werkzaamheden hebben te verrichten;

  • c.

    personen onder begeleiding van een functionaris van de beveiligingsdienst, de luchthavenmeester of door deze aan te wijzen functionarissen van de lucht havendienst dan wel het hoofd van de brandweer.

Artikel 20
  • 1.

    Voor op de luchthaven ter beschikking gestelde accommodatie en andere faciliteiten zijn vergoedingen verschuldigd.

  • 2.

    De luchthavenmeester kan betreffende de vergoedingen, bedoeld in het eerste lid nadere regels stellen.

HOOFDSTUK 4 Bepalingen m.b.t. het verkeer op het verkeersplatform en het parkeerplatform

Artikel 21

De regeling van het verkeer van vliegtuigen, voertuigen en voetgangers op het verkeersplatform geschiedt met inachtneming van het bepaalde in dit reglement, door de zorg van de afdeling operations, welke een nauwe coördinatie onderhoudt met de verkeersleiding.

Artikel 22
  • 1.

    Een vliegtuig mag zich over het verkeersplatform naar en van de opstelplaatsen slechts bewegen via de rij lijnen in de daarbij voorgeschreven rijrichting.

  • 2.

    Op het verkeersplatform mag een vliegtuig slechts worden opgesteld op een door de afdeling operations aangewezen opstelplaats, met inachtneming van de door een seiner ter plaatse gegeven parkeer signalen.

  • 3.

    De overige door de afdeling operations gegeven aanwijzingen dienen daarbij tevens te worden opgevolgd.

Artikel 23
  • 1.

    Een aankomend vliegtuig zal door de verkeersleiding via de betreffende intersectie naar het verkeersplatform worden geleid, vanwaar het vliegtuig via de rijlijnen langs de kortste route naar de aangewezen opstelplaats dient te worden gereden.

  • 2.

    Na het ontvangen van een taxi-klaring dient een vertrekkend vliegtuig via de rijlijnen langs de kortste route te worden gereden en via de door de verkeersleiding aangewezen intersectie naar de startbaan te worden gereden.

  • 3.
    • a.

      De rijroutes naar en van de start- en landingsbanen worden gepubliceerd in de informatiebladen Aeronautical Information Publication en Notice to Airmen.

    • b.

      De rijroutes, bedoeld in het eerste lid dienen te worden gevolgd tenzij andersluidende aanwijzingen gegeven worden door de afdeling operations of de dienstdoende luchtverkeersleider.

Artikel 24
  • 1.

    Gezagvoerders van vliegtuigen, welke - op eigen kracht - elders dan op het landingsterrein of het verkeersplatform in beweging worden gesteld, hetzij voor het aanvangen van een vlucht, hetzij voor verplaatsing naar een verkeersplatform, dienen de verkeersleiding van tevoren in kennis te stellen van hun voornemen en instructies te vragen.

  • 2.

    De van de verkeersleiding benodigde taxi-klaring dient voor in het eerste lid bedoelde vliegtuigbewegingen eerst te worden gevraagd bij het bereiken van de grens van het landingsterrein.

Artikel 25
  • 1.

    De toegang tot het verkeersplatform en de onmiddellijk daaraan grenzende wegen, is slechts toegestaan voor voertuigen, behorende tot de navolgende categorieën:

    • a.

      bedrijfsvoertuigen van op de luchthaven gevestigde instanties en ondernemingen, mits gebezigd bij de afhandeling van vliegtuigen en daarvoor noodzakelijk;

    • b.

      voertuigen die voorzien zijn van een speciale autopas c.q. van een vignet, verstrekt door of namens de luchthavenmeester;

    • c.

      alle andere voertuigen, slechts voor zover tevoren speciale toestemming door of namens de luchthavenmeester is verkregen.

  • 2.

