Organisatie | Raalte |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Raalte |
Citeertitel | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Raalte |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2006 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 22-12-2005 Weekblad van Salland, 26-12-2005 | D-450 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder
school: school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en school voor voortgezet onderwijs;- school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;- school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;- school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.
nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;
advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 95 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 93 van de Wet op de expertisecentra, artikel 76f en 210, negende lid van de Wet op het voortgezet onderwijs;
beslissing gedeputeerde staten: de beslissing van gedeputeerde staten in een geschil als bedoeld in artikel 110 , tweede lid van de Wet op het primair onderwijs, artikel 108 , tweede lid van de Wet op de expertisecentra, artikel 76u , tweede lid en artikel 225 , tweede lid van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:1. ° nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;2. ° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;3. ° gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;4. ° verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen ten behoeve van de huisvesting van een school;5. ° terrein voor zover benodigd voor de realisering van een onder a sub lo tot en met 4o omschreven voorziening;6. ° inrichting met onderwijsleerpakket of met leer- en hulpmiddelen voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;7. ° inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;8. ° medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is en medegebruik van een gymnastiekruimte: en een bad voor watergewenning ten behoeve van scholen voor speciaal onderwijs (Z.M.L.K.);
Artikel 3 Bouwvoorbereiding voorzieningen
Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a.1, a.2 en a.3 kan een aanvraag worden ingediend voor bekostiging van bouwvoorbereiding. Hierbij is het bepaalde in hoofdstuk 4 van toepassing.
Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen
Bij toekenning van een van de in artikel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning van bekostiging van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 3, wordt bij de wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoeding een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerde bedragen en bedragen gebaseerd op de feitelijk voorziene kosten per geval.
Artikel 5 Informatieverstrekking
Het bevoegd gezag verstrekt aan het college gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.De in het eerste lid bedoelde gegevens worden onderscheiden in:a. basisgegevens, zijnde gegevens die eenmalig in hun geheel worden verstrekt en vervolgens alleen in geval van wijziging worden gemeld bij het college;b. periodieke gegevens, zijnde gegevens die regelmatig door het bevoegd gezag dienen te worden verstrekt.
2. De in het tweede lid onder a genoemde basisgegevens omvatten:a. gegevens over het bevoegd gezag, bestaande uit naam, adres, denominatie en vestigingsplaats, alsmede een opgave van een contactpersoon inzake aangelegenheden aangaande de huisvesting;b. gegevens over de onder het beheer van het bevoegd gezag staande school of scholen die geheel of gedeeltelijk gehuisvest zijn in een gebouw gelegen in de gemeente, bestaande uit het Brin-nummer, naam, adres, onderwijssoort en eventuele onderwijsafdelingen en, voor zover van toepassing, de aanduiding of de school bestaat uit een hoofdvestiging met een of meer nevenvestigingen;c. gegevens over de bij de school of nevenvestiging in gebruik zijnde gebouwen gespecificeerd per gebouw, bestaande uit:- het adres;- de status van het gebouw zijnde hoofdgebouw of dislocatie;- de bouwaard zijnde permanent of noodlokaal;- het bouwjaar zijnde het oorspronkelijk bouwjaar of, ingeval het gebouw bestaat uit in verschillende jaren gebouwde delen, de bouwjaren onderscheiden naar gebouwdeel met de daarbij behorende bruto-vloeroppervlakte;- de bruto-vloeroppervlakte van het gebouw uitgedrukt in m2;- de genormeerde en feitelijke capaciteit van het gebouw voor zover bestemd voor een school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, te bepalen aan de hand van het gestelde in bijlage III, deel A en B;d. gegevens over de omvang van het medegebruik uitgedrukt in het aantal groepen, voor zover het een school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs betreft en het aantal in medegebruik genomen m2 voor zover het voortgezet onderwijs betreft, te verstrekken door de hoofdgebruiker van het gebouw waarin het medegebruik plaatsvindt;e. gegevens over het adres, het stichtingsjaar en de oppervlakte van de oefenzaal indien een bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs eigenaar is van een gymnastiekruimte.
