Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Anthonis

"Iedereen doet mee" meerjarenbeleid WMO 2008 - 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Anthonis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regeling"Iedereen doet mee" meerjarenbeleid WMO 2008 - 2011
Citeertitel"Iedereen doet mee" meerjarenbeleid WMO 2008 - 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200808-06-2017nieuwe regeling

30-06-2008

Peelrandwijzer 23-07-2008

geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

"Iedereen doet mee" meerjarenbeleid WMO 2008 - 2011

<vet>                                    Iedereen doet mee</vet>

 

<vet>                              Meerjarenbeleid Wmo 2008-2011</vet>

 

<vet>                                   Gemeente Sint Anthonis Index                                                                                                                                 pagina Index                                                                                                                       1Hoofdstuk 1                               Voorwoord                                                       3 Hoofdstuk 2                              De Wmo: het wettelijke kader                     4                                                     in het kort Hoofdstuk 3                              Visie gemeente Sint Anthonis                     6                                                     over de Wmo Hoofdstuk 4                               Wmo-programma 2008-2011                     9 Hoofdstuk 5                               Sint Anthonis in beeld                                   11 Hoofdstuk 6                               Domein 1: Samen leven in                            16                                                      buurt en dorp Hoofdstuk 7                               Domein 2: Opgroeien en                               19                                                     opvoeden Hoofdstuk 8                               Domein 3: Mantelzorg en                              22                                                     vrijwilligerswerk Hoofdstuk 9                               Domein 4: Meedoen mogelijk                      28                                                     maken Hoofdstuk 10                             Domein 5: Preventie, zorg en                      33                                                     opvang Hoofdstuk 11                             Financiën                                                          37 </vet>

Hoofdstuk 1 Voorwoord

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft tot doel meedoen mogelijk te maken voor iedereen. Voor de meeste mensen is meedoen de gewoonste zaak van de wereld.Voor anderen vergt het iets meer om zo gewoon mogelijk mee te kunnen doen in de samenleving. De Wmo richt zich op randvoorwaarden en voorzieningen die meedoen makkelijker maken.De hoofddoelstelling van de Wmo is: samenhangend lokaal sociaal en maatschappelijk beleid om participatie van alle burgers mogelijk te maken en te bevorderen. Uitgevoerd dicht bij de burger door een daarvoor goed toegeruste gemeente. De Wmo richt zich niet alleen op individuele en algemene voorzieningen; meer betrokkenheid en zorgen voor elkaar moet gezien worden als de hoofddoelstelling van de geest van de Wmo. Een niet mis te verstane opgave dus, die veelomvattend en complex is en hier in daar indruist tegen maatschappelijke tendensen. Toch gaan we deze uitdaging aan, omdat het beoogde resultaat zeker ook zijn aantrekkelijke kanten heeft. En omdat de vergrijzing, vraagstukken van culturele integratie, individualisering en steeds minder werkenden ten opzichte van het aantal van hen (deels) afhankelijken, zoals kinderen, gehandicapten, psychiatrische patiënten en ouderen ook op gemeentelijk niveau niet aan de samenleving voorbij gaat. Dit vraagt om een nieuwe balans van verantwoordelijkheden, zowel tussen burgers en overheid als tussen burgers onderling.Sint Anthonis, 20 mei 2008Roos Aben-BellemakersPortefeuillehouder Wmo

Hoofdstuk 2 De Wmo: het wettelijke kader in het kort

<cursief>Meedoen</cursief>De Wmo komt in de plaats van de Welzijnwet, de Wet voorziening gehandicapten en voor een aantal onderdelen uit de AWBZ (de Hulp bij het huishouden en enkele subsidieregelingen). De Wmo is in zijn opzet een brede participatiewet die tot doel heeft meedoen in de samenleving mogelijk te maken voor iedereen. De gemeente ondersteunt en faciliteert deze behoefte in brede zin.<cursief>Compensatieplicht </cursief>Mensen met een beperking kunnen rekenen op ondersteuning in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Het beoogde resultaat ligt dus vast (zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie), de weg ernaar toe (de voorziening) is nader te bepalen op grond van het beleid dat de gemeente voert. <cursief>Probleemgericht oplossen.</cursief>Bij het vaststellen welke voorzieningen adequaat zijn om zo gewoon mogelijk mee te doen, houdt de gemeente rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Daarnaast wordt rekening gehouden met de financiële mogelijkheden die iemand heeft om zelf in maatregelen te voorzien.Gemeenten moeten burgers met een beperking in staat stellen om:a.een huishouden te voeren;b.zich te verplaatsen in en om de woning;c.zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;d.medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.<cursief>Doelgroep: iedereen </cursief>Bijzondere doelgroepen van de Wmo zijn mensen met een ondersteuningsbehoefte, zoals mensen met een verstandelijke, lichamelijke of psychische beperking of bijvoorbeeld ouderen; maar als het gaat om meedoen mogelijk maken voor iedereen, dan is in feite de hele samenleving aan zet; hetzij om zelf mee te doen, hetzij om meedoen voor anderen mogelijk te maken.<cursief>Civil Society </cursief>Hoewel de term civil society niet in de wet zelf wordt genoemd, wordt deze terminologie wel in de toelichting veelvuldig gebruikt als “hart��? van de Wmo. Vandaar dat wij deze term ook blijven gebruiken, hoewel het geen Nederlands is. Wat verstaan we dan onder civil society? De civil society wordt gevormd door alle burgers van de gemeente Sint Anthonis. En demaatschappelijke organisaties (kerken, organisaties) waarin zij deelnemen. Met de civil society hebben wij een samenleving voor ogen die sociale samenhang stimuleert. Dit uit zich onder andere in betrokkenheid bij de buurt(bewoners), vrijwilligerswerk en mantelzorg.<cursief>Lokaal maatwerk en ….. </cursief>De Wmo geeft gemeenten beleidsvrijheid om in overleg met cliëntgroepen, burgers en maatschappelijke organisaties invulling te geven aan de wet, aangepast aan de plaatselijke behoeften en mogelijkheden. Burgerparticipatie is derhalve een elementair onderdeel van de Wmo.…. <cursief>in breed overleg tot stand gebracht</cursief>De Wmo vraagt van gemeenten dat in overleg met doelgroepen en de samenleving beleid wordt gemaakt. Dit wordt vastgelegd in het vierjarige beleidskader. Ook in de uitvoeringsfase zal in overleg met direct betrokkenen en geïnteresseerden worden gewerkt aan de beoogde doelstellingen. Wettelijk is voorgeschreven dat jaarlijks een klanttevredenheidsonderzoek plaatsvindt.<cursief>Negen prestatievelden</cursief>De Wmo kent een onderverdeling in negen prestatievelden waarop door de gemeente beleid gemaakt dient te worden. Hoe we hier in de gemeente Sint Anthonis mee om kunnen gaan wordt beschreven in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 3 Visie gemeente Sint Anthonis over de Wmo

<vet>3.1 Eerste visie en uitgangspunten</vet>Voordat de gemeente Sint Anthonis aan de slag kan met de beleidsvorming op het gebied van het brede terrein van de Wmo, moet eerst duidelijk zijn wat de gemeente met de Wmo voor ogen heeft en wat naar haar mening de rolverdeling van de te onderscheiden partijen binnen het speelveld zou moeten zijn.De gemeente Sint Anthonis heeft in het verleden op een tweetal momenten weergegeven wat de eerste uitgangspunten over de Wmo zijn. Allereerst is in 2006 het Raadsprogramma 2006-2010 vastgesteld.Raadsprogramma 2006-2010:1.Er moet een samenhangend beleid gerealiseerd komen, waar alle belangen-groeperingen bij betrokken worden. Voorlopig zoveel mogelijk uitgaan van de bestaande situatie om zo geleidelijk tot veranderingen te komen die passen bij onze lokale situatie.2.Er moet ruimhartig maar reëel omgegaan worden met de beschikbare middelen.3.Gehandicapten moeten zonder angst voor gevolgen wat betreft zorg- en dienstverlening een klacht kunnen indienen.4.Het zorgdragen voor het begeleiden, het coachen en het op weg helpen van inwoners, die te maken hebben met psychosociale problemen en daardoor moeite hebben om als persoon goed te functioneren.5.Het opheffen of verminderen van aantoonbare beperkingen die gehandicapten ondervinden bij het normale gebruik van de woning, het vervoer of het zich in en om de woning verplaatsen.Als tweede werd op 12 december 2005 op basis van de Visienotitie Wmo Land van Cuijk het volgende vastgesteld:1.De Wmo wordt aangepakt vanuit de visie dat maatschappelijke ondersteuning van kwetsbare burgers pas goed tot zijn recht kan komen als er sprake is van een evenwichtig aanbod van individuele en collectieve voorzieningen.2.De ontwikkeling van een samenhangend beleid voor maatschappelijke ondersteuning bouwt voort op eerdere ontwikkelingen rond wonen, welzijn en zorg.3.Aan de klantenvertegenwoordigers wordt in het voorbereidingsproces een belangrijke plaats toebedeeld.4.De toewijzing van zorg zal er op gericht zijn om de ondersteuning terecht te laten komen bij degenen die deze het hardst nodig hebben.5.Burgers zullen via een digitaal loket informatie en advies over maatschappelijke ondersteuning kunnen verkrijgen. Voor die mensen die daar geen toegang toe hebben wordt een lokaal loket gerealiseerd.6.Ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligerswerk verdient prioriteit.<vet>3.2 Van eerste visie naar definitieve visie</vet>Met de vaststelling van Raadsprogramma 2006-2010 en de Visienotitie Wmo Land van Cuijk is een eerste basis gelegd voor voorliggend vierjarig beleidsplan.Het Raadsprogramma richt zich met name op de gehandicapte burger. Dat geldt in mindere mate ook voor de Visienotitie Land van Cuijk. Daar worden rondom de kwetsbare burger standpunten ingenomen.

Zowel Raadsprogramma als Visienotitie richten zich op de rol die de gemeente dient te nemen binnen het speelveld (prestatievelden) van de Wmo. De rol die de burger en maatschappelijke organisaties hebben is nog onderbelicht gebleven. Juist het vaststellen van een rolverdeling tussen gemeente, burgers en maatschappelijke organisaties is een van de belangrijke thema’s in de Wmo. Ook standpunten over leefbaarheid en de lokale samenleving, alsmede doelgroepenbeleid, preventief werken zijn nog niet genoemd. De op basis van het Raadsprogramma 2006-2010 en de Visienotitie Wmo Land van Cuijk uitgesproken eerste visie en uitgangspunten zal daarom een extra dimensie moeten krijgen.Hieronder leest u over visie en uitgangspunten die aan de basis liggen van het Beleidsplan Wmo 2008-2011.<vet>3.3 Visie en uitgangspunten</vet><vet>Een heldere en gepaste rolverdeling.</vet>De hoofdrol ligt bij de samenleving zelf; het startpunt is de eigen verantwoordelijkheid en het zwaartepunt is de civil society. De gemeente vormt in ieder geval een vangnet. Verder draagt de gemeente zorg voor inkoop, verstrekking en toegangsbewaking van voorzieningen en keuzevrijheid voor de cliënt. De rol van de gemeente is:•faciliteren en stimuleren dat de civil society zoveel mogelijk op eigen kracht te werk gaat•.vanuit de overzichtspositie en verantwoordelijkheid voor het algemeen belang, initiatieven stimuleren, samenwerking bevorderen en randvoorwaarden creëren om betrokken partners hun medeverantwoordelijkheid te laten nemen en te laten invullen.•optreden als regisseur, coach, aanjager.<vet>Leefbaarheid en een sterke lokale samenleving</vet>Bij leefbaarheid en een sterke lokale samenleving is het van belang dat er een goede balans is tussen het nemen van verantwoordelijkheid voor jezelf, voor anderen en voor de lokale samenleving als geheel. De gemeente zal de verantwoordelijkheid voor anderen stimuleren in de vorm van mantelzorg, vrijwilligerswerk en bestuurlijke activiteiten op alle terreinen van het maatschappelijk leven, stimuleren en waar nodig faciliteren en ondersteunen. Naast deze sociale component heeft leefbaarheid ook te maken met toegankelijke en betaalbare voorzieningen.De gemeente wil:•dat er goed toegankelijke, aangepaste of aanpasbare woningen beschikbaar zijn;•dat er zorg- en welzijnsvoorzieningen aanwezig zijn;•er een veilige en toegankelijke openbare ruimte is;•dat er voldoende werkgelegenheid is.<vet>Intensieve aandacht voor doelgroepen</vet>De gemeente wil extra aandacht geven aan categorieën burgers die kwetsbaar zijn voor maatschappelijke uitval en sociaal isolement. Zij wil daarbij risicogroepen en beginnende problematiek tijdig signaleren, zodat begeleiding en ondersteuning zo snel mogelijk geboden kan worden. De gemeente zal sterk inzetten op jeugd, omdat kinderen de gezonde leefgewoonten die zij in hun jeugd meekrijgen kunnen meenemen in de rest van hun leven. Op termijn zou dit minder gezondheidsproblemen kunnen betekenen bij volwassen en ouderen.De vergrijzing van Sint Anthonis brengt extra volksgezondheidsproblemen met zich mee. Daarbij komt bovendien dat er daarnaast sprake is van ontgroening. Deze ontwikkelingen zullen een zware druk leggen op de benodigde (professionele) zorg maar ook op de mantelzorg. De gemeente wil met intensieve (preventieve) aandacht voor de doelgroep ouderen beperkingen voorkomen en stimuleren dat zij langer meedoet.<vet>Preventief werken </vet>Voorkomen is beter dan genezen. Zo lang mogelijk en zo gewoon mogelijk mee kunnen blijven doen aan de samenleving is het doel van de Wmo. De gemeente wil door middel van goed preventief beleid duurdere vormen van zorg (bijvoorbeeld intramurale zorg en dure verstrekkingen) voorkomen. Dit preventief beleid is gericht op zowel jong als oud.<vet>Sober en doelmatig</vet>De bezuiniging op de financieel onbeheersbare Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is één van de belangrijkste motieven van het kabinet geweest om de Wmo in te voeren. De financiële verantwoordelijkheid verschuift van rijk naar gemeente. Door de verwachte demografische ontwikkelingen wil de gemeente een sober en doelmatig beleid voeren. Sober om te voorkomen dat bezuinigingen op individuele verstrekkingen of algemene voorzieningen nodig zijn. Doelmatig om met het beschikbare budget zo veel mogelijk voor de burgers te kunnen doen.<vet>Toekomstbestendig</vet>De uitdaging waar we voor staan is niet in één jaar, maar ook niet in de eerste Wmo-beleidsperiode van vier jaar te klaren. Ook als we kijken naar de vergrijzing dan moet het perspectief verder reiken dan de komende vier jaar; de vergrijzing zal de komende decennia gestaag voortgaan. De gemeente wil dat het beleid houdbaar is om het duurzaam voort te kunnen zetten.