    De luchthavenmeester kan nadere regels stellen met betrekking tot het gebruik van de voertuigen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 26

Op het verkeersplatform hebben de hieronder genoemde categorieën platformgebruikers ten opzichte van elkaar voorrang in de daarbij vermelde volgorde:

  • a.

    taxiënde vliegtuigen, alsmede de voertuigen van de afdeling operations, die deze vliegtuigen voorrijden;

  • b.

    uitrukkende brandweervoertuigen en reddingsvoertuigen indien deze gebruik maken van de voorgeschreven optische en geluidssignalen;

  • c.

    passagiers die zich te voet van en naar de vliegtuigen begeven en andere voetgangers;

  • d.

    gesleepte vliegtuigen;

  • e.

    tankauto's;

  • f.

    andere voertuigen; behoudens het bepaalde in artikel 27, tweede lid.

Artikel 27
  • 1.

    Het grondverkeer naar en van vliegtuigen, die op het verkeersplatform zijn opgesteld, dient te geschieden via de door de luchthavenmeester vastgestelde rijroute.

  • 2.

    Het verkeer op het verkeersplatform dient, indien het de aan het platform grenzende rijbanen wil kruisen, of deze rijbanen wil oprijden, het zich op deze rijbaan bevindende verkeer voorrang te verlenen.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor:

    • a.

      brandweervoertuigen en reddingsvoertuigen die de voorgeschreven optische en geluidsignalen voeren;

    • b.

      tankwagens.

Artikel 28
  • 1.

    Het op korte afstand naderen van een op een verkeersplatform aankomend of opgesteld vliegtuig, mag - behalve door degene die de in onderdeel b bedoelde handelingen verricht slechts geschieden nadat achtereenvolgens:

    • a.

      de vliegtuigmotoren buiten bedrijf zijn gesteld;

    • b.

      de wielblokken zijn geplaatst.

  • 2.

    Het is verboden om tussen een seiner die bezig is parkeer- of startsignalen te geven en het betrokken vliegtuig door te rijden of zich zodanig in de nabijheid van een seiner op te stellen, dan wel materieel zodanig te plaatsen, dat de seiner in de uitoefening van diens werkzaamheden wordt belemmerd.

Artikel 29
  • 1.

    Staat een vliegtuig op het punt te vertrekken, dan mag het noch langs de voorzijde noch langs de achterzijde worden gepasseerd.

  • 2.

    Een op eigen kracht rijdend vliegtuig mag alleen achterlangs en dan nog slechts op veilige afstand, worden gepasseerd.

Artikel 30
  • 1.

    De rijroute van taxiënde vliegtuigen dient door het overige verkeer vrij te worden gehouden.

  • 2.

    Wanneer taxiënde vliegtuigen worden voorgereden door een voertuig van de afdeling operations, zal op het dak van dat voertuig een roterende amberkleurige lamp zijn ontstoken.

Artikel 31
  • 1.

    Voor zover op het verkeersplatform aanwezige vliegtuigen met lichten ter voorkoming van een botsing ("anti-collision-lights") zijn uitgerust, zullen deze lichten kort voor het inwerking stellen van de vliegtuigmotoren moeten worden ontstoken.

  • 2.

    Het overige verkeer ter plaatse, waaronder begrepen voetgangers, dient er alsdan rekening mee te houden, dat het vliegtuig spoedig in beweging zal worden gesteld.

Artikel 32

Alle voertuigen en ander materieel, betrokken bij de afhandeling van een vliegtuig, dienen onmiddellijk na het vertrek van dat vliegtuig van het verkeersplatform te worden verwijderd en zo nodig te worden geplaatst op de daartoe door de afdeling operations aangewezen parkeerplaatsen.

Artikel 33
  • 1.

    Van het morsen van olie of vliegtuigbrandstof op het verkeersplatform dient de afdeling operations onmiddellijk in kennis te worden gesteld.

  • 2.

    Op het verkeersplatform gemorste olie dient door en voor rekening van de voor de morsing verantwoordelijke maatschappij onmiddellijk met zaagsel te worden bestrooid en te worden verwijderd.

  • 3.

    Op het verkeersplatform gemorste vliegtuigbrandstof zal door of vanwege de afdeling operations op kosten van de voor de morsing verantwoordelijke maatschappij worden verwijderd.

