Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Procedureverordening aanvragen om tegemoetkoming in planschade

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingProcedureverordening aanvragen om tegemoetkoming in planschade
CiteertitelProcedureverordening aanvragen om tegemoetkoming in planschade
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpruimtelijke ordening; tegemoetkoming in planschade

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. De Wro en het Bro houden onder meer aanpassingen van de planschadewetgeving in. Het gaat met name om het creëren van uniformiteit bij de afhandeling van planschadeverzoeken. Verder wordt beoogd de hoogte van de tegemoetkoming in planschade te beperken.

Het Bro verplicht gemeenten tot het vaststellen van een verordening waarin regels worden gegeven over de aanwijzing van een adviseur en de wijze waarop deze tot een advies komt. De bijgevoegde verordening is geënt op de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde modelverordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet ruimtelijke ordening, art. 6.7
  2. Besluit ruimtelijke ordening, art. 6.1.3.3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-10-200808-10-2020nieuwe regeling

02-10-2008

Ede Stad 15-10-2008

ont 2008 16153

Tekst van de regeling

Intitulé

Procedureverordening aanvragen om tegemoetkoming in planschade

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 augustus 2008, kenmerk ONT 2008 16153;

gelet op het bepaalde in artikel 6.7 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 van het Besluit ruimtelijke ordening;

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening indient;

  • b)

    adviseur: de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon of commissie als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening;

  • c)

    adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, lid 5, van deze verordening;

  • d)

    besluit: Besluit ruimtelijke ordening;

  • e)

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • f)

    derden-belanghebbenden: de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, leden 2 en 3, van de Wet ruimtelijke ordening.

  • g)

    gemeente: gemeente Ede;

  • h)

    planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, lid 2, Wet ruimtelijke ordening;

  • i)

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, lid 1, Wet ruimtelijke ordening;

  • j)

    wet: Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Artikel 2 Aanvraag

  • 1.

    Het college stelt een formulier vast dat kan worden gebruikt bij het aanvragen van een tegemoetkoming in planschade.

  • 2.

    Het college stelt eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden schriftelijk in kennis van de ontvangst van een aanvraag.

Artikel 3 Opdrachtverstrekking

Binnen 12 weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan één dan wel meer adviseurs gezamenlijk opdracht om over een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wijst het college een adviseur aan die beschikt over voldoende deskundigheid over advisering op het gebied van planschade.

  • 2.

    Als het college, na advies te hebben ingewonnen van de in lid 1 bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er -gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag- behoefte bestaat aan extra deskundigheid, wijst het college een tweede adviseur aan die deskundig is op het gebied van accountancy en/of financieel-economische bedrijfsvoering.

  • 3.

    Als het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het lid 1 bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermin-dering van een onroerende zaak en er -gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag- behoefte bestaat aan extra deskundigheid, wijst het college een tweede adviseur aan die ter zake deskundig is.

  • 4.

    Als naar het oordeel van het college de leden 2 en 3 van toepassing zijn, wijst hij zowel de in lid 2 als lid 3 bedoelde adviseur aan.

  • 5.

    Bij aanwijzing van meer adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in lid 1 bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 6.

    De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 5 Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1.

    Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 4, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2.

    Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de raad.

    Een adviseur mag evenmin betrokken zijn (geweest) bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 6 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voordat het college de opdracht tot advisering als bedoeld in artikel 3 verstrekt, stelt hij de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden schriftelijk in kennis van de aanwijzing van:

    • a)

      een adviseur als bedoeld in artikel 4, lid 1, of

    • b)

      meer adviseurs als bedoeld in artikel 4, lid 5.

  • 2.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in lid 1 schriftelijk en voldoende gemotiveerd bij het college een verzoek tot wraking van één of meer adviseurs indienen.

  • 3.

    Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meer adviseurs.

Artikel 7 Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie en de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2.

    Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meer hoorzittingen, waar de aanvrager en de in lid 2 bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag kenbaar te maken aan de adviseur of de adviescommissie.

    Eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager uit voor de plaatsopneming.

  • 5.

    Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak maakt de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak.

  • 6.

    Van de in lid 3 bedoelde hoorzitting en van de in lid 4 bedoelde bezichtiging wordt door dan wel onder verantwoordelijkheid van de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7.

    Alvorens een advies uit te brengen, zendt de adviseur of de adviescommissie binnen 16 weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 8.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept-advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in lid 8 bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de desbetreffende reacties zijn betrokken.

  • 10.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de advies-commissie binnen twee weken na het verstrijken van de in lid 8 bedoelde termijn een advies uit aan het college.

