Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zutphen

Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zutphen
Officiële naam regelingVerordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen
CiteertitelVerordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-05-201101-01-2012Art. 1.i, 8

11-04-2011

Zutphense Koerier, 11-05-2011

46679
17-02-201101-01-201112-05-2011Nieuwe regeling

31-01-2011

Zutphense Koerier, 09-02-2011

39226

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen

De raad van de gemeente Zutphen, gelezen het voorstel van College van 12 januari 2011 met nummer S&B39226:

besluit :

de Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen vast te stellen.

 

  •  

     Inhoudsopgave

     

    Hoofdstuk 1

    Algemene bepalingen

    3

    Artikel 1

    Begripsbepalingen

    3

    Hoofdstuk 1

    Algemene beoordelingscriteria

    6

    Artikel 2 

    Algemene beoordelingscriteria

    6

    Hoofdstuk 2.

    Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

    7

    Artikel 3

    Keuzevrijheid.

    7

    Artikel 4

    Voorziening in natura

    7

    Artikel 5

    Financiële tegemoetkoming

    7

    Artikel 6

    Persoonsgebonden budget.

    7

    Artikel 7

    Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen

    8

    Artikel 8

    Eigen bijdragen, eigen aandeel en inkomensgrens

    8

    Artikel 9

    Verstrekking en verantwoording van het persoonsgebonden budget

    8

    Hoofdstuk 3.

    Huishoudelijke verzorging.

    9

    Artikel 10

    Vormen van huishoudelijke verzorging.

    9

    Artikel 11

     Inzet van huishoudelijke verzorging

    9

    Artikel 12

    Gebruikelijke zorg.

    9

    Artikel 13

    Ingangsdatum en omvang van de huishoudelijke verzorging.

    9

    Artikel 14

    het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging.

    9

    Hoofdstuk 4.

    Woonvoorzieningen.

    10

    Artikel 15

    Vormen van woonvoorzieningen.

    10

    Artikel 16

     Het recht op individuele woonvoorzieningen.

    10

    Artikel 17

    Soorten individuele woonvoorzieningen.

    10

    Artikel 18

    Primaat van de verhuizing.

    10

    Artikel 19

    Vergoeding verhuis- en (her-)inrichtingskosten

    10

    Artikel 20

    Primaat van de losse woonunit.

    11

    Artikel 21

    Uitraasruimte

    11

    Artikel 22

    Onderhoud, keuring en reparatie

    11

    Artikel 23

    Tijdelijke huisvesting

    11

    Artikel 24

    Huurderving

    11

    Artikel 25

    Uitsluiting van Wmo-woonvoorziening

    12

    Artikel 26

    Hoofdverblijf en bezoekbaar maken woningen

    12

    Artikel 27

     Terugbetaling bij verkoop.

    13

    Artikel 28

    Maximale vergoeding woonvoorziening

    13

    Hoofdstuk 5.

    Vervoersvoorzieningen

    14

    Artikel 29

    Vormen van vervoersvoorzieningen

    14

    Artikel 30

    Het primaat van het collectief vervoer

    14

    Artikel 31

     Het recht op een individuele vervoersvoorziening

    14

    Artikel 32

    Omvang in gebied en in kilometers.

    14

    Artikel 33

    Algemeen gebruikelijk zijn van vervoersvoorzieningen

    14

    Hoofdstuk 6.

    Verplaatsen in en rond de woning.

    15

    Artikel 34

    Vormen van rolstoelvoorzieningen

    15

    Artikel 35

    Rolstoelvoorzieningen

    15

    Artikel 36

    Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

    15

    Hoofdstuk 7. 

    Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

    16

    Artikel 37

    Gebruik aanvraagformulier.

    16

    Artikel 38

    Afhandeltermijnen

    16

    Artikel 39

    Inlichtingen, onderzoek, advies.

    16

    Artikel 40

    Samenhangende afstemming.