Artikel 34
  • 1.

    Het opstellen en parkeren van voertuigen op of nabij het verkeersplatform is verboden, behalve:

    • a.

      in de onmiddellijke omgeving van op het platform opgestelde vliegtuigen, slechts voorzover de voertuigen bij de afhandeling van een vliegtuig betrokken zijn;

    • b.

      op de daartoe door de luchthavenmeester aangewezen plaatsen.

  • 2.

    Van voertuigen, die op of nabij het verkeersplatform opgesteld of geparkeerd staan, moet de parkeerrem of blokkeerinrichting te allen tijde in werking zijn gesteld.

Artikel 35
  • 1.

    Het vervoer op het verkeersplatform van passagiers met een voertuig is verboden, tenzij daartoe door de afdeling operations toestemming is verleend.

  • 2.

    Bij vervoer van passagiers als bedoeld in het eerste lid dient altijd een personeelslid van de desbetreffende luchtvaart- of afhandelingsmaatschappij in het voertuig aanwezig te zijn.

  • 3.
    • a.

      In het geval dat de passagiers zich te voet over het verkeersplatform moeten begeven, dient de maatschappij die met de afhandeling van deze passagiers belast is er op toe te zien dat deze passagiers zich slechts in aaneengesloten groepen veilig over het verkeersplatform begeven.

    • b.

      Elke groep als bedoeld onder a dient onder begeleiding te staan van tenminste één ter zake kundig personeelslid, dat met de voorschriften van dit reglement en van hoofdstuk 4 in het bijzonder, bekend is.

Artikel 36
  • 1.

    Het in- en uitstappen van passagiers in of uit een vliegtuig, waarvan een of meer vliegtuigmotoren in werking zijn, is verboden, tenzij de in werking zijnde motoren zich geheel bevinden aan die zijde van het vliegtuig, waar het in- of uitstappen niet plaatsvindt en de passagiers de in werking zijnde motoren niet behoeven te passeren.

  • 2.

    De luchthavenmeester kan in uitzonderingsgevallen ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde.

  • 3.

    De gezagvoerder van het vliegtuig is verantwoordelijk voor de naleving van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 37

De luchthavenmeester kan aan het afhandelingsmaterieel veiligheidseisen stellen.

Artikel 38

Een vliegtuig, dat zich op eigen kracht over de luchthaven beweegt, dient te allen tijde te worden bestuurd door een daartoe wettig bevoegd persoon.

Artikel 39

Het slepen van een vliegtuig op de luchthaven mag slechts plaatsvinden indien in de stuurhut van het vliegtuig een ter zake kundig persoon aanwezig is ter bediening van de remmen.

Artikel 40
  • 1.

    Het is verboden een vliegtuig over het verkeersplatform te slepen zonder daartoe toestemming van de afdeling operations te hebben verkregen.

  • 2.

    De door de afdeling operations ter zake gegeven aanwijzingen dienen bij het slepen van een vliegtuig nauwkeurig te worden opgevolgd,

  • 3.

    Behoudens anders luidende aanwijzingen door de afdeling operations, dienen bij het slepen de rijlijnen voor vliegtuigen te worden gevolgd.

Artikel 41

Zolang een vliegtuig zich op het verkeersplatform bevindt, dient de boordradarinstallatie daarvan buiten werking te zijn gesteld.

Artikel 42

Alvorens een vliegtuigmotor in werking wordt gesteld:

  • a.

    dienen aan de voorzijde van de hoofdwielen en/of het/de neuswiel(en) deugdelijke wielblokken te worden geplaatst;

  • b.

    dienen personen, voertuigen en ander materieel, voor zover niet noodzakelijk bij het starten van de motoren, uit de onmiddellijke nabijheid van het vliegtuig te zijn verwijderd;

  • c.

    dient onder het vliegtuig gemorste vliegtuigbrandstof te zijn verwijderd;

  • d.

    dient in de onmiddellijke nabijheid van het vliegtuig een brandblusapparaat van voldoende kwaliteit en capaciteit, en tevens geschikt voor de bestrijding van vloeistofbranden, zulks ter beoordeling van de luchthavenmeester, aanwezig te zijn, hetwelk is voorzien van een slang en mondstuk, van zodanige lengte, dat hiermee de motorgondels gemakkelijk kunnen worden bereikt;

  • e.

    dient het bepaalde in artikel 31, eerste lid, voor zover van toepassing, te worden nageleefd.