3. De in het tweede lid onder b genoemde periodieke gegevens omvatten:1. een afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat op de wettelijk teldatum staat ingeschreven op de school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw gelegen op het grondgebied van de gemeente;2. een afschrift van een tussentijdse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op de school in verband met een groei van het aantal leerlingen;3. indien de school gedeeltelijk is gehuisvest in een of meer locaties op het grondgebied van de gemeente, een opgave van het aantal leerlingen op de wettelijke teldatum per locatie.De onder 1° en 2° vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag tegelijkertijd met de opgave aan de minister verstrekt aan het college. De onder 3° vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag gevoegd bij de jaarlijkse opgave als bedoeld onder 1°.
4. Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave bevat de volgende gegevens:1. de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitgedrukt in een aantal klokuren;2. de aanduiding van de gymnastiekruimte of -ruimten waarin het gebruik wordt gewenst;3. de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.
5. In aanvulling op de in het eerste tot en met vijfde lid bedoelde gegevens verstrekken de bevoegde gezagsorganen op verzoek van het college alle inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening. Hieronder kunnen in ieder geval zijn begrepen:1. een oordeel over de juistheid en volledigheid van door het college voorgelegde gegevens die betrekking hebben op het bevoegd gezag;2. inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opmaken van de staat van het onderhoud als bedoeld in artikel 37.
Hoofdstuk 2 Programma en overzicht
Paragraaf 2.1 Aanvragen programma
a. Een aanvraag voor opneming van een voorziening als bedoeld in artikel 2, met uitzondering van sub c, op het programma wordt voor 1 februari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma door het bevoegd gezag ingediend bij het college.b. Indien de aanvraag niet voor 1 februari is ingediend, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het besluit de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na ontvangst van de ingediende aanvraag.
Een aanvraag om een voorziening als bedoeld in art. 2 sub c, dient te worden vooraf gegaan door een technische- en ontvankelijkheidtoets in het kader van het door de raad vastgestelde M.O.P.De betreffende voorziening dient in principe te zijn opgenomen in de jaarschijf van het M.O.P, dat deel uit maakt van het programma. De formele aanvraag dient te worden in gediend in hetkalenderjaar van de betreffende jaarschijf van het M.O.P..
Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige Aanvraag
In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van:
een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt indien het een voorziening betreft bestaande uit nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw, uit onderhoud aan een gebouw van een school voor basisonderwijs of van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en uit herstel van een constructiefout;
Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid, uitgezonderd in geval van aanvragen als bedoeld in artikel 2, sub c, deelt het college dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld voor 15 maart de ontbrekende gegevens aan te vullen.Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt voor 15 maart, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.
Indien een door het college in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op een voorziening voor een school waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op de wettelijke teldatum van 1 oktober van het jaar waarin de datum genoemd in artikel 6 lid 1 valt, dan zendt de aanvrager onverwijld aan het college een afschrift van de opgave als bedoeld in artikel 5, vierde lid onder 1°. Indien het afschrift niet binnen een week na het tijdstip van de wettelijke teldatum is ontvangen, deelt het college dit schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het afschrift van de opgave alsnog binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling in te dienen. Indien het afschrift van de opgave niet binnen de termijn bedoeld in de vorige volzin is verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.
Een besluit om ingevolge het derde lid de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvragerbbekendgemaakt binnen vier weken na het verstrijken van de daarin genoemde termijn. Een besluit om ingevolge het vierde lid de aanvraag niet te behandelen wordt binnen vier weken na het nemen van de daarin genoemde beslissing bekendgemaakt aan de aanvrager.
Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen
Het college verstrekt ter informatie aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van de ingevolge artikel 6 lid 1 en artikel 25 ingediende aanvragen, alsmede een overzicht van de onderhoudsvoorzieningen van de betreffende jaarschijf van het M.O.P. Voor zover van toepassing geeft het college daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.
Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht
Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
Na het in behandeling nemen van een aanvraag door het college, kan de aanvraag voor 1 mei volgend op de datum als genoemd in artikel 6 lid 1, door de aanvrager nader worden toegelicht. De toelichting kan plaatsvinden op verzoek van de aanvrager of op verzoek van burgemeester en wethouders. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2c dient te worden toegelicht voorafgaand aan de formele indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 6 lid 2.
Indien de aanvraag een voorziening betreft waarop het gestelde in artikel 4, derde lid, laatste volzin van toepassing is, treedt het college voor de in het eerste lid genoemde datum in overleg met de aanvrager indien het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde begroting van de kosten dient te worden aangepast. Wanneer in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag dan geeft het college dat, onder vermelding van de redenen, aan in het voorstel tot vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3.Het college geeft in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van het gestelde in paragraaf 2.3.
Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 15 September. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijk daarvan in kennis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de voorgenomen inhoud van het voorstel.
De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste lid, kunnen in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het college op deze zienswijzen, wordt door het college een verslag gemaakt. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen en wordt gevoegd bij het voorstel aan de raad.
Indien een bevoegd gezag of het college een advies wenst van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of het college tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.
De bevoegde gezagsorganen en het college worden in het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.
Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg.In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.
Paragraaf 2.3 Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
Artikel 11 Tijdstip vaststelling
De raad stelt als onderdeel van de gemeentebegroting het bekostigingsplafond vast dat beschikbaar is voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen, alsmede het budget voor de betreffende jaarschijf van het M.O.P. Dit bekostigingsplafond kan worden gesplitst in afzonderlijke bedragen per onderwijssoort en/of per voorziening. Het programma en het overzicht worden door de raad tegelijkertijd met de gemeentebegroting vastgesteld.
Indien ten tijde van de vaststelling van de gemeentebegroting het bedrag, het programma en het overzicht nog niet kunnen worden vastgesteld, dan vindt de vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht plaats op uiterlijk 31 december van het jaar waarin de datum genoemd in artikel 6 lid 1 valt.
Indien de uiterste datum als genoemd in het tweede en het derde lid voor de vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht wordt overschreden, worden de aangevraagde en in behandeling genomen voorzieningen geacht voor bekostiging in aanmerking te zijn gebracht. Voor de hoogte van de bekostiging is dan het gestelde in artikel 4 in samenhang met bijlage IV bepalend. De uitvoering van de voorziening geschiedt dan volgens het bepaalde in paragraaf 2.4.
De aangevraagde voorzieningen, uitgezonderd de voorzieningen genoemd in artikel 2 sub c, waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van het programma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover de raad heeft vastgesteld dat geen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen weigeringgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het programma. Daarbij past de raad de regels toe met betrekking tot:
Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komende voorzieningen neemt de raad, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V , uitsluitend voorzieningen op in het programma voor zover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, toereikend zijn.
De betreffende jaarschijf van het door de raad vastgestelde M.O.P. en het daarop gebaseerde budget is bepalend voor de indiening van aanvragen voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2 sub c en maken als zodanig deel uit van het programma. Voor onderhoudsvoorzieningen gelden de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage 1a.
Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door het college van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van de besluiten door het college schriftelijk mededeling gedaan aan de overige bevoegde gezagsorganen.
Paragraaf 2.4 Uitvoering programma
Artikel 15a Overleg wijze van uitvoering huisvestingsvoorzieningen, uitgezonderd
Binnen vier weken na de datum van vaststelling van het programma treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening, uitgezonderd de voorzieningen als bedoeld in artikel 2 sub c. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:
Indien het overleg betrekking heeft op de uitvoering van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, dan geeft de aanvrager aan op welke wijze de aanbesteding van de uitvoering zal plaatsvinden. Daarbij worden, voor zover van toepassing gezien de aard van de voorziening, de gestelde richtlijnen als bedoeld in bijlage IV, deel B in acht genomen.