    16

    Artikel 41

    Wijzigingen in de situatie.

    16

    Artikel 42

    Intrekking van een voorziening

    17

    Artikel 43

    Terugvordering

    17

    Artikel 44

    Eindigen recht op voorziening

    17

    Hoofdstuk 8.

    Slotbepalingen.

    18

    Artikel 45

     Hardheidsclausule

    18

    Artikel 46

    vergoedingen

    18

    Artikel 47

     Evaluatie

    18

    Artikel 48

    Inwerkingtreding

    18

    Artikel 49

    Citeertitel

    18

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere uitwerking wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: een persoon als bedoeld in dit artikel onder y, die een aanvraag doet in het kader van deze verordening.

  • b.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van iemand als de aanvrager behorend.

  • c.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

  • d.

    Beleid: beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

  • e.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten zoals gedefinieerd in de ICF.

  • f.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming is toegekend en die aan het college verantwoording verschuldigd is over de besteding er van.

  • g.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen.

  • h.

    Compensatiebeginsel (het compenseren): de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van persoonskenmerken door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zo veel mogelijk zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie.

  • i.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door de aanvrager te betalen bedrag dat bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de bijdragen- en inkomensparameters van artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo) toegepast worden.

  • j.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • k.

    Forfaitaire vergoeding: Een financiële tegemoetkoming in de vorm van een vast bedrag dat ineens en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

  • l.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de te onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de aanvrager vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken.

  • m.

    Gebruikelijke Zorg: zorg binnen een leefeenheid waarvan het gebruikelijk is dat het aan elkaar wordt verleend; zoals beschreven in het Protocol gebruikelijke zorg van april 2005 van het CIZ

  • n.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont.

  • o.

    Hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of ingeschreven zal gaan worden, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager een in de gemeentelijke basisadministratie gerigistreerd briefadres heeft.

  • p.

    Huishoudelijke verzorging: de verzorging als bedoeld in artikel 1 onder h van de wet.

  • q.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • r.

    Leefeenheid: alle bewoners op één adres die samen duurzaam een huishouden voeren, niet zijnde kamerbewoners of personen die vanwege een zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen.

  • s.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

  • t.

    Mantelzorger: iemand die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.

  • u.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

  • v.

    Norminkomen:Het inkomen zoals bedoeld in artikel 21 onder e van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen over het peiljaar.

  • w.

    Peiljaar: Het jaar vóór het afgelopen kalenderjaar.

  • x.

    Persoonskenmerken: Alle somatische, verstandelijke, lichamelijke, zintuiglijke psychogeriatrische, psychiatrische, psychische of psychosociale kenmerken van een persoon.

  • y.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van zijn persoonskenmerken , aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

  • z.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen verwerft en waarop de regels in deze verordening en het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen van toepassing zijn.

  • aa.

    Voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de reikwijdte van deze verordening waarop de aanvrager aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen om zijn beperkingen te compenseren.

  • bb.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

  • cc.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • dd.

    Woonruimte: een woning, waaronder ook wordt verstaan een woonwagen als bedoeld in de Woningwet en een woonschip op een ligplaats als bedoeld in de Huisvestingswet, voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimten, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen wordt gedeeld.

  • ee.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Hoofdstuk 1 Algemene beoordelingscriteria

Artikel 2 Algemene beoordelingscriteria
  • 1. Een voorziening kan worden toegekend voor zover:

    • a.

      Deze noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan geheel of in ieder geval zoveel mogelijk te compenseren.

    • b.

      Deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.

    • c.

      Deze in overwegende mate op het individu is gericht.

    • d.

      De aanvrager niet zelf over de capaciteiten beschikt om zelf of met behulp van zijn huisgenoot en of (sociale) omgeving in maatregelen te voorzien om de beperkingen met betrekking tot maatschappelijke participatie te compenseren.

    • e.