Artikel 43

Tijdens het in werking stellen en houden van de vliegtuigmotoren dient:

  • a.

    in de stuurhut van het vliegtuig een ter zake wettig bevoegd persoon aanwezig te zijn, die de controle heeft over de bedieningsinstrumenten en de remmen;

  • b.

    buiten het vliegtuig een ter zake bevoegd persoon zodanig te zijn opgesteld, dat deze aanwijzingen kan geven aan degene, die zich in de stuurhut bevindt;

  • c.

    dit zodanig te geschieden, dat de schroefwind of de uitlaatstraal geen schade kan veroorzaken aan gebouwen of andere zaken en dat de veiligheid van personen niet in gevaar kan worden gebracht.

Artikel 44

Het in beweging stellen van een vliegtuig met een in werking zijnde vliegtuigmotor, dient zodanig te geschieden, dat redelijkerwijs geen schade op de luchthaven kan worden veroorzaakt, en dat redelijkerwijs de veiligheid van personen niet in gevaar kan worden gebracht.

Artikel 45

Het is verboden vliegtuigmotoren in werking te stellen en/of te houden in vliegtuigloodsen.

Artikel 46
  • 1.

    Proefdraaien van vliegtuigmotoren mag slechts geschieden op daarvoor door de luchthavenmeester aangewezen plaatsen.

  • 2.

    De luchthavenmeester kan het proefdraaien gedurende bepaalde dagen verbieden, en aan het proefdraaien beperkende voorwaarden verbinden.

  • 3.

    Het proefdraaien op het verkeersplatform is verboden, behoudens tevoren verkregen toestemming van de verkeersleiding.

  • 4.

    Tijdens het proefdraaien moet op de door de afdeling operations aangegeven radio-frequentie worden uitgeluisterd.

Artikel 47

Tussen zonsondergang en zonsopgang, alsmede overdag bij een zicht van minder dan 500 meter, dienen vliegtuigen welke zich bevinden op de startbanen, de rijbanen en het verkeersplatform, de navigatielichten ontstoken te hebben.

Artikel 48

Voor de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde is de gezagvoerder van het vliegtuig, de opdrachtgever, dan wel degene, die op eigen gezag handelt, verantwoordelijk.

HOOFDSTUK 5 Bepalingen m.b.t. verongelukte of onklaar geraakte vliegtuigen

Artikel 49
  • 1.

    Een op de luchthaven verongelukt vliegtuig moet door of vanwege de eigenaar of houder, nadat daartoe door de bevoegde autoriteiten toestemming is verleend, onverwijld worden verwijderd van de plaats van het ongeval.

  • 2.

    Met betrekking tot de wijze van berging van het verongelukte vliegtuig en de plaats van overbrenging dient van tevoren tot overeenstemming te zijn gekomen met de luchthavenmeester.

Artikel 50

Ingeval aan het gestelde in artikel 49 niet wordt voldaan, wordt het verongelukte vliegtuig, op kosten van de eigenaar of houder, door of vanwege de luchthavenmeester onverwijld overgebracht naar een daartoe door de luchthavenmeester aangewezen plaats, alwaar het verongelukte vliegtuig voor rekening en risico van de eigenaar of houder daarvan wordt bewaard.

Artikel 51

Onverminderd het bepaalde in artikel 50 is de luchthavenmeester bevoegd, indien niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 49, eerste lid een verongelukt vliegtuig op kosten van de eigenaar of houder te verwijderen van de luchthaven, een en ander onverminderd het recht van terughouding, voortvloeiende uit het burgerlijk recht.