De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, wordt door het college schriftelijk vastgelegd in een verslag van het overleg en binnen vier weken na afloop van het overleg ter kennis gebracht van de aanvrager. Indien de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken na ontvangst nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht dat er overeenstemming of geen overeenstemming is bereikt.
Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 16, vierde lid, neemt het college binnen vier weken nadat de overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, een beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het bepaalde in artikel 17 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15b Overleg wijze van uitvoering onderhoudsvoorzieningen
De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, wordt schriftelijk vastgelegd in een verslag van het overleg en binnen een week na afloop van het overleg ter kennis gebracht van de aanvrager. Indien de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen een week na ontvangst nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht dat er overeenstemming of geen overeenstemming is bereikt.
Artikel 16 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes
Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel 15 sub a, derde lid, is bereikt en voorafgaand aan het verlenen van een bouwopdracht, dient de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken, de bouwplannen, de desbetreffende begroting en een aanduiding van het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang dient te nemen, ter instemming in bij het college.
Binnen zes weken na ontvangst beslist het college over de instemming met de bouwplannen en de desbetreffende begroting en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Indien niet binnen deze termijn is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en vangt de bekostiging aan op het door de aanvrager aangegeven tijdstip. Binnen twee weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, deelt het college de beslissing schriftelijk mee aan de aanvrager.
Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het college eveneens vast of de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Bij een naar het oordeel van het college ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.
De instemming met de bouwplannen, de instemming met de begroting, de toetsing of voldaan wordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften, en de toetsing of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden kunnen achterwege blijven als naar het oordeel van het college dat niet noodzakelijk is gezien de inhoud van de in het programma opgenomen voorziening. Het college doethiervan mededeling aan de aanvrager in het overleg als bedoeld in artikel 15.
De indiening van de in het eerste en het tweede lid bedoelde begroting blijft achterwege indien het de uitvoering betreft van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, eerste volzin.De beslissing van het college als bedoeld in het tweede lid betreft dan uitsluitend de beoordeling van het bouwplan. Daarbij zijn de genoemde termijnen in het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
Nadat het college met het bouwplan van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, heeft ingestemd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 15, tweede lid, aan het college de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van de voorziening. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Voor de vaststelling van het definitieve bedrag is de offerte-met de laagste prijsstelling bepalend.
Artikel 17 Aanvang bekostiging
Het college kan bij de beslissing als bedoeld in artikel 16, tweede lid of artikel 16, zesde lid, over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.
Artikel 18 Vervallen aanspraak op bekostiging
De aanspraak op bekostiging van een voorziening,uitgezonderd voorzieningen als bedoeld in artikel 2 sub c, vervalt, indien niet door de aanvrager voor 1 oktober van het jaar volgend op de vaststelling van het programma een bouwopdracht is verleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift hiervan niet voor 15 oktober daaropvolgend aan het college is gezonden.De in de eerste volzin bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk en vermeldt de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, binnen welke het werk wordt opgeleverd. De in de eerste volzin bedoelde overeenkomsten zijn onherroepelijk. In geval van een huur- of erfpachtovereenkomst wordt daarin de datum van inwerkingtreding vermeld, alsmede de duur van de overeenkomst. In geval van een koopovereenkomst wordt daarin de datum van aankoop vermeld.
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in het eerste lid veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager voor 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het college tot verlenging van de termijn als bedoeld in het eerste lid.
De aanspraak op bekostiging van een voorziening als bedoeld in artikel 2 sub c vervalt, indien de uitvoering van de werkzaamheden en van de, in de betreffende jaarschijf, toegekende voorziening niet voor 1 december van dat jaar is gerealiseerd en de nota voor de uitgevoerde werkzaamheden voor 15 december van dat jaar is ingediend.
Hoofdstuk 3 Aanvragen met spoedeisend karakter
Een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij het college.Ten aanzien van aanvragen van voorzieningen als bedoeld in artikel 2 sub c is de procedure als bedoeld in artikel 15 sub b van toepassing.