Hoofdstuk 4 Wmo programma 2008- 2011

4.1. InleidingIedereen die kennis van de visie neemt, zal beamen dat we de komende jaren voor uitdagingen staan. De samenleving zal er anders uit gaan zien, in het bijzonder door de vergrijzing. Het vierjarig beleidsplan Wmo is te vergelijken met een reisschema en dan wel een reis met een ambitieus en intensief programma. Het programma wordt zo ingevuld dat er aan iedereen gedacht is. De Wmo is er tenslotte voor iedereen en iedereen is er bij betrokken. Dit programma is beschreven in dit hoofdstuk. Een programma kent een startpunt, een eindbestemming en verschillende tussenstations. De gemeente Sint Anthonis gaat voor een programma dat uitnodigt en uitdaagt tot meedoen.4.2. Opzet programma: de 9 prestatievelden in 5 domeinenOm het programma voor iedereen aantrekkelijk te maken is het noodzakelijk dat het programma ook voor iedereen herkenbaar is. Het programma zoals dat is opgenomen in de wettekst is voor burgers moeilijk herkenbaar. De wet kent 9 prestatievelden waar de gemeente beleid op moet maken. Deze 9 prestatievelden zijn:1.Het bevorderen van sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, buurten en wijken.2.Op preventiegerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en ouders met problemen met op voeden.3.Het geven van informatie en advies en cliëntondersteuning.4.Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.5.Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.6.Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer.7.Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder sociale pensions en vrouwen- opvang.8.Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ).9.Het voeren van verslavingsbeleid (ambulante verslavingszorg).De negen prestatievelden zijn om hun politieke relevantie in de Wmo ondergebracht.Het werken met de negen prestatievelden kent echter een aantal nadelen:•De prestatievelden dekken niet het gehele gebied van welzijn en zorg. Preventieve ondersteuning van jeugd en ouders is slechts een onderdeel van het Lokaal jeugdbeleid.•Burgers herkennen zich moeilijk in de prestatievelden. Prestatievelden 3, 5 en 6 worden door burgers gevisualiseerd in het Wmo loket. Het is vanuit het oogpunt van burgers ook logischer om deze prestatievelden te koppelen.•Deze logica geldt ook vanuit de gemeente. De uitvoering van prestatievelden 3, 5 en 6 ligt primair bij het Wmo loket. Ook dit gegeven pleit voor een koppeling van deze drie prestatievelden.•De 9 prestatievelden brengen het gevaar van verkokering met zich mee. De prestatievelden zijn veelal niet los van elkaar te zien. Voor integraal beleid is zicht op de dwarsverbanden tussen de beleidsvelden een must.•Prestatievelden 7, 8 en 9 zijn eigenlijk slechts regionaal op te pakken en hebben gemeen dat het om bijzondere doelgroepen gaat. Ook dit pleit voor een ander verdeling. Om de integraliteit van het Wmo-beleid en de herkenbaarheid beter tot uitdrukking te laten komen is gekozen voor het werken met domeinen in plaats van prestatievelden. Op grond van het voorgaande zijn de volgende domeinen te herkennen: 

 

 

Domein

Omvat PRESTATTIEVELD

1

Samenleven in dorp en buurt

1

2

Opgroeien en opvoeden

2, inclsusief het lokaal jeugdbeleid

3

Mantelzorg en vrijwilligerswerk

4

4

Meedoen mogelijk maken

3, 5 en 6

5

Preventie, zorg en opvang

7, 8 en 9

 

Hoofdstuk 5 Sint Anthonis in beeld

In dit hoofdstuk beschrijven we per domein het profiel van Sint Anthonis op het terrein van welbevinden, gezondheid en factoren die daarmee samenhangen. De gegevens die vermeld worden komen uit de Gezondheidsmonitor van de GGD Hart voor Brabant voor onze gemeente (2007) en een inventarisatie van voorzieningen in onze gemeente (2005 en 2007). In het profiel worden allerlei aspecten beschreven die te maken hebben met welbevinden, gezondheid en factoren die hiermee samenhangen. Zo wordt er ingegaan op sociale contacten, woongenot, leefstijl, opvoeding, mantelzorg, vrijwilligerswerk, preventie, zorg en opvang. Het profiel wordt voorafgegaan door een korte omschrijving van demografische en sociaal-economische kenmerken van de gemeente Sint Anthonis.<vet>5.1 Demografische en sociaal-economische kenmerken. Inwoners </vet>Op 31 december 2007 telde de gemeente Sint Anthonis 11.643 inwoners. Bijna 15% van de bevolking is 65 jaar en ouder. De bevolkingsprognose tot 2015 laat voor onze gemeente een niet noemenswaardige toename van de bevolking zien (1%).<vet>Vergrijzing </vet>Het aantal 65-plussers in de bevolking stijgt in de periode van genoemde periode meer, namelijk met 10% tot ruim 1.900. Ook in de regio neemt het aandeel 65-plussers toe, maar is deze met ruim een derde nog veel groter. Regionaal maar ook in Sint Anthonis is sprake van een dubbele vergrijzing: het aantal 75-plussers neemt forser toe dan het aantal 65-74 jarigen. De vergrijzing gaat gezien de zeer geringe bevolkingstoename samen met een afname van andere leeftijdsgroepen: het aantal personen jonger dan 65 jaar neemt procentueel fors af (ontgroening).<vet>Inkomen en opleiding </vet>Op basis van inkomen, werksituatie en opleiding hanteert het Sociaal Cultureel Planbureau een score voor sociaaleconomische status op het niveau van postcodegebieden. In onze gemeente is de sociaaleconomische status in drie van de acht postcodegebieden laag (Westerbeek) tot midden-laag (Landhorst en Wanroij). In onze gemeente zijn verder relatief minder &amp;lt; 65 jarigen die ten hoogste een lagere school opleiding hebben, van een werkloosheids- of bijstandsuitkering moeten rondkomen en/of vaak grote moeite hebben met rondkomen dan in de regio. Voor 65-plussers valt daarentegen op dat het aandeel dat alleen van een AOW moet rondkomen in Sint Anthonis veel hoger is dan in de regio (39% versus 23%).<vet>5.1 Domein 1: Samen leven in dorp en buurt.</vet><vet>Sociale contacten </vet>Een gebrek aan sociale contacten kan leiden tot eenzaamheid. In Sint Anthonis hebben in vergelijking met de regio minder ouderen niet zoveel contact met mensen in de buurt (3% versus 7%). Bijna de helft van het aantal ouderen is eenzaam in Sint Anthonis. Bijna één op de twaalf ouderen is (zeer) ernstig eenzaam. Personen jonger dan 65 jaar zijn minder eenzaam, maar evengoed is nog één op de drie volwassenen in Sint Anthonis in meer of mindere mate eenzaam. Sint Anthonis steekt daarbij wel wat gunstiger af dan de regio.<vet>Woonomgeving en voorzieningen </vet>De waardering voor de woning en directe woonomgeving is bij volwassenen in Sint Anthonis, net als in de regio, zeer hoog: nagenoeg iedereen geeft hiervoor een voldoende rapportcijfer.Bij de jongeren is het beeld iets ongunstiger: een op de tien geeft de eigen buurt geen voldoende; een op de vijf geeft de gemeente geen voldoende voor de activiteiten voor jongeren in de gemeente. De top drie van voorzieningen die door jongeren gemist worden in de buurt zijn een skatebaan, een buurthuis en pleintjes. Ook ouders van jongere kinderen missen in hun buurt vooral speelmogelijkheden. Aan de 65-plussers in Sint Anthonis is gevraagd aan welke onderwerpen de gemeente aandacht zou moeten besteden om de gemeente leefbaar te houden of te maken. Met stip op nummer één staat hierbij de verkeersveiligheid: dit onderwerp wordt door 40% van de ouderen genoemd. Andere onderwerpen die door ouderen in Sint Anthonis worden genoemd zijn: bereikbaarheid van voorzieningen, aangepaste woningen, sociale veiligheid en adequaat vervoer. Wat door relatief meer ouders in Sint Anthonis dan door ouders in de regio gemist wordt is na- en voorschoolse opvang. Zo mist een op de tien ouders in Sint Anthonis naschoolse opvang tegenover 3% van de ouders in de regio.<vet>Veiligheid </vet>In Sint Anthonis zijn er relatief weinig ouderen die zich onveilig voelen. Evengoed geeft nog een op de vijf aan zich s avonds/’s nacht soms of vaak onveilig te voelen en komt een op de tien liever niet alleen op bepaalde plekken of straten in de wijk. Onder de jongeren en volwassenen in Sint Anthonis is het percentage dat zich onveilig voelt lager dan in de regio. Toch voelt bijna één op de vijf jongeren in Sint Anthonis zich wel eens onveilig.<vet>5.3 Domein 2: Opgroeien en opvoeden </vet><vet>Opvoeden </vet>Dat opvoeden niet altijd meevalt, blijkt uit het feit dat bijna één op de drie ouders in Sint Anthonis met kinderen in de leeftijd van 0 t/m 11 jaar bovengemiddeld veel stress bij de opvoeding ervaart; ruim één op de 10 ervaart zelfs (zeer) veel stress. Bijna de helft van de ouders ervaart soms of vaak problemen bij het opvoeden. De top drie van terreinen waarop deze problemen betrekking hebben zijn: luisteren/gehoorzamen, houden aan of stellen van grenzen/regels en ontwikkeling en gezondheid. Eén op de acht van alle ouders in Sint Anthonis heeft professionele hulp of advies gevraagd voor de opvoedproblemen. Algemeen gezien geven de meeste ouders aan dat ze eventueel advies/ondersteuning nu of in de toekomst bij voorkeur via internet wensen te krijgen of via een centraal punt voor advies en informatie.<vet>Opgroeien</vet>Ruim de helft van de jongeren in Sint Anthonis heeft problemen die regelmatig spelen, één op de twaalf jongeren heeft één of meer problemen waar hij/zij dag en nacht mee bezig is. Problemen die door ruim een kwart van de jongeren genoemd worden zijn: keuzes die gemaakt moeten worden en schoolprestaties. Eén op de zeven jongeren spijbelt wel eens. De meeste jongeren hebben overigens een goede relatie met hun ouders. Ruim een derde van jongeren in Sint Anthonis in het jaar voorafgaand aan het onderzoek hulp gezocht bij een professionele hulpverlener. Dit betreft dan vooral de leerlingbegeleider/ mentor op school en de huisarts.<vet>5.4 Domein 3: Mantelzorg en vrijwilligerswerk </vet><vet>Mantelzorg </vet>Ruwweg een op de tien van alle volwassenen van 19 t/m 64 jaar in Sint Anthonis leveren mantelzorg. Vrouwen geven aanzienlijk vaker mantelzorg dan mannen. Bij mantelzorg gaat het met name om gezelschap/troost/afleiding, begeleiding en/of vervoer, hulp in de huishouding en het regelen van geldzaken/administratie. Bijna alle volwassenen in Sint Anthonis die momenteel mantelzorg geven, geven deze zorg al langer dan 3 maanden. Ruim de helft van de mantelzorgers voelt zich belast, bijna één op de tien voelt zich tamelijk zwaar belast tot overbelast. Het overgrote deel van de mantelzorgers heeft geen behoefte aan (extra) hulp. Slechts enkelen maken gebruik van het Steunpunt Mantelzorg. Een kwart van de volwassenen in Sint Anthonis geeft aan wel bekend te zijn met het Steunpunt Mantelzorg (dit is veel hoger dan in de regio). Mantelzorg ontvangen hangt sterk samen met de leeftijd: 2% van de bevolking van 19 t/m 64 jaar in Sint Anthonis heeft het jaar voorafgaand aan het onderzoek mantelzorg ontvangen, tegenover 23% van de 65-plussers.<vet>Vrijwilligerswerk </vet>

In Sint Anthonis wordt veel meer aan vrijwilligerswerk gedaan dan regionaal: een op de drie &amp;lt; 65 jarigen verricht vrijwilligerswerk tegenover een op de vier in de regio. Ruim een derde van het aantal vrijwilligers doet dit werk voor minimaal 2 uur per week. Van de jongeren doet een op de tien vrijwilligerswerk. Over de vrijwillige inzet van ouderen zijn geen gegevens beschikbaar.<vet>5.5 Domein 4: Meedoen mogelijk maken</vet><vet>Psychische en lichamelijke gezondheid </vet>Zowel voor wat betreft lichamelijke als op psychische gezondheid scoren de 65-plussers in Sint Anthonis iets gunstiger dan de 65-plussers in de regio. Evengoed heeft nog tweederde van de ouderen in Sint Anthonis minimaal één chronische aandoening die vastgesteld is door een arts. Onder de personen jonger dan 65 jaar is dit een op de drie. Het percentage mensen dat zich beperkt voelt door de lichamelijke gezondheid bedraagt voor de volwassenen een op de vijf en voor de ouderen een op de vier. Het aantal mensen dat zich psychisch niet wel bevindt is in onze gemeente één op de negen. Onder de volwassenen in de regio is dit aandeel hoger, namelijk respectievelijk ruim één op de zeven onder de 19- t/m 64-jarigen en één op de vijf onder de 65-plussers. Een op de twintig volwassenen heeft in 2007 contact gehad met een GGZ-instelling.<vet>Kwetsbaarheid ouderen </vet>Soms wordt de totale groep 65-plussers als (potentieel) kwetsbaar gezien. Deze groep telde in Sint Anthonis op 1 januari 2007 1.874 personen. Ouderen worden echter steeds gezonder en zijn steeds vaker welvarend, vitaal en onafhankelijk. Lang niet alle ouderen zijn dus kwetsbaar. In Sint Anthonis beschouwt één op de vijf ouderen zichzelf als kwetsbaar. Bedacht moet echter worden dat de draagkracht (en daarmee ook kwetsbaarheid) alleen gebaseerd is op lichamelijk functioneren. Ook psychische beperkingen, zoals dementie en depressie, zorgen voor een verhoogde draaglast en dus kwetsbaarheid.<vet>Activiteiten door ouderen </vet>Ouderen uit Sint Anthonis bezoeken veel vaker een vereniging, club of lezing en gaan ook vaker naar de kerk dan ouderen in de regio. Ook hebben meer ouderen in Sint Anthonis minimaal eens per week contact met de buren en met vrienden/kennissen in de buurt. De behoefte aan recreatieve/culturele activiteiten voor ouderen is onder de ouderen in Sint Anthonis het grootst: 41% maakt reeds gebruik van activiteiten (tegenover slechts 20% in de regio), 4% zou hier gebruik van willen maken. Op nummer twee staat de behoefte aan sport- en bewegingsactiviteiten voor ouderen. Ruim één op de zeven ouderen heeft behoefte aan vervoer naar voorzieningen.<vet>Professionele hulp aan ouderen</vet>Eén op de vijf ouderen ontvangt professionele zorg, dat wil zeggen betaalde, professionele hulp bij het huishouden, persoonlijke verzorging, verpleging, dagopvang/-verzorging en/of dagbehandeling, of een combinatie daar van. Dit is dus exclusief de bijklussende interieurverzorger of kinderen die bijspringen bij hun ouders (gebruikelijke zorg). Tien procent van de ouderen ontvangt enkelvoudige professionele huishoudelijke verzorging, dat wil zeggen hulp bij het huishouden zonder enige andere vorm van professionele hulp. Het grootste deel van de ouderen die professionele zorg ontvangen ontvangt deze zorg van thuiszorgorganisaties. Een op de tien ouderen in Sint Anthonis wil meer hulp bij de huishoudelijke en/of persoonlijke verzorging en/of verpleging. Een kwart van deze mensen wenst deze hulp vanuit het professionele circuit te ontvangen. Dit is opvallend, want in de regio wil ruim de helft van de ouderen die meer hulp wensen deze hulp ontvangen van een professional. In Sint Anthonis zoekt men in eerste instantie dus liever hulp in het persoonlijke netwerk.<vet>Welzijnsvoorzieningen voor ouderen </vet>Welzijnsvoorzieningen voor ouderen ondersteunen ouderen (meestal nog zelfstandig wonend) met als oogmerk maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid. In 2004 is vastgesteld dat het percentage ouderen in Sint Anthonis dat gebruik maakt van minimaal één welzijnsvoorziening met 61% veel hoger dan in de regio waar dit percentage 41% bedraagt. De top drie van welzijnsvoorzieningen waarvoor de totale behoefte het grootst is, is als volgt: recreatieve/culturele activiteiten, sport- /bewegingsactiviteiten en hulp bij administratie/financiën. De twee belangrijkste redenen waarom ouderen een voorziening die ze zouden willen gebruiken toch (nog) niet gebruiken is dat ze niet weten waar ze deze voorziening(en) aan moeten vragen en/of dat ze überhaupt niet op de hoogte zijn van het bestaan van deze voorziening(en)<vet>Behoefte aan woon- zorg- en welzijnsvoorzieningen </vet>Als gevolg van de vergrijzing zal de behoefte aan woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen in 2015 met circa 10-15% zijn gestegen ten opzichte van 2004. Voor wat betreft bijvoorbeeld de behoefte aan mantelzorg staat deze stijging op gespannen voet met de vrijwel gelijkblijvende omvang van de groep 30-t/m 64-jarigen, de groep die op dit moment veruit het grootste deel van de mantelzorg voor haar rekening neemt.<vet>5.6 Domein 5: Preventie, zorg en opvang </vet><vet>Gezondheid jongeren</vet>Veel kinderen ervaren problemen op school: zo heeft (volgens de ouders) maar liefst een vijfde concentratieproblemen. Bij een op de vijf jongeren is mogelijk sprake van psychosociale problematiek. Eveneens één op de vijf jongeren heeft één of meer ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt waar hij/zij nu (nog) problemen mee heeft.<vet>Verslaving </vet>Iemand die gebruik maakt van genotmiddelen, zoals alcohol, tabak of drugs, is niet per definitie verslaafd. Verslaving is het problematisch gebruik van een middel waarbij sprake is van afhankelijkheid. Er zijn alleen cijfers bekend over het gebruik van middelen, maar niet over een eventuele verslaving. In Sint Anthonis wordt beduidend minder gerookt dan in de regio. Bijna een op de vijf volwassenen in Sint Anthonis rookt (regio 29%). Van de jongeren in Sint Anthonis rookt 4% dagelijks sigaretten. In de regio is dit percentage twee keer zo hoog. In tegenstelling tot het rookgedrag wijkt het gebruik van alcohol in Sint Anthonis niet in gunstige zin af van de regio. Het drinken begint al bij de jongste jeugd: één op de zes 8 t/m 11 jarigen heeft (volgens de ouders) wel eens alcohol gedronken. Dit alcoholgebruik kan zowel om een enkel glas gaan als om meerdere glazen. Bijna 60% van de jongeren in Sint Anthonis drinkt wel eens alcohol. Het drankgebruik neemt toe met de leeftijd. Ruim twee op de drie ouders vindt het goed dat hun kind alcohol drinkt.  Het percentage volwassenen dat overmatig alcohol drinkt in Sint Anthonis bedraagt 12%. Onder overmatig drinken wordt verstaan: mannen meer dan 21 glazen per week en vrouwen meer dan 14 glazen per week. In Sint Anthonis gebruikt 6% procent van de jongeren en 1% van de volwassenen hasj, cannabis of wiet. Het gebruik onder volwassenen is daarmee lager dan in de regio waar 3% van de volwassen softdrugs gebruikt. Gebruik van drugs als XTC, cocaïne en heroïne komt slechts in zeer geringe mate voor.

Hoofdstuk 6 Domein 1: Samen leven in dorp en buurt

<vet>6.1 Relatie tussen dit domein en de Wmo</vet>Sociale samenhang en leefbaarheid vormen het onderwerp van prestatieveld 1: het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, buurten en wijken. Maar we zien nadrukkelijk ook de gebouwde omgeving (woningen, eventueel aangepaste woningen, de inrichting van de woonomgeving en bij nieuwbouw levensloopbestendige woningen) en de bereikbaarheid en een zekere nabijheid van voorzieningen (bijv. speelruimte) als randvoorwaarden om goed samen te kunnen leven in dorp of buurt. Daarom trekken we dit domein breder dan prestatieveld 1. Dit domein is van belang in het kader van het grotere beroep dat met de Wmo gedaan wordt op de eigen kracht van burgers en de medeverantwoordelijkheid voor je directe omgeving. Ook voor de gemeente Sint Anthonis geldt dat een goed welzijnsgevoel een randvoorwaarde is voor actief burgerschap. Wanneer mensen voor elkaar en hun omgeving zorgen, hoeven zij minder snel een beroep te doen op de ondersteuning en zorg die wordt geboden door professionele organisaties. Goed samen leven in dorp en buurt ontstaat zeker niet alleen als gevolg van inzet van professionele organisaties, maar vooral door de inzet van bewoners zelf. Bevorderen van sociale samenhang heeft de meeste kans van slagen op het kleinschalige niveau van dorpen en buurtschappen. In de gemeente is dan ook al sprake van goed ontwikkelde sociale structuren. Gezien de diversiteit van de afzonderlijke kernen is dit geen overbodige luxe. <vet>6.2 Bestaand beleid</vet>In de gemeente Sint Anthonis is er binnen dit domein weinig beleid dat specifiek als zodanig is vastgelegd. Er is eerder sprake van een werkwijze die reeds recht doet aan het bovenstaande. Dit is dan echter niet in alle gevallen in beleidsnotities vastgelegd. Er is een subsidiebeleid, een accommodatiebeleid en een beleid ten aanzien van dorpsraden. Daarnaast zijn er beleidsstukken die het onderwerp in brede zin raken. Denk hierbij aan jeugdbeleid en ouderenbeleid.Specifiek beleid bestaat er wel ten aanzien van het inrichten van jongerenontmoetings-plaatsen. Deze liggen vast in de notitie “Jong in de buurt��?. In een structureel overleg tussen gemeente, jeugdagent van politie en jongerenwerk worden zaken besproken over jongeren in de openbare ruimte. Ook staan hierin randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan indien het team “jong in de buurt��? het college adviseert over een op te richten jongerenontmoetingsplaats. Verder kent de gemeente Sint Anthonis een jongerenont-moetingscentrum geheten ‘de Link’ dat een vrij toegankelijk inloopcentrum is voor alle jongeren uit de gemeente. De gemeenteraad heeft verder in 2006 een nieuw subsidiebeleid vastgesteld. Na een evaluatie in december 2007 heeft dit subsidiebeleid nog enkele aanpassingen c.q. verbeteringen ondergaan en is per 1 januari 2008 definitief geworden. Dit nieuwe subsidiebeleid is duidelijk een breuk met het verleden. Subsidie is niet langer een bijdrage aan een sluitende begroting van de ontvanger; subsidie wordt voortaan als instrument gebruikt om instellingen te stimuleren om voor de gemeenschap van belang zijnde activiteiten te organiseren. Voor de diverse subsidiedeelverordeningen is vanaf 2008 jaarlijks ruim € 183.000,-- beschikbaar. Voor het overige staan de organisaties en instellingen waar de Gemeente Sint Anthonis een subsidierelatie heeft met name genoemd in de gemeentebegroting. <vet>6.3 Nieuw beleid</vet><vet>6.3.1 Kernenbeleid</vet>De zeven dorpen van de gemeente kennen ieder een dorpsraad. Deze dorpsraden vertegenwoordigen de inwoners uit het betreffende dorp richting gemeente, maar fungeren ook binnen het dorp voor zaken die alleen die gemeenschap betreffen. Vaak gaat het hierbij om leefbaarheid. De inwoners worden uitgenodigd via een persoonlijke uitnodiging of door middel van een algemene oproep in een plaatselijke krant. In het algemeen geldt dat eenmaal per jaar de jaarvergadering van een dorpsraad in een van de zeven kernen wordt bijgewoond door het college dan wel door een afvaardiging daarvan. Om ervoor te zorgen dat de dorpsraden onderling vergelijkbaar zijn en op vergelijkbare wijze hun activiteiten verrichten, is het belangrijk dat gemeente en dorpsraden gezamenlijk werken aan een kernenbeleidsnota. Het kernenbeleid verschaft duidelijkheid over de wijze waarop de gemeente omgaat met de kernen en kan bestaan uit de volgende twee doelstellingen: •Het behouden van de bestaande korte lijnen in de relatie tussen burger en bestuur. Door deze korte communicatielijnen met de burgers kan een beter draagvlak worden gecreëerd voor het gemeentelijk beleid binnen het dorp.•De leefbaarheid en vitaliteit van de kernen in de gemeente Sint Anthonis in stand houden en verbeteren. De kernen in Sint Anthonis hebben allemaal een eigen identiteit, meestal gekenmerkt door een rijk verenigingsleven en grote sociale betrokkenheid. Zowel de gemeente als de burgers willen dit graag in stand houden.Ten eerste dient er hiervoor gebruik te worden gemaakt van het Dorpsontwikkelplan (DOP) zoals dat in 2006 is opgeleverd. Hierna zijn door de dorpsraden zelf per dorpskern, in overleg met de gemeente, leefbaarheidsagenda’s opgesteld. In een leefbaarheidsagenda wordt het thema benoemd, de probleemstelling, de taakstelling, de uitwerking (in actie en plan), de taakverdeling en daaraan gebonden een tijdspad of –planning. Van belang is deze leefbaarheidsagenda’s actueel te houden.<vet>6.3.2 Accommodatiebeleid</vet>De gemeente Sint Anthonis is in bijzondere mate voorwaardenscheppend op het gebied van sport- en welzijnsaccommodaties. Er wordt gezorgd voor de volledige instandhouding, en in sommige gevallen de totstandkoming, van adequate accommodaties voor vrijwel alle sport- en welzijnsactiviteiten voor de burgers van de gemeente Sint Anthonis. Dit komt onder andere tot uiting in het streven om in elke kern een gemeenschapshuis te realiseren. In onze gemeente hebben we dan ook de afgelopen jaren een goed accommodatiebeleid gevoerd. Het is niet de bedoeling het ambitieniveau op dit terrein te wijzigen. Wel valt te constateren dat de relatie tussen de gemeente en de gebruikers van de accommodaties aan een herijking toe is. Als gevolg van onder andere stijgende kosten is een heroverweging van de verantwoordelijkheid welke de gemeente en de gebruikers ieder voor zich nemen aan de orde.<vet>6.4 Betrokken partijen</vet>Omdat het leefbaarheidbeleid betrekking heeft op de gehele bevolking van de gemeente Sint Anthonis, is het belangrijk dat het beleid en de uitvoering zo breed mogelijk gedragen wordt. Er zal daarom zo veel mogelijk overleg gepleegd worden met de betrokken doelgroepen, organisaties en de Wmo-adviesraad.<vet>6.5 Planning</vet>Zie actieschema (bijlage).<vet>6.6 Waar komen we uit</vet>In 2011 mag de gemeente Sint Anthonis tevreden zijn als:•Duidelijk is bij de accommodaties welke taken bij de gemeente blijven en welke taken tot de verantwoordelijkheid van de gebruikers gerekend worden.•De stand van zaken van de leefbaarheidagenda’s periodiek door de gemeente en dorpsraden gezamenlijk wordt geëvalueerd (afvoeren en aanvoeren van agendapunten) en dus deel uitmaakt van de interactieve beleidsvoering.

