Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Raalte

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Raalte

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRaalte
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Raalte
CiteertitelRe-integratieverordening Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147, lid 1
  2. Algemene wet bestuursrecht en Tijdelijke Referendumwet
  3. Wet werk en bijstand, art. 7, 8 en 10 lid 2
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 35
  5. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-02-201001-10-200901-10-2009intrekking

28-01-2010

Weekblad van Salland, 17-02-2010

onbekend
01-01-2005nieuwe regeling

24-02-2005

Weekblad van Salland 27-02-2008

D-2079

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Raalte

Re-integratieverordening Wet werk en bijstandDe raad van de gemeente Raalte, gezien het advies van de commissie MaatschappelijkeZaken, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 januari 2005gelet op de artikelen 7 en 8 en 10, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34,35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers, de bepalingen van de Algemene wetbestuursrecht en de Gemeentewet;overwegende dat het noodzakelijk is het aanbieden van re-integratievoorzieningen bij verordeningte regelen;Besluit vast te stellen de volgende:Re-integratieverordening Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis dan in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003; 375);

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • e.

      uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ;

    • f.

      Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolgde de Algemene nabestaandenwet die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven staat bij de Centrale organisatie werk en inkomen;

    • g.

      Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in artikel 6, onder a, van de wet;

    • h.

      jongere: de uitkeringsgerechtigde, Anw-er of Nugger tot de leeftijd van 25 jaar;

    • i.

      werknemer in gesubsidieerde arbeid: de werknemer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet;

    • j.

      voorziening: een voorziening van als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet en/of deze verordening;

    • k.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Raalte;

    • l.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Raalte;

    • m.

      algemeen geaccepteerde arbeid arbeid, zonder beperkende voorwaarden qua aard en omvang van het werk en/of aansluiting op opleiding en ervaring, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum, en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk.

    • n.

      CWI: de Centrale organisatie werk en inkomen.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt aan de uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar, de Nugger en de Anw-er alsmede de persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, en in het bijzonder jongeren tot de leeftijd van 25 jaar, in een zo vroeg mogelijk stadium ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbenden, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning envoorzieningen.

  • 4.

    Uitvoering van dit artikel vindt plaats binnen de daarvoor door de gemeenteraad beschikbaargestelde middelen.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht oparbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, de beleidsregels en de uitvoeringsbesluiten.

  • 3.

    Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening in ieder geval rekening met de mate waarin de persoon arbeid en zorgtaken kan combineren.

  • 4.

    Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de belanghebbende.

Artikel 4 Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAZ, de IOAW en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 3.

    Indien de belanghebbende die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsverplichting

  • 1.

    Het college kan met inachtneming van artikel 9, tweede lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en artikel 37a van de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 5, eerstelid, van deze verordening genoemde verplichtingen, op basis van de volgende criteria:

    • a.

      indien de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is voor de alleenstaande ouder, met kinderen tot 12 jaar;

    • b.

      indien belanghebbende om medische redenen niet in staat is om te werken;

    • c.

      indien belanghebbende van 57½ jaar en ouder een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2.

    Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts verleend voor een door het college vast te stellen periode.

  • 3.

    Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld indeze verordening, nadere regels. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      de tijdelijkheid van een voorziening

    • b.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • c.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • d.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • e.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • f.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • g.

      werken met behoud van uitkering

    • h.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies en premies.

  • 3.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Artikel 8 Continuïteit

Het college draagt er zorg voor dat:

  • 1.

    De kwaliteit en continuïteit van derden, die bij het re-integratieproject zijn betrokken, in voldoende mate gewaarborgd zijn;

  • 2.

    Met inachtneming van de persoonlijke verantwoordelijkheid van belanghebbende voldoende voorzieningen zijn getroffen om het voor belanghebbende redelijkerwijze mogelijk te maken het re-integratieproject met succes te doorlopen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Re-integratieverordening wet werk en bijstand gemeente Raalte.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 februari 2005de voorzitter de griffier

Toelichting 1  

Algemene toelichting1. InleidingDe Wet werk en bijstand (WWB) geeft burgemeester en wethouders de opdracht om zorg tedragen voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden, Nuggers en Anw-ers. De WWBdraagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van degemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin deaanspraak van burgers op ondersteuning bij re-integratie geregeld.De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onder a, en tweede lid enartikel 10, eerste en tweede lid, van de WWB.Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in ofvia de verordening geregeld moeten of kunnen worden. Deze zaken zijn:- de aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;- het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;- het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;- de beschikbaarheid van financiële middelen.In de gemeente Raalte wordt het beleid op een aantal niveaus geregeld:1. In de verordening zelf.Hiermee ligt het beleid voor langere duur vast. Het aanpassen van de verordeningvergt langere tijd. Uitgangspunt is een verordening vast te stellen waarin de hoofdlijnengeregeld zijn, die een aantal jaren meekan.2. In delegatie aan het college.- Uitvoeringsbesluiten:naast algemene uitgangspunten komen hierin ook onderwerpen aan de orde als desoorten voorzieningen, het inkoop- en aanbestedingsbeleid en de afstemming met anderebeleidsterreinen als onderwijs, zorg en economie.- Beleidsregels: deze geven aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid in individuele gevallen af te wijken.Jaarlijks wordt, in het kader van de budgetcyclus, door het college aan de raad verslag uitgebracht van het gevoerde beleid en de resultaten.Bij de vaststelling van het beleid als bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede de verantwoording van de resultaten, wordt het oordeel van de Adviesraad voor Werk en Inkomen betrokken, conform de verordening cliëntenparticipatie.In deze verordening wordt dan ook vastgelegd: de verhouding tussen raad en college alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de cliënt. Al het overige wordt vastgelegd in beleidsregels of in uitvoeringsbesluiten van het college.AfstemmingverordeningDe op grond van de WWB opgestelde Afstemmingsverordening regelt het samenspel van de rechten en plichten van de cliënt.De re-integratieverordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden.Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit sanctiebeleid wordt geregeld in de afstemmingsverordening.Artikelsgewijze toelichtingArtikel 1 BegripsbepalingenEr is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB of Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB of Awb ook de verordening moet worden gewijzigd.De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.Onder e tot en met g wordt omschreven wat de doelgroep is aan wie de gemeente ondersteuning moet bieden. Dit is geregeld in artikel 7, eerste lid, van de WWB. Voor Nuggers en Anw-er geldt hierbij de aanvulling dat voor deze groep begeleiding naar werk plaatsvindt naar het aantal uren van inschrijving bij de CWI, met een minimum van 12 uur.Onder i wordt om schreven wie verstaan moet worden onder een werknemer in gesubsidieerde arbeid. Dit is de belanghebbende die een dienstverband heeft met een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze verordening.Wat een voorziening is wordt omschreven onder j. Dit betreft een voorziening gericht op de arbeidsinschakeling; een instrument binnen een reïntegratietraject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;De WWB hanteert het begrip algemeen geaccepteerde arbeid. Dit is een ruimer begrip dan het begrip passende arbeid dat in de Algemene bijstandswet werd gehanteerd.Algemene grenzen van wat algemeen geaccepteerde arbeid is, zijn niet primair terug te vinden in de WWB, maar wel in aanverwante wet- en regelgeving, zoals de arbeidswetgeving.Illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum vallen niet onder algemeen geaccepteerde arbeid.In deze verordening wordt onder algemeen geaccepteerde arbeid wordt verstaan:iedere vorm van betaalde arbeid. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien sprake is van medische beperkingen of psychosociale problematiek waardoor aanvaarding van bepaaldwerk in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel niet mogelijk is. De vaststelling hiervan gebeurt, zo nodig, aan de hand van een onafhankelijk, extern deskundig advies.Bij gewetensbezwaren ligt het meer gecompliceerd. Over het algemeen zal gelden dat aan dergelijke strikt persoonlijke omstandigheden slechts betekenis zal worden gehecht voorzover deze zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk.Onder n is opgenomen dat met het CWI wordt bedoeld de organisatie genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen.Artikel 2 Opdracht collegeDe WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel cliënten aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning en/of voorziening op de manier zoals de cliënt dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiëlemiddelen. De vraag naar ondersteuning zal afhankelijk zijn van een veelheid aan sociaaleconomische factoren.De in het eerste lid genoemde voorzieningen behelzen de voorzieningen zoals beschreven in deze verordening. In het uitvoeringsbeleid zal het college een termijn opnemen waarbinnen de gemeente met iedere uitkeringsgerechtigde een reïntegratieplan overeenkomt. De gemeente wil daarin veel verder gaan dan hetgeen met betrekking tot sluitende aanpak wordt vermeld in de algemene toelichting op de wet en het Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin veelal een termijn van 12 maanden wordt genoemd. De inzet van het college is erop gericht dat iedere uitkeringsgerechtigde, en vooral jongeren, zoveel mogelijk terstond een arbeidsplaats wordt aangeboden (Work-first).Artikel 3 Aanspraak op ondersteuningOndersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere voorzieningen. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die voorziening het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost omdat doel te bereiken.De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelmatige inzet van de middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de cliënt. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de cliënt belangrijk.Voordat tot het inzetten van het traject wordt besloten, wordt de inhoud hiervan met client besproken, waarna het re-integratieplan door beide partijen ondertekend wordt. In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin de criteria worden verwoord.De in het vierde lid genoemde voorliggende voorzieningen kunnen bijvoorbeeld zijn: de bemiddeling richting arbeidsmarkt door het Centrum voor Werk en Inkomen of re-integratieactiviteiten die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen worden aangeboden.Artikel 4 Budget- en subsidieplafondsDe gemeente kan, om financiële risico's te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie en budgetplafonds instellen.De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening (bijv. gesubsidieerde arbeid) een plafond worden ingebouwd.Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken of de voorziening op een later tijdstip aan te bieden.Artikel 5 Verplichtingen van de cliëntIn de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering.Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden.Voor diegene zonder uitkering moeten daarom in deze verordening voorwaarden aan het re-integratietraject worden gekoppeld. Deze gelden dan vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigde.Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten van belanghebbende worden teruggevorderd, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.Natuurlijk heeft de cliënt ook rechten. Deze rechten zijn elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Awb. Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).Het tweede lid verbindt deze re-integratieverordening met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald bedrag. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat de gemeente in die gevallen (een deel van) de kosten van de voorziening kan terugvorderen.Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsverplichtingDe in het eerste lid onder a opgenomen situatie dient aan te sluiten bij hetgeen in artikel 9 vierde lid van de WWB is opgenomen. Hierin is bepaald dat de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts geldt nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de cliënt. De belastbaarheid wordt in principe beoordeeld door de consulent werk. Bij vergaand verschil van mening over de mate van belastbaarheid dient gekozen te worden voor een advies van een onafhankelijke externe deskundige. Onder passende kinderopvang wordt verstaan opvang die onder de Regeling Kinderopvang Alleenstaande Ouders valt en de overige door de gemeente Raalte gesubsidieerde kinderopvang en buitenschoolse opvang. Vanaf het moment waarop de Wet basisvoorziening kinderopvang van kracht is wordt onder passende kinderopvang verstaan de in het kader van die wet erkende kinderopvang.De toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van cliënt dient naar individuele omstandigheden te worden bepaald. De onder b genoemde situatie wordt, met name bij medische redenen, zo nodig ondersteund door een extern onafhankelijk deskundig advies. Onder deze omschrijving valt overigens ook psychische problematiek.In de Abw was het mogelijk de groep van 57½ jaar en ouder categoriaal te ontheffen van de arbeidsverplichting. In de WWB is dit niet meer mogelijk. De minister heeft in zijn decembercirculaire van 2003 naar aanleiding van discussie in de Eerste Kamer bepaald dat de consequentie is dat gemeenten onder de WWB ook het zittend bestand ouderen individueel zal moeten beoordelen op de kansen om uit te stromen naar een betaalde baan. Echter, omdat de arbeidsmarkt op dit moment weinig ruimte biedt voor nieuwe instroom en een gedeelte van de ouderen al voor langere tijd werkzoekend is, kan de gemeente volstaan met een éénmalige individuele beoordeling van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Als vastgesteld wordt dat er kansen aanwezig zijn ligt het voor de hand om deze kansen te benutten en de uitstroom te bevorderen. Wanneer tijdens deze eerste beoordeling geconcludeerd wordt dat de afstand tot de arbeidsmarkt nauwelijks meer valt te overbruggen heeft de gemeente de bevoegdheid om te volstaan met een ontheffing van de arbeidsverplichtingen voor de resterende periode dat de oudere bijstand ontvangt.Een deskundige afweging van de mogelijkheden van de cliënt van 57½ jaar en ouder op de arbeidsmarkt zou ondersteund kunnen worden door een verklaring van het Centrum voor Werk en Inkomen.In de wet is bepaald dat een ontheffing slechts tijdelijk wordt verleend. Het tweede lid van dit artikel sluit hierbij aan. In het derde lid is bepaald dat het college deze periode kan verlengen nadat een herbeoordeling heeft plaatsgevonden. Dit is aan de orde als na afloop van de ontheffingsperiode de omstandigheden ongewijzigd zijn of er nieuwe zwaarwegende factoren voor een nieuwe ontheffing aanwezig zijn.Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningenDit artikel is opgenomen om enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen.Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent werk de voortgang bespreekt.Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dit kan doen. Onder beëindigingen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan de werkgever.Artikel 8 ContinuïteitMet dit artikel worden de rechten van de belanghebbende bij de gebruikmaking van voorzieningen geregeld. Bij de inkoop van re-integratieprojecten bij derden, dient het college expliciete aandacht te besteden aan de continuïteit en de kwaliteit van de trajecten. Tevens dient het college voorzieningen te treffen die het de belanghebbende mogelijk maken deel te nemen aan een traject.Hoofdstuk 4 SlotbepalingenArtikel 9 HardheidsclausuleDit artikel behoeft geen nadere toelichting.Artikel 10 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorzietVoor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.Artikel 11 UitvoeringEvenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van deze verordening bij het college.Artikel 12 InwerkingtredingIn het kader van de gefaseerde invoering van de WWB hebben gemeenten tot 1 januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen. De aanspraak van artikel 10 WWB kan pas 'te gelde' worden gemaakt als de verordening is ingegaan Deze verordening is op grond van artikel 8 van de Tijdelijke referendumwet referendabel. De datum van de inwerkingtreding van de verordening moet daarom, met in acht name van artikel 22 Tijdelijke referendumwet, op tenminste 6 weken na datum publicatie gesteld worden. Tenslotte is in het Invoeringsbesluit WWB bepaald dat de re-integratieverordening en de afstemmingsverordening op hetzelfde tijdstip in dienen te gaan.Artikel 13 CiteertitelDit artikel behoeft geen nadere toelichting.