Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Geertruidenberg

Beleidsnota Participatie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGeertruidenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsnota Participatie
CiteertitelParticipatienota
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 108 en 149 lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-02-201101-01-2015Nieuwe regeling.

25-11-2010

De Langstraat, 3 februari 2011

25 november 2010, nr. 11

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnota Participatie

Nummer 11

De raad van de gemeente Geertruidenberg;

 

gelezen het voorstel van het college van 12 oktober 2010

 

<vet>besluit:</vet>

 

De raad besluit:- de formuleerde visie op participatie te onderschrijven als de

   visie van de gemeente Geertruidenberg;- akkoord te geven voor vormgeving in een ontwikkelingstraject voor

  een periode van twee jaar, dat in de organisatie gepositioneerd wordt

  binnen het cluster sociale Zaken. Na een evaluatie kan besloten

  worden of bijsturing noodzakelijk is;- het ontwikkelingstraject binnen de financiële kaders van het

  participatiebudget te stellen.

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 25 november 2010,

 

De raad van Geertruidenberg,de griffier,                                                      de voorzitter,

 

 

drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere          M.J.A. Meijer

 

Artikel 1  

<vet>Inhoudsopgave</vet>

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Kaderstelling nota Participatie 1.1 Inleiding

1.2 Rapportage doorontwikkeling 1.3 Visiedocument O2 1.4 Rapport rekenkamer 1.5 Visie op participatie

Hoofdstuk 2 Strategie 2.1 Inleiding 2.2 Ervaringen uit het verleden en huidige ontwikkelingen

2.3 Analyse en ontwikkeling van het bestand uitkeringsgerechtigden 2.4 Overige ontwikkelingen 2.5 Vormgeving participatie 2.6 Integrale benadering

Hoofdstuk 3 Instrumenten 3.1 Inleiding 3.2 Inzet makelaars 3.2.1 Positionering makelaar Sociale Activering 3.2.2 Positionering werkmakelaar 3.2.3 Positionering participatiecoach 3.3 Omschrijving producten 3.3.1 Work First 3.3.2 Verloningstrajecten

3.3.3 Arbeidsmedische keuring/psychologisch advies 3.3.4 Trainingen 3.3.5 WIJ instrumenten 3.3.6 WI instrumenten 3.4 Aanbesteding producten

Hoofdstuk 4 Managementinformatie

Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen 5.1 Conclusies 5.2 Aanbevelingen

Bijlagen Bijlage 1: lijst met afkortingen

Bijlage 2

Rapportage Deloitte: Verkenning participatiemogelijkheden gemeente Geertruidenberg

 

<vet>Hoofdstuk 1 Kaderstelling nota Participatie</vet>

 

<onderstreept>1.1 Inleiding</onderstreept>Sinds 2009 is de Wet Participatiebudget van kracht. Het begrip re-integratie is opgegaan in het bredere begrip Participatie. Hiermee wordt gedoeld op de terreinen re-integratie vanuit de Wet werk en bijstand, de inburgering vanuit de Wet Inburgering en de Volwasseneneducatie. Overigens is er sprake van ontschotting aan de voorkant (deze gebieden worden samen gebracht in één geldstroom vanuit het Rijk), maar niet aan de achterkant. Er moet dus apart verantwoord worden.

De Volwasseneneducatie blijft tot 2013 een aparte stroom omdat hier sprake is van gedwongen winkelnering bij het ROC. Er is dus nauwelijks beleidsvrijheid op dit terrein. In deze nota zal dit onderwerp daarom verder niet aan de orde komen.

Van belang is het voor de gemeente Geertruidenberg om een visie op participatie te hebben en hoe deze vorm te geven. De Rekenkamer heeft begin 2010 in haar rapport “Onderzoek re-integratiebeleid gemeente Geertruidenberg” geadviseerd om een beleidsnota Participatie te ontwikkelen, omdat dit onderwerp onvoldoende in het beleid belicht wordt. Het belang hiervan wordt onderschreven. Het totale perspectief op participatie wordt in deze nota beschreven. Na vaststelling van de kaders door de raad is het aan het college om een uitvoeringsplan uit te werken.

Het financiële kader voor deze nota is het participatiebudget, onderdelen re-integratie en inburgering. De voorstellen die in deze nota worden gedaan vallen binnen dit financiële kader. Alle activiteiten die in deze nota aan bod komen zijn gericht op uitstroom uit de uitkering. Een verlaging van het klantenbestand vertaalt zich meteen tot minder uitkeringen en dus lagere uitgaven op het Inkomensdeel (I-deel).