Hoofdstuk 7 Domein 2: Opgroeien en opvoeden

<vet>7.1 Relatie tussen dit domein en de Wmo</vet>Prestatieveld 2 gaat over preventieve ondersteuning van jeugdigen die problemen hebben met opgroeien, en van ouders die problemen hebben met opvoeden. De ondersteuning is vooral gericht op jeugd met enerzijds een verhoogd risico op bijvoorbeeld een ontwikkelingsachterstand, schooluitval of criminaliteit, maar voor wie anderzijds zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden. Het prestatieveld is een aanvulling op andere wetgeving, zoals de Wet op de jeugdzorg, de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv), de Leerplichtwet. In de Wet op de jeugdzorg is bepaald dat de provincies verantwoordelijk zijn voor ondersteuning bij ernstige opgroei- en opvoedproblemen. De provinciale Bureaus Jeugdzorg spelen hierbij een belangrijke rol. De gemeenten zijn in het kader van preventief jeugdbeleid verantwoordelijk voor ondersteuning bij lichte problemen. Dit is onder meer geregeld in de Wcpv. Om een goede afstemming en ondersteuning tussen provincie en gemeenten te realiseren, zijn door het Bestuurlijk Overleg in 2004 vijf functies vastgesteld die de gemeenten bij preventief jeugdbeleid tenminste moeten vervullen. Het gaat om de functies Informatie en advies, signalering, toeleiding, licht pedagogische hulp, en coördinatie van zorg. De verantwoordelijkheid van gemeenten om deze functies te vervullen is vastgelegd in de Wmo.<vet>7.2 Bestaand beleid </vet>Het gemeentelijk jeugdbeleid is vastgelegd in de Nota Jeugdbeleid van 2003 en de evaluatie en doorstart van 2006. In deze nota’s is als doelstelling geformuleerd: het stimuleren dat gunstige omstandigheden voor het ontwikkelings- en opgroeiproces van jeugdigen in stand blijven en worden bevorderd door middel van het zorgdragen voor een samenhangend netwerk van maatregelen en voorzieningen op alle daarvoor in aanmerking komende beleidsterreinen waaronder dat van huisvesting, onderwijs en arbeid, zorg en welzijn. In de nota wordt een aantal beleidsuitgangspunten gehanteerd. De belangrijkste zijn dat het lokaal jeugdbeleid moet worden gezien als een continu en planmatig proces van ontwikkeling, vaststelling, uitvoering, evaluatie en bijstelling van een samenstel aan maatregelen. De Nota Jeugdbeleid vermeldt aanbevelingen die soms al (gedeeltelijk) gerealiseerd zijn zoals een coördinatiefunctie voor de gefuseerde peuterspeelzalen en visieontwikkeling brede school. Daarnaast streven we er naar om projecten op het terrein van het jeugdbeleid een plaats te geven in het reguliere jeugdbeleid. Een integrale aanpak blijft het uitgangspunt. Structurele aandacht moet er overigens ook zijn voor waarden en normen, vrijetijdsvoorzieningen, jongeren in de openbare ruimte, vrijwilligers, jeugdparticipatie, alcoholpreventie en natuurlijk zorg voor jeugd.<vet>7.3 Nieuw beleid </vet><vet>7.3.1 Centrum voor Jeugd en Gezin</vet>Met de meeste gezinnen in Nederland (jeugdigen en hun ouders) gaat het goed. Over het algemeen groeien kinderen op zonder al te grote problemen. Er zijn goede basisvoorzieningen aanwezig die de ontwikkeling van de jeugd volgen en stimuleren. Tevens bieden zij ouders ondersteuning, hebben zij een signaalfunctie om opvoed- en opgroeiproblemen tijdig te kunnen onderkennen en waar nodig bij te springen. Toch blijkt er in de hulpverlening nog jeugd tussen wal en schip te vallen. Er zou meer gedaan kunnen worden om problemen in een vroegtijdig stadium te signaleren. Daarnaast biedt de samenwerking tussen de diverse voorzieningen nog mogelijkheden tot verbetering. Dit alles is reden voor het vorige en het huidige kabinet om tijdens deze kabinetsperiode te komen tot een landelijke dekking van Centra voor Jeugd en Gezin: vanaf 2011 moet in iedere Nederlandse gemeente minimaal één Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) zijn. Deze centra moeten voor ouders, kinderen en jongeren een herkenbaar en laagdrempelig punt zijn voor opgroei- en opvoedvragen, voor passende en adequate hulp. Daarnaast wordt de hulp vanuit het CJG gecoördineerd. De centra moeten zo opgezet worden dat ze er zijn voor alle ouders en jeugdigen, dus niet alleen voor probleemgezinnen. De uitstraling moet zijn: opvoeden en opgroeien is leuk, maar soms ook lastig. Daarnaast moeten de centra een centraal punt zijn voor professionals voor vroegtijdige signalering. In het CJG komen diverse instanties en functies samen. Het is zeker niet de bedoeling dat de centra een nieuwe bureaucratische laag gaan vormen, zij moeten wel degelijk een meerwaarde hebben voor bestaande voorzieningen. Over de wijze waarop de gemeenten in het Land van Cuijk het CJG op willen zetten bestaan al vergevorderde ideeën. In het rapport “sluitende jeugdketen��? worden de eerste contouren voor een CJG aangegeven. Ook hierbij staat vergroten van samenwerking en afstemming tussen voorzieningen centraal en worden taken en verantwoordelijkheden van betrokkenen helder vastgelegd. Een aantal zaken wordt in de praktijk al uitgevoerd, zoals de aansluiting tussen vindplaatsen en hulpvoorzieningen, maar dienen verder doorontwikkeld en vastgelegd. Andere zaken zijn in ontwikkeling, zoals 1-loket voor jeugdigen, ouders en derden en de implementatie van het signaleringssysteem “Zorg voor Jeugd��?.  Tijdens het traject sluitende jeugdketen is een structuur voor de jeugdketen in de gemeenten in de regio Land van Cuijk ontwikkeld. In de notitie ‘Een sluitende jeugdketen’ wordt de structuur van de jeugdketen, de aansluiting tussen voorzieningen en functies en de verdelingen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen betrokken voorzieningen en gemeente beschreven. De sluitende jeugdketen richt zich op de invulling van de 5 gemeentelijke functies, opgenomen binnen de Wmo als prestatieveld 2 en in dit beleidsplan als Domein 2. Kort wordt hieronder de structuur weergegeven, waarbij tegelijkertijd wordt aangegeven welke zaken nog nader ingevuld of ontwikkeld dienen te worden.<cursief>Functie informatie en advies</cursief>Het samenbrengen van de informatie- en adviesfunctie van alle betrokken organisaties in één herkenbaar loket voor opvoed- en opgroeivragen vergroot de toegankelijkheid en daarmee het bereik. Het gezamenlijke loket voor opvoed- en opgroeivragen wordt bemenst door de verschillende organisaties met een aanbod op dit terrein. In feite brengen de betrokken organisaties (een deel van) hun publieksfunctie bij elkaar op één locatie. Binnen het loket wordt informatie verstrekt en bestaat de mogelijkheid een deskundige te consulteren. Indien nodig wordt de hulpvrager doorgeleid naar de voorziening met het best op de vraag toegespitste aanbod.<cursief>Functie signalering </cursief>In het kader van de sluitende keten hebben de vindplaatsen een belangrijke taak op het terrein van signalering van opvoed- en opgroeiproblematiek. Zij krijgen de verantwoordelijkheid om:•opvoed- en opgroeiproblematiek te bij jeugdigen en ouders te signaleren;•de functie signalering in de eigen organisatie in te bedden (interne zorgstructuur);•het gesignaleerde bespreekbaar te maken met ouderen en/of betrokken jeugdige;•indien nodig de signalen door te geleiden naar voorzieningen voor licht pedagogische hulp.<cursief>Functie toeleiding naar gemeentelijk hulpaanbod </cursief>Op iedere vindplaats wordt een ‘zorgadviesoverleg’ opgezet, waaraan wordt deelgenomen door de vindplaats zelf en tenminste één hier direct aan gekoppelde professionele organisatie voor licht pedagogische hulp. Dit zorgadviesoverleg heeft als functie om te komen vanuit een signaal tot een op de vraag afgestemd hulpaanbod. Binnen het zorgadviesoverleg wordt gewerkt op basis van een taakverdeling tussen vindplaatsen en organisaties die hulp aanbieden. De wijze waarop het zorgadviesoverleg wordt ingevuld wordt vastgelegd in afspraken met de gemeente. Voorwaarden: hulpvoorzieningen zorgen voor een vaste contactpersoon; in eerste instantie wordt uitgegaan van structureel contact. Afhankelijk van de soort vindplaats en het aantal bij de vindplaats aangesloten locaties vindt het zorgadviesoverleg wekelijks, tweewekelijks, maandelijks of tweemaandelijks plaats.<cursief>Functie licht pedagogische hulp </cursief>De taken van de voorzieningen voor lichtpedagogische hulp zijn: bieden van een aanspreekpunt voor vindplaatsen; bieden van hulp aan jeugdigen en ouders/verzorgers (door inzetten van eigen aanbod, afstemming van aanbod met andere voorzieningen en zorgen voor overdracht naar andere hulpvoorziening) Wanneer een hulpvrager bij een lokale hulpvoorziening aanklopt terwijl deze niet het passende aanbod kan leveren verwijst de voorziening door naar een andere lokale hulpvoorziening of naar Bureau Jeugdzorg. De hulpvoorziening blijft verantwoordelijk voor de cliënt tot definitieve overdracht heeft plaatsgevonden. De lokale voorzieningen voor licht pedagogische hulp en BJZ hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop zij elkaar inschakelen, vastgelegd in convenant ‘naar een optimale keten in opvoedingsondersteuning’. De afspraken binnen dit convenant passen binnen de ambitie van de gemeente om te komen tot een sluitende jeugdketen en de wijze waarop zij dit willen vormgeven.<cursief>Functie Coördinatie van zorg (onder andere het systeem Zorg voor Jeugd)</cursief>Conform het plan sluitende jeugdketen gaan de gemeenten over tot invoering van het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd. Dit signaleringssysteem regelt de samenwerking tussen voorzieningen indien meerdere organisaties betrokken zijn bij eenzelfde cliënt. Tevens wordt hierbij op basis van beslisregels een zgn. “ketencoördinator��? aangewezen. Deze verzorgt de casuscoördinatie op uitvoeringsniveau. De gemeenten hebben besloten “Zorg voor Jeugd��? in breed regionaal verband in te zetten. Wanneer in een later stadium besloten wordt tot invoering van de methodiek gezinscoaching wordt minimaal op de schaal regio Land van Cuijk geopereerd.<vet>7.4 Betrokken partijen</vet>Binnen het traject ontwikkeling Centrum Jeugd en Gezin wordt samengewerkt met voorzieningen. De kernpartners, Thuiszorg, GGD, RMC, MEE en Bureau Jeugdzorg worden dan ook direct bij het proces betrokken.<vet>7.5 Planning</vet>Zie actieschema (bijlage).<vet>7.6 Waar komen we uit </vet>In 2011 mag de gemeente Sint Anthonis tevreden zijn als:•Er sprake is van een functionerend Centrum voor Jeugd en Gezin.

