Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woerden

Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Woerden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoerden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Woerden
CiteertitelBeheersverordening begraafplaatsen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beheersverordening begraafplaatsen 2003.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de lijkbezorging

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-2010nieuwe regeling

15-12-2010

29 december 2010 Woerdense Courant

2010/46

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Woerden

De van de gemeente Woerden,   gelezen het voorstel van 2 november 2010 burgemeester en wethouders;   overwegende dat het gewenst is om een nieuwe verordening op het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen vast te stellen in verband met de wijziging per 1 januari 2010 van de Wet op de lijkbezorging;   gelet op het bepaalde in de Wet op de lijkbezorging, het Besluit op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit;

vast te stellen de “Verordening op het beheer en het gebruik van

de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Woerden”

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepalingen

  In deze verordening wordt verstaan onder:

a. begraafplaats:

a. Nieuwe algemene begraafplaats, Meeuwenlaan 36, Woerden;

b. Algemene begraafplaats Rijnhof, Geestdorp 20 A, Woerden;

c. Algemene begraafplaats, Hoge Wal 1, Woerden;

d. Algemene begraafplaats, Van Teijlingenweg 100 A, Kamerik;

e. Gemeentelijke begraafplaats ’t Spijck’, Dorpeldijk 3, Harmelen;

f. Algemene begraafplaats, Leidsestraatweg 2, Harmelen.

b. particulier graf: een graf, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken, het doen bijzetten van asbussen en het doen verstrooien van as;

c. algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken;

d. urnenkelder of urnennis: een urnenvoorziening waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urn;

e. asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

f. urn: een siervoorwerp ter berging van een asbus;

g. grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

h. gedenkteken: steen, zerk of ander monument, daaronder begrepen kettingen en hekwerken;

i. grafbeplanting: winterharde beplanting.

j. duurzame materialen: vaste, niet buigzame materialen van natuursteen, glas, hout, keramiek, kunststof en metaal, die van nature of middels een daartoe speciale behandeling weerbestendig zijn, niet breukgevoelig en die bestaan uit één geheel en waarvan de praktische toepasbaarheid zoals opnemen, verplaatsen, e.d. gewaarborgd is.

k. beheerder: degene die door het college met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen is belast, bevoegd is namens het college de in of krachtens deze verordening bedoelde grafrechten te vestigen en ontheffingen af te geven, of degene die hem vervangt of degene die met bepaalde deeltaken is belast;

l. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, ieder voor zover verantwoordelijk;

m. aanvrager: degene die - al dan niet door tussenkomst van een uitvaartverzorger - opdracht geeft voor een begrafenis, of die de uitgifte van een graf of urnenruimte vraagt;

n. rechthebbende: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf;

o. gebruiker: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie het gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend;

p. eigenaar: de natuurlijke persoon of een rechtspersoon die de grafbedekking op een graf in eigendom heeft;

q. grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het college een grafrecht wordt verleend;

r. grafrecht: het uitsluitend recht op een particulier graf;

s. gebruik: het gebruik van een algemeen graf;

t. wet: de Wet op de lijkbezorging.

 

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “particulier graf” mede verstaan “particuliere urnenkelder“, “particuliere urnennis” of “particulier kindergraf”.

2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “algemeen graf” mede verstaan “algemeen kindergraf”.

 

Hoofdstuk 2 Beheer, openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Beheer begraafplaatsen

1. Het beheer van de begraafplaatsen berust bij het college. Het beheer omvat het onderhouden en exploiteren van het terrein en de gebouwen en het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en herdenking van overledenen.

2. Onder toezicht van het college worden een beheerder en zonodig een of meer daartoe hem vervangende personen belast met:

a. de administratie van de begraafplaatsen;

b. het beheer en onderhoud van de begraafplaatsen;

c. het openen en sluiten van de graven voor een begraving, opgraving of ruiming c.q. bijzetting of ruiming;

d. de verstrooiing van as.

 

Artikel 4 Administratie

1. Het college is verantwoordelijk voor de administratie van de begraafplaatsen.

2. De administratie bevat een register van alle op de begraafplaatsen begraven lijken met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn, alsmede een register van bijgezette asbussen met de krachtens artikel 65, eerste lid, van de wet voorgeschreven gegevens. De in deze registers opgenomen gegevens zijn openbaar.

3. De administratie bevat een register van alle rechthebbenden en gebruikers van de graven, met hun namen en adressen en zo mogelijk aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar.

4. De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het college door te geven.

5. Van de in het tweede en derde lid bedoelde registers kan eenieder, doch van het in het derde lid bedoelde register alleen rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers een uittreksel verkrijgen.

6. Van de begraafplaatsen berust bij de administratie een plattegrond, waarop de graven genummerd zijn aangeduid.

 

Artikel 5 Openstelling begraafplaatsen

 

1. De begraafplaatsen zijn voor eenieder dagelijks toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang.

2. In verband met werkzaamheden op een begraafplaats kan de beheerder bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraafplaats tijdelijk ontzeggen.

3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

4. Kinderen beneden de leeftijd van 16 jaar mogen zich niet zonder geleide op de begraafplaatsen bevinden.

 

Artikel 6 Ordemaatregelen

1. Steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen die werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen wensen te verrichten, dienen dit 24 uur tevoren aan de beheerder te melden.

2. Er kan uitsluitend door steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen voor het verrichten van werkzaamheden met gemotoriseerd verkeer op de begraafplaatsen worden gereden, en wel alleen op de daartoe aangewezen rijwegen en niet sneller dan 10 km per uur.

3. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in lid 2.

4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en andere personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

5. Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

 

Artikel 7 Tijdstip van begraven, bijzetten of dodenherdenking

1. Het begraven van lijken, het bijzetten van asbussen en de verstrooiing van as in de aanwezigheid van nabestaanden geschiedt van maandag tot en met zaterdag, niet zijnde algemeen erkende christelijke feestdagen tussen 10.00 en 15.30 uur. Het college kan in bijzondere gevallen toestemming geven van deze tijden af te wijken.

2. Het tijdstip van begraven of bezorgen van as wordt telkens en voor elke plechtigheid afzonderlijk door de beheerder, in overleg met de betrokken aanvrager, rechthebbende of gebruiker, vastgesteld.

3. Dodenherdenkingen en andere plechtigheden kunnen geschieden nadat deze ten minste een week tevoren bij de beheerder zijn gemeld. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal geschieden, worden in het belang van de rust en de orde op de begraafplaats in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

 

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 8 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

1. Degene die een lijk wil doen begraven of as wil bezorgen, geeft daartoe opdracht door middel van een door het college vast te stellen formulier.

2. Degene die een lijk wil doen begraven of een asbus wil doen bijzetten, of zijn gemachtigde, geeft daarvan uiterlijk 2 werkdagen voorafgaande aan de dag waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, kennis aan de beheerder. Daarbij wordt aangegeven ten aanzien van welke van de in artikel 13 bedoelde typen graven men een grafrecht of gebruik wil vestigen.

3. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

4. Bij de in het tweede en derde lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begraving van de ambtenaar van de burgerlijke stand of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overgelegd.

5. Indien het lijk binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven, dient behalve het in het vierde lid bedoelde verlof of document ook het in het derde lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overgelegd.

6. Indien de begraving of de bijzetting in een bestaand particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende.

7. Begraving of bijzetting in een bestaand particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van tien jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

8. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

9. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

 

Artikel 9 Aanwijzing graf; controle bescheiden

1. De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 12 in overleg met de aanvrager, door de beheerder.

2. Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:

a. de beheerder heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 8 en 11 opgenomen vereisten is voldaan, en

b. alleen bij begraving van een lijk, de beheerder de identiteit van het lijk heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratienummer met dat op een bijgevoegd document dat tevens de namen, overlijdens- en geboortedata van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de doodgeborene bevat.

3. Indien het betreft een begraving of bijzetting van een asbus in een particulier graf, dient de rechthebbende zorg te dragen voor het tijdig verwijderen en na afloop terugplaatsen van een eventueel aanwezig gedenkteken.

4. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen geschiedt uitsluitend door de medewerkers van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen het sluiten van het graf onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten, indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

 

Artikel 10 Gebouwen

1. Het gebruik van de aula en andere voorzieningen moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, schriftelijk worden aangevraagd bij de beheerder.

2. De ruimten staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager, doch maximaal 2 uur voor en/of na de begraving

 

Artikel 11 Kist, lijkomhulsel en grafgiften

1. Het is verboden om een stoffelijk overschot te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen-)kist.

2. Het is verboden om een stoffelijk overschot te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

3. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te voegen die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

4. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient tenminste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd - volgens een door burgemeester en wethouders vast te stellen model - omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen:

a. een afschrift van een rapport waaruit blijkt, dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en

b. een bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.

 

Hoofdstuk 4 Indeling begraafplaatsen en uitgifte van de graven

Artikel 12 Indeling begraafplaatsen

1. Graven worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven.

2. De graven worden slechts voor directe begraving of bijzetting van een asbus uitgegeven.

3. Het college kan, indien daartoe gewichtige redenen bestaan, een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk is.

4. Het college kan de indeling van de begraafplaatsen, de bestemming van de grafvelden en het onderscheid in graven nader vaststellen en wijzigen.

 

Artikel 13 Onderscheid graven

1. Op de begraafplaatsen kan worden uitgegeven:

a. een ruimte in een algemeen (kinder)graf;

b. een particulier (kinder)graf;

c. een particuliere urnenkelder;

d. een particuliere urnennis.

2. Ruimte in algemene graven wordt in gebruik aangeboden voor een termijn van twintig jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een lijk kan echter na afloop van tien jaar op verzoek van de gebruiker of andere belanghebbenden worden herbegraven in een particulier graf.

3. Particuliere graven en particuliere kindergraven worden uitgegeven voor een termijn van twintig jaren. Deze termijn wordt telkens met tien jaar verlengd op mededeling van de rechthebbende, mits een zodanige mededeling binnen twee jaar vóór het verstrijken van de termijn is gedaan.

4. Het recht op een particulier graf geeft de rechthebbende het uitsluitend recht daarin te doen begraven en begraven te houden.

5. Particuliere urnenkelders en particuliere urnennissen worden uitgegeven voor een termijn van tien of twintig jaren naar keuze. Deze termijn wordt telkens met tien jaar verlengd op mededeling van de rechthebbende, mits een zodanige mededeling binnen twee jaar vóór het verstrijken van de termijn is gedaan.

6. Het in het tweede tot en met vijfde lid bedoelde grafrecht wordt schriftelijk gevestigd door middel van een grafakte. De termijn begint te lopen op de datum waarop het graf is uitgegeven.

 

Artikel 14 Bijzetten asbussen; verstrooiing van as

1. Een asbus kan worden bijgezet in een particulier graf, een particulier kindergraf, een particuliere urnenkelder of een urnennis.

2. Een asbus kan niet worden bijgezet in of op een algemeen graf.

3. Een asbus kan op een particulier graf slechts in een urn worden bijgezet.

4. Urnen op een graf of in een open nis dienen stevig aan de ondergrond te worden bevestigd.

5. As kan worden verstrooid op de begraafplaats of in een particulier graf.

6. Bijzetting van de asbus houdt in dat de rechthebbende of gebruiker opdracht geeft tot wijziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden verstrooid, indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig een andere bestemming kenbaar is gemaakt.

 

Artikel 15 Capaciteit graven

1. Algemene graven zijn bestemd voor het begraven van twee lijken.

Particuliere graven zijn bestemd voor het begraven van ten hoogste twee lijken of het bijzetten van ten hoogste twee asbussen. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan door burgemeester en wethouders op een daartoe strekkend verzoek worden toegestaan, dat in een particulier graf waarin reeds twee lijken zijn begraven, ten hoogste twee asbussen extra worden bijgezet.

2. Algemene en particuliere kindergraven zijn bestemd voor het begraven van stoffelijke overschotten - en particuliere kindergraven tevens voor het bijzetten van asbussen - van overleden kinderen tot en met 12 jaar.

3. Het college kan op de daarvoor bestemde gedeelten van een begraafplaats aan een rechthebbende op een particulier graf toestemming geven tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een ondergrondse grafkelder, op door haar te stellen voorwaarden.

4. De algemene en particuliere graven zijn 200 cm lang en 100 cm breed; de afmetingen van graven gelegen op een vak bestemd voor het begraven van kinderen zijn 160 cm lang en 80 cm breed.

5. De particuliere urnenkelders hebben een lengte en een breedte van 50 cm.

6. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

7. Het college kan, indien hij dit voor het beheer van de begraafplaats niet bezwaarlijk acht, particuliere graven van een afwijkend formaat uitgeven.

8. Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op levering.

 

Artikel 16 Overschrijving van grafrechten

1. Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging van een door de rechthebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Overdracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon.

2. In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht of gebruik worden overgeschreven, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen 12 maanden na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker. Indien de rechthebbende is overleden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bezorgd, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

3. Indien de in het vorige lid bedoelde overschrijving niet binnen de termijn van 12 maanden is gedaan, kan het college het grafrecht vervallen verklaren.

4. Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het grafrecht of gebruik alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende of gebruiker worden gesteld, tenzij het grafrecht of gebruik betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

5. Een rechthebbende kan afstand doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding.

 

Hoofdstuk 5 Grafbedekkingen

Artikel 17 Grafbedekking

1. Het plaatsen van grafstenen, zerken of andere gedenktekens, alsmede het aanbrengen van heesters of andere beplantingen op graven is toegestaan, mits deze grafbedekking voldoet aan de door het college bij nadere regels vast te stellen bepalingen ter zake van de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

2. Bij het vaststellen van de in het vorige lid bedoelde regels let het college op de duurzaamheid van de gebruikte materialen en de stevigheid en veiligheid van de fundering en constructie. De regels kunnen per begraafplaats en per gedeelte van de begraafplaats verschillen.

De regels bevatten de mogelijkheid om in bijzondere gevallen qua formaat en uitvoering met ontheffing van het college van de algemeen geldende regels af te wijken.

3. Het aanbrengen van de grafbedekking moet vooraf bij de beheerder worden gemeld.

4. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen of vernieuwen van gedenktekens of van beplantingen op graven geschiedt door de rechthebbende of gebruiker en voor kosten en risico van de rechthebbende of gebruiker.

5. Te allen tijde dient de rechthebbende op een particulier graf of de gebruiker op een algemeen graf eigenaar te zijn en te blijven van de grafbedekking zolang het graf niet geruimd mag worden.

6. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking naar het oordeel van de beheerder goed te onderhouden conform de door het college in de nadere regels beschreven bepalingen.

7. Op algemene graven kan slechts een grafbedekking worden aangebracht indien het graf vol is.

8. Het is niet toegestaan losse voorwerpen van glas of een ander breekbaar materiaal op een graf te leggen.

9. Het college is bevoegd een grafbedekking voor haar rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is.

 

Artikel 18 Schade grafbedekking

1. De in artikel 17 bedoelde grafmonumenten, beplantingen of andere grafbedekking worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht zolang het graf niet geruimd mag worden. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, bliksem, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

2. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de - door welke omstandigheden ook - aan grafbedekking toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

3. Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, waarbij geldt dat hij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

4. Dit artikel is mede van toepassing op vanwege het college voor rekening van de rechthebbende of gebruiker aangebrachte gedenktekens of beplantingen.

 

Artikel 19 Beplanting en losse voorwerpen

1. Op een graf mogen winterharde gewassen en meerjarige planten worden aangebracht, mits deze in volle wasdom niet hoger dan 80 cm worden en de afmetingen van het graf niet worden overschreden.

2. Op en rond een strooiveld mogen geen gewassen en planten worden aangebracht.

3. Het is toegestaan om op of bij een graf losse bloemen te leggen of bloemen in steekvazen te plaatsen.

4. Het is niet toegestaan om op een graf losse voorwerpen van glas en andere breekbare materialen te plaatsen, evenals lichte voorwerpen die gemakkelijk weg kunnen waaien. Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten en losse voorwerpen kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

 

Hoofdstuk 6 Opgraving en ruiming

Artikel 20 Opgraving

1. Lijken zullen, behalve op gezag van een gerechtelijke autoriteit, niet worden opgegraven dan met verlof van de burgemeester van Woerden en, voor zover het particuliere graven betreft, niet dan met toestemming van de rechthebbende.