Van belang is om eerst de beleidskaders te bepalen om tot vormgeving van het beleid te komen. De volgende paragrafen zullen hier op ingaan. Tenslotte wordt de visie op Participatie geformuleerd.

 

<onderstreept>1.2 Rapportage doorontwikkeling</onderstreept>Eind 2008 is de rapportage doorontwikkeling verschenen. Hiermee werd het verbetertraject van het cluster Sociale Zaken afgesloten. De afgelopen jaren is er stevig geïnvesteerd in de rechtmatigheid en de organisatie bij het cluster Sociale Zaken. Vanaf 2009 is de focus meer gericht op de dienstverlening. Hiermee kan het cluster ook definitief gaan aansluiten op de doelstelling die in het visiedocument is vastgelegd. Oftewel: <cursief>“de gemeente Geertruidenberg is een vraaggerichte organisatie, waar de burger centraal komt te staan en waarin de medewerkers op een kwalitatieve en flexibele manier kunnen voldoen aan de wensen en richtlijnen die ons door de politiek en geldende wet- en regelgeving worden opgelegd”. </cursief>

Het door het cluster Sociale Zaken te hanteren politieke kader en de relevante wet- en regelgeving zijn duidelijk en verankerd in de organisatie. Noodzaak zal wel blijven om ontwikkelingen op dat terrein nauwgezet te volgen en waar nodig te implementeren. Zoals gezegd, de focus dient meer te worden gericht op de ontwikkeling van de dienstverlening. Hierbij kan worden aangesloten bij de missie (of doelstelling) van raadsprogramma 8 Sociale voorzieningen en werkgelegenheid, te weten “ Iedere inwoner van Geertruidenberg heeft de mogelijkheid in de samenleving te participeren”. Het dienstver-leningsconcept van het cluster Sociale Zaken krijgt dan ook de noemer <vet>PARTICIPATIE</vet>.

 

<cursief>Het gaat dan om participatie in de breedste zin des woords. Dit begint met het verstrekken van een inkomen aan diegenen, die niet in staat zijn zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien. Daarnaast het benutten van de regelingen die in het leven zijn geroepen voor minima die in bijzondere omstandigheden verkeren, met daaruit volgende noodzakelijke kosten. Beide zijn nodig om maatschappelijke participatie mogelijk te maken. Daarnaast dient de dienstverlening erop gericht te zijn burgers zo veel mogelijk in hun eigen levensonderhoud te laten voorzien. Daar waar dit laatste niet of moeilijk mogelijk is, zullen alle mogelijkheden moeten worden benut om deelname aan het maatschappelijk verkeer op een of andere wijze, al dan niet gericht op eigen inkomensvoorziening, mogelijk te maken.</cursief>

 

Overigens sluit dit aan bij de geest van de Wet werk en bijstand (WWB), evenals bij de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo), waarbij meedoen en participatie centraal staat.Met name in de WWB staat het zelfstandig voorzien in inkomsten door de burger centraal. De nadruk is daarbij dan ook gelegd op de uitstroom naar werk, hetgeen vertaald is in een WWB werkdeel naast een WWB inkomensdeel .

Tegelijkertijd is de financiering van achteraf naar vooraf verlegd, waardoor de gemeente een grotere verantwoordelijkheid heeft gekregen ten aanzien van die financiering. Overschrijding van het budget voor het WWB inkomensdeel komt immers voor rekening van de gemeente. Hetgeen tot gevolg heeft dat beheersing van de uitgaven ter zake een belangrijk onderwerp is geworden. Het beperken van de instroom en het versterken van de uitstroom zijn daarop de enige invloedsmogelijkheden. Dit is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Het streven dient er op gericht te zijn om de uitgaven zo ver mogelijk te beperken.

Dit draagt bij tot de definitieve kanteling van het cluster Sociale Zaken naar een vraaggericht cluster en bereidt voor op toekomstige uitdagingen. Met elkaar en voor elkaar, zoals eerder omschreven, maar in ieder geval gericht op participatie van de burgers van Geertruidenberg.

 

<onderstreept>1.3 Visiedocument O2</onderstreept>Vanuit het visiedocument O2 is het dienstverleningsconcept leidraad voor alle klantcontacten:Het dienstverleningsconcept gaat uit van een organisatie waarbij de directe dienstverlening aan de burgers, bedrijven en instellingen wordt uitgevoerd door de frontoffice en beleid, beheer en handhaving door de backoffice. De klant staat centraal.

Om de klant echt centraal te stellen moeten we inzicht hebben in wat de klant wil. Dit wil overigens niet zeggen dat we altijd moeten bieden wat de klant wil, maar dat we ons inleven in de behoeften die de klant heeft. Individueel maatwerk is van belang. Afstemmen op de mogelijkheden en kansen van de klant is altijd al bij re-integratie het uitgangspunt geweest. Het wordt nu gepositioneerd en geïntensiveerd.

Wanneer het visiedocument vertaald wordt naar de ambities van Sociale Zaken op het gebied van participatie, dan wordt duidelijk dat alle activiteiten die ontplooid worden om klanten van Sociale Zaken te laten participeren, onder de frontoffice vallen en derhalve bij voorkeur lokaal georganiseerd moet worden.

 

<onderstreept>1.4 Rapport rekenkamer</onderstreept>In januari 2010 is het rapport van de rekenkamer “Onderzoek re-integratiebeleid gemeente Geertruidenberg” verschenen, een evaluatie naar het gevoerde re-integratiebeleid in de periode 2006-2008. Aangezien in de onderzochte periode de nadruk lag op rechtmatigheid is het re-integratiebeleid onderbelicht gebleven. De aanbevelingen uit dit rapport, voor zover deze nog niet zijn geïmplementeerd, zullen zoveel mogelijk vertaald worden in de nota Participatie. Het belang van managementinformatie loopt als een rode draad door de rapportage van de Rekenkamer.

 

De belangrijkste aanbevelingen Rekenkamer gerealiseerd of nog te realiseren:

1. Een beleidsnota voorbereiden op het gebied van participatie.2. Herbeoordeling cliëntenbestand om te bepalen wat iemand wel

    kan door inzet werkmakelaar en makelaar sociale activering;3. Managementinformatie om beleidsprestaties in beeld te krijgen

    middels de participatieladder (zie hoofdstuk 4);4. Expliciete besluitvorming over Work First komt in de Participatienota aan de orde;5. Vormgeving van de ketensamenwerking is in 2010 gerealiseerd middels vaststelling

    van het ketenjaarplan 2010 door het College van B&amp;W. Voor 2011 is dit afhankelijk

    van de ontwikkelingen rond het UWV Werkbedrijf, zoals beschreven in paragraaf

    2.4: Overige ontwikkelingen.

 

<onderstreept>1.5 Visie op participatie</onderstreept>In het verleden is met name stilgestaan bij de beperkingen die iemand heeft om te participeren aan de samenleving. Dit had onbedoeld het effect dat een groep mensen zich afgeschreven voelde. Dit moet anders.Uitgangspunt is dat iedereen wat kan en kan deelnemen aan de samenleving. Het uiteindelijke doel van alle dienstverlening van het cluster Sociale Zaken op het gebied van participatie is dat burgers zoveel mogelijk in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Wanneer dit niet mogelijk is worden andere manieren van maatschappelijke deelname (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk) aangeboden. Het gaat om de optimalisatie van mogelijkheden en kansen van het individu in de samenleving.

Participatie doe je voor elkaar, met elkaar. Dit betekent dat alle activiteiten zoveel mogelijk lokaal georganiseerd worden. Hierin ligt dan ook de regisserende en organiserende rol van de gemeente met betrekking tot participatie: aan de ene kant investeren in bedrijfsnetwerken en lokale instellingen en aan de andere kant het begeleiden en motiveren van burgers om zelfstandig te participeren in de samenleving.

 

<vet>Hoofdstuk 2 Strategie</vet>

 

<onderstreept>2.1 Inleiding</onderstreept>De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat is hoe de visie op participatie vorm te geven. Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt eerst stilgestaan bij de ervaringen uit het verleden en de recente huidige ontwikkelingen binnen de gemeente Geertruidenberg. Verder is het van belang om inzicht te krijgen in het huidige bestand uitkeringsgerechtigden. Aan de hand hiervan worden randvoorwaarden benoemd om de visie op participatie te vertalen naar de uitvoering. De verdere invulling hiervan valt buiten het bestek van deze beleidsnota, hiervoor zal een uitvoeringsplan opgesteld worden.

 

<onderstreept>2.2 Ervaringen uit het verleden en huidige ontwikkelingen</onderstreept>Tot 2009 bestond de term participatie nauwelijks, gesproken werd over re-integratie. De gemeente kende hiervoor het WWB-werkdeel. Deze re-integratiegelden werden gebruikt om mensen die een uitkering WWB hebben richting betaald werk te begeleiden. Deze begeleiding werd ingekocht bij drie re-integratiebedrijven. Een groot nadeel van deze aanpak was dat deze nauwelijks succesvol was bij mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Er werden langdurige trajecten ingezet en er was sprake van een groepsgewijze benadering. Zodoende werd een zogenaamd “granieten bestand” opgebouwd: mensen die uitkeringsafhankelijk bleven en afgeschreven leken voor de arbeidsmarkt. Vandaar dat het College van B&amp;W in 2010 het besluit heeft genomen niet mee te doen aan de regionale Europese aanbestedingsprocedure re-integratie. Deze aanbesteding is gericht op de inkoop van trajecten in plaats van producten, zoals beschreven in deze nota. Producten zijn onderdelen van een traject.

In 2009 kwam hierin verandering met de Wet Participatiebudget: de gelden voor re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie werden samengevoegd tot één geldstroom en werd het mogelijk gecombineerde trajecten aan te bieden gericht op participatie. In de praktijk blijkt dat alleen combinaties tussen re-integratie en inburgering mogelijk zijn.

De doelgroep werd dus uitgebreid maar ook het bereik van de wetgeving: van re-integratie aan het arbeidsproces naar zelfstandige participatie aan de samenleving. Belangrijk doel hierbij is burgers in hun eigen levensonderhoud te laten voorzien. Waar dit niet mogelijk is worden andere manieren van maatschappelijke deelname aangeboden.Naast deze veranderende wetgeving was er nog een belangrijke impuls. Het cluster Sociale Zaken had haar verbetertraject afgerond. De organisatie was nu klaar om vanuit eigen kracht participatie vorm te gaan geven. Eind 2009 zijn hiertoe de werkmakelaar en de makelaar Sociale Activering aangesteld. Belangrijk voor nu is om te constateren dat hiermee een begin is gemaakt met de regisserende en organiserende rol van de gemeente vorm te geven. In hoofdstuk 3 wordt duidelijk dat de resultaten van de makelaars merkbaar beter zijn dan die van de re-integratiebureaus.

Verder kent de gemeente Geertruidenberg een bijzondere arbeidsmarkt ten opzichte van de regio West-Brabant. Zo blijkt in 2009 uit cijfers van het UWV Werkbedrijf dat de groei van de werkloosheid in Geertruidenberg het hoogste ten opzichte van de regio: gemiddeld een toename van 34,1% en in Geertruidenberg 61,6%. De concentratie van de werkloosheid is vooral bij laag opgeleiden, ouderen en langdurig werklozen. Dit blijkt ook uit de samenstelling van het bestand WWB.

 

Uit de rapportage van SES West-Brabant van 2010 “Sociaal-economische analyse van de gemeente Geertruidenberg” blijkt dat de beroepsbevolking relatief laag is opgeleid. De werkloosheid is in Geertruidenberg zeer sterk gestegen, veel meer dan het regionale beeld. De gemeente kent een relatief omvangrijke industriële sector. Vooral bij deze bedrijven staat de werkgelegenheid onder druk. Verder kent de gemeente een iets oudere beroepsbevolking in vergelijking tot West-Brabant en Nederland en deze vergrijst snel. Lager opgeleiden en ouderen zijn kwetsbaar op de arbeidsmarkt.

 

<onderstreept>2.3 Analyse en ontwikkeling van het bestand uitkeringsgerechtigden</onderstreept>Uit de analyse van het klantenbestand blijkt dat voor ca. 70 % van de burgers van Geertruidenberg met een uitkering WWB levensonderhoud de afstand tot de arbeidsmarkt erg groot of onoverbrugbaar is. Alleen al het aandeel moeilijk bemiddelbare klanten als ouderen en alleenstaande ouders bedraagt 80% van het totale klantenbestand.

Van oudsher wordt de fase-indeling gebruikt om de afstand tot de arbeidsmarkt te bepalen. Fase 1 is direct bemiddelbaar, fase 2 bemiddelbaar met enige beperkingen, fase 3 bemiddelbaar met veel beperkingen en fase 4 niet bemiddelbaar. De inspanningen van de werkmakelaar richten zich met name op de fase 1 en 2 klanten terwijl de makelaar Sociale Activering zich met name richt op de fase 4 klanten. Meer hierover in paragraaf 3.2.3.

 

<cursief>Tabel: Gegevens re-integratie 2010</cursief>

                                                     Jan   Feb   Maart   April  Mei    Juni   Juli  

                                                     2010 2010 2010 2010 2010 2010 2010

Fase-indeling Fase 1 en 2       41        43     43      76      74    75     71                          Fase 3                 52       52     65      96       98    96     95                          Fase 4                 73       73     74      97     101  101 101                          Niet gevuld         65       73      67       0          2       9    15                          N.v.t.                     17       17      13     12       12     12    12Arbeidsverplichtingen

                          Arbeidsplicht    139     110    112   114    118  123  126                          Tijdelijke                          Ontheffing            47       25      27     32      28     30    29                          Gedeeltelijke                          Ontheffing            45       25      30     37      41     46    44                          Volledige                          Ontheffing             47      23       22     21     23      23   24                           Niet gevuld             1         1         1        1       1        2      1

 

De gevolgen van de economische crisis voor Sociale Zaken zijn groot. In 2009 en de eerste helft 2010 is er een forse toename geweest van het klantenbestand. Als gevolg hiervan zijn de uitgaven flink toegenomen ten aanzien van de Wet werk en bijstand, het minimabeleid en schuldhulpverlening. De arbeidsmarktcijfers laten halverwege 2010 alweer een stabilisatie tot een voorzichtig herstel zien. Wanneer de markt herstelt laat dit bij Sociale Zaken een na-ijl effect zien. Dit aangezien de meeste klanten WWB behoorlijk ver van de arbeidsmarkt staan. Daardoor duurt het even voordat een economisch herstel zich vertaalt in een afname van het aantal klanten WWB. Verwacht wordt dat in 2012 een kentering zal plaatsvinden. Vanaf 2010 wordt fors geïnvesteerd in versterking van de uitstroom. Dit zal in 2011 verder ontwikkeld worden, om bedoelde kentering in 2012 te realiseren.

Het klantenbestand zal naar verwachting weer teruglopen naar het niveau in 2008. Hiervoor zijn vier argumenten:1. De economie is zich aan het herstellen. Hierdoor zal de instroom in de WWB

    kleiner worden;

2. Het klantenbestand kent relatief veel ouderen. Door een natuurlijk verloop

    (65 jaar) zal het bestand kleiner worden;3. Als gevolg van demografische ontwikkelingen (relatief weinig jongeren

    woonachtig in de gemeente) zal er sprake zijn van een minimale instroom

    van jongeren)4. De inspanningen ten aanzien van participatie, gericht op uitstroom,

    worden geïntensiveerd.

 

<onderstreept>2.4 Overige ontwikkelingen</onderstreept>Binnen de termijn van heden en 1 jaar wordt de definitieve sluiting van de vestiging Oosterhout van het UWV werkbedrijf en het daarin ondergebrachte werkplein Oosterhout verwacht. Het opgaan van het werkplein Oosterhout in het werkplein Breda is onontkoombaar geworden. Dit vraagt om een nieuwe, strategische positiebepaling van de betrokken gemeenten.

De fusie van CWI en UWV tot het UWV Werkbedrijf en de sluiting van een aantal werkpleinen leidt tot een verdere opschaling van het niveau van de dienstverlening die het UWV Werkbedrijf levert. Ook de wens tot verdere integraliteit van de dienstverlening tussen het Werkbedrijf en de gemeenten op die werkpleinen (inmiddels ook sterk uitgedragen door het ministerie van SOZAWE), draagt daartoe bij.Duidelijk mag zijn dat dergelijke opschaling op gespannen voet staat met lokale dienstverlening, zelfs ten koste daarvan gaat. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen, dat er inmiddels stemmen opgaan om de werkpleinen op te schalen naar het niveau van de arbeidsmarktregio’s, zodat er in de toekomst wellicht een Werkplein West-Brabant zal ontstaan.

Tegelijkertijd zijn er geluiden om het UWV Werkbedrijf op te heffen en de uitvoering van haar wettelijke regelingen onder te brengen bij gemeenten. Dit is een tendens die haaks staat op de vorige ontwikkeling en juist een verder stimulans zou betekenen voor lokale dienstverlening. Ook de gedachtegang om te komen tot één basisregeling voor de burger met een afstand tot de arbeidsmarkt, waarin de uitvoering van het WWB werkdeel, de WIJ, de WSW en de WAJONG samen wordt gebracht bij gemeenten, draagt bij aan een grotere rol van lokale dienstverlening. Wellicht zit hierin ook een voorloper op de ontmanteling van het UWV Werkbedrijf verscholen.

Er wordt al langer nagedacht over samenwerking tussen de gemeenten Geertruidenberg, Drimmelen en Oosterhout. Enkele jaren geleden is hiernaar al eens onderzoek gedaan. Ook hebben de 3 gemeenten in 2006 besloten de Interne Controle gezamenlijk ter hand te nemen. Meer recentelijk is op ambtelijk niveau tussen de 3 gemeenten overleg geweest, over mogelijke samenwerking. Daarbij heeft een inventarisatie plaats gevonden van de mogelijke terreinen waarop dit zou kunnen plaatsvinden. Ook is daarbij uit gegaan van een scheiding tussen front office activiteiten en de back office. Hiervoor is al aangegeven dat het wenselijk is de front office lokaal te organiseren. In een toekomstige samenwerking kunnen de 3 gemeenten zich dan ook het best richten op activiteiten in de back office, ofschoon het soms lastig is, een scheidingslijn te trekken.Hierbij zijn wel een aantal zaken van belang, zoals bestuurlijk draagvlak, stapsgewijze ontwikkeling en goede facilitering (zoals o.a. infrastructurele voorzieningen [ICT], maar ook op termijn gezamenlijke werkplekvoorzieningen; bij dit laatste kan ook gedacht worden aan voorzieningen, waarbij de diverse gemeenten reeds betrokken zijn, zoals bijv. in het geval van WAVA/!Go).

 

<onderstreept>2.5 Vormgeving participatie</onderstreept>

Binnen de kaders van een vraaggerichte organisatie, het lokaal vormgeven van de regisserende en organiserende rol van de gemeente met betrekking tot participatie én de grenzen van het Participatiebudget zijn de mogelijkheden onderzocht om participatie optimaal te organiseren. Op 12 juli 2010 is het rapport “Verkenning participatiemogelijkheden gemeente Geertruidenberg” van Deloitte Accountants verschenen (zie bijlage 2). Het betreft hier een verkenning van de mogelijkheden om het Participatiebudget optimaal te benutten en dit te vertalen naar de mogelijkheden in Geertruidenberg. In dit onderzoek is uitgegaan van het organiseren van participatietrajecten (inburgering en re-integratie) op één locatie binnen de gemeente Geertruidenberg, indien mogelijk een gemeentelijk pand. In casu betreft het hier de ontwikkeling van een gemeentelijk werkbedrijf. In de rapportage wordt gesproken over gemeentelijk werkbedrijf terwijl deze term de lading niet dekt. In deze nota wordt daarom verder het begrip “participatieinstelling” gehanteerd.

 

Conclusies van dit onderzoek zijn:

1. De wetgever heeft gemeenten bewust veel ruimte gegeven om het participatiebeleid af te stemmen op de lokale situatie. Uitgangspunt is dat de gemeente voorzieningen aanbiedt aan een brede doelgroep ter bevordering van participatie in de samenleving. De exacte invulling hiervan (de hoe-vraag) wordt volledig overgelaten aan de gemeente;

 

2. Dit geeft alle ruimte om gelden uit het participatiebudget te gebruiken om een participatie-instelling in een gemeentelijk gebouw op te zetten;

 

3. Kinderopvang voor de doelgroep is een noodzaak (20% van het klantenbestand WWB bestaat uit alleenstaande ouders). Dit is een voorwaarde om te kunnen werken en/of studie te volgen (dit is echter ook een kans, hierdoor wordt een eigen participatieproject gerealiseerd);

 

4. Vanwege de specifieke aandachtspunten van de doelgroep is aansturing van het traject door het cluster Sociale Zaken noodzakelijk;

 

5. De opzet van een participatie-instelling met een externe partij heeft de voorkeur. Hiermee wordt kennis ingekocht waardoor het project eerder een succes wordt. Verder wordt hiermee het risico gespreid;

 

6. De inzet van een participatiecoach is noodzakelijk om de klant tijdens het traject te begeleiden. Hierdoor is de kans groter dat de klant sneller door het participatietraject richting betaald werk gaat;

 

7. Verder zullen een aantal producten gericht op participatie ingekocht moeten worden. Denk aan bijvoorbeeld scholingstrajecten (o.a. taal) en vaardigheidstrainingen;

 

8. Het belangrijkste is dat er een cultuuromslag plaatsvindt. Tot nog toe wordt er gekeken naar de beperkingen van de klant. Het gaat om de mogelijkheden die de klant heeft in kaart te brengen met als doel te participeren in de samenleving door middel van betaald werk.

 

De beoogde effecten van het traject zijn onder andere:• Meer grip op output van ingezette middelen en inspanningen;• Het is beter mogelijk om maatwerk voor klanten te leveren door de

  dienstverlening lokaal te organiseren;• Zichtbaar maken van inspanningen door activiteiten plaatselijk te organiseren;• Met minder geld meer bereiken: de ervaring bij andere gemeenten leert dat het zelf

  organiseren van participatie goedkoper en effectiever is (bijvoorbeeld Hoeksche

  Waard en Tilburg);• Het bereiken van een maatschappelijk social return: maatschappelijke baten

  teruggeven aan de gemeenschap.• Het optimaal benutten van gemeentelijke gebouwen.

 

<vet><cursief>Maatschappelijk social return</cursief></vet><cursief>Waar zouden we aan kunnen denken?</cursief>

 

<cursief>Zelf geproduceerd straatmeubilair;Speciale ambachten/ streekproducten;Schoonmaken brandgangen;Graffiti verwijderen;Zwerfafval opruimen;Speeltuinen opknappen;Wmo-klussendienst;Inzet in de horeca van het theater De Schattelijn;Kunstwerken en monumenten schoonhouden/ onkruidvrij houden.</cursief>

 

Onder de genoemde voorwaarden is het zeer zinvol om participatieactiviteiten te ontwikkelen binnen een locatie in de gemeente Geertruidenberg, indien mogelijk een gemeentelijk pand. De activiteiten die op de locatie plaatsvinden, dienen in samenhang gezien te worden. Ze sluiten onderling op elkaar aan. Alleen dan kan een geïntegreerde aanpak plaatsvinden om tot een gebundelde optimale aanpak te komen.

 

<onderstreept>2.6 Integrale benadering</onderstreept>De Wet Participatiebudget leidt tot ontschotting tussen de beleidsvelden re-integratie, inburgering en op termijn de volwasseneneducatie. Hierdoor is de focus aan het verschuiven van re-integratie naar participatie. De onderliggende problematiek van dit beleidsveld is vaak integraal van aard. Mensen zonder baan hebben weinig inkomen en raken in de bijstand. Mensen met een beperkte opleiding en/of mensen die niet goed ingeburgerd zijn, komen lastiger aan een baan. Gemeenten voegen de beleidsvelden bijstand, participatie en armoedebestrijding steeds vaker samen, zowel beleidsmatig als qua uitvoering. Ook de Wsw en de Wmo worden hier steeds vaker bij betrokken.

 

<vet><cursief>Basisregeling</cursief></vet><cursief>Een mooi voorbeeld over de integrale benadering is dat momenteel nagedacht wordt door de Rijksoverheid over een basisregeling waarin een aantal sociale wetten opgaan, waaronder de Wwb, Wsw en de Wajong. Het gaat dan niet meer om een bepaalde doelgroep aan het werk te krijgen met bijvoorbeeld fysieke beperkingen. Het gaat om <onderstreept>mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt</onderstreept>. Deze afstand moet overbrugd worden.</cursief>

 

In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is de doelstelling “meedoen”. Oftewel: de wet moet ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving, al dan niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Dat is de onderlinge betrokkenheid tussen mensen. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. Deze ondersteuning kan de gemeente organiseren door bijvoorbeeld het organiseren van een klussendienst, waarbij kleine klussen bij de mensen thuis gedaan kunnen worden. De mensen die werken bij de klussendienst doen hiermee werkervaring op vanuit de Wet werk en bijstand (WWB). Ook hier is de doelstelling “meedoen” geworden.

 

<vet>Hoofdstuk 3 Instrumenten</vet>

 

<onderstreept>3.1 Inleiding</onderstreept>In hoofdstuk 2 is duidelijk geworden dat de noodzaak aanwezig is om participatiebeleid stevig weg te zetten, gezien het groeiende klantenbestand en de samenstelling hiervan. Belangrijke randvoorwaarde is dat de organisatie er klaar voor is en er gehandeld kan worden vanuit eigen kracht. Uitgangspunt is dat in het gehele proces naar verwerving van een zelfstandig inkomen door de klant, de klantmanager de regie heeft, in overleg met de klant. De makelaars zijn dus ondersteunend. In paragraaf 3.2 wordt de positionering van de makelaars besproken en wordt duidelijk, dat het effectief is participatieactiviteiten lokaal te organiseren. In paragraaf 3.3 worden de diverse producten kort besproken

 

<onderstreept>3.2 Inzet makelaars</onderstreept>In 2009 zijn de makelaar Sociale Activering en de werkmakelaar gestart. Door de intensieve gesprekken die gevoerd worden door de makelaars met klanten, komt het totale klantenbestand steeds meer in beeld. Duidelijk is dat de gekozen aanpak effectief is. Er worden betere resultaten geboekt in vergelijking met de re-integratiebedrijven (zie ook kader paragraaf 3.2.2). De makelaar Sociale Activering richt zich op de fase 4-klanten, de werkmakelaar op de fase 1 en 2 klanten. Dit betekent dat de fase 3 klanten momenteel onvoldoende aandacht krijgen. Dit zijn klanten die met intensieve begeleiding mogelijk weer richting het arbeidsproces gebracht kunnen worden. Conform de aanbevelingen van Deloitte is de inzet van een participatiecoach hiertoe de geëigende oplossing.

 

<cursief>3.2.1 Positionering makelaar Sociale Activering</cursief>Voor ongeveer 75% van de burgers van Geertruidenberg met een uitkering WWB levensonderhoud is de afstand tot de arbeidsmarkt erg groot of onoverbrugbaar. Het is maatschappelijk onwenselijk om in deze groep niet meer te investeren. Voor deze doelgroep blijft de prioriteit om uitstroom naar werk te realiseren.

Speerpunt hierbij is dat uitgegaan wordt van de mogelijkheden die iemand heeft. Sociale activering wordt dan ingezet als pre re-integratiefase, er dient onderzocht te worden of de mogelijkheden van de burger met een voortraject uitgebreid kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan scholing maar ook aan bv behandeling van een problematiek of zelfs het opbouwen van conditie middels sportactiviteiten. De grote afstand tot de arbeidsmarkt kan ook een oorzaak hebben in het niet meer hebben van een arbeidsritme of een geregelde dagindeling. Door iemand als voortraject vrijwilligerswerk te laten verrichten wordt deze voorbereid op alles wat regulier werk met zich meebrengt. Een geregelde dagindeling, het samenwerken met collega’s en het omgaan met opdrachten en een hiërarchie.

Tegelijkertijd dient een realistische blik op dit deel van het klantenbestand te worden gericht. In een aantal gevallen zal de conclusie toch moeten zijn, dat maatschappelijke deelname in de vorm van betaald werk op de reguliere arbeidsmarkt niet haalbaar is. Toch is ook voor dit deel van het bestand een aanbod op participatie nodig.

Sociale activering kan gebruikt worden als instrument voor maatschappelijke deelname en het doorbreken van sociaal isolement. Er wordt gestreefd om de groep die niet meer kan terugkeren naar de reguliere arbeidsmarkt, afhankelijk van de mogelijkheden van individuele betrokkene, in te zetten voor maatschappelijke activiteiten. Dit zal meestal in de vorm van vrijwilligerswerk zijn, binnen de gemeente. Een vorm van financiële stimulering kan een prikkel zijn om verder te komen.

Om te zorgen voor een breed aanbod van (vrijwilligers) werk worden veel contacten gelegd en onderhouden met lokale vrijwilligersorganisaties en instellingen die werken met vrijwilligers (SWOG, Prisma, zorginstellingen, e.d.). Gedacht moet worden aan de mogelijkheid om deze organisaties en instellingen bij elkaar te brengen om elkaars expertise volledig te benutten.

De participatie-instelling bevordert de participatie van burgers. Evenals bij sociale activering gaat het hier om activiteiten met behoud van uitkering. In de participatie-instelling of middels vrijwilligerswerk verricht de klant activiteiten die door de samenleving gezien worden als een bijdrage van de klant richting de samenleving. Het gaat om maatschappelijk participeren in een werkomgeving die de klant tot ontwikkeling en re-integratie in staat stelt.

 

<cursief>Cliëntenraad Sociale Zekerheid Geertruidenberg:</cursief>

<cursief>“..De gemeente wil graag vraaggericht werken en tegelijkertijd actief bezig zijn om personen te activeren om deel te nemen aan de samenleving, arbeid, bezigheid, vrijwilligerswerk. Het is goed dat de gemeente op dit punt de koers wijzigt... … De gemeente wil graag de uitvoering zoveel mogelijk in eigen beheer doen, dicht bij de mensen en herkenbaar. Dit uitgangspunt wordt door de CR gedeeld en toegejuicht..”</cursief>

 

<cursief>3.2.2 Positionering werkmakelaar</cursief>De werkmakelaar heeft een belangrijke taak bij de beperking van de instroom van uitkeringsgerechtigden van de gemeente. Naast het begeleiden van kandidaten naar reguliere arbeid, waarbij duurzaamheid als zeer belangrijk gezien wordt, is ook het opbouwen van een gedegen bedrijfsnetwerk zeer belangrijk. Een goede verstