Organisatie | Zutphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen |
Citeertitel | Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-01-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2013 | Art. 1, 2, lid 2, 6, lid 1, onderdeel e, 9, lid 2, onderdeel g, art. 14, lid 5 en 6, artikel 16, lid 2, art. 26, art. 29, onderdeel d en vernummering van het dubbele artikel 45 | 16-01-2012 Zutphense Koerier, 25-01-2012 | S&B72019 |
12-05-2011 | 01-01-2012 | Art. 1.i, 8 | 11-04-2011 Zutphense Koerier, 11-05-2011 | 46679 | |
17-02-2011 | 01-01-2011 | 12-05-2011 | Nieuwe regeling | 31-01-2011 Zutphense Koerier, 09-02-2011 | 39226 |
De raad van de gemeente Zutphen, gelezen het voorstel van College van 12 januari 2011 met nummer S&B39226:
de Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen vast te stellen.
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere uitwerking wordt verstaan onder:
Compensatiebeginsel (het compenseren): de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van persoonskenmerken door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zo veel mogelijk zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie.
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door de aanvrager te betalen bedrag dat bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de bijdragen- en inkomensparameters van artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo) toegepast worden.
Hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of ingeschreven zal gaan worden, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager een in de gemeentelijke basisadministratie gerigistreerd briefadres heeft.
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van zijn persoonskenmerken , aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.
Woonruimte: een woning, waaronder ook wordt verstaan een woonwagen als bedoeld in de Woningwet en een woonschip op een ligplaats als bedoeld in de Huisvestingswet, voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimten, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen wordt gedeeld.
Artikel 2 Algemene beoordelingscriteria
Een voorziening kan worden toegekend voor zover:
Deze noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan geheel of in ieder geval zoveel mogelijk te compenseren.
Een voorziening wordt niet toegekend indien:
De aangevraagde voorziening al eerder op grond van deze of voorafgaande verordeningen is verstrekt en de voorziening nog niet is afgeschreven. Mocht de toegekende voorziening verloren zijn gegaan door omstandigheden die niet aan de aanvrager toe te rekenen zijn, dan kan een voorziening worden verstrekt.
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt in het ‘beleid individuele voorzieningen gemeente Zutphen’ vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden.
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, die eigendom blijft van de gemeente Zutphen danwel de leverancier, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Zutphen, danwel een gelijkluidende overeenkomst tussen leverancier en aanvrager van toepassing.
Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
De omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura.
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen wordt vastgesteld op basis van:
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van een aantoonbare beperking zoals bedoeld in artikel 1 lid G onder 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 10 onder a. en b. vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen zoals bedoeld in artikel 1 lid G onder 6 van de Wet het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken niet mogelijk is en een voorliggende voorziening niet aanwezig of niet adequaat is.
In afwijking van het gestelde in artikel 10 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor huishoudelijke verzorging als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.
Indien geen contract en in het geval van inhuur van een ZZP-er ook een VAR-WUO verklaring wordt overlegd, of indien er sprake is van inhuur van een niet professionele organisatie, wordt het tarief voor huishoudelijke verzorging via een particulier uitbetaald (zie ook paragraaf 3.4 onder 2 van Beleid individuele voorzieningen gemeente Zutphen).
Als er huishoudelijke verzorging geïndiceerd is voor niet meer dan 3 dagen per week, zijn de kosten van verzekering, van ziektegeld en arbodienst voor rekening van de gemeente. Bij meer dan drie dagen per week geldt dit ook voor de loonadministratie. Dit geldt alleen als deze diensten worden afgenomen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden kan het college de volgende voorzieningen treffen:
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 15, onder a, b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van persoonskenmerken een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en een voorliggende voorziening niet aanwezig of niet adequaat is.
De in artikel 15 onder a., b. en c. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 17 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet of niet binnen redelijke termijn mogelijk is of niet de goedkoopst compenserende voorziening is.
Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis-en (her-)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 17 onder a verlenen, indien de aanvrager als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, verhuist van een niet-adequate woning naar een adequate woning en indien:
Het college kan verder een financiële tegemoetkoming in de verhuis-en (her-)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 17 onder a verlenen aan een persoon, die op verzoek van het college, ten behoeve van een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, de woonruimte heeft ontruimd.
Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van hun persoonskenmerken behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 17, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van persoonskenmerken die aantoonbare beperkingen (zoals ernstig ontremd gedrag) tot gevolg hebben, en waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijke huisvesting die door een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of van een nog te betrekken woonruimte ter compensatie van zijn beperkingen.
De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een bijdrage worden geleverd aan het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling en regelmatig (dat wil zeggen minimaal 1 keer per maand) gebruik zal maken van de bezoekbaar te maken woning. Onder bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonkamer en (zo nodig) een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 29, onder a vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van de persoonskenmerken het onmogelijk maken om:
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 29, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking komen indien:
Artikel 32 Omvang in gebied en in kilometers
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 34 onder a. of b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van de persoonskenmerken zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en een voorliggende voorziening niet aanwezig is of niet adequaat is.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 34 onder c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van de persoonskenmerken het sporten zonder sportrolstoel of sportprothese onmogelijk maken.
In uitzondering op het gestelde in artikel 33 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten.
In het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen werkt het college uit hoe het verkrijgen van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van deze verordening in de praktijk.