2. Bij de opgraving van lijken zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

 

Artikel 21 Ruiming

1. Graven worden niet eerder geruimd dan na afloop van twintig jaren na het begraven van het laatste lijk.

2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid worden particuliere graven niet eerder geruimd dan met toestemming van de rechthebbende dan wel wanneer het recht op de voet van het bepaalde in artikel 16, 3e lid, of artikel 22 is vervallen.

3. Rechthebbenden kunnen een particulier graf laten schudden; in dat geval vindt ruiming van het graf plaats door het zorgvuldig bijeen garen van alle beenderen in een beenderenkist, die onder de bodem van het graf ingegraven wordt.

4. Bij het ruimen van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

 

Hoofdstuk 7 Einde van de grafrechten

Artikel 22 Vervallen grafrechten

1. De grafrechten vervallen:

a. door het verlopen van de termijn;

b. indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

c. indien de begraafplaats wordt opgeheven.

2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

a. indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

b. indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

c. indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

3. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbetaling plaats van (een deel van) de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

4. Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 23 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 5, lid 3, artikel 6, tweede, vierde en vijfde lid, en artikel 11 kan worden bestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 24 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of indien verschil van mening bestaat over de uitleg van haar bepalingen, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 25  

1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Beheersverordening begraafplaatsen” en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

2. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Beheersverordening begraafplaatsen 2003 ingetrokken.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2010,

de griffier, de voorzitter,

mr. G.A. Karssenberg mr. H.W. Schmidt

 

Nota-toelichting  

 

Inleiding

De gemeente Woerden heeft verschillende begraafplaatsen in eigen beheer. Voor het beheren daarvan is in 2003 een Verordening begraafplaatsen opgesteld. Deze verordening diende aan de wijzigingen van de Wet op de lijkbezorging (per 1 januari 2010) te worden aangepast. Daar waar de huidige wet afwijkt van de gewijzigde wet, blijven voor reeds uitgegeven graven de voorwaarden gelden die van toepassing waren op het moment van uitgifte.   Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 - Begripsomschrijvingen Dit artikel spreekt voor zich. De omschrijvingen zijn opgenomen zodat voor een ieder duidelijk is wat en wie met de diverse begrippen bedoeld wordt.   Artikel 2 - Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf Voor een particulier graf, in welke vorm dan ook, gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden ‘voor zover van belang’ zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen van toepassing zijn bij een particulier graf, respectievelijk particuliere urnenkelder.   Artikel 3 - Beheer begraafplaatsen Dit artikel geeft de verplichtingen weer van het college. De vier taken die vanwege het college uitgevoerd moeten worden staan beschreven. Het hier omschreven beheer omvat het beheer van gemeentewege in ruime zin. Het voeren van de administratie en het aanleggen, openen, sluiten en ruimen van graven, het begraven, opgraven en herbegraven van lijken, het bijzetten en wegnemen van asbussen, het afnemen en plaatsen van grafmonumenten en voorwerpen in verband met het openen van graven, het verstrooien van as en het onderhouden van het terrein vallen er allemaal onder. De tarieven voor de onderscheidene diensten worden door de raad vastgesteld in de verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten.   Artikel 4 - Administratie In dit artikel wordt de verantwoordelijkheid van de begraafplaatsadministratie beschreven. Op grond van de artikelen 27 en 65 Wet op de lijkbezorging is de houder van een begraafplaats of plaats van bijzetting van asbussen verplicht een register bij te houden van lijken en asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting. Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging bevat nadere voorschriften ten aanzien van de gegevens die moeten worden opgenomen ter zake van bijgezette asbussen.