Indien naar het oordeel van het college een of meer gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken, wordt dit binnen een week na datum van indiening van de aanvraag schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. De aanvrager heeft de gelegenheid de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te dienen. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.
Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit
Artikel 21 Tijdstip beslissing
Ter zake van aanvragen, uitgezonderd aanvragen als bedoeld in artikel 2 sub c, beslist de raad binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag of binnen twaalf weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. Binnen twee weken na de datum van de beslissing wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld door het college.
De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien, afhankelijk van de aard van de gevraagdevoorziening, de raad dan wel het college heeft vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen weigeringgronden van toepassing is. Voor zover van toepassing worden de regels toegepast metbetrekking tot:
Indien de aanvraag wordt toegewezen, vermeldt de raad welk genormeerd bedrag ingevolge het bepaalde in bijlage IV , deel A voor de toegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld. Debedragen voor voorzieningen als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, worden beschikbaar gesteld door de raad.Voor zover van toepassing wordt bij beschikking vastgesteld voor welke datum een bouwopdracht moet zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst moet zijn gesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan de raad moet zijn toegezonden.
Artikel 23 Uitvoering beslissing
Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid sub a, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering.Het bepaalde in de artikelen 15 sub a, 16 en 17 is daarbij overeenkomstig van toepassing, met uitzondering van de in tweede lid van artikel 16 genoemde termijn van zes weken. Hiervoor moet worden gelezen drie weken.
Artikel 24a Vervallen aanspraak bekostiging aanvragen met spoedeisend karakter, uitgezonderd voorzieningen als bedoeld in artikel 2 sub c (onderhoudsvoorzieningen)
Indien niet voor de in artikel 22, derde lid bedoelde tijdstippen een bouwopdracht is verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift daarvan is gezonden aan de raad, vervalt de aanspraak op bekostiging. Ten aanzien van de inhoud van een bouwopdracht, dan wel koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is het gestelde in artikel 18, eerste lid van overeenkomstige toepassing.
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en de aanvrager uiterlijk vier weken voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij de raad tot verlenging van de termijn.
Dit verzoek schort het vervallen van de aanspraak op bekostiging op totdat de raad op het verzoek heeft beslist. Indien de raad het verzoek inwilligt, noemt de raad een nieuwe datum waarop de aanspraak op bekostiging vervalt. Indien de raad het verzoek afwijst, geldt de datum van beslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum niet voor de oorspronkelijke vervaldatum kan vallen.
Artikel 24b Vervallen aanspraak bekostiging aanvragen met spoedeisend karakter, zijnde voorzieningen als bedoeld in artikel 2 sub c (onderhoudsvoorzieningen).
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en de aanvrager uiterlijk een week voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot verlenging van de termijn heeft ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.
Dit verzoek schort het vervallen van de aanspraak op bekostiging op totdat het college van burgemeester en wethouders op het verzoek heeft beslist. Indien het verzoek wordt inwilligt, noemt het college van burgemeester en wethouders een nieuwe datum waarop de aanspraak op bekostiging vervalt. Indien het verzoek wordt afgewezen, geldt de datum van beslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum niet voor de oorspronkelijke vervaldatum kan vallen.
Hoofdstuk 4 Bekostiging bouwvoorbereiding
Het bevoegd gezag dat voornemens is een aanvraag in te dienen voor plaatsing op het programma van een voor blijvend gebruik bestemde voorziening als bedoeld in artikel 2, kan daaraan voorafgaand een aanvraag indienen bij het college voor bekostiging van de bouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding voorafgaand aan het moment van aanbesteding van die voorziening.
3. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:a. de naam en het adres van de aanvrager;b. de dagtekening;c. de naam van de school ten behoeve waarvan de vergoeding wordt gewenst;d. de reden, de gewenste omvang en de aanduiding van de gewenste locatie van de voorziening;e. het gewenste tijdstip van realisering van de voorziening;f. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school die voldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten;g. indien het nieuwbouw betreft ter vervanging van een bestaand gebouw: een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak van de vervanging blijkt;h. een begroting van de kosten als bedoeld in het eerste lid, indien de bekostiging bouwvoorbereiding is aangemerkt als een voorziening bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.
Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het derde lid, deelt het college dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager en stellen hem in de gelegenheid om voor 15 maart de gegevens aan te vullen. Het gestelde in artikel 7, derde en vijfde lid is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 26 Toelichting en overleg aanvraag
Voordat het college een voorstel aan de raad doet over het besluit over de aanvraag voor bekostiging van bouwvoorbereiding, treedt het college in overleg met de aanvrager. Dit overleg over de aanvraag vindt plaats tezamen met het overleg als bedoeld in artikel 10, eerste lid. De leden twee, drie en vier van artikel 10 zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27 Beschikking op aanvraag
De aanvraag wordt toegewezen indien en voor zover:a. er voldoende middelen voor de vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding beschikbaar zijn;b. de noodzaak van de gewenste voorziening voldoende vaststaat;c. er een reële mogelijkheid is dat de voorziening in het gewenste jaar van uitvoering voor bekostiging in aanmerking kan worden gebracht.
Indien de aanvraag wordt toegewezen, wordt in de beschikking vermeld tot welk bedrag de kosten van bouwvoorbereiding worden vergoed. Het bedrag kan in termijnen aan de aanvrager beschikbaar worden gesteld, echter steeds op een zodanig tijdstip dat de aanvrager aan zijn financiële verplichtingen jegens derden die hij heeft ingeschakeld bij de bouwvoorbereiding, kan voldoen. Over de daadwerkelijke beschikbaarstelling van het bedrag worden afspraken gemaakt tussen aanvrager en het college.
Artikel 28 Vervallen aanspraak bekostiging
De aanspraak die voortvloeit uit de beschikking tot toekenning van bekostiging van bouwvoorbereiding vervalt, indien door de aanvrager niet voor 15 September van het jaar dat volgt op het jaar waarin de beschikking is genomen, daadwerkelijk gestart is met de bouwvoorbereiding en niet voor 1 oktober daaropvolgend informatie is verstrekt aan het college waaruit dit blijkt.
Hoofdstuk 5 Medegebruik en verhuur
Paragraaf 5.1 Medegebruik ten behoeve van onderwijs of educatie
Artikel 29 Aanduiding omstandigheden
Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school, indien:
Artikel 30 Omschrijving leegstand
Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:
wanneer het betreft een gebouw van een school voor basisonderwijs of voor (voortgezet) speciaal onderwijs, indien uit de vergelijking van het aantal groepen zoals berekend op basis van bijlage III , deel B en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er ten minste een leslokaal niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen;
wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs (met uitzondering van een zelfstandige school voor praktijkonderwijs), indien uit de vergelijking van de ruimtebehoefte zoals berekend op basis van Bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van Bijlage III, deel A blijkt dat er een overschot is aan vierkante meters bruto vloeroppervlakte tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat er binnen het overschot aan vierkante meters bruto vloeroppervlakte geen sprake is van onderbenutting van de onderwijsruimten. Voor een zelfstandige school voor praktijkonderwijs (niet zijnde een afdeling voor praktijkonderwijs) is hetgeen bepaald in lid a van dit artikel van toepassing.
Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte:
wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de berekening op basis van Bijlage III, Deel B blijkt dat benutting van het gebouw lager is dan 40 lesuren, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is;
Artikel 32 Overleg en mededeling
Indien het college voornemens is om over te gaan tot vordering van leegstand in een lesgebouw of gymnastiekruimte, voert het college daarover overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand gevorderd wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd. Dit overleg maakt deel uit van het overleg als bedoeld in artikel 10.
Binnen vier weken na de vaststelling van het programma als bedoeld in artikel 11, doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Binnen een week na afloop van het overleg als bedoeld in het vorige lid, doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Paragraaf 5.2 Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden
Artikel 35 Overleg en mededeling
Alvorens over te gaan tot vordering voert het college overleg met het bevoegd gezag.