      Er geen voorliggende voorziening aanwezig is, of indien wel aanwezig, deze niet adequaat is in de individuele situatie en de aanvrager niet in staat is van deze voorziening gebruik te maken.

  • 2. Een voorziening wordt niet toegekend indien:

    • a.

      De voorziening voor iemand als aanvrager algemeen gebruikelijk is.

    • b.

      Aanvrager niet zijn hoofdverblijf in de gemeente Zutphen heeft.

    • c.

      Aanvrager, indien van toepassing met behulp van mensen die tot zijn leefeenheid behoren, de belemmeringen die hij ondervindt kan beperken of kan opheffen door het anders organiseren van het dagelijkse leven of huishouden.

    • d.

      De aanvrager zich bewust in een situatie heeft gebracht waarin hij, al dan niet opnieuw, aanspraak moet maken op een voorziening.

    • e.

      Op grond van enige privaatrechtelijke verbintenis aanspraak op een voorziening bestaat.

    • f.

      De aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

    • g.

      Er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

    • h.

      De aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt en de (medische) noodzaak en de relatie tussen de goedkoopst compenserende voorziening en de gemaakte kosten achteraf niet meer is vast te stellen.

    • i.

      De aangevraagde voorziening al eerder op grond van deze of voorafgaande verordeningen is verstrekt en de voorziening nog niet is afgeschreven. Mocht de toegekende voorziening verloren zijn gegaan door omstandigheden die niet aan de aanvrager toe te rekenen zijn, dan kan een voorziening worden verstrekt.

    • j.

      Een therapeutische voorziening wordt aangevraagd.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3 Keuzevrijheid.

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt in het ‘beleid individuele voorzieningen gemeente Zutphen’ vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden.

Artikel 4 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, die eigendom blijft van de gemeente Zutphen danwel de leverancier, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Zutphen, danwel een gelijkluidende overeenkomst tussen leverancier en aanvrager van toepassing.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming
  • 1. Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming zijn de voorwaarden uit het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen van toepassing.

  • 2. Het besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken indien blijkt dat de financiële tegemoetkoming niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze was verleend.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget.
  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen.

    • b.

      De omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura.

    • c.

      Indien nodig wordt het persoonsgebonden budget aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

    • d.

      Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot verlening van een persoonsgebonden budget te verbinden.

    • e.

      Op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Zutphen van toepassing.

  • 2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang, de looptijd en het te bereiken effect ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3. Bij de beschikking wordt, voor zover van toepassing, een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn.

  • 4. Het besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien het persoonsgebonden budget niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze was verleend;

    • b.

      met ingang van de dag waarop blijkt dat de budgethouder geen prijs meer stelt op het budget of de budgethouder er geen gebruik meer van maakt;

    • c.

      met ingang van de dag waarop de budgethouder zijn verplichtingen niet nakomt.

  • 5. De voorziening, niet zijnde dienstverlening, die wordt aangeschaft met dit persoonsgebonden budget wordt, zodra deze voorziening voor afloop van de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt wordt, onder eventuele verrekening van ingebrachte eigen middelen, geretourneerd aan het college.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen wordt vastgesteld op basis van:

  • a.

    De tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, of

  • b.

    De tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst compenserende voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 8 Eigen bijdragen, eigen aandeel en inkomensgrens
  • 1. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van deze verordening is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen.

  • 2. Het college legt in het Beleid individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen vast

    • a.

      De uittzonderingen op de in lid 1 genoemde voorzieningen.

    • b.

      Welke kosten voor een voorziening de basis vormen voor de heffing van de eigen bijdrage door het Centraal Administratiekantoor (CAK).

Artikel 9 Verstrekking en verantwoording van het persoonsgebonden budget
  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      De voorziening een vervoerspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer betreft.

    • b.

      De voorziening een traplift betreft.

    • c.

      Er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en (professionele) hulp niet beschikbaar is.

    • d.

      Er sprake is van de verstrekking van een voorziening voor huishoudelijke verzorging bij een hulpvraag die naar verwachting niet langer zal duren dan drie maanden.

    • e.

      Als uit onderzoek is gebleken dat de aanvrager een eerder persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet.

    • f.

      Op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zó snel door een aangepaste voorziening vervangen dient te worden, dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget.

    • g.

      De aanvrager geen toestemming heeft gegeven voor het ontvangen van het persoonsgebonden budget op grond van door de gemeente verstrekte informatie.

Hoofdstuk 3. Huishoudelijke verzorging.

Artikel 10 Vormen van huishoudelijke verzorging.

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van een aantoonbare beperking zoals bedoeld in artikel 1 lid G onder 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    huishoudelijke verzorging in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan huishoudelijke verzorging.

Artikel 11 Inzet van huishoudelijke verzorging

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 10 onder a. en b. vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen zoals bedoeld in artikel 1 lid G onder 6 van de Wet het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken niet mogelijk is en een voorliggende voorziening niet aanwezig of niet adequaat is.

Artikel 12 Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 10 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor huishoudelijke verzorging als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.

Artikel 13 Ingangsdatum en omvang van de huishoudelijke verzorging.
  • 1. De ingangsdatum van de indicatie huishoudelijke verzorging kan niet liggen voor de indieningsdatum van de aanvraag.

  • 2. De omvang van de huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in uren en minuten per week.

  • 3. Een indicatie voor huishoudelijke verzorging duurt maximaal 5 jaren.

Artikel 14 het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging.
  • 1. De bedragen welke voor huishoudelijke verzorging worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

  • 2. Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget, wordt onderscheid gemaakt in het inhuren van een particulier of een ZZP-er / professionele organisatie

  • 3. Om in aanmerking te komen voor het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging, is het noodzakelijk dat een geldig contract met de professionele organisatie of ZZP-er wordt overlegd. Voor de ZZP-er dient ook een VAR-WUO verklaring van de Belastingdienst overlegd te worden

  • 4. Indien geen contract en in het geval van inhuur van een ZZP-er ook een VAR-WUO verklaring wordt overlegd, of indien er sprake is van inhuur van een niet professionele organisatie, wordt het tarief voor huishoudelijke verzorging via een particulier uitbetaald (zie ook paragraaf 3.4 onder 2 van Beleid individuele voorzieningen gemeente Zutphen).

  • 5. Als er huishoudelijke verzorging geïndiceerd is voor niet meer dan 3 dagen per week, zijn de kosten van verzekering, van ziektegeld en arbodienst voor rekening van de gemeente. Dit geldt alleen als deze diensten worden afgenomen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 6. Als er huishoudelijke verzorging geïndiceerd is voor meer dan 3 dagen per week, zijn de kosten van verzekering, van ziektegeld, arbodienst en loonadministratie voor rekening van de gemeente. Dit geldt alleen als deze diensten worden afgenomen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 15 Vormen van woonvoorzieningen.

Ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden kan het college de volgende voorzieningen treffen:

  • a.

    een woonvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 16 Het recht op individuele woonvoorzieningen.
  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 15, onder a, b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van persoonskenmerken een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en een voorliggende voorziening niet aanwezig of niet adequaat is.

  • 2. De in het eerste genoemde beperkingen staan in een direct oorzakelijk verband met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning.

Artikel 17 Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 15 onder a., b. en c. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her-)inrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    betaling van kosten voor onderhoud, keuring en reparatie;

  • f.

    tijdelijke huisvesting;

  • g.

    vergoeding van huurderving.

Artikel 18 Primaat van de verhuizing.
  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 17 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van de persoonskenmerken het normale gebruik van de woonruimte belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 17 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet of niet binnen redelijke termijn mogelijk is of niet de goedkoopst compenserende voorziening is.

Artikel 19 Vergoeding verhuis- en (her-)inrichtingskosten
  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis-en (her-)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 17 onder a verlenen, indien de aanvrager als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, verhuist van een niet-adequate woning naar een adequate woning en indien:

    • a.

      aanvrager niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • b.

      aanvrager verhuist vanuit en naar een woonruimte, die geschikt en bedoeld is om het hele jaar door bewoond te worden en daarvoor toestemming is verleend;

    • c.

      aanvrager niet verhuist naar een AWBZ-instelling of een verzorgingshuis;

    • d.

      aanvrager in de te verlaten woonruimte (ergonomische) belemmeringen ondervond, tenzij het een verhuizing naar een ADL-cluster woning betreft;

  • 2. Het college kan verder een financiële tegemoetkoming in de verhuis-en (her-)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 17 onder a verlenen aan een persoon, die op verzoek van het college, ten behoeve van een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, de  woonruimte heeft ontruimd.

Artikel 20 Primaat van de losse woonunit.

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van hun persoonskenmerken behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 21 Uitraasruimte

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 17, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van persoonskenmerken die aantoonbare beperkingen (zoals ernstig ontremd gedrag) tot gevolg hebben, en waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 22 Onderhoud, keuring en reparatie
  • 1. Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 17 onder e, indien :

    • a.

      de woonvoorziening in het kader van de wet is verleend;

    • b.

      aanvrager de woonruimte als hoofdverblijf heeft.

  • 2. Nadere uitwerking van dit artikel vindt plaats in Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

Artikel 23 Tijdelijke huisvesting
  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijke huisvesting die door een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of van een nog te betrekken woonruimte ter compensatie van zijn beperkingen.

  • 2. De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 3. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als door de betreffende aanvrager redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat dubbele woonlasten ontstaan.

  • 4. Nadere uitwerking van dit artikel vindt plaats in Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

Artikel 24 Huurderving
  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurkomsten.

  • 2. De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming wordt verleend vanaf de vierde week van leegstand.

  • 3. De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verleend indien de woning opnieuw verhuurd zal worden aan een persoon met een beperking.

  • 4. De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming is gelijk aan de bruto huur van de woonruimte en bedraagt ten hoogste de maximumgrens van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 25 Uitsluiting van Wmo-woonvoorziening
  • 1. Er wordt geen woonvoorziening op grond van de Wmo verstrekt voor voorzieningen in/aan:

    • a.

      Woongebouwen die te omschrijven zijn als:

      • i.

        hotels;

      • ii.

        pensions;

      • iii.

        trekkerswoonwagens;

      • iv.

        AWBZ-instellingen (waaronder begrepen verpleeg-/verzorgingshuizen);

      • v.

        particuliere verzorgingshuizen;

      • vi.

        vakantiewoningen;

      • vii.

        tweede woningen;

      • viii.

        kamerverhuur.

    • b.

      Specifiek op gehandicapten en/of ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft:

      • i.

        voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten;

      • ii.

        andere woonvoorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie meegenomen hadden kunnen worden.

  • 2. Woonvoorzieningen worden eveneens niet verstrekt indien:

    • a.

      De noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van de persoonskenmerken geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was.

    • b.

      Aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.

    • c.

      Deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten behalve automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

    • d.

      De woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van de leefsituatie, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak.

    • e.

      De belemmering voortkomt uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of uit de slechte staat van de woning als gevolg van toerekenbaar achterstallig onderhoud.

Artikel 26 Hoofdverblijf en bezoekbaar maken woningen
  • 3. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien

    • a.

      de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • b.

      in geval van een binnenschip zoals bedoeld in de Binnenschepenwet, de rederij in de gemeente Zutphen is gevestigd en ingeschreven in de Kamer van Koophandel en het bewonen van het vaartuig noodzakelijk is voor het verwerven van een inkomen;

    • c.

      in geval van een woonschip zoals bedoeld in de Huisvestingswet, aan wie een ligplaats in de gemeente Zutphen is aangewezen;

    • d.

      in geval van een woonwagen zoals bedoeld in de Huisvestingswet, aan wie een staanplaats in de gemeente Zutphen is aangewezen.