Hoofdstuk 8 Domein 3: Mantelzorg en vrijwilligerswerk

<vet>8.1 Relatie tussen dit domein en de Wmo</vet>Mantelzorg en vrijwilligerswerk worden in de Wmo als prestatieveld in een adem genoemd. Het grote verschil tussen mantelzorg en vrijwilligerswerk in de zorg en ondersteuning is dat vrijwilligers zelf hiervoor kiezen op basis van eigen overwegingen en verwachtingen. Ze werken doorgaans voor vreemden. Mantelzorgers werken binnen de eigen familie of kiezen niet of maar ten dele voor het werk. Daarnaast omvat vrijwilligerswerk ook volop elementen die niet aan zorg gerelateerd zijn, maar alles te maken hebben met leefbaarheid, participatie en de inrichting van een samenleving. Mantelzorg en vrijwilligerswerk, in het bijzonder in zorg en welzijn, zijn twee belangrijke pijlers waar de Wmo op rust. Het gaat immers om de zorg en inzet voor naasten. Mantelzorg staat voor een aantal waarden in deze samenleving: medemenselijkheid, solidariteit met minder gezonde familieleden en buren, mensen die verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf en voor hun omgeving. Mantelzorgers zijn vaak niet herkenbaar en willen ook niet altijd het stempel van mantelzorg opgedrukt krijgen: “Je doet het gewoon, dat is toch heel normaal��?. Mantelzorg kent echter ook een aantal specifieke problemen. De mantelzorger is vaak aan huis en aan de zorgvrager gebonden, het onderhouden van sociale contacten kan moeizaam verlopen en soms is even snel een boodschap doen problematisch. Ook de combinatie met arbeid kan voor problemen zorgen. De gemeenten staan voor de taak de mantelzorg op een passende wijze te ondersteunen, of in ieder geval deze ondersteuning te faciliteren. Ook vrijwilligers zijn onmisbaar in de civil society; zij worden ook wel het cement van de samenleving genoemd. In de gemeente Sint Anthonis zijn veel vrijwilligers actief. In de sport of bij dorpshuizen, vanuit de kerken of bij bijvoorbeeld vrouwenorganisaties. Vrijwilligerswerk is bij uitstek het middel voor burgers om verantwoordelijkheid te nemen en niet alles van een ander of de overheid te verwachten. Met vrijwilligerswerk consumeert de burger niet alleen van publieke diensten, maar levert ook actief een bijdrage. Op die manier geeft hij niet alleen vorm aan z’n eigen ‘meedoen’ vorm, maar ook aan het ‘meedoen’ van kwetsbare groepen. En ‘meedoen’ is immers de doelstelling van de Wmo. Bij vrijwilligerswerk ligt het accent meer op ‘verrijking’ van de eigen persoon, op het zich nuttig willen maken, op een activiteit die vaak meer in een georganiseerd verband plaatsvindt, op activiteiten die je in principe van de ene op de andere dag kunt beëindigen als je dat wilt. Vrijwilligerswerk wordt gedaan na een bewuste, vrije keuze. Bij mantelzorg is er veel minder sprake van een vrije keuze. Mantelzorg overkomt je en je kunt je er normaal gesproken niet of nauwelijks aan onttrekken. De mantelzorger handelt vanuit een zekere druk en plichtsgevoel ten opzichte van de degene die zorg nodig heeft. Mantelzorg gaat daarom alleen over zorg, vrijwilligerswerk strekt zich uit over een veel breder terrein. Ondanks de nauwe relatie tussen mantelzorg en vrijwilligers in zorg, welzijn dienstverlening is de notitie “Krachtdadig ondersteunen��? specifiek gericht op het domein van de mantelzorg. De mantelzorg verdient het om afzonderlijk belicht te worden vanwege de gevolgen van de invoering van de Wmo op 1 januari 2007 voor de verleners en ontvangers van mantelzorg. <vet>8.2 Bestaand beleid </vet>MantelzorgIn 2002 is in het Land van Cuijk gestart met een Steunpunt Mantelzorg. Dit was de uitbouw van het gestarte project Vrijwillige Thuiszorg. Activiteiten van het steunpunt zijn een infotheek, themabijeenkomsten, cursussen en spreekuur voor mantelzorgers, organisatie Mantelzorgdag, uitgave van de mantelzorggids, en vrijwillige thuiszorg (hulp bij chronisch zieken, oppassen bij dementerenden, waakdienst bij terminale patiënten).Het Steunpunt Mantelzorg in het Land van Cuijk is een samenwerkingsverband van de Regionale Stichting Welzijn Ouderen, GGZ Centrum Land van Cuijk, Stichting Thuiszorg Brabant Noordoost, Praktische Thuishulp Brabant Noordoost, MEE, Dichterbij en Pantein Verpleging &amp; Verzorging. Er zijn 2 medewerkers in dienst voor ieder 20 uur per week. Het Steunpunt is ondergebracht bij de Stichting Thuiszorg en is werkzaam voor de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Grave, Sint Anthonis, Mill en St. Hubert. Alle deelnemende organisaties hebben een specifieke groep mantelzorgers in beeld en hebben een eigen regulier ondersteuningsaanbod in de vorm van cursussen, informatieverstrekking, praktische ondersteuning, etc. Het steunpunt Mantelzorg Land van Cuijk kan de volgende steun bieden:•Het Steunpunt Mantelzorg geeft mantelzorgers steun als vraagbaak, als luisterend oor, als raadgever, als doorverwijzer en als aanbieder van cursussen en lotgenotenbijeenkomsten.•Het Steunpunt Mantelzorg is een informatiepunt voor beroepskrachten. Er is een uitgebreide verzameling van informatiemateriaal, video’s, flyers en gidsen over alles wat te maken heeft met mantelzorg•Het Steunpunt Mantelzorg werkt zoveel mogelijk samen met andere organisaties, zowel vrijwilligersorganisaties als professionele instellingen.•Met andere steunpunten samen wordt bij met name overheden, zorgverzekeraars en zorginstellingen de positie van mantelzorgers onder de aandacht gebrachtHet Steunpunt Mantelzorg werd tot 2007 via het Zorgkantoor door het rijk gefinancierd op basis van de Subsidieregeling coördinatie vrijwillige thuishulp en mantelzorg (CVTM). Deze regeling heeft als doelstelling het voorkomen van overbelasting, bieden van adequate ondersteuning, en bevorderen van de emancipatie en participatie van mantelzorgers. Beleid en uitvoering waren een zaak van het Zorgkantoor en het Steunpunt Mantelzorg. Met ingang van 2007 is de financiering op grond van de CVTM van de zorgkantoren overgegaan naar de gemeenten, en zijn de gemeenten verantwoordelijk geworden voor het opzetten, continueren en financieren van activiteiten op het gebied van mantelzorgondersteuning.In de gemeente Sint Anthonis is sinds 1 maart 1993 verder de Stichting vrijwillige Thuishulp actief op het terrein van mantelzorg. Iedereen die behoefte heeft aan oppas of begeleiding kan om hulp verzoeken. De geboden hulp die door vrijwilligers geboden wordt is gratis. De Stichting Vrijwillige Thuishulp krijgt jaarlijks een bescheiden subsidiebedrag van de gemeente Sint Anthonis. Uit dit bedrag worden de noodzakelijke kosten zoals telefoonkosten, verzekering vrijwilligers en administratiekosten betaald.VrijwilligerswerkHet bestaande vrijwilligersbeleid wordt momenteel ontwikkeld. Anders dan bij andere gemeenten is nog geen formeel beleid vastgesteld over onder andere het al dan niet instellen van een steunpunt vrijwilligerswerk. Binnen een dergelijk steunpunt worden activiteiten als advies en informatie, scholing, belangenbehartiging, PR, vrijwilligersverzekering, ontwikkeling van projecten en activiteiten en vacaturebank geclusterd. Vrijwilligersbeleid is echter meer dan het inrichten van een dergelijk steunpunt. Er kan dan ook worden geconstateerd worden dat de gemeente veel organisaties subsidieert die werkzaam zijn op het gebied van voor sport, welzijn, cultuur, enz. Ook is een gratis collectieve verzekering in het leven geroepen voor vrijwilligers die werkzaam zijn bij organisaties.<vet>8.3 Nieuw beleid </vet>8.3.1 Mantelzorg8.3.1.1 Bestaand aanbod mantelzorgondersteuning in beeld brengenIn de gemeente zijn naast het Steunpunt Mantelzorg en de Stichting Vrijwillige Thuishulp diverse andere vrijwillige en professionele organisaties actief die ondersteuning bieden aan mantelzorgers. Hierbij kan worden gedacht aan het Rode Kruis, de Zonnebloem, pastoraal werkers, KBO’s, vrijwillige ouderenadviseurs, WWZ-coördinatoren, enzovoort. Zo ondersteunen ook de verzorgingshuizen Op ’t Hoogveld en de Lookant mantelzorgers. Enkele van deze organisaties ontvangen subsidie van de gemeente. De gemeente wil onderzoeken welke vormen van mantelzorgondersteuning financiële ondersteuning nodig hebben.<vet>8.3.1.2 Ondersteuning mantelzorgers </vet>Bij jonge mantelzorgers, allochtone mantelzorgers en mantelzorgers bij mensen met psychische en/of psychiatrische problematiek is de dreiging van overbelasting vaak het grootst en zou hierop extra moeten worden ingezet. Vaak wordt dit veroorzaakt door een combinatie van mantelzorg, school en/of betaalde baan. Het is belangrijk om activiteiten te stimuleren waardoor de mantelzorgers worden ontlast, waardoor hulp langer kan worden geboden. De aandacht moet zich niet per definitie richten op meer inzet van de mantelzorg, maar op het ontlasten van mantelzorgers en het (her)verdelen van de lasten.Dit dient te worden vertaald in lokaal en regionaal beleid. In de notitie mantelzorg “Krachtdadig ondersteunen��? worden 12 aanbevelingen gedaan om tot feitelijke ondersteuning te komen. Deze aanbevelingen hebben deels een lokaal en deels een regionaal karakter.1.Om de hulp en zorg door de familie te ondersteunen en overbelasting te voorkomen is een ruimhartige interpretatie nodig van het begrip “gebruikelijke zorg��? als preventie en als een steun in de rug voor hen die deze gebruikelijke zorg leveren.2.De bijzondere aandacht van het Steunpunt Mantelzorg voor de verborgen groep mantelzorgers, het overnemen van regeltaken, het verruimen van de mogelijkheden van respijtzorg en het bereiken van de specifieke doelgroepen dient breed ondersteund te worden.3.Afstemming van voorlichting, advisering en begeleiding van de mantelzorgers met alle relevante partijen zoals het Steunpunt mantelzorg, ouderenwerkers, ouderenadviseurs, WWZ-coördinatoren, zorgconsulenten, etc. blijft een punt van aandacht.4.Zorg ervoor dat in het te realiseren Wmo-loket mantelzorg in de systeembenadering zit.5.De gemeente bevordert de onderlinge samenwerking tussen het Steunpunt mantelzorg Land van Cuijk, de steunpunten voor vrijwilligerswerk en andere betrokken partijen, zowel vrijwilligersorganisaties als professionals in zorg en welzijn.6.Mantelzorg dient vertegenwoordigd te blijven in de Wmo-advies c.q. participatieraden.7.Bij de indicatiestelling wordt rekening gehouden met de inbreng van de mantelzorg.8.Mantelzorgers dienen actief gewezen/geïnformeerd te worden over de mogelijkheden voor het aanpassen van de woning..9.De mogelijkheden voor het lenen van materialen zoals ziekenhuisbedden etc. moeten beter bekend worden gemaakt bij de mantelzorger en deze voorzieningen moeten snel ingezet kunnen worden.10.Onderzoek hoe de wenselijkheid van mantelzorg zich verhoudt tot het beginsel van economische zelfredzaamheid en welke afstemming nodig is. Tref daarbij ook voorzieningen voor het parttime bijhouden of verwerven van arbeidsmarktgerichte competenties tijdens een periode van mantelzorg. Overweeg eventueel ontheffing van de sollicitatieplicht als iemand mantelzorg verleent.11.Ter voorkoming van overbelasting van de mantelzorger en mensen die gebruikelijke zorg leveren dient het steunpunt mantelzorg samen met betrokken professionele zorgaanbieders en zorggerelateerde vrijwilligers te beschikken over een adequaat systeem voor het registreren van signalen uit de omgeving van degene die zorg ontvangt, zoals kinderen, ouders, partner, etc.12.In het belang van de mantelzorg wordt het beleid van het Steunpunt Mantelzorg om voldoende mogelijkheden voor respijtzorg voor de regio te realiseren onderschreven.De gemeente Sint Anthonis onderschrijft deze aanbevelingen en wil ze tot uitvoer brengen.<vet>8.3.1.3 Onderzoeken gemeentelijke regierol Steunpunt mantelzorg </vet>Tot op heden wordt de afstand tussen het Steunpunt Mantelzorg en de gemeenten door beide partijen als groot ervaren. De financiële (subsidie) relatie is al langere tijd nadrukkelijk aanwezig, maar het ontbreekt aan inhoudelijke betrokkenheid en daarmee aan de mogelijkheid om op basis hiervan beargumenteerde beleidsmatige keuzes te maken en bij te sturen. Dit is onwenselijk en komt de efficiency en effectiviteit niet ten goede. Ambtelijk is gezamenlijk geconcludeerd dat gemeentelijke rol ten aanzien van mantelzorgondersteuning helder en mede sturend moet worden op dit beleidsterrein. In gezamenlijkheid zullen de partijen invulling moeten gaan geven aan de werkelijke ondersteuning van mantelzorgers. Vanuit het Steunpunt Mantelzorg wordt nu een beroep gedaan op de gemeenten om de regierol rondom mantelzorgondersteuning vorm en inhoud te gaan geven. In toenemende mate zal (zware) zorg belangrijker worden en preventie meer aandacht vragen om overbelasting van de mantelzorgers te voorkomen. Mantelzorgondersteuning is een belangrijk instrument binnen het veld van deze preventie. Door een krachtige uitoefening van de regiefunctie kunnen gemeenten samenwerking stimuleren en daarmee een sterke impuls geven aan de samenhang en afstemming van voorzieningen. Gemeenten kunnen het initiatief nemen en voorwaarden scheppen om een strategisch netwerk op te zetten met afspraken over mantelzorgondersteuning. Hierbij kan worden afgewogen of dit netwerk zich alleen concentreert rond mantelzorgvraagstukken óf dat dit zelfs een breed georiënteerd netwerk wordt rond thema’s als wonen, dienstverlening, welzijn en zorg. Om dit te realiseren wordt een voorstel voorbereid dat dient te resulteren in een duidelijke regierol voor de gemeente.<vet>8.3.2 Vrijwilligerswerk</vet>8.3.2.1 Vrijwilligerswerkbeleid vaststellenOm de maatschappelijke participatie van burgers te bevorderen zullen in ieder geval de huidige mogelijkheden voor het verrichten van vrijwilligerswerk in stand gehouden moeten worden. Daarnaast zal een visie ontwikkeld moeten worden hoe het vrijwilligersbeleid er voor 2008-2011 uit moeten zien. Daarbij staan de volgende uitgangspunten centraal:  Vrijwilligerswerk voor iedereenIedereen die wil, moet vrijwilligerswerk kunnen doen. Het doel is om de ontplooiingsmogelijkheden van mensen te vergroten en hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te stimuleren om zo te voorkomen dat ze in een achterstandspositie terechtkomen. Een tweede doel is om personen in een achterstandspositie mogelijkheden te bieden om hun sociale positie te verbeteren door middel van vrijwilligerswerk. Dit uitgangspunt gaat heel erg uit van vrijwilligerswerk als middel ten behoeve van zelfredzaamheid en tegen eenzaamheid en minder vanuit leefbaarheidoogpunt.<cursief>Bewaking leefbaarheid en sociaal maatschappelijke structuren </cursief>Vrijwilligerswerk is als cement voor een samenleving, heeft een ontmoetingsfunctie waarin mensen gezamenlijk hun kwaliteiten inzetten waardoor ook de leefbaarheid een positieve impuls krijgt.<cursief>Kwaliteit van het vrijwilligerswerk </cursief>Naast aandacht voor de deelname aan vrijwilligerswerk, moet er ook aandacht zijn voor de kwaliteit van het aanbod aan vrijwilligerswerk. Recent landelijk onderzoek wijst uit dat er niet zozeer een tekort is aan vrijwilligers, maar meer een tekort aan passende activiteiten en organisatievormen om tegemoet te komen aan het veranderde aanbod van vrijwilligers.<cursief>Waardering vrijwilligerswerk </cursief>Als gemeente zullen we er blijk van moeten geven vrijwilligers(werk) te waarderen.Afstemming en samenwerking in het vrijwilligerswerk.  Vrijwilligerswerk heeft raakvlakken met verschillende organisaties en gemeentelijke beleidsterreinen en diensten. Samenwerking door deze organisaties en diensten is een voorwaarde om het vrijwilligersbeleid te optimaliseren. In 2008 zal er een uitgangspuntennotitie verschijnen over de toekomst van het vrijwilligerswerk in onze gemeente. Voor de input van deze notitie is gebruik gemaakt van een klankbordgroep die nagenoeg alle kernen vertegenwoordigt. Medio 2008 zal deze notitie voorgelegd worden aan de Raad. Daarnaast loopt er een onderzoek omtrent samenwerking in het Land van Cuijk met betrekking tot een regionaal vrijwilligerssteunpunt. Het idee hierachter is een lokale front-office per gemeente en een gezamenlijke back-office waar expertise gebundeld wordt. De uitkomsten van dit onderzoek zullen in de 2e helft van 2008 verschijnen en tevens aan de Raad worden voorgelegd.<vet>8.3.2.2 Maatschappelijke stages </vet>Gemeenten krijgen een prominente rol toebedeeld bij de uitvoering van de maatschappelijke stage. De gemeente krijgt de regierol en moet uitmaken wie de rol van stagemakelaar gaat uitvoeren. Deze rol zou prima ingebed kunnen worden in een vrijwilligerssteunpunt. Aangezien de Gemeente Sint Anthonis een school voor Voortgezet Onderwijs binnen haar gemeentegrenzen heeft worden er middelen ter beschikking gesteld vanuit het ministerie van VWS en OCW om het lokale vrijwilligersbeleid te versterken en de regie te voeren over de invulling van de stagemakelaar.<vet>8.4 Betrokken partijen </vet>Het is van belang om alle burgers te betrekken bij vorming van beleid. Voor het mantelzorgbeleid is het Steunpunt Mantelzorg Land van Cuijk een belangrijke partij voor de gemeente. Het Steunpunt Mantelzorg geeft mantelzorgers steun als vraagbaak, als doorverwijzer en als aanbieder van cursussen en lotgenotenbijeenkomsten. Het Steunpunt Mantelzorg is een informatiepunt voor beroepskrachten. Steunpunt Mantelzorg werkt zoveel mogelijk samen met andere organisaties, zowel vrijwilligersorganisaties als professionele instellingen. Het Steunpunt Mantelzorg Land van Cuijk is een samenwerkingsverband van de volgende organisaties: GGZ Centrum Land van Cuijk, Stichting Thuiszorg Brabant Noord Oost, Praktische Thuishulp Brabant Noord Oost, Regionale Stichting Welzijn Ouderen Land van Cuijk, MEE, Dichterbij, Pantein Verzorging &amp; Verpleging. Met andere steunpunten samen wordt bij met name overheden, zorgverzekeraars en zorginstellingen de positie van mantelzorgers onder de aandacht gebracht. Onderkend dient te worden dat mantelzorg regionale en lokale componenten heeft. Voor het vrijwilligerswerk zijn alle plaatselijke verenigingen en instellingen waar met vrijwilligers wordt gewerkt een betrokken partij. Ook landelijk, provinciaal en regionaal zijn de instellingen actief in het ondersteunen bij mantelzorg- en vrijwilligersondersteuning, zoals Mezzo (Landelijk steunpunt mantelzorg), Stichting Zet., RIAGG, Stichting MEE, Zorgbelang Brabant. Ook zij zijn partij voor de gemeente.<vet>8.5 Planning</vet>Zie actieschema (bijlage).<vet>8.6 Waar komen we uit</vet>In 2011 mag de gemeente Sint Anthonis tevreden zijn als:•Er beleid vastgesteld is ten aanzien van vrijwilligerswerk;•Een onderzoek naar het faciliteren van tijdelijke huisvesting voor mantelzorgers is afgerond;•Mantelzorgers en vrijwilligers zich gewaardeerd voelen;•Er voldoende en passende ondersteuning is voor mantelzorgers, waaronder respijtzorg;•Mantelzorgers deze ondersteuning ook weten te vinden;•De gemeente met betrekking tot het mantelzorgbeleid (steunpunt mantelzorg) een nadrukkelijkere te regisseren functie heeft;•Mantelzorg is opgenomen in de systeembenadering van het (op te richten) Wmo-loket.•Er ter voorkoming van overbelasting van de mantelzorger een adequaat systeem is voorhet registreren van signalen uit de omgeving van de zorgontvanger.•De gemeente Sint Anthonis een pro-actieve houding heeft ten opzichte van het vrijwilligerswerk;•Inwoners worden gestimuleerd vrijwilligerswerk te verrichten.

Hoofdstuk 9 Meedoen mogelijk maken

<vet>9.1 Relatie tussen dit domein en de Wmo</vet>Dit domein bevat de verschillende prestatievelden die de centrale doelstelling van de Wmo vergemakkelijken, namelijk meedoen, in het bijzonder voor de speciale Wmo-doelgroepen. Dan hebben we het over de prestatievelden 3 (informatie, advies en cliëntondersteuning, ofwel het Wmo-loket), 5 (bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren voor de bijzondere Wmo-doelgroepen) en 6 (verlenen van voorzie-ningen gericht op behoud van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer).<cursief>Het Wmo-loket </cursief>Bij prestatieveld 3 gaat het om het geven van informatie en advies en is erop gericht om burgers de weg te wijzen bij hun zoektocht naar maatschappelijke ondersteuning en zorg. Een burger zal zich hierbij niet vaker dan eenmaal tot de gemeente hoeven te wenden voor informatie over alle voorzieningen. De 'één loket gedachte' is daarbij uitgangspunt evenals het begrip ‘cliëntondersteuning’. Bij cliëntondersteuning gaat het om ondersteuning bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning gaat verder dan informatie en advies en richt zich op een uitgebreide vraagverheldering en kortdurende ondersteuning bij keuzes op diverse levensterreinen. Daarom is het van belang dat diverse partijen betrokken worden bij het vormgeven van het loket. Alleen op deze wijze kan gewaarborgd worden dat de juiste kennis beschikbaar is. Dit betekent overigens niet dat alle participerende partijen ook daadwerkelijk fysiek het loket dienen te bemannen. Door cliëntondersteuning houden cliënten de regie over hun eigen leven en omgeving. Dit bevordert hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.<cursief>Bevorderen deelname maatschappelijk verkeer </cursief>Bij prestatieveld 5 gaat het om algemene maatregelen die ten goede kunnen komen aan iedereen die daaraan behoefte heeft. Deze maatregelen hoeven niet speciaal gericht te zijn op mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, zolang zij er in ieder geval maar gebruik van kunnen maken of baat bij hebben. Het gaat hier om een breed scala aan mogelijke maatregelen, zoals het toegankelijk maken van openbare ruimten zoals bibliotheken, culturele centra, het gemeentehuis, etc. De deelname van mensen met een beperking zal bevorderd worden als zij zich gemakkelijk kunnen bewegen in hun woonomgeving en gemakkelijk toegang hebben tot alle openbare voorzieningen. Maar ook het organiseren van activiteiten met een sociaalrecreatief of sportief karakter voor specifieke doelgroepen bevordert de participatie.<cursief>Verlenen van voorzieningen </cursief>Bij prestatieveld 6 gaat het om maatschappelijke ondersteuning die zich richt op individuele mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het gaat hier om individueel te verlenen voorzieningen, die volgens de Wmo aangeboden moeten worden via zorg in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming. Daarbij geldt het compensatiebeginsel. Dit houdt in dat de gemeente oplossingen moet bieden aan mensen met beperkingen door het treffen van voorzieningen die betrokkene in staat stellen om: - een huishouden te voeren; - zich te verplaatsen in en om de woning; - zich in de buurt te verplaatsen per vervoermiddel; - medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. De compensatieplicht gaat niet uit van voorzieningen, maar van het resultaat dat voor de burger beoogd wordt, bijvoorbeeld zich kunnen verplaatsen in en om de woning. Het is aan de gemeente om te bepalen op welke manier compensatie geboden wordt.<vet>9.2 Bestaand beleid </vet><cursief>Het Wmo-loket </cursief>De gemeente is bij de invoering van de Wmo gestart met het onderbrengen van de Wmo-verstrekkingen in het loket van het team Sociale Zaken. Het loket Sociale Zaken kent een laagdrempelige toegang waarbinnen ook inkomensondersteunende voorzieningen ondergebracht zijn. Het loket is persoonlijk en telefonisch bereikbaar, doch niet digitaal. Medewerkers binnen het loket zijn geschoold om naast de bestaande voorzieningen adequate informatie en advies uit te brengen over de nieuwe Wmo-verstrekkingen. Het loket in de huidige vorm is nauwelijks gericht op het informeren en adviseren op het gebied van ondersteuning door andere partijen, zoals RMC, MEE, Dichterbij, ouderenwerk, enzovoort.<cursief>Bevorderen deelname maatschappelijk verkeer </cursief>Op grond van de Wet werk en bijstand bestaat de mogelijkheid voor personen met een laag inkomen die voor hoge kosten komen vanwege handicap of chronische ziekte bijzondere bijstand te vragen. Ook bestaat de mogelijkheid om op grond van het Declaratiefonds een financiële tegemoetkoming te krijgen voor deelname aan sport, het verenigingsleven, cursussen, enzovoort.Daarnaast kan deelname aan het maatschappelijke verkeer ook op een andere wijze worden bevorderd. Namelijk door het creëren van de juiste randvoorwaarden waardoor vraag en aanbod beter met elkaar overeenkomen. Uit de resultaten en aanbevelingen van het project Ouderenproof komt de wens en behoefte aan een één-loket-functie naar voren alsmede een consultatiebureau voor ouderen. Een dergelijk initiatief kan leiden tot een knooppunt waar vraag en aanbod samen komen. Inzicht in de vraag leidt zodoende tot een beter aanbod. M.n. de koppeling met een mogelijk Steunpunt voor vrijwilligerswerk kan hierbij toegevoegde waarde bieden. Naast deze inkomensondersteunende maatregelen, die “meedoen��? stimuleren zijn einde 2006 de resultaten gepresenteerd van het project “Is uw gemeente ouderenproof?��?. In dit project zijn een aantal thema’s onder de loep genomen op het gebied van wonen en woonvoorzieningen, welzijn en dienstverlening, gezondheid, zorg en participatie. Als resultaten konden genoemd worden, het verbeteren van de onderlinge communicatie tussen SWOSA, KBO’s en dorpsraden, het onderzoeken van de mogelijkheid voor een één-loket-functie en een consultatiebureau voor ouderen, de verbetering van begeleiding en ondersteuning van mantelzorg(ers) en meer aandacht voor vrijwilligers (ondermeer door de oprichting van een steunpunt). Als vervolg op het rapport is in 2007 een Verankeringsgroep gestart om werk te maken van deze resultaten en aandachtspunten en deze, voor zover mogelijk en noodzakelijk, te verankeren binnen het beleid. Een actieve levensstijl, waarin beweging op welke manier dan ook een belangrijke plaats inneemt, heeft een gunstig effect op de gezondheid. Sport en bewegen is daarom belangrijk en leuk. Bovendien heeft beweging een positief effect op het gevoel van welbevinden. Regelmatig sporten of bewegen geeft mensen een tevreden gevoel. Dat geldt voor mensen met een drukke baan, voor scholieren, voor mensen met een druk huishouden of andere activiteiten, voor jong en oud, voor gezonde mensen, maar ook voor mensen met een beperking of een chronische aandoening. Middels het financieel ondersteunen van de Stichting Feritas (voorheen Stichting MEE) biedt de gemeente Sint Anthonis sedert het jaar 2006 ondersteuning voor mensen met een beperking of chronische aandoening om te sporten of te bewegen.<cursief>Verlenen van voorzieningen </cursief>In 2007 is de Verordening voorziening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis vastgesteld en het bijbehorende Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Sint Anthonis. In beide documenten is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met de individuele voorzieningen. Mensen moeten op een adequate wijze gecompenseerd worden, de door de gemeente aangeboden voorziening dient als (goedkoopst) adequate voorziening te worden aangemerkt. De indicatie voor individuele voorzieningen wordt hoofdzakelijk door de consulenten van de gemeente gedaan. Het voordeel is dat een indicatie snel kan gegeven worden. De complexere indicaties worden door het CIZ, Argonaut of Trivium gedaan. In 2007 heeft de gemeente de inkoop van hulp bij het huishouden en de hulpmiddelen openbaar aanbesteed met de regiogemeenten. Er zijn twee zorgaanbieders geselecteerd voor hulp bij het huishouden: VDA en STBNO. Bij hulpmiddelen zijn drie aanbieders geselecteerd: Thuiszorgwinkel, Ligtvoet en Welzorg.<vet>9.3 Nieuw beleid</vet>9.3.1 Het Wmo-loket9.3.1.1 Samenwerking vanuit één loketEen van de belangrijkste thema’s binnen de Wmo is de inrichting van één loket voor de Wmo. Het is wenselijk dat de gemeente zich bij de inrichting laat leiden door het uitgangspunt dat de burger zich in principe niet vaker dan één maal tot de gemeente behoeft te wenden om over het gehele scala van voorzieningen de nodige informatie te krijgen. Daarbij zal de gemeente zich niet moeten beperken tot die voorzieningen waar zij zelf over gaat maar ook informatie te geven over relevante aanpalende terreinen, zoals zorg, wonen en welzijn. Aangezien niet alles in een keer geregeld kan zijn zal gekozen moeten worden voor een groeimodel. In eerste aanleg zijn al de oude gemeentelijke Wvg- en nieuwe Wmo-voorzieningen ondergebracht in het loket. Vervolgens zal een verkenning uitgevoerd moeten worden naar de mogelijkheid om het Wmo-loket te laten doorgroeien naar een gezamenlijke front-office voor de primaire partners op het gebied van zorg en maatschappelijke ondersteuning. Vanuit een uit te voeren inventarisatie zullen daarbij wensen en mogelijkheden onderzocht en in beeld gebracht moeten worden.<vet>9.3.1.2 Laagdrempelige toegang en bekendheid Wmo-loket</vet>Alle inwoners van de gemeente Sint Anthonis zullen met vragen over voorzieningen op het gebied van welzijn, zorg, wonen en mobiliteit terecht kunnen bij het Wmo-loket. Het loket zal dagelijks telefonisch, digitaal en persoonlijk bereikbaar moeten zijn. Eventueel zullen mensen thuis bezocht worden. Deze uitgangspunten zullen verder uitgewerkt moeten worden. Door brochures, folders en publicaties zal bekendheid gegeven moeten worden aan het bestaan van het Wmo-loket en de voorzieningen die daar te verkrijgen zijn. Het blijven presenteren van het Wmo-loket (en het voorzieningenaanbod) aan onze inwoners en organisaties zal een continu proces moeten zijn. Alleen herhaalde aandacht maakt dat de bekendheid op een voldoende peil blijft en/of groeit. Dit betekent ook dat de gemeente een actieve bijdrage zal moeten leveren aan bijeenkomsten van KBO’s, SWOSA en dergelijke. Verder zullen naast algemene informatie en informatie per product thematisch en doelgroepgerichte informatie verstrekt moeten worden. De wijze waarop het loket kan functioneren is een proces dat tevens afhangt van voortschrijdend inzicht en dus ervaringsgegevens. Deze activiteiten zullen in beeld gebracht moeten worden en verder uitgewerkt.<vet>9.3.2 Bevorderen deelname maatschappelijk verkeer</vet>9.3.2.1 Aanpasbare woningen voor mensen met een beperkingAanpasbare woningen zijn zo ontworpen dat ze eenvoudig en vrij goedkoop aangepast kunnen worden. Een aanpasbaar gebouwde woning kan zich in de loop van de tijd voegen naar de behoefte die zich bij de bewoners voordoet, bijvoorbeeld als men ouder of slecht(er) ter been wordt. Aanpasbare woningen worden ook wel levensloopbestendige woningen genoemd. Door aanpasbare woningen te ontwerpen kan voorkomen worden dat de “normale��? woning ingrijpend en tegen hoge kosten aangepast moet worden als de bewoner geconfronteerd wordt met lichamelijke beperkingen. Inmiddels is gestart met het project “Blijvend thuis in eigen huis��?. Doel van dit project is het ontwikkelen en uittesten van een methode om de oudere eigenaar/bewoners te stimuleren hun woning tijdig aan te passen, zodat zij er tot op hoge leeftijd nog zelfstandig kunnen blijven wonen. In dit project werken Pantein Wonen, de gemeente en SWOSA nauw samen.De gemeente wil onderzoeken of meer aanpasbare woningen gebouwd kunnen worden. 9.3.2.2 Diensten bij Wonen met Zorg (DWZ)Diensten bij Wonen met Zorg (DWZ) hebben als doel om mensen die een indicatie hebben voor opname in bijvoorbeeld een verzorgingshuis, langer en prettig thuis te kunnen laten wonen. Met de invoering van de Wmo is deze AWBZ-subsidieregeling overgegaan van zorgkantoren naar gemeenten. In 2007 heeft de gemeente hiervoor € 16.953 aan subsidie verleend. De gemeente wil onderzoeken of en in hoeverre deze middelen efficiënt ingezet worden. Dit dient meer kaders te bieden bij het in de toekomst verlenen van deze subsidies. Het lokaal belang en bereik zijn elementen die in toenemende mate worden meegenomen bij de afweging om subsidie te verstrekken.9.3.2.3 Verankering resultaten project “Is uw gemeente Ouderenproof��?Als gevolg van het project “Is uw gemeente Ouderenproof��? is een jaar geleden de Verankeringsgroep gestart. Doel hiervan is om erop toe te zien dat er werk wordt gemaakt van de conclusies en aanbevelingen. Dit gebeurt in nauw overleg met de convenantpartners zoals KBO’s, SWOSA, gemeente, Pantein en ouderenwerk. Naar verwachting blijft de Verankeringsgroep tot en met 2009 actief.9.3.3 Verlenen van voorzieningen9.3.3.1 KlanttevredenheidsonderzoekOp grond van artikel 9 lid 2 van de Wmo is opgenomen dat de gemeente ieder jaar een klanttevredenheidsonderzoek dient uit te voeren over de uitvoering van de wet. De resultaten van dit onderzoek dienen ieder jaar vóór 1 juli gepresenteerd te worden.De resultaten van een klanttevredenheidsonderzoek zijn vooral een barometer voor de uitvoering van de Wmo. Het onderzoek heeft daarmee een signaleringsfunctie voor gemeente, vragers van maatschappelijke ondersteuning en instellingen. Positieve geluiden uit het onderzoek geven aan dat de burgers tevreden zijn over de geboden maatschappelijke ondersteuning. Kritische geluiden uit het onderzoek zullen vragen om een nadere analyse van wat er mis is en verbeteracties. Op deze manier is het onderzoek een instrument om gezamenlijk te zoeken naar een (nog) betere uitvoering van de Wmo. Alhoewel het instellen van een klanttevredenheidsonderzoek voortvloeit uit de wet, kan het gezien worden als een aparte door de gemeente te ondernemen actie.9.3.3.2 Bijstellen uitvoeringMet ingang van 1 januari 2008 worden op grond van de per die datum in werking getreden verordening Wmo uitvoering gegeven aan het verlenen van hulpmiddelen en hulp bij het huishouden. Naast de verordening zijn ook het financiële besluit en de beleidsregels in werking getreden.Mede op grond van gegevens van het klanttevredenheidsonderzoek zal bezien worden of de uitvoering voldoet aan de verwachtingen of op onderdelen bijgesteld moet worden. Gegegevens uit andere bronnen dan het klanttevredenheidsonderzoek kunnen ook gaandeweg de uitvoeringsperiode leiden tot bijstelling. Het gaat hier om reacties van burgers, gevolgtrekkingen uit bezwaarschriftenprocedures en voortschrijdend inzicht. In ieder geval zullen thema’s als de inning van de eigen bijdrage, het persoonsgebonden budget en de kwaliteit van de dienstverlening door zowel gemeente als leveranciers bezien moeten worden.<vet>9.4 Betrokken partijen </vet>Op het terrein van het Wmo-loket kunnen in de toekomst verschillende partijen actief zijn. Het gaat hier om Pantein Verpleging en Verzorging, Pantein Wonen, MEE Noordoost-Brabant en SWOSA. Andere minder voor de hand liggende partijen kunnen een informerende/faciliterende rol spelen. Het gaat hier om het Maatschappelijk werk, de Zonnebloem en het Rode Kruis. Ten aanzien van bevorderen deelname maatschappelijk verkeer zijn onder andere Pantein Wonen, maar ook de interne organisatie (verkeer en vervoer) betrokken. Voor wat betreft het verlenen van voorzieningen is een scala aan instellingen betrokken. Het gaat hier om de leveranciers van hulpmiddelen en hulp bij het huishouden, Welzorg, Ligtvoet, Thuiszorgwinkel, Thuiszorg Brabant Noordoost en VDA. Verder zijn partijen het CIZ, Argonaut, Trivium, Pantein Wonen en MEE. Voor alle drie de deelgebieden binnen het domein 4 geldt dat de burgers van de gemeente en de adviesraad Wmo als (meest) betrokken partij gezien moeten worden. Op het terrein van sport en meedoen ontwikkelt en organiseert de Stichting Feritas vrijetijdsactiviteiten voor mensen met een beperking in onze regio, zoals sport- en hobbyclubs, instuiven, eetcafés, vriendenclubs en soos/disco-avonden. Ook organiseert Feritas vakanties en uitstapjes. De stichting Feritas is daarmee ook een van de betrokken partijen.<vet>9.5 Planning</vet>Zie actieschema (bijlage).<vet>9.6 Waar komen we uit</vet>In 2011 mag de gemeente Sint Anthonis tevreden zijn als:•Het Wmo-loket gegroeid is naar een gezamenlijke front-office voor de primaire partners op het gebied van zorg en maatschappelijke ondersteuning;•Het Wmo-loket een bewezen laagdrempelige toegang en een goede bekendheid heeft;•Er meer aanpasbare woningen beschikbaar komen;•Er voldoende mogelijkheden zijn voor mensen met een beperking of chronische ziekte om te sporten en te bewegen;•Bekend is of de werkzaamheden van de WWZ-coördinator van toegevoegde waarde zijn;•Als de belangrijkste aanbevelingen uit ouderenproof zijn geïmplementeerd;•Als meer dan 50% van de aangeschreven ouderen heeft aangegeven een advies te willen ontvangen;•Er jaarlijks een klanttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden heeft over de uitvoering van de Wmo;•Er onderzocht is of de uitvoering van de Wmo bijgesteld moet worden.