Artikel 52

Artikel 49 tot en met 51 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de overblijfselen van een op de luchthaven verongelukt vliegtuig, en ten aanzien van een aldaar onklaar geraakt vliegtuig.

HOOFDSTUK 6 Bepalingen met betrekking tot voertuigen

Artikel 53
  • 1.

    Alle aan het verkeer op het niet voor het publiek toegankelijke gedeelte van de luchthaven deelnemende en uitsluitend voor gebruik aldaar bestemde voertuigen, dienen zowel ten aanzien van hun constructie, kleur, markering en verlichting, als ten aanzien van hun staat van onderhoud te voldoen aan de door de luchthavenmeester te stellen eisen.

  • 2.

    Voertuigen, welke aan het verkeer op de wegen van de luchthaven deelnemen, doch overigens niet uitsluitend voor het gebruik op de luchthaven zijn bestemd, dienen te voldoen aan de eisen, gesteld in de Wegenverkeersverordening Bonaire, en bij deelname aan het verkeer op het verkeersplatform en/of het landingsterrein, bovendien aan door de luchthavenmeester te stellen eisen, ondermeer ten aanzien van kleur, markering en verlichting.

  • 3.

    De door de luchthavenmeester te stellen eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden vastgesteld in de regeling betreffende het gebruik van bedrijfsvoertuigen op de luchthaven, welke regeling ter inzage ligt bij de beveiligingsdienst

Artikel 54

Het parkeren van voertuigen in het niet voor het publiek toegankelijke gedeelte van de luchthaven is slechts toegestaan na verkregen toestemming van de luchthavenmeester en op de door deze aangewezen plaatsen.

Artikel 55

Het parkeren van personenvoertuigen in het voor het publiek toegankelijke gedeelte van de luchthaven is slechts toegestaan in de daartoe bestemde parkeervakken.

Artikel 56
  • 1.

    Het is verboden voertuigwrakken op het terrein van de luchthaven te plaatsen of te hebben.

  • 2.

    Onder voertuigwrakken worden verstaan voertuigen die niet voldoen aan de eisen en voorwaarden, bedoeld in artikel 61 en 62 van de Wegenverkeersverordening Bonaire, voor zover dit voertuig zich in kennelijk verwaarloosde toestand bevindt.

Artikel 57

Het gebruik van voertuigen met verbrandingsmotoren in gebouwen is verboden tenzij daartoe door de luchthavenmeester ontheffing is verleend.

HOOFDSTUK 7 Bepalingen met betrekking tot startwagens en tankauto's alsmede het tanken en het vervoer van vliegtuigbrandstof

Artikel 58

Onder tanken wordt in dit hoofdstuk mede verstaan het overpompen, aftappen of uitpompen van vliegtuigbrandstof.

Artikel 59

Alle direkt met het tanken verband houdende werkzaamheden, dienen onder leiding van een verantwoordelijke tanker plaats te vinden, welke persoon duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn.

Artikel 60

Het is verboden een in bedrijf zijnde startwagen bij te vullen met brandstof.

Artikel 61
  • 1.

    Behoudens tevoren verkregen toestemming van de luchthavenmeester, is het tanken van vliegtuigbrandstof anders dan in de open lucht, waarbij de tankopeningen en ontluchtingspunten zich op een afstand van tenminste 20 meter van hangars en andere gebouwen bevinden, verboden.

  • 2.

    Het is tevens verboden te tanken binnen een afstand van 100 meter vanaf een grondradarinstallatie, behoudens toestemming van de luchthavenmeester.

Artikel 62

Het is tijdens het tanken verboden:

  • a.

    enige werkzaamheden aan het vliegtuig te verrichten nabij de vul- of ontluchtingsopeningen van de tanks;

  • b.

    in het vliegtuig, alsook tussen het vliegtuig en een zich daarbuiten bevindend voorwerp, enig elektrisch contact tot stand te brengen of te verbreken;

  • c.

    elektrische schakelaars, waaronder begrepen die van de radio-installatie, in een andere stand te zetten, met uitzondering van die welke behoren bij de voor het tanken benodigde uitrusting en de noodzakelijke verlichting.

