Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hellendoorn

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHellendoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2011
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, art. 36

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-02-201101-01-201101-01-2012nieuwe regeling

02-02-2011

Hellendoorn Journaal, 11-02-2011

10INT01816

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2011

De raad van de gemeente Hellendoorn;

 

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 16 november 2010;

 

gelet op artikel 8, lid 1 sub d, en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

 

b e s l u i t:

 

I. vast te stellen de:

 

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2011

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand ;

  • b.

    referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • c.

    peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd;

  • d.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering en de inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren worden, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;

  • e.

    de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 van de Wet werk en bijstand dan wel de inkomensvoorzieningsnorm als bedoeld in de artikelen 26 tot en met 29 van de Wet investeren in jongeren inclusief de verhogingen en verlagingen als bedoeld in artikel 30 tot en met 34 van de Wet investeren in jongeren.

Artikel 2 Uitsluitingsgronden

  • 1.

    Geen recht op langdurigheidstoeslag heeft de belanghebbende die langdurig een laag inkomen heeft en die gedurende de referteperiode uit ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt.

  • 2.

    Geen recht op langdurigheidstoeslag heeft de belanghebbende die toegelaten is tot een schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 284 Faillissementswet.

Hoofdstuk II Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een lang­durig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode elke maand het inkomen onafgebroken niet uitkomt boven 105 procent van de bijstandsnorm:

  • a.

    voor een echtpaar, als de belanghebbenden een echtpaar zijn;

  • b.

    voor een alleenstaande ouder van 23 jaar en ouder, indien de belanghebbende een alleenstaande ouder is, en

  • c.

    voor een alleenstaande van 23 jaar en ouder, indien de belanghebbende een alleenstaande is;

zoals die gelden op 1 januari van het jaar van de peildatum.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      indien het betreft gehuwden: een bedrag gelijk aan 40 procent van de bijstandsnorm voor gehuwden;

    • b.

      indien het betreft een alleenstaande ouder: een bedrag gelijk aan 40 procent van de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      indien het betreft een alleenstaande: een bedrag gelijk aan 40 procent van de bijstandsnorm voor een alleenstaande van 23 jaar.

    Het verkregen bedrag wordt vervolgens afgerond naar boven op een bedrag in hele euro’s.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op 1 januari van het jaar van de peildatum bepalend.

  • 3.

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Hoofdstuk III Slotbepalingen

Artikel 5 Overgangsbepaling

De regels van de verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2009 blijven van toepassing in die gevallen waarin de peildatum ligt voor 1 januari 2011.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag 2011.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag, volgende op die van haar bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2011.

De raad voornoemd,

De griffier, de voorzitter ,

Toelichting Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010  

Algemeen

De Wet werk en bijstand (hierna: de wet) is met ingang van 1 januari 2009 gewijzigd. Artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB) is ingrijpend gewijzigd. Daarmee is de langdurigheidstoeslag beleidsmatig en financieel gedecentraliseerd naar de gemeenten.

 

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d van de wet dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 van de wet worden gebruikt.

 

Door invoering van de Wet investeren in jongeren is het recht op algemene bijstand voor jongeren tot 27 jaar vervallen. Dit brengt met zich mee dat voor personen van 21 tot 27 jaar geen bijstandsnormen meer gelden. Om hierin te voorzien is met het begrip “de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm” gelijk gesteld “de inkomensvoorzieningsnorm zoals bedoeld in de Wet investeren in jongeren”.

 

In de uitvoeringspraktijk is gebleken dat de veelheid van normen leidt tot uitvoeringsproblemen. Om hieraan tegemoet te komen, is de hoogte van de langdurigheidstoeslag beperkt tot drie categorieën: voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder en een echtpaar.

Verder wordt de hoogte van de langdurigheidstoeslag éénmaal per jaar bijgesteld.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de wet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de wet. Ten aanzien van een aantal begrippen, die niet in de wet staan dan wel een afwijkende betekenis hebben, is een definitie gegeven in deze verordening.

Met de invulling van het begrip peildatum als datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd, wordt bedoeld de datum waarop de periode van langdurig laag inkomen voorbij is. Op dat moment ontstaat het recht op langdurigheidstoeslag. Hiermee wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), dat het niet gaat om de datum waarop is aangevraagd (zie CRvB 22-07-2008, nr. 07/2304 WWB, LJN: BD8637), maar de datum waarop het recht ontstaat. De aanvraag wordt daarom steeds geacht te zijn gedaan tegen de eerst mogelijke datum na afloop van een referteperiode. Voldoet iemand al langer dan drie jaren aan de voorwaarden die gesteld worden in artikel 36 WWB, dan is de eerst mogelijke datum, waarop de belanghebbende in aanmerking komt voor de langdurigheidstoeslag, 1 januari 2011. Voor de opeenvolgende jaren geldt dat deze datum kan worden aangemerkt als peildatum.

Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de wet afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig en laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 van de wet nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 van de wet, doch wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.

Door invoering van de Wet investeren in jongeren zijn de bijstandsnormen voor jongeren tot 27 jaar vervallen. Deze jongeren kunnen evenwel aanspraak maken op de langdurigheidstoeslag. Om de inkomensgrenzen vast te kunnen stellen, is nadrukkelijk verwezen naar de normensystematiek van de Wet investeren in jongeren.

 

Artikel 2

Aangenomen wordt dat er wel uitzicht is op inkomensverbetering als de belanghebbende gedurende de referteperiode student of scholier is.

De passage “uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs” is ontleend aan de Wet investeren in jongeren. Daaronder vallen de studies die aanleiding kunnen geven tot studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming studiekosten.

Ook uitzicht op inkomensverbetering hebben degenen die zijn toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Na afloop van de schuldsanering is sprake van een inkomensverbetering.

 

Artikel 3

Een referteperiode van 5 jaar, zoals deze periode tot 1 januari 2009 in artikel 36 van de wet stond vermeld, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende was tot 1 oktober 2009 immers vanaf zijn 18de jaar voor de WWB een zelfstandig rechtssubject. De inwerkingtreding van de Wet investering in jongeren brengt hierin geen verandering.

Het begrip ‘langdurig en laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 105 procent van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm. Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan de in de jurisprudentie ontwikkelde norm dat marginale overschrijdingen van de inkomensgrenzen genegeerd dienen te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.).

Nadrukkelijk is gekozen voor het vereiste dat de belanghebbende gedurende de referteperiode elke maand een laag inkomen heeft.

Verder is er bewust voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe te kennen bij een inkomen net iets boven bijstandsniveau.

Door te kiezen voor een percentage van 5 boven bijstandsniveau worden personen van 21 jaar tot 65 jaar op een gelijke wijze behandeld als personen van 65 jaar en ouder. Het totale inkomen op jaarbasis is nagenoeg gelijk.

 

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op een vast percentage van de bijstandsnorm voor gehuwden, een alleenstaande ouder en een alleenstaande. Om die reden behoeft de verordening niet jaarlijks te worden aangepast.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 van de wet gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet. De wet voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet.

Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 van de wet of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt eenmaal per jaar vastgesteld. De bijstandsnormen dan wel de inkomensvoorzieningsnorm, zoals die gelden per 1 januari van dat jaar, zijn bepalend.

De bedragen worden afgerond op hele euro’s.

 

Artikel 5

Om te voorkomen dat aanvragen op verschillende wijzen worden behandeld, is bepaald dat de peildatum, en niet de aanvraagdatum, bepalend is voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag. Ligt de peildatum vóór 1 januari 2011 dan zijn de bepalingen van de Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2009 van toepassing.

 

Artikel 6

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 7

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.