Hoofdstuk 10 Domein 5: Preventie, zorg en opvang

<vet>10.1 Relatie tussen dit domein en de Wmo</vet>Dit domein omvat in ieder geval de prestatievelden:•Het bieden van maatschappelijke opvang en aanpak huiselijk geweld, waaronder vrouwenopvang.•Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen.•Verslavingsbeleid.Er wordt naar gestreefd om alle inwoners naar vermogen volwaardig aan de samenleving te laten deelnemen. Meer dan in het verleden ligt er een verantwoordelijkheid bij het individu om zelf problemen op te lossen. Echter door psychiatrische, psychosociale of verslavingsproblemen kan een bepaalde groep mensen (tijdelijk) de problemen niet zelfstandig oplossen of is het sociale netwerk hiervoor te beperkt. In het kader van deze prestatievelden wordt ook huiselijk geweld bij dit domein betrokken. Bij de vormgeving van de maatschappelijke ondersteuning wordt uitgegaan van de keten: preventie, signalering en melding, hulp, opvang en zorg en maatschappelijk herstel. Er is een duidelijk verband tussen de Wmo en het (professionele) veld van zorg en opvang. Vermaatschappelijking is begonnen in de zorgsector en krijgt via de Wmo steeds meer impact op diverse werkterreinen waar de gemeente (mede)verantwoordelijkheid voor draagt. In de ouderenzorg vindt ook steeds meer ‘vermaatschappelijking’ plaats omdat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig, liefst thuis, willen blijven wonen. Preventie is een noodzakelijk en belangrijk onderdeel bij dit thema omdat ‘voorkomen voor iedereen beter is dan genezen’. Als hulpvragen voorkomen of uitgesteld kunnen worden, of als lichtere (preventieve) vormen van ondersteuning kunnen bevorderen dat mensen het zelfstandig redden, zijn zwaardere, meer ingrijpende en vaak duurdere vormen niet, of later pas, nodig.<vet>10.2 Bestaand beleid.</vet><cursief>Inleiding. </cursief>Op het terrein van de maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGZ werken de 14 gemeenten van de regio BNO met de betrokken professionele instelling(en) samen in het voorbereidende regionaal ambtelijk overleg maatschappelijk opvang, verslavingszorg en OGGZ. De gemeente Oss vervult de rol van de beleidscoördinerende centrumgemeente. Vanuit deze samenwerking is een gezamenlijke visie vastgesteld. Mensen met complexe problemen in staat stellen samenhangende zorg te ontvangen waardoor zij zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren en kunnen deelnemen aan de samenleving. Het belangrijkste aspect van de gemeentelijke regierol is het tot stand brengen van afspraken tussen de professionele instellingen en andere partners over de uitvoering van maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en openbare geestelijke gezondheidszorg. De regierol van de centrumgemeente is gericht op het creëren van een (regionale) infrastructuur voor de maatschappelijke opvang, het verslavingsbeleid, de OGGZ alsmede het scheppen van randvoorwaarden voor ketensamenwerking. Om een integrale benadering mogelijk te maken en de opgedragen regietaak voor gemeenten uitvoerbaar te maken is het gewenst in samenhang met het traditionele beleidsveld verslavingszorg en het ��?nieuwe terrein��? openbare geestelijke gezondheidszorg niet langer van producten uit te gaan maar van integrale aandachtsgebieden en afspraken te maken over de inzet van de verschillende instellingen. De Wmo is een participatiewet met samenhangende prestatievelden. Ook vanuit de maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en openbare GGZ moeten dwarsverbanden worden gelegd naar mantelzorgondersteuning en andere initiatieven voor het bereiken en het bestendigen van maarschappelijke activering en maatschappelijke participatie. Voor zowel toeleidings- als preventieactiviteiten zal op basis van bovenstaande aandachtsgebieden op het terrein van het bereiken en het begeleiden van kwetsbare personen aan de Stichting GGZ Oost Brabant, SMO Verdihuis, Stichting Novadic Kentron, Maatschappelijk werk subregio’s Oss, Uden-Veghel en Land van Cuijk en GGD Hart voor Brabant gevraagd worden integrale multidisciplinaire offertes in te dienen. Het regionale financieringsplafond voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid ligt voor 2008 op basis van de historische verdeling van de rijksuitkering MO-VB voor maatschappelijke opvang op € 1.350.000 en voor verslavingsbeleid op € 700.000. Dit laat onverlet dat de betrokken instellingen op basis van inhoudelijke argumenten kunnen overeenkomen een andere verdeling toe te passen, mits het totaal van de uitgaven voor MO-VB de door de centrumgemeente Oss te ontvangen rijksuitkering niet overstijgt. In 2007 bedroeg deze uitkering totaal € 2.040.000. Het financieringsplafond voor OGGZ-toeleidingsactiviteiten ligt voor 2008 op € 755.000. Dit komt overeen met de aan de centrumgemeente Oss toegekende rijksuitkering 2007. Voor OGGZ collectieve preventie gaan de rijksmiddelen voor het jaar 2008, net als in 2007, naar de individuele gemeenten. Insteek daarbij is de beschikbare middelen niet in elke gemeente afzonderlijk in te zetten maar te kiezen voor regionale projecten. Het regionale financieringsplafond voor collectieve preventie ligt voor 2008 op € 180.000. Dit komt overeen met het regionale budget 2007.<cursief>Maatschappelijke opvang. </cursief>In de regio Brabant-Noordoost (regio BNO) is de maatschappelijke opvang toevertrouwd aan de Stichting Maatschappelijke Opvang Verdihuis in Oss. Uitgangspunt voor de organisatie van de maatschappelijke opvang is dat de betrokken regiogemeenten budgetneutraal dient te verlopen. In een in 2005 vastgestelde beleidsnota maatschappelijke opvang is de koers aangegeven voor het toekomstig te ontwikkelen regionaal beleid: het realiseren van een aparte crisisopvang voor jongeren tussen 16 en 23 jaar (hier bestaat een samenhang met domein 2), snellere uitstroom van begeleid wonen naar zelfredzaamheid en het realiseren van een woontussenvoorziening.<cursief>Aanpak huiselijk geweld.</cursief>In 2006 is het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld gestart onder de regie van centrumgemeente Den Bosch. Het in de regio BNO in oprichting zijnde Veiligheidshuis zal aanvullend een monitorfunctie vervullen in de combinatie criminaliteit en hulpverlening.<cursief>Vrouwenopvang. </cursief>Voor de regio BNO wordt vrouwenopvang geregeld onder verantwoordelijkheid van de gemeente Den Bosch. Voor de regio BNO is geen specifiek beleid ontwikkeld op het terrein van vrouwenopvang. Het is daarom nodig om met de gemeente Den Bosch over de beleidsvoorbereiding en uitvoering van activiteiten te overleggen. Een dergelijk overleg ontbreekt tot nu toe.<cursief>Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ).</cursief>In 2003 is het Platform OGGZ Brabant Noordoost opgericht om op regionaal niveau te komen tot het formuleren en uitvoeren van OGGZ-beleid. In het door de GGZ Oost Brabant, Novadic-Kentron, Maatschappelijk werk Land van Cuijk, Maasland en Uden-Veghel, het Verdihuis, het RPCP, de GGD Hart voor Brabant en de regiogemeenten ondertekende convenant zijn de doelstellingen voor het OGGZ-beleid nader omschreven. Uitgangspunt is het realiseren van een adequaat basisaanbod met als speerpunten:•het regelen van crisisopvang en acute zorg;•het organiseren van bemoeizorg;•zorg voor dak- en thuislozen;•preventieactiviteiten (collectieve GGZ);•het beschikbaar zijn van een sociale kaart;•de organisatie van psychosociale hulpverlening bij rampen;•signaleren en beleidsadvisering voor de deelnemende gemeenten;•het organiseren van de onderlinge consultatie tussen de OGGZ-partners;•ketenvorming voor advies en hulp bij huiselijk geweld.Uitgangspunt is ook hierbij dat de inrichting en uitvoering van OGGZ-activiteiten en de realisering van de geformuleerde speerpunten voor de gemeenten in principe budgetneutraal verlopen.<cursief>Verslavingsbeleid. </cursief>Het verslavingsbeleid wordt in de regio BNO door de Stichting Novadic-Kentron netwerk voor verslavingszorg. Novadic-Kentron en het Verdihuis hebben samenwerkingsafspraken gemaakt op het gebied van crisisinterventie, wederzijdse consultatie en begeleid wonen voor dak- en thuisloze verslaafden. Evenals bij de maatschappelijke opvang is voor verslavingsbeleid het uitgangspunt dat de uitvoering budgetneutraal moet verlopen.<vet>10.3 Nieuw beleid</vet>10.3.1 Maatschappelijke opvang, aanpak huiselijk geweld en vrouwenopvang10.3.1.1 Aparte crisisopvang voor jongeren tussen 16 en 23 jaarIn samenhang met de beleidsontwikkeling ten aanzien van domein 2 (Opgroeien en opvoeden) streven we naar het realiseren van een crisisopvang voor jongeren binnen de maatschappelijke opvang. Er zal een beroep gedaan moeten worden op de provincie Noord-Brabant om deze crisisopvang te (co-)financieren ten laste van de middelen voor jeugdhulpverlening.10.3.2 Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ)10.3.2.1 Doelstellingen voor het OGGZ-beleid realiserenIn het kader van zorgvernieuwing binnen de OGGZ is het gewenst dat voor (ex) GGZ-cliënten integrale en multidisciplinaire trajecten worden ontwikkeld die leiden naar activering en maatschappelijke participatie. Stichting GGZ Oost-Brabant zal (in nagenoeg alle gevallen) verantwoordelijk zijn voor het project of de activiteit en die kan als subsidieaanvrager optreden. Uitgangspunt is het realiseren van een adequaat basisaanbod op het terrein van de OGGZ. Hierop zal ingezet moeten worden.10.3.3 Verslavingsbeleid10.3.3.1 Terugdringen alcoholgebruik onder jongerenVanuit een aantal gemeenten in de regio Brabant Noord is, in samenwerking met Novadic Kentron en de GGD Hart voor Brabant, de initiatiefgroep alcohol en jongeren ontstaan waarin beleidsmedewerkers zijn vertegenwoordigd vanuit de beleidsterreinen jeugd, welzijn/zorg en integrale veiligheid. Deze initiatiefgroep heeft een beleidskader ontwikkeld voor de aanpak van de huidige alcoholproblematiek. Het gaat hierbij om een integrale benadering, gericht op zowel de jongere zelf als zijn omgeving. In het projectvoorstel worden de gemeenten geadviseerd om vanaf 2009 voor een periode van vier jaar per gemeente € 5.000 in te zetten. Daarnaast heeft iedere gemeente natuurlijk haar eigen lokale accenten en specifieke uitvoering waarvoor eigen middelen kunnen worden begroot. Dit project loopt gedurende de periode 2008-2012 (in 2012 is een evaluatie gepland). <vet>10.4 Betrokken partijen </vet>De uitvoering van de taken en het beleid zoals genoemd in dit domein “Preventie, zorg en opvang��? vraagt vooral een breed regionale aanpak omdat het voornamelijk om regionale thema’s en problemen gaat. De gemeenten werken dan ook samen in de regio Brabant-Noordoost (regio BNO) waarbij de gemeente Oss een centrumrol vervult en derhalve direct aanspreekpunt is voor partners als Novadic-Kentron, Verdihuis en GGZ.<vet>10.5 Planning</vet>Zie actieschema (bijlage).<vet>10.6 Waar komen we uit </vet>In 2011 mag de gemeente Sint Anthonis tevreden zijn als:•Het alcoholgebruik onder jongeren is teruggebracht;•Er voldoende opvangruimte is binnen de crisisopvang.