De registers zijn geen zelfstandige boekwerken of computerbestanden, maar een onderdeel van de begraafplaatsadministratie. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk. De in of krachtens de wet voorgeschreven gegevens zijn wel openbaar en worden op verzoek aan iedere aanvrager verstrekt. De verordening verplicht rechthebbenden en gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adresbestand van de begraafplaatsadministratie actueel te houden, in verband met het aanbieden van verlenging van de termijn van eigen graven, kindergraven en urnenruimten. Bij eigen graven gaat het om een wettelijke plicht. Ook ten aanzien van algemene graven is het wenselijk om in geval van problemen nabestaanden te kunnen benaderen. Wanneer zij tijdig in kennis worden gesteld van het voornemen om algemene graven te ruimen, kunnen zij de wens te kennen geven dat de overledene in een nieuw eigen graf wordt begraven. Ook is het mogelijk de stoffelijke resten alsnog te laten cremeren en in een asbus te bergen en bij te zetten. Op de noodzaak om adreswijzigingen door te geven kan ook in de grafakten en in folders en ander informatiemateriaal worden geattendeerd. In de heffingsverordening kan worden bepaald dat gegevens uit het register of de administratie worden verstrekt tegen betaling van kosten.   Artikel 5 - Openstelling begraafplaatsen Dit artikel spreekt voor zich. In lid 4 wordt kinderen tot 16 jaar de toegang tot de begraafplaats ontzegd, tenzij ze onder meerjarige begeleiding staan. Met deze bepaling wordt getracht vandalisme aan de graven of de voorzieningen te voorkomen.   Artikel 6 - Ordemaatregelen Bezoekers, steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat burgemeester en wethouders het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat). Om de gang van zaken laagdrempelig te houden kunnen afspraken mondeling worden gemaakt.

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden.

Het verbod met betrekking tot het gebruik van motorrijtuigen maakt strafbaarstelling mogelijk van personen die zich hier niet aan houden.   Artikel 7 - Tijdstip van begraven, bijzetten of dodenherdenking De wet biedt de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd. Deze tijden zijn vastgesteld in dit artikel. Om iedereen een respectvol afscheid te kunnen bieden vinden er in principe niet meerdere begrafenissen of herdenkingen tegelijk plaats. Vandaar dat de datum en het uur van de plechtigheden steeds met de beheerder dienen te worden kortgesloten.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.1.2.1 van de APV.   Artikel 8 - Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst om de beheerder van de begraafplaats een eigen bevoegdheid te geven medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf, indien deze is overleden, in het particuliere graf mag worden bijgezet.

Een kennisgeving is nodig omdat voorkomen moet worden dat meerdere uitvaarten gelijktijdig plaatsvinden. De werkdag is noodzakelijk aangezien de beheerder zorg moet dragen voor het tijdig laten delven van het graf.

In het artikel is aangegeven welke kennisgevingen overgelegd moeten worden aan de beheerder en de termijnen van verlenging om de minimale wettelijke grafrust te garanderen.   Artikel 9 - Aanwijzing graf; controle bescheiden In deze bepaling wordt verwezen naar artikel 12 betreffende de indeling van de begraafplaatsen. Ook wordt er verwezen naar de artikelen 8 en 11. Dit artikel is opgenomen ter ondersteuning van de gemeentelijke organisatie als een leidraad voor een foutloos traject van aangifte tot begraving. Het geeft tevens inzicht (aan de beheerder en de uitvaartondernemer) in de werkwijze en verplichtingen die gelden voor derden alvorens tot begraving kan worden overgegaan. Indien de nabestaanden bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafbekisting voor het stutten van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden, mede gezien het potentiële risico van verzakking en verschuiving van grafbedekkingen.   Artikel 10 - Gebouwen Met deze artikelen wordt beoogd om plechtigheden en het gebruik van gebouwen en muziekinstallaties ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling een werkdag vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een andere begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden geschieden.   Artikel 11 - Kist, lijkomhulsel en grafgiften Lid 1

Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 juncto 4 van het Besluit op de lijkbezorging (Stbl. 1997, 647) toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het is daarom gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.

Lid 2

Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek, dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het vierde lid mogelijk en logisch te maken is het nog eens nadrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Lid 3

Het bepaalde in het derde lid heeft de bedoeling om het meebegraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het meebegraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans. Maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder van de begraafplaats.

Lid 4

Uitvaartverzorgers - of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger - moeten ten minste 24 uur voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt, dat voldaan wordt aan de eerste drie leden van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik wordt gemaakt van een lijkhoes van een merk en type die voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB). Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken, dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

De beheerder van de begraafplaatsen of andere door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel wordt voldaan.

Men controleert op grond van artikel 9 van deze verordening ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt, dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steekproefsgewijs plaatsvinden. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats uit te oefenen.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt, dat feiten en verklaringen niet overeenkwamen.   Artikel 12 - Indeling begraafplaatsen In dit artikel is bepaald dat graven enkel op volgorde worden uitgegeven. Er bestaat geen vrije keuze voor het uitzoeken van een graf en graven kunnen niet gereserveerd worden. Indien het vanuit de situatie ter plaatse wenselijk of noodzakelijk is, kan het college hiervan afwijken.

Het college krijgt de verantwoordelijkheid over de indeling, bestemming van de grafvelden en eventueel onderscheid tussen de grafvelden.   Artikel 13 - Onderscheid graven Het uitsluitend recht voor het begraven en begraven houden van lijken wordt verleend voor 20 jaar en kan telkens worden verlengd met een termijn van 10 jaar. De rechthebbende bepaalt wie er in het graf wordt begraven. Een grafrecht wordt verleend aan één persoon.

De verlenging dient tijdig te worden aangevraagd. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moeten burgemeester en wethouders volgens de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Voor algemene graven wordt geen grafrecht verleend. Het graf wordt enkel beschikbaar gesteld. De houder van de begraafplaats bepaalt de termijn waarvoor dit gebeurt, in dit geval 20 jaar. De nabestaanden (gebruikers) hebben hierin geen enkel recht. Desgewenst kunnen nabestaanden na verloop van de termijn alsnog de stoffelijke resten opnieuw te begraven in een particulier graf. De kosten voor opgraven en herbegraven zijn voor de nabestaanden.   Artikel 14 - Bijzetten asbussen; verstrooiing van as Dit artikel bepaalt waar en waar niet asbussen mogen worden bijgezet of verstrooid. Tevens wordt uiteengezet dat een urn met asbus op de particuliere graven of in een urnennis kan worden gezet mits aan bepaalde voorschriften wordt voldaan.   Artikel 15 - Capaciteit graven Het aantal lijken dat in de graven wordt geplaatst, wordt door de gemeenteraad bepaald. Voor algemene graven hebben de nabestaanden daar geen zeggenschap over. Voor particuliere graven is tevens het maximum bepaald. De rechthebbenden bepalen wel zelf wie er in de particuliere graven begraven wordt. In dit artikel is beschreven hoeveel lijken of asbussen in de particuliere en algemene graven kunnen worden geplaatst.

Tevens zijn de afmetingen van de graven bepaald. Daarmee kan een eventuele discussie met nabestaanden worden voorkomen, bijvoorbeeld bij het aanbrengen van de grafbedekking (met name aanvullende grafbeplanting of grind rondom het gedenkteken).

Het college kan op verzoek van een rechthebbende aan hem of haar een ontheffing verlenen om een grafkelder aan te brengen. De voorwaarden worden door middel van nadere regels door het college bepaald. Het aanbrengen van een dergelijke grafkelder is op zorg en kosten van de rechthebbende. Het openen en sluiten van de grafkelder (ten behoeve van een bijzetting) is altijd op kosten van de rechthebbende.   Artikel 16 - Overschrijving van grafrechten Voor de overdracht van grafrechten van een particulier graf als van de gebruiksrechten van een algemeen graf wordt een omschrijving gegeven van mogelijke rechtverkrijgenden. Voor elke overboeking zijn de daarvoor vastgestelde kosten verschuldigd. Ook is bepaald dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Indien 12 maanden na het overlijden van de rechthebbende het recht niet is overgeschreven, kan het college het grafrecht beëindigen. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.

Dit artikel is tevens opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen. Er is dan geen aanspraak mogelijk op enige vergoeding.   Artikel 17 - Grafbedekking De voorschriften gelden voor de gedenktekens op zowel algemene als eigen graven. De gedenksteen zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen worden uitgewerkt in de nadere regels van burgemeester en wethouders. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal hoeven worden ingediend.