  • 11.

    De adviseur of de adviescommissie zendt een exemplaar van het advies tevens aan de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belang-hebbenden.

Artikel 8 Beslissing college

Het college stelt de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden schriftelijk in kennis van hun besluit.

Artikel 9 Uitbetaling tegemoetkoming

Nadat het college heeft beslist op de aanvraag, vindt -bij wijze van voorschot- uitbetaling van de vastgestelde tegemoetkoming plaats op een door aanvrager aangegeven rekening.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die waarop zij is bekend gemaakt.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Procedureverordening aanvragen om tegemoetkoming in planschade”.

De raad voornoemd,

de griffier

w.g.HAGELSTEIN

de voorzitter

w.g.VAN DER KNAAP

Toelichting op de “Procedureverordening aanvragen om tegemoetkoming in planschade”

Algemeen

Volgens artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan aan degene die in de vorm van

inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt als gevolg van een planologische maatregel, desgevraagd een tegemoetkoming worden toegekend.

Hieraan wordt toegevoegd: “voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover die tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd”.

Volgens de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) moest iedere gemeente een regeling voor de behandeling van verzoeken om planschadevergoeding opstellen. Die regeling is nu terug te vinden in het Bro.

Zo vermeldt afdeling 6.1 (Tegemoetkoming in schade) de vereisten voor het indienen van een aanvraag, procedurevoorschriften en de regels voor het aanwijzen van een adviseur.

Artikel 6.1.3.2 Bro verplicht het college van burgemeester en wethouders een adviseur aan te wijzen die advies uitbrengt over de op de aanvraag te nemen beslissing.

In artikel 6.1.3.3, lid 1, Bro is bepaald dat de gemeente in een verordening regels geeft over de aanwijzing van een adviseur en de wijze waarop deze tot een advies komt. Volgens artikel 6.1.3.3, lid 2, hebben die regels in ieder geval betrekking op:

  • a)

    de deskundigheid en onafhankelijkheid van de adviseur;

  • b)

    de gevallen waarin als adviseur een commissie wordt ingeschakeld;

  • c)

    het tijdstip waarop de adviseur wordt ingeschakeld;

  • d)

    de wijze waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en de belang-hebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, leden 2 en 3, van de Wro vooraf in de aanwijzing van de adviseur worden gekend, dan wel deze na aanwijzing kunnen wraken;

  • e)

    de wijze waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden -onder verslaglegging- worden gehoord en worden betrokken bij de opstelling van het advies, alsmede de hierbij geldende termijnen.

    Uitgangspunt is dat deze verordening geen zaken regelt die al zijn geregeld in Wro of Bro.

De relatie met de “Procedureregeling planschadevergoeding 2006”

Na de inwerkingtreding van de voorliggende procedureverordening is de “Procedureregeling planschadevergoeding 2006” nog in een beperkt aantal situaties van toepassing, en wel:

  • ?

    op een aanvraag ingediend op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden vóór 1 september 2005 (er geldt geen verjaringstermijn);

  • ?

    op een aanvraag ingediend op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden op of na 1 september 2005 en vóór 1 juli 2008 van kracht is geworden (met inbegrip van de verjaringstermijn);

  • ?

    op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden vóór 1 september 2005 (er geldt geen verjaringstermijn).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Bij de definiëring van de begrippen is aansluiting gezocht bij de Wro en het Bro. Voor zover nodig is hierop een aanvulling gegeven. Voor een juiste interpretatie van de verordening is kennis-neming van de algemene bepalingen (artikel 6.1.1.1 Bro) van belang.

Artikel 2 Aanvraag

Anders dan op basis van de oude wetgeving (wet tot wijziging van de WRO van juni 2005) het geval was, verplicht de Wro noch de Bro de aanvrager om gebruik te maken van een door ons college vastgesteld formulier. Burgemeester en wethouders hebben uit een oogpunt van service-verlening gemeend om toch een model-aanvraagformulier op te stellen. Hiervan kan een aanvra-ger desgewenst gebruik maken.

Artikel 3 Opdrachtverstrekking

Burgemeester en wethouders dienen binnen 12 weken een opdracht te verstrekken aan één of meer adviseurs gezamenlijk, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 Bro of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6.1.3.1, lid 1, Bro geeft het college de bevoegdheid een aanvraag binnen vier dan wel acht weken (als de aanvrager eerst nog gelegenheid krijgt de aanvraag aan te vullen) als kennelijk ongegrond af te wijzen.

Artikel 6.1.3.1, lid 2, Bro heeft betrekking op de bevoegdheid op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht om een onvolledige aanvraag niet verder in behandeling te nemen. Zo’n besluit moet binnen vier weken (resp. acht weken als de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen) worden meegedeeld aan de aanvrager. De laatstgenoemde beslis-termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd.

Artikel 4 Adviseur of adviescommissie

Burgemeester en wethouders schakelen één of meer adviseurs gezamenlijk in voor de advise-ring over de op de aanvraag te nemen beslissing. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een adviseur of een adviescommissie dient te worden ingeschakeld en over welke deskundigheid een adviseur dient te beschikken.

Een adviseur kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn. De keuze tussen een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt aan de gemeente overgelaten (zie de Nota van Toelichting bij het Bro, Stb. 2008, 145, p. 63). Een in planschade gespecialiseerd adviesbureau kan dus worden aangewezen als adviseur bedoeld in het eerste lid, of als één van de adviseurs (tweede of derde lid) in een adviescommissie.

Hoewel voor iedere aanvraag een aanwijzing van één of meer adviseurs nodig is, bestaat de mogelijkheid om telkens dezelfde adviseur(s) aan te wijzen (vaste adviseur of adviescommissie).

Volgens de leden 2 en 3 kan zo nodig extra deskundigheid worden ingeschakeld. Wordt hiertoe overgegaan, dan is sprake van een adviescommissie (artikel 3, lid 5).

Artikel 5 Deskundigheid en onafhankelijkheid

Artikel 6.1.3.3, lid 2, onder a, Bro schrijft voor dat de verordening regels moet bevatten over de deskundigheid en onafhankelijkheid van de adviseur. In dit licht dient het bepaalde in lid 1 te worden gezien.

In aansluiting op artikel 3:5, lid 1, Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 6.1.1.1, onder c, Bro, waaruit voortvloeit dat een adviseur niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, schrijft lid 2 voor dat die adviseur niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van de raad.

Om de onafhankelijkheid van de adviseur te waarborgen, mag volgens lid 2 een adviseur niet betrokken zijn (geweest) bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 6 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie.

Volgens lid 1 stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden schriftelijk in kennis van de aanwijzing van een adviseur of adviescommissie. Als men zich hiermee niet kan verenigen, bestaat de mogelijkheid één of meer adviseurs te wraken, wat schriftelijk en voldoende gemotiveerd moet gebeuren.

Wordt een verzoek om wraking ingediend, dan moet het college hierover binnen twee weken na het verstrijken van de gestelde termijn (twee weken) een beslissing nemen.

Artikel 7 Werkwijze adviseur of adviescommissie

Dit artikel regelt met name de wijze waarop de aanvrager en eventuele derden-belanghebbenden worden betrokken bij de opstelling van het advies, alsook de hiervoor geldende termijnen.

De in de leden 3, 4 en 5 genoemde activiteiten (hoorzitting, bezichtiging en taxatie) behoeven niet afzonderlijk te worden georganiseerd. Het is bijv. mogelijk de hoorzitting te combineren met de bezichtiging. Volgens artikel 6.1.3.5, lid 2, Bro mag van de bezichtiging worden afgezien, als uit de inhoud van de aanvraag aanstonds blijkt dat deze behoort te worden afgewezen.

Volgens artikel 6.1.3.3, lid 2, onder e, Bro dient de verordening mede aandacht te schenken aan de wijze waarop de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden worden betrokken bij de opstelling van het advies. Hieraan is vorm gegeven door die belanghebbenden in de gelegenheid te stellen om binnen vier weken schrif-telijk te reageren op het concept-advies.

Artikel 8 Beslissing college

Volgens artikel 6.1.3.6, lid 1, Bro dienen burgemeester en wethouders binnen acht weken na ontvangst van het advies te beslissen op het verzoek en bekend te maken aan de aanvrager. . Onder opgaaf van redenen kan die termijn eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verlengd.

In aansluiting hierop bepaalt artikel 8 dat burgemeester en wethouders niet alleen de aanvrager, maar ook eventuele andere betrokken bestuursorganen en eventuele derden-belanghebbenden schriftelijk in kennis stellen van hun besluit.

Artikel 9 Uitbetaling tegemoetkoming

Ter beperking van de verschuldigde wettelijke rente wordt met het uitbetalen van het door burgemeester en wethouders vastgestelde planschadebedrag niet gewacht totdat het besluit onherroepelijk is, maar wordt de tegemoetkoming -bij wijze van voorschot- uitbetaald.