Hoofdstuk 11 Financiën

<vet>11.1 Algemeen</vet>In de voorgaande hoofdstukken zijn de beleidvoornemens voor maatschappelijke ondersteuning beschreven. In dit hoofdstuk worden de beleidvoornemens voor het bestaande beleid en het nieuwe beleid vertaald in te verwachten uitgaven.Verder wordt een overzicht van de dekkingsmiddelen voor de uitvoering van het beleid gegeven. Hierbij wordt ook informatie verschaft over de per 1 januari 2008 geïntroduceerde Brede doeluitkering JGZ (BDU-JGZ). Ook is een risicoparagraaf opgenomen die inzicht geeft in de aanwezige risico’s bij de uitvoering van de Wmo. Opgemerkt moet worden dat er geen één op één relatie te leggen is tussen de uitgaven Wmo en de inkomsten Wmo. De Wmo bestaat deels uit beleidsvelden die in het verleden ook al door onze gemeente werden uitgevoerd. Dit bestaande beleid is onderdeel van de reguliere begroting. Voor de uitvoering van deze taken zijn in het verleden middelen toegevoegd aan de algemene uitkering die de gemeente ontvangt van het rijk. Er bestaat geen overzicht van welke middelen nu met exact welk doel in de algemene uitkering zijn opgenomen. Om voor de onderdelen van de Wmo een dergelijk overzicht te maken is nagenoeg ondoenlijk. Een dergelijk overzicht is dan ook niet gemaakt.<vet>11.2 Uitgaven Wmo </vet>11.2.1 AlgemeenOm een beeld te krijgen van de totale uitgaven die gemoeid zijn met de uitvoering van de Wmo-domeinen, zijn alle producten financieel vertaald naar de domeinen. We hebben hierbij de productkosten geschoond van de interne kosten (lees: urentoerekening door de organisatie).11.2.2 Bestaand beleid 

 

 

(bedragen in €)

 

2008

2009

2010

2011

Domein 1 Samen leven in dorp enbuurt

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b

n.t.b

Domein 2 Opgroeien en opvoeden

238.264

252.562

258.631

258.128

Domein 3 Mantelzorg en vrijwilligerswerk

249.925

251.932

260.418

260.418

Domein 4 Meedoen mogelijk maken  

1.470.953

1.470.953

1.470.953

1.470.953

Domein 5Preventie, zorg en opvang

6.025

6.025

6.025

6.025

<cursief>Tabel Uitgaven Wmo – bestaand beleid – Bron: begroting en meerjarenbegroting</cursief>Op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning is in het verleden reeds het beleid vastgesteld. Dat geldt voor alle domeinen. De met dit vastgestelde beleid gepaard gaande kosten worden verantwoord in de begroting. In bovenstaande tabel zijn deze kosten bij benadering in beeld gebracht. Niet alle kosten kunnen inzichtelijk gemaakt worden. Dat kan eerst na een uitgebreide analyse van de verschillende in de begroting opgenomen producten. De in de tabel hierboven genoemde bedragen zijn dan ook indicatief.<cursief>11.2.3 Nieuw beleid </cursief>Vanuit de opgestelde beleidsnota zijn diverse nieuwe beleidswensen naar voren gekomen ter verdere realisatie van de beleidsdoelstellingen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. De kosten voor deze nieuwe beleidswensen hebben we per domein in de onderstaande tabel verwerkt. Het is belangrijk aan te geven dat de kosten van het nieuwe beleid voor de domeinen gelijk zijn aan de van het Rijk verkregen middelen, danwel nog nader bepaald moeten worden. Met de uitvoering van het nieuwe beleid kunnen dus nog extra kosten gemoeid zijn die niet in de tabel opgenomen zijn.  

 

 

bedragen in €                                             

 

 

 

 

 

Domein 1 Samen leven in dorp en buurt

 n.t.b.

n.t.b. 

n.t.b. 

n.t.b. 

Accomodatiebeleid

 n.t.b.

n.t.b. 

n.t.b.

n.t.b.

Kernenbeleid

 n.t.b.

n.t.b. 

n.t.b.

n.t.b. 

Woonzorgvoorzieningen

 n.t.b.

n.t.b. 

n.t.b. 

n.t.b. 

Domein 2 Opgroeien en opvoeden

 

 

 

 

Centrum voor Jeugd en Gezin

 198.670

186.743

199.898

215.089 

Domein 3 Mantelzorg en vrijwilligerswerk

 

 

 

 

Bestaand aanbod mantelzorgondersteuning in beeld brengen

 n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b. 

Ondersteuning mantelzorgers

 35.374

21.219 

21.219 

21.219 

Onderzoeken gemeentelijke regierol Steunpunt mantelzorg

 n.t.b.

n.t.b.

n.t.b. 

n.t.b. 

Vrijwilligerswerkbeleid vaststellen en maatschappelijke stages

 11.825

26.401 

33.752 

48.418 

Domein 4 Meedoen mogelijk maken

 

 

 

 

Samenwerken vanuit één loket

 n.t.b.

n.t.b. 

n.t.b. 

n.t.b. 

Laagdrempelige toegang en bekendheid Wmo-loket

 n.t.b.

n.t.b. 

n.t.b. 

n.t.b. 

Aanpasbare woningen voor mensen met een beperking

 0

Diensten bij wonen met zorg

 16.953

0

0

Verankering resultaten project “Is uw gemeente ouderenproof��?

 0

Klanttevredenheidsonderzoek

 n.t.b.

n.t.b. 

n.t.b.

n.t.b. 

Bijstellen uitvoering

 0

Domein 5 Preventie, zorg en opvang

 

 

 

 

Aparte crisisopvang voor jongeren 16-23 jaar

 0

0

Doelstellingen OGGZ-beleid realiseren

 0

0

Terugdringen alcoholgebruik onder jongeren

5.000

5.000

5.000

5.000

<cursief> Tabel uitgaven Wmo – nieuw beleid </cursief><vet>11.3 Inkomsten Wmo</vet>11.3.1 Dekkingsmiddelen WmoOm de Wmo-uitgaven te bekostigen hebben we de navolgende dekkingsmiddelen:•De financiële middelen die vanaf 2007 structureel beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van de nieuwe Wmo-taken in de vorm van een integratie-uitkering uit het gemeentefonds. De integratie-uitkering is bedoeld om de kosten die de gemeente heeft door de nieuwe taken die zijn overgeheveld naar de gemeente met de komst van de Wmo af te dekken (m.n. huishoudelijke zorg e.d.). Per 2009 maken deze middelen overigens deel uit van de reguliere algemene uitkering uit het Gemeentefonds en zijn derhalve niet meer als zodanig te herleiden.•De financiële middelen die al structureel beschikbaar zijn voor de uitvoering van de voormalige Wvg en Welzijnswet. Deze middelen maken sinds 1994 onderdeel uit van de reguliere algemene uitkering uit het Gemeentefonds en zijn opgenomen via de reguliere begrotingscyclus voor het bestaande beleid dat nu is opgenomen in de Wmo.•De eigen bijdragen Wmo-cliënten.• De brede doeluitkering Centra Jeugd en Gezin. Met ingang van 2008 is een nieuwe doeluitkering BDU CJG geïntroduceerd ten behoeve van de jeugdgezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning en afstemming jeugd en gezin evenals ten behoeve van het realiseren van tenminste een centrum voor jeugd en gezin in de periode tot en met 2011. In deze brede doeluitkering zijn ook de middelen opgenomen die tot 1 januari 2008 via de tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg (RSU-JGZ) aan de gemeenten werden uitgekeerd, ten behoeve van jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar. De middelen voor de gemeente Sint Anthonis zijn al voor de komende 4 jaren bekend gemaakt, behoudens loon- en prijspeilaanpassingen (zie beschikking Ministerie Jeugd en Gezin d.d. 19 januari 2008).De budgetten van onderdeel JGZ en onderdeel Wmo mogen uitgewisseld worden: het betreft dus geen afzonderlijk geoormerkte gelden. Het ministerie gaat uit van het totaalbedrag van de beschikking en heeft het onderscheid tussen beide onderdelen alleen gemaakt om de herkomst inzichtelijk te maken. Tekorten bij een van de twee onderdelen mogen dus opgevangen worden door een eventuele groei van het andere deel.De grootste beleidsintensiveringen zal de komende jaren plaats vinden binnen domein 2, “Opgroeien en opvoeden��?. De beleidsintensivering binnen dit domein sluit volledig aan op de landelijke ontwikkelingen gericht op jeugd en gezin. Dat binnen dit domein in de komende jaren nog verschuivingen in budgetten zullen gaan plaatsvinden is zonder meer te verwachten.<vet>11.4 Extra personele inzet</vet>Uit voorgaande blijkt dat, gelet op het nieuw beleid, de werkzaamheden niet uitgevoerd kunnen worden binnen de bestaande formatie. In de actieschema’s (zie vanaf pagina 41) wordt dan ook per domein een indicatie gegeven van de benodigde extra personele inzet in fte. De opgevoerde extra inzet is geen hard maar wel een onvermijdelijk gegeven. In de komende tijd zal een nadere analyse plaatsvinden om te bezien in hoeverre het capaciteitsprobleem kan worden opgelost.<vet>11.5 Risicoparagraaf </vet>Binnen de uitvoering van de domeinen van de Wmo zijn zonder meer risico’s te onderkennen.•Zoals al gememoreerd in paragraaf 11.1 bestaat de Wmo deels uit beleidsvelden die in het verleden ook al door de gemeente werden uitgevoerd. De financiele vertaling van dit beleid is terug te vinden in de reguliere begroting. Voor de uitvoering van deze bestaande taken zijn in het verleden middelen toegevoegd aan de algemene uitkering. Er bestaat geen overzicht van welke middelen nu met exact welk doel in de algemene uitkering zijn opgenomen. Voor het nieuwe beleid worden per 2009 toevoegingen gedaan aan de algemene uitkering, de integratie-uitkering verdwijnt. Daarnaast bestaan er nog specifieke doeluitkeringen voor uitvoering van een deel van het nieuwe beleid (jeugdbeleid). Bovenstaande leidt tot de conclusie dat het ondoenlijk is een goed inzicht te krijgen in de dekkingsmiddelen voor zowel het bestaande als het nieuwe Wmo-beleid. Dit kan gezien worden als een risicofactor voor de uitvoering van het beleid.•Een belangrijke ontwikkeling is verder de toenemende vergrijzing van de bevolking in onze gemeente, die zal leiden naar meer behoefte aan o.a. huishoudelijke verzorging, hulpmiddelen, flankerende voorzieningen en mantelzorg. Met deze demografische ontwikkeling is nog geen rekening gehouden in de meerjarenraming en de geïnventariseerde beleidswensen. Gelet op het open-eind karakter van bepaalde voorzieningen (o.a. woningaanpassingen en specifieke hulpmiddelen), waarbij de sturing op de uitgaven erg moeilijk is, moet bezien worden of een egalisatiereserve gevormd moet worden om eventuele jaarlijkse grote schommelingen in uitgaven op te vangen.•Om te komen tot een sluitende jeugdaanpak zijn we mede afhankelijk van externe partijen waaronder de GGD. Aangezien de GGD opereert vanuit de gemeenschappelijke regeling zijn we mede afhankelijk van de afspraken die in regionaal verband worden gemaakt. Dit proces beïnvloedt de voortvarendheid in de beleidsuitvoering in onze gemeente. Daarnaast kan specifiek maatwerk voor de gemeente Sint Anthonis hierdoor in het gedrang komen, omdat onze vrijheid om te besluiten is ingeperkt doordat binnen het Algemeen Bestuur van de GGD bij meerderheid wordt besloten. •Vanaf 2009 wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de zgn. prenatale zorg die in 2008 nog via de AWBZ gefinancierd wordt. De bekostiging hiervan dient ook plaats te vinden uit de brede doeluitkering. Er is echter nog geen zicht op de (uitvoerings)kosten die deze nieuwe taak met zich meebrengt. Dit pleit des te meer voor voorzichtigheid met betrekking tot de inzet van de toekomstige middelen vanuit de brede doeluitkering CJG.•Er is aan het einde van de meerjarenraming zien we een oplopend budget voor de realisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Of de jaarlijkse budgetten toereikend zijn om het centrum daadwerkelijk volledig te exploiteren en te bemensen is mede afhankelijk van de keuzes die hierover nog moeten worden gemaakt en dus nog niet duidelijk.•De (landelijke) ontwikkeling rondom de invoering van de elektronische kinddossiers verloopt moeizaam. Het is nog onduidelijk wanneer en op welke wijze een ander gestalte wordt gegeven. Er zijn op dit moment hiervoor nog geen budgetten geraamd.