In het artikel is opgenomen dat de rechthebbende of de gebruiker die een grafbedekking op het graf plaatst ook de eigenaar van de grafbedekking blijft zolang het graf niet geruimd mag worden.

Voorts geeft het artikel de gemeente het recht om een op een graf aanwezige grafbedekking te verwijderen zodat tot bijzetting in een naburig graf kan worden overgegaan. Deze kosten zijn voor rekening en op risico van de gemeente. Dit artikel spreekt verder voor zich.   Artikel 18 - Schade grafbedekking In dit artikel wordt de aansprakelijkheid nadrukkelijk bij de rechthebbenden gelegd. Een grafbedekking mag enkel worden geplaatst onder de voorwaarden van deze verordening.

De gemeente wordt met dit artikel tevens de mogelijkheid geboden om in te grijpen om onveilige situaties te voorkomen of op te heffen. Dit artikel versterkt de positie van de gemeente als houder van de begraafplaats.

Het eigendom in het algemeen is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek). In de aangepaste wet (vanaf 1 januari 2010) is bepaald dat gedurende de periode waarin een graf niet mag worden geruimd, dit artikel uit het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf geplaatst is. Daarmee is het geplaatste gedenkteken eigendom van de rechthebbende en/of gebruiker en is middels dit artikel in de verordening bepaald dat de rechthebbende of gebruiker tevens verplicht is noodzakelijke reparaties tijdig uit te voeren,   Artikel 19 - Beplanting en losse voorwerpen Dit artikel beschrijft op welke wijze gewassen op de graven mogen worden aangebracht, alsmede losse voorwerpen die niet duurzaam met de ondergrond verbonden zijn. Tevens is opgenomen dat rond strooivelden geen gewassen mogen worden aangebracht.   Artikel 20 - Opgraving Dit artikel spreekt voor zich. Het opgraven verschilt van het ruimen van graven in die zin dat bij opgraven de intentie is om tot herbegraving over te gaan.   Artikel 21 - Ruiming Dit artikel beschrijft de werkwijze voorafgaand en tijdens het ruimen van graven. Hierbij wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen. Aan de rechthebbende op het particulier graf moet worden medegedeeld dat hij verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 28, eerste lid, van de Wet op de lijkbezorging.

Bij het ruimen van graven wordt in eerste instantie uitgegaan van het verzamelen van de nog aan te treffen stoffelijke overblijfselen om deze in een verzamelgraf te plaatsen. Maar ook het schudden van graven wordt mogelijk gemaakt. Bij deze werkwijze worden de beenderen in hetzelfde graf teruggeplaatst. De rechthebbende dient dit aan te vragen. De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen dan de aangewezen medewerkers bepaalde werkzaamheden uitvoeren of zelfs hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een voorschrift om de toegang van derden hierbij te weren.   Artikel 22 - Vervallen grafrechten Dit artikel beschrijft wanneer grafrechten komen te vervallen, zowel door nalatigheid van de rechthebbende of op aanvraag van de rechthebbende als door ingrijpen van het college. Dit artikel geeft de gemeente meer bevoegdheden om op te treden tegen rechthebbenden en ook gebruikers die in verzuim blijven een op grond van deze verordening op hen rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelen. Het laten vervallen van grafrechten kan ook een tijdelijke, juridische stok achter de deur zijn bij geschillen. De positie van de gemeente als houder van de gemeentelijke begraafplaats is hiermee versterkt. Indien nabestaanden over het aanwezige gedenkteken of losse voorwerpen willen beschikken, dienen deze voor het einde van het grafrecht of gebruiksrecht te zijn verwijderd. De kosten zijn voor rekening van de nabestaanden.   Artikel 23 - Strafbepaling Zonder dit artikel kan geen sanctionering van de in de verordening gestelde verboden plaatsvinden.   Artikel 24 - Onvoorziene situaties Dit artikel spreekt voor zich.   Artikel 25 - Citeertitel en inwerkingtreding Dit artikel spreekt voor zich.