  • 4. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een bijdrage worden geleverd aan het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling en regelmatig (dat wil zeggen minimaal 1 keer per maand) gebruik zal maken van de bezoekbaar te maken woning. Onder bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonkamer en (zo nodig) een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken.

  • 3 De gemeente Zutphen voorziet alleen in een woonvoorziening als bedoeld in het tweede lid voor zover het een woning betreft in deze gemeente.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen vast te leggen maximumbedrag.

Artikel 27 Terugbetaling bij verkoop.
  • 1. Als een onroerende woonvoorziening is toegekend met een waarde van meer dan 20.000 euro, dan is de woningeigenaar bij verkoop van de woning binnen 10 jaren, verplicht de restwaarde van de toegekende woonvoorziening terug te betalen aan de gemeente.

  • 2. Indien een woning met een onroerende woonvoorziening van meer dan 20.000 euro, binnen 10 jaren na realisatie van die woonvoorziening wordt verkocht, dient de woningeigenaar de verkoop van de woning te melden bij de gemeente Zutphen.

  • 3. Het college geeft een nadere uitwerking met betrekking tot de afschrijving van onroerende woonvoorzieningen in het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

Artikel 28 Maximale vergoeding woonvoorziening
  • 1. Het college werkt de vaststelling van de maximale vergoeding voor een woonvoorziening in natura, als persoonsgebonden budget of als een financiële tegemoetkoming nader uit in het beleid.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 29 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 30 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 29, onder a vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van de persoonskenmerken het onmogelijk maken om:

  • a.

    gebruik te maken van het openbaar vervoer;

  • b.

    het openbaar vervoer te kunnen bereiken.

Artikel 31 Het recht op een individuele vervoersvoorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 29, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking komen indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van de persoonskenmerken het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 29, onder a, onmogelijk maken;

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 29, onder a, niet aanwezig is.

Artikel 32 Omvang in gebied en in kilometers
  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen van maximaal 1500 tot 2000 kilometers per jaar mogelijk maken.

Artikel 33 Algemeen gebruikelijk zijn van vervoersvoorzieningen
  • 1. Indien het norminkomen van de aanvrager méér bedraagt dan 1,5 keer het netto inkomen voor de Wet werk en bijstand inclusief vakantietoeslag en inkomen uit vermogen met een fictief rendement van 4%, worden bepaalde vormen van vervoersvoorzieningen als algemeen gebruikelijk aangemerkt.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vormen van vervoersvoorzieningen zijn een auto, een met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking.

  • 3. Boven de in lid 1 genoemde inkomensgrens kan uitsluitend de aanpassing van een auto worden vergoed.

  • 4. De tegenwaarde van een naturaverstrekking van een autoaanpassing zoals bedoeld in lid 3 bedraagt 100% van de naturaverstrekking.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 34 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening,

  • c.

    een financiële tegemoetkoming, te besteden aan een sportrolstoel of sportprothese.

Artikel 35 Rolstoelvoorzieningen
  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 34 onder a. of b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van de persoonskenmerken zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en een voorliggende voorziening niet aanwezig is of niet adequaat is.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 34 onder c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van de persoonskenmerken het sporten zonder sportrolstoel of sportprothese onmogelijk maken.

Artikel 36 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 33 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 37 Gebruik aanvraagformulier.
  • 1. Een eerste aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 38 Afhandeltermijnen
  • 1. De beslistermijn op een aanvraag:

    • a.

      voor een voorziening tot woningaanpassing is 20 weken;

    • b.

      voor een voorziening waarvoor getrapt extern medisch advies moet worden ingewonnen is 13 weken;

    • c.

      voor overige aanvragen op basis van deze verordening is 8 weken.

Artikel 39 Inlichtingen, onderzoek, advies.
  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • b.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. De aanvrager kan zelf gevraagd worden te zorgen voor aanlevering van noodzakelijk gegevens van de door de aanvrager geconsulteerde specialist(en).

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

Artikel 40 Samenhangende afstemming.

In het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen werkt het college uit hoe het verkrijgen van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 41 Wijzigingen in de situatie.
  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2. Het college kan heronderzoek verrichten naar het voortduren van het recht op en/of de noodzaak van de verleende voorziening danwel de besteding en inzet hiervan.

  • 3. Degene aan wie een voorziening is verleend op grond van deze verordening, is verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek zoals vermeld in artikel 40 lid 2.

  • 4. Het college kan van degene die een voorziening ontvangt op grond van deze verordening, die niet meewerkt aan een heronderzoek als vermeld in artikel 40 lid 2, de voorziening geheel of gedeeltelijke terugvorderen, danwel het recht op de voorziening beëindigen.

Artikel 42 Intrekking van een voorziening
  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3. Teveel of ten onrechte betaalde bedragen mogen verrekend worden met nog te betalen bedragen.

  • 4. Terug te vorderen bedragen te kunnen verhoogd worden met wettelijke rente vanaf het moment dat belanghebbende van wie wordt teruggevorderd in gebreke is gesteld.

Artikel 43 Terugvordering
  • 1. Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijke, onjuiste of onvolledig verstrekte gegevens.

Artikel 44 Eindigen recht op voorziening
  • 1. Het recht op een voorziening eindigt in de navolgende gevallen:

    • a.

      Door overlijden van de persoon aan wie de voorziening is verleend.

    • b.

      Door een beslissing van het college, inhoudende de beëindiging van het recht op de voorziening.

  • 2. Bij overlijden van de persoon aan wie de voorziening is verleend eindigt het recht op een toegekende periodieke financiële vergoeding uiterlijk met ingang van de eerste dag van de maand of vierwekelijkse periode, volgend op de maand of vierwekelijkse periode waarin de persoon is overleden.

  • 3. Het college kan het recht op een verleende voorziening beëindigen, wanneer de voorziening niet meer nodig of geschikt is, of wanneer niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is toegekend. Zij bepaalt daarbij de datum waarop het recht op de voorziening eindigt.

Artikel 45 Verhaal van schade aan de voorziening
  • 1. De persoon aan wie de voorziening is verleend, dient zich als een goed gebruiker te gedragen.

  • 2. Schade en slijtage veroorzaakt door verwijtbaar gedrag kan op de gebruiker verhaald worden.

  • 3. De voorziening kan worden ingenomen en het recht daarop kan worden ingetrokken indien de verwachting is dat de gebruiker zich niet als een goed gebruiker zal gedragen.

  • 4. Indien op basis van schade of slijtage door de gemeente getwijfeld wordt aan de oordeelkunde of de vaardigheid van de gebruiker voor het gebruik van de voorziening, kan door de gemeente een proefles worden opgelegd om hierover een oordeel te kunnen vormen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 45 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 46 vergoedingen
  • 1. Het college kan de in het kader van de Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen en het op de verordening berustende Beleid individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen geldende bedragen verhogen of verlagen.

  • 2. Bij verhoging of verlaging van de in dit Beleid geldende bedragen kan gebruik gemaakt worden van de consumentenprijsindex van het CBS, normeringen door andere bestuursorganen zoals het UWV en prijsontwikkelingen in de markt.

Artikel 47 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van deze verordening in de praktijk.

Artikel 48 Inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 2. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen vastgesteld op 19 mei 2008 met de bijbehorende toelichting wordt met ingang van dezelfde datum ingetrokken.

Artikel 49 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zutphen,

gehouden op 31 januari 2011.

de voorzitter, de griffier,