Organisatie | Oud-Beijerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Oud-Beijerland |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Oud-Beijerland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 212, lid 1 1).
Organisatieverordening, ^http://www.oud-beijerlandregels.nl/regelingen/Organisatieverordening/19-01-2005#artikel-2-structuur-van-de-ambtelijke-organisatie"
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-03-2007 | 01-01-2007 | 01-01-2012 | Financiële verordening gemeente Oud-Beijerland | 26-03-2007 De Schakel, 29-03-2007 | 009219 |
De raad van de gemeente Oud-Beijerland,
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
gelet op artikel 2 van de organisatieverordening Oud-Beijerland 2005;
Verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Oud-Beijerland.
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
administratie:het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken van gegevens en het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Oud-Beijerland en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Oud-Beijerland, teneinde te komen tot een goed inzicht in:1. de financieel-economische positie; 2. het financiële beheer; 3. de uitvoering van de begroting; 4. het afwikkelen van vorderingen en schulden; 5. alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Het college biedt medio juni van het begrotingsjaar aan de raad een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 6 en de jaarstukken bedoeld in artikel 7.
Artikel 4 Autorisatie begroting en begrotingswijzigingen
Het college is bevoegd te besluiten tot:
het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties kleiner dan € 100.000; Van de op grond van artikel 2 genomen besluiten, doet de betreffende portefeuillehouder in de eerst mogelijke commissievergadering een mededeling. Bedoelde besluiten worden achteraf aan de raad voorgelegd. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of een voorstel voor het autoriseren van het investeringskrediet.
Het college biedt de raad een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. De raad stelt de nota vast. In deze nota is opgenomen
Bij het opstellen van de jaarrekening wordt voor de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden een beoordeling op inbaarheid gedaan. Afhankelijk van de bevindingen wordt bij de jaarrekening een oordeel over de inbaarheid gedaan.
Artikel 10 Reserves en voorzieningen
Het college biedt de raad een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. In deze nota is opgenomen
Artikel 11 Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de kostprijs van producten, diensten en werken van de gemeente Oud-Beijerland maakt het college een integrale kostprijsberekening.
Artikel 12 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten en veelvoorkomende leges.
Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 16 Misbruik en oneigenlijk gebruik
Het college stelt regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Hoofdstuk 5 Financiële organisatie
Artikel 18 Financiële organisatie
Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 maart 2007.
De griffier, de voorzitter,
M. Walrave A. Latenstein van Voorst – Woldringh
Bekendgemaakt in De Schakel: 29 maart 2007
Toelichting 1 Toelichting op de artikelen
<vet>Artikel 2 Programmabegroting </vet>Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast waarop de raad wil sturen en controleren.
De gemeente bepaalt zelf het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de raad de indeling vast.
In de programma’s zijn op strategisch niveau de maatschappelijke doelen en effecten opgenomen. De maatschappelijke effecten worden gerealiseerd door de inzet van de middelen op productniveau en uiteindelijk dmv. de aankoop en verkoop van goederen, diensten en werken. In onderstaand overzicht wordt duidelijk gemaakt op welk niveau men over de voorkomende begrippen spreekt.
Meestal zal die programma-indeling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
In derde lid wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? In het dualistisch bestel beantwoordt de raad met behulp van het college de w-vragen.
<vet>Artikel 3 Kaders begroting </vet>De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meer-jarige budgettaire kader. Dat vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.
<vet>Artikel 4 Autorisatie begroting en begrotingswijzigingen </vet>Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten, waarbij er autorisatie plaats vindt op programmaniveau. In de wet ligt het budgetrecht alleen bij de raad en dient zodoende bij overschrijding van het budget extra budget ter beschikking te stellen.
Door lid 2 krijgt het college de bevoegdheid om tot
- aankoop van goederen en diensten tot € 30.000 - investeringen onder de € 100.000
te besluiten en deze achteraf door de raad te laten autoriseren.
<vet>Artikel 5 Uitvoering begroting </vet>In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming. Lid 3 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting.
In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.
<vet>Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie </vet>Artikel 6, eerste tot en met vierde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.
Artikel 6 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor één tussenrapportage. Er kan natuurlijk ook gekozen worden voor twee tussenrapportages. Een andere mogelijkheid is een tussenrapportage per kwartaal, waarmee wordt aangesloten op cyclus voor het aanleveren van financiële informatie aan o.a. het CBS en de Europese Unie.
Het derde lid gaat in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten.
De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid in van het college door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen. Het haalt mogelijke misverstanden en politieke spanningen uit de lucht.
Voor verschillende privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen in de verordening limietbedragen worden ingevuld. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet, dat wil zeggen dat het college gehouden is de raad te informeren over het gebruik van collegebevoegdheden indien er om welke reden dan ook ingrijpende gevolgen zijn te verwachten. Een andere mogelijkheid voor de vormgeving van dit artikel is het uitdrukken van de limieten in percentages van het begrotingstotaal.
Het limietbedrag in de verordening is voldoende hoog vastgesteld, zodat het college niet bij elke kleine zaak eerst de raad moet raadplegen. Anders zou kostbare tijd van de raad en het college verloren gaan en de handelingsvrijheid van het college worden gefrustreerd. Iets wat de dualiseringsoperatie juist probeert te voorkomen.
De raad en het college zullen steeds moeten afwegen de kosten die aan de informatievoorziening is verbonden versus het nut, de toegevoegde waarde ervan. Al snel namelijk wordt er in de praktijk een overvloed aan informatie gevraagd.
<vet>Artikel 7 Jaarrekening </vet>Artikel 7 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie. In het eerste lid wordt daarvoor een kwaliteitseis gesteld. Het tweede lid is de tegenpool van artikel 2, lid 2.
<vet>Artikel 8 Waardering & afschrijving vaste activa </vet>De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de ‘regels voor waardering en afschrijving activa’. Artikel 8 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. Het eerste lid bepaalt wat in de nota waardering en afschrijving vaste activa moet worden opgenomen.
<vet>Artikel 9 Voorziening oninbare vorderingen </vet>Artikel 9 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. In dit artikel is gekozen om op basis van een beoordeling op inbaarheid een voorziening te vormen.
<vet>Artikel 10 Reserves en voorzieningen </vet>Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen. Deze worden in de nota rondom het weerstandsvermogen door de raad beantwoord.
Artikel 10 bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves . Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te aan op de voorzieningen.
<vet>Artikel 11 Kostprijsberekening </vet>Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. In dit artikel wordt vermeld dat kostprijzen van de gemeentelijke diensten worden bepaald op basis van de integrale kostprijs.
<vet>Artikel 12 Vaststelling hoogte belastingen, rechten </vet>Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd ( artikel 156 Gemeentewet).
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken ( welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).
Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, kan de raad het publiek belang definiëren en het college kaders meegeven voor het afwijken van marktconforme prijzen.
<vet>Artikel 13 Financieringsfunctie </vet>De financieringsfunctie (Treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie”. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven.
<vet>Artikel 14 Administratie </vet>In artikel 14 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college.
<vet>Artikel 15 Interne controle </vet>De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
<vet>Artikel 16 Misbruik en oneigenlijk gebruik </vet>Artikel 16 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.
<vet>Artikel 17 Registratie bezittingen en activa </vet>Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.
<vet>Artikel 18 Financiële organisatie </vet>In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.
In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m e worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.
<vet>Artikel 19 Aanbesteding en inkoop </vet>De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 20 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.
<vet>Artikel 20 Subsidieverstrekking en steunverlening </vet>Een ander kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.
<vet>Artikel 21 Inwerkingtreding </vet>De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 2 2 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.
<vet>Artikel 22 Citeertitel </vet>In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.
<vet>Vaststelling </vet>Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).