Artikel 63

De luchthavenmeester kan bepalen, dat gedurende het tanken in de onmiddellijke nabijheid daarvan, naast de op de tankauto aanwezige blusmiddelen, een brandblusapparaat van voldoende kwaliteit en capaciteit, en geschikt voor de bestrijding van vloeistofbranden - zulks ter beoordeling van de luchthavenmeester - aanwezig moet zijn.

Artikel 64
  • 1.

    Bij het tanken dient het personeel in het algemeen elke handeling te vermijden, welke brandgevaar kan opleveren of vergroten.

  • 2.

    Het tanken dient zodanig te geschieden, dat daarbij geen brandstof wordt gemorst, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 33.

Artikel 65

Het is verboden, vliegtuigbrandstof in vaten te vervoeren, tenzij dit zodanig gebeurt, dat een veilig transport is gewaarborgd.

Artikel 66

Op ieder voertuig, waarmede vliegtuigbrandstof wordt vervoerd, dient tenminste een brandblusapparaat van - naar het oordeel van de luchthavenmeester - voldoende kwaliteit en capaciteit, en geschikt voor de bestrijding van vloeistofbranden, voor onmiddellijk gebruik gereed, aanwezig te zijn.

Artikel 67

De maatschappijen, die zich bezighouden met het tanken en vervoeren van vliegtuigbrandstof, zijn verplicht er voor zorg te dragen, dat hun personeelsleden de bepalingen van hoofdstuk 7 van dit reglement en de krachtens dat hoofdstuk gestelde nadere regels stipt naleven.

Artikel 68
  • 1.

    De luchthavenmeester is bevoegd in het belang van de veiligheid nadere regels te stellen betreffende de inrichting, de verlichting en het gebruik van startwagens, tankauto's en andere bedrijfsvoertuigen.

  • 2.

    De luchthavenmeester is bevoegd in het belang van de veiligheid nadere regels te stellen die bij het transport van vliegtuigbrandstof c.q. bij het tanken van auto's en vliegtuigen in acht moeten worden genomen.

HOOFDSTUK 8 Slotbepalingen

Artikel 69

Het dagelijks toezicht op de naleving van het bij dit reglement bepaalde is opgedragen aan de beveiligingsdienst en voorts met betrekking tot het landingsterrein, het verkeers- en het parkeerplatform in het bijzonder, aan de afdeling operations.

Artikel 70
  • 1.

    Het eilandgebied Bonaire is niet aansprakelijk voor schade, die mocht ontstaan als gevolg van beschadiging of letsel aan goederen of personen op de luchthaven overkomen.

  • 2.

    Het eilandgebied Bonaire is niet aansprakelijk voor ontvreemdingen, die op de luchthaven mochten plaatsvinden.

Artikel 71

Het eilandgebied Bonaire is niet aansprakelijk voor schade, die mocht ontstaan doordat de luchthaven, een gedeelte of accommodatie daarvan, naar het oordeel van de luchthavenmeester of enige andere bevoegde autoriteit tijdelijk niet ter beschikking kan worden gesteld.

Artikel 72

In de gevallen met betrekking tot orde en veiligheid op de luchthaven waarin dit reglement niet voorziet, kunnen door of vanwege de luchthavenmeester nadere regels worden gesteld.

Artikel 73
  • 1.

    Dit reglement ligt voor een ieder ter inzage bij de beveiligingsdienst.

  • 2.

    Een ieder, die op de luchthaven werkzaamheden verricht, is verplicht van dit reglement kennis te nemen.

  • 3.

    Maatschappijen, wier personeel op de luchthaven werkzaam is, zijn verplicht dit reglement ter kennis van dat personeel te brengen.

Artikel 74

Het Luchthavenreglement Flamingoluchthaven (A.B. 1976, no.33) wordt ingetrokken.

Artikel 75

Dit eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen treedt in werking met ingang van l maart 1993.

Artikel 76

Dit eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen kan worden aangehaald als "Luchthavenreglement Flamingo Luchthaven".

Bijlage