In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:a. voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;b. of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school;c. welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;d. wat naar de mening van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het medegebruik is;e. de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.
Binnen vier weken na afloop van het overleg doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag. Indien het overleg zoals bedoeld in het eerste lid heeft geleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voor zover het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college over de punten waarover geen overeenstemming bestond. Indien het bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan van de schriftelijke mededeling als hier bedoeld worden afgezien.
Hoofdstuk 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 37 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud
Nadat een gebouw of terrein niet meer door het bevoegd gezag nodig is voor de huisvesting van een school wordt het gebruik van het gebouw of terrein zo spoedig mogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en het bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door gedeputeerde staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.
Indien er, naar het oordeel van het college, mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag behoort, wordt, voordat de eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, een staat van onderhoud opgemaakt.
Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan het college betaald wordt. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt.
Hoofdstuk 7 Gebruik en bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs
Artikel 38 Omvang en bekostiging gebruik
De omvang van het door de gemeente bekostigde gebruik van een gymnastiekruimte door een school voor basisonderwijs en een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs is gebaseerd op het aantal klokuren per week waarin volgens het activiteitenplan door de school de gymnastiekruimte wordt gebruikt.Voor een basisschool wordt het maximaal aantal klokuren dat voor bekostiging in aanmerking komt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage III, deel B en bedraagt ten hoogste 1,5 klokuur per week per groep leerlingen van 6 jaar en ouder.Voor een speciale school voor basisonderwijs en een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs wordt het maximaal aantal klokuren dat voor bekostiging in aanmerking komt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage III, deel B, en bedraagt ten hoogste 3,75 klokuur per week per groep leerlingen jonger dan zes jaar indien de school niet de beschikking heeft over een speellokaal en ten hoogste 2,25 klokuur per groep leerlingen van zes jaar en ouder.
Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor basisonderwijs of school voor (voortgezet) speciaal onderwijs dat eigenaar is van een gymnastiekruimte ontvangt jaarlijks bekostiging. De hoogte van de bekostiging wordt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage IV, deel A, op basis van de door het betreffende bevoegd gezag ingevolge artikel 5, derde lid, onder 5°, verstrekte gegevens. Het maximaal aantal voor bekostiging in aanmerking komende klokuren wordt op grond van het eerste lid vastgesteld. Wanneer er sprake is van medegebruik van de gymnastiekruimte door een of meer andere scholen voor basisonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs wordt voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding het aantal klokuren getotaliseerd.
Artikel 39 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik
Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen gymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen debeschikbare capaciteit van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week per gymnastiekruimte.
Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs de volgende gegevens:
voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge artikel 38, eerste lid voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school. Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel tot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.
Het voorstel tot inroostering wordt door het college binnen twee weken na vaststelling toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. De bevoegde gezagsorganen worden daarbij uitgenodigd voor een overleg over het voorstel. Dit overleg vindt plaats binnen twee weken na toezending van het voorstel. In het overleg worden de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen in de gelegenheid gesteld te reageren op het voorstel tot inroostering.
Met inachtneming van de reacties van de bevoegde gezagsorganen stelt het college voor 15 junivolgend op de genoemde datum in het tweede lid, de definitieve inroostering vast van het gebruik van de gymnastiekruimte voor het volgende schooljaar. Indien het college daarbij afwijkt van een of meer in het overleg als bedoeld in het vijfde lid naar voren gebrachte reacties, dan wordt dit gemotiveerd.
Binnen twee weken na vaststelling van de inroostering ontvangen de betreffende bevoegde gezagsorganen een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering in de beschikbare gymnastiekruimten van de onder hun bevoegd gezag staande school of scholen voor het volgende schooljaar. Deze mededeling is te beschouwen als een beslissing in de zin van artikel 22 en, indien van toepassing, een beslissing in de zin van artikel 32, vierde lid.
Hoofdstuk 8 Overgangsbepalingen- en slotbepalingen
Artikel 40 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomen prijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.