Organisatie | Duiven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Referendumverordening 2006 |
Citeertitel | Referendumverordening 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
art. 147 en art 149 Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-10-2006 | Onbekend | 02-10-2006 | 2009/VIIa-5 | ||
19-10-2006 | Onbekend | 02-10-2006 | 2009/VIIa-5 |
Artikel 6 Steunverwerving en besluit definitief verzoek
De raad onderzoekt na binnenkomst van een definitief verzoek, of dit verzoek aan de hiervoor gestelde eisen voldoet. De raad stelt zo mogelijk in de eerstvolgende raadsvergadering na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn, vast of het definitieve verzoek aan de vereisten voldoet. Indien het definitieve verzoek niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn is ingediend, of niet voldoende wordt ondersteund door handtekeningen van kiesgerechtigden, verklaart de raad het verzoek niet-ontvankelijk.
wordt ondersteund door handtekeningen van kiesgerechtigden, neemt de raad, zo mogelijk in dezelfde vergadering als in het vorige lid bedoeld, een beslissing over het houden van een referendum. De raad kan zijn beslissing uiterlijk tot de volgende raadsvergadering verdagen.
Artikel 7 Aanhouden besluitvorming of opschorten inwerkingtreding
Indien over een genomen besluit een referendum kan worden gehouden, wordt in het besluit opgenomen dat het niet eerder in werking treedt of wordt uitgevoerd dan zes weken nadat het besluit is genomen. Indien een inleidend verzoek wordt goedgekeurd, wordt de inwerkingtreding verder uitgesteld, totdat er een besluit over het houden van een referendum is genomen.
Het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum. Het college regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.
Artikel 15 Definitieve besluitvorming raad
Zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering van de raad na de dag waarop het referendum wordt gehouden, vindt besluitvorming plaats over het voorgenomen of genomen raadsbesluit dat onderwerp was van het referendum.
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:
a.stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, danwel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;
Algemene toelichting Op grond van de bepalingen in de Grondwet en de Gemeentewet hebben gemeenten de mogelijkheid tot het houden van een raadplegend en/of raadgevend referendum over een te nemen of genomen besluit. Het kabinet heeft aangegeven geen uniforme regels voor het referendum te willen opstellen. Het kabinet is van mening dat de vraag of en zo ja, hoe op lokaal niveau raadplegende referenda worden gehouden, een zaak is die door gemeenten zelf moet worden beslist binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen. Bij de vernietiging van de referendumverordening van de gemeente Amsterdam in 1996 zijn deze randvoorwaarden nog eens onderstreept:
Bevoegdheid De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.
Samenloop met inspraak De onderwerpen waarover in de afgelopen jaren referenda zijn gehouden, zijn vaak reeds via wettelijke bepaalde inspraakmogelijkheden aan de bevolking voorgelegd. De vraag rijst of een referendum in de plaats kan treden van voorgeschreven inspraakmogelijkheden. Het antwoord hierop luidt ontkennend. Het wel of niet houden van een referendum heeft geen invloed op de voorgeschreven inspraakprocedures. Het is echter raadzaam om een referendum in een vroegtijdig stadium van een procedure te houden. Voorlichting over het referendumonderwerp kan dan bijvoorbeeld in praktische zin gekoppeld worden aan voorlichting over hetzelfde onderwerp in het kader van de voorgeschreven inspraak.
In deze verordening gaat het om raadplegende en raadgevende referenda. Dat wil zeggen referenda die niet bij voorbaat bindend zijn voor de raad en plaatsvinden voordat door de raad een definitief besluit over het onderhavige onderwerp wordt genomen of nadat een besluit is genomen, maar waarvan de uitvoering is opgeschort. Een referendum, waarbij de bevolking een besluit dat de raad al heeft genomen achteraf bindend kan verwerpen, is wettelijk niet mogelijk.
(initiatief bij de kiesgerechtigden) (initiatief bij de gemeenteraad)
e.groot project: de begripsbepaling van een groot project is opgenomen, omdat in artikel 3 sub m besluiten die geen groot project betreffen zijn uitgezonderd van het houden van een referendum.
Een referendum kan zich niet uitstrekken tot buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden.
Alleen besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit neemt, leent zich echter minder goed voor een referendum. In deze verordening wordt de lijst met uitzonderingen zo beperkt mogelijk gehouden. Door het uitsluiten van veel onderwerpen bestaat immers het gevaar dat de referendumverordening een 'leeg instrument' wordt, waarbij het in de praktijk onmogelijk blijkt een referendum te organiseren. Het opnemen van een algemene uitzonderingsgrond voorkomt dat het voor de raad onmogelijk wordt een verzoek om een referendum af te wijzen.
De lijst met uitzonderingen is niet limitatief. Omdat het de raad is die de uiteindelijke beslissing over het al dan niet houden van een referendum neemt, vormt een beperkte lijst met uitzonderingen geen probleem. Bij het nemen van de beslissing kan de raad immers ook andere relevante zaken, die niet expliciet in de lijst met uitzonderingen staan, in zijn overwegingen meenemen. Een zorgvuldige afweging is daarbij een voorwaarde. De meeste onderwerpen die in dit artikel zijn opgenomen, zijn door de in 1982 ingestelde Staatscommissie Biesheuvel genoemd, als niet geschikt als onderwerp voor een (correctief) referendum. Andere gangbare uitzonderingen luiden als volgt.
Beslissingen in het kader van deze verordening. Dit om te voorkomen dat de besluitvorming in een vicieuze cirkel terecht kan komen, zeker wanneer de raad negatief op een verzoek beslist. Tegen een dergelijke beslissing kan wel bezwaar en beroep worden aangetekend in de zin van de Awb. Dit vergt dus een zorgvuldige afweging en goede motivering door de raad.
Beslissingen waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving. Hoewel het de raad uiteraard vrij staat deze afweging bij zijn besluit te maken ook zonder dit expliciet in de verordening op te nemen, heeft dit criterium toch een zodanig belang dat het vermelding kan verdienen. Enerzijds dwingt dit de raad rekening te houden met het belang van deze groepen, anderzijds geeft een expliciete vermelding deze groepen ook betere rechtsbescherming omdat het een aanwijsbare grond voor bezwaar en beroep vormt.
Artikel 4 Initiatief van de raad
De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. Uiteraard dient bij de beslissing rekening gehouden te worden met het bepaalde in artikel 3 ten aanzien van de onderwerpskeuze. In sommige gemeenten is in het Reglement van Orde een procedure voor een referenduminitiatief vanuit de opgenomen. Indien niets anders is bepaald, beslist de raad over het houden van een referendum bij gewone meerderheid. Artikel 30 Gemeentewet luidt immers: 'voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht'.
Artikelen 5 en 6 kiesgerechtigden en steunverwerving Kiesgerechtigden kunnen een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Zij moeten eerst een inleidend verzoek doen tot het houden van een referendum en daarna voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen. De fase van verzoek en steunverwerving kan op twee manieren worden ingericht: een inleidend en een definitief verzoek of één verzoek. De eerste mogelijkheid wordt gehanteerd in bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam. De tweede optie wordt toegepast in Rotterdam. een inleidend en een definitief verzoek llereerst door een beperkte groep burgers een inleidend verzoek worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Het college beoordeelt vervolgens of het voor de burgers zin heeft om een definitief verzoek in te dienen bij de raad. Beoordeeld wordt of het aantal handtekeningen voldoende is. De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 Awb (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Awb. Bij de controle of er niet is gefraudeerd met de handtekeningen op de lijsten, volstaat een steekproefsgewijze controle. Bij het verzamelen van de handtekening kan worden gekozen voor een 'haal' of een 'brengsysteem'. In het eerste geval wordt het ophalen van de vereiste handtekeningen aan de initiatiefnemers overgelaten. In het tweede geval dienen kiesgerechtigden hun handtekening te plaatsen in de daarvoor aangewezen plaatsen, zoals bijvoorbeeld het gemeentehuis, dorpshuizen etc.
Wanneer het college tot het oordeel komt dat het gaat om een geldig inleidend verzoek, worden de burgers in de gelegenheid gesteld om het vereiste aantal handtekeningen te verzamelen voor het indienen van het definitieve verzoek aan de raad. Een redelijke termijn hiervoor is zes weken. Een andere periode is ook mogelijk. Wanneer het definitieve verzoek wordt gedaan door het vereiste aantal burgers, beslist de raad of een referendum zal worden gehouden. Zowel het besluit van het college op het inleidende verzoek, als het besluit van de raad op het definitieve verzoek zijn besluiten in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open. Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum, aangesloten bij de eze drempel niet te hoog om een verzoek tot referendum onmogelijk te maken, maar wel hoog genoeg om te voorkomen dat een referendum wordt aangevraagd dat te weinig draagvlak vindt onder de bevolking.
Indien een referendum wordt gehouden over een voorgenomen besluit ligt het besluitvormingsproces tijdelijk stil. De eindbeslissing wordt na het referendum genomen. Als een referendum wordt gehouden over een reeds genomen besluit, dan wordt de uitvoering opgeschort. Na het referendum kan de raad het besluit heroverwegen (referendum is een nieuw feit) c.q. de uitvoering hervatten.
Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden, is voorbehouden aan de raad. Deze datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen kan in sommige gevallen praktisch zijn, omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook kan een combinatie zorgen voor een reductie in de kosten van een referendum. Ook kunnen er meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden. Er zal dan wel een afzonderlijk kiesregister voor ieder referendum moeten worden bijgehouden en tevens dienen de kiesgerechtigden voor ieder onderwerp een aparte oproepingskaart te krijgen.
De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Daarbij kan hij zich laten adviseren door een commissie. De eindverantwoordelijkheid blijft echter bij de raad berusten. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om:
In dit artikel wordt de mogelijkheid dat raadsleden zelf in de commissie zitting nemen opengelaten. Om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken, verdient het echter de voorkeur dat er geen raadsleden in deze commissie worden benoemd. De raad kan zich ook laten adviseren door één persoon in plaats van een commissie.
Het feit dat het college van burgemeester en wethouders is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160 b). Het is het college toegestaan om een advies- en begeleidingscommissie in te stellen ter coördinatie van de bestuurlijke en ambtelijke werkzaamheden. Het college wijst, zoals ook in de Kieswet wordt bepaald ten aanzien van (raads-)verkiezingen, de stemlokalen aan. In afwijking van de Kieswet mag zij wel besluiten dat er minder stemlokalen kunnen zijn dan bij reguliere verkiezingen.
De besteding van het budget kan worden overgelaten aan het college aan wie de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum is opgedragen (artikel 11). Ook kan de raad besluiten dat aan de groep burgers die om het referendum heeft verzocht, een bedrag voor promotiedoeleinden wordt verstrekt.
Voor de procedures rond de stemming kan zoveel mogelijk worden aangesloten bij de gang van zaken rond de raadsverkiezingen.
Artikel 14 Geldigheid van de uitslag
Wanneer 30 procent van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddelde opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de bevolking als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen.
Artikel 15 De beslissing van de raad
Indien mogelijk moet de raad in de eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor de raad. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat de uitslag een voldoende draagvlak heeft onder de bevolking. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.
Er zijn enkele strafsancties opgenomen om fraude met stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten te proberen te voorkomen c.q. te kunnen bestraffen.
Om te voorkomen dat een in de verordening gestelde termijn eindigt in een weekeinde of op een feestdag is de Algemene Termijnenwet van toepassing verklaard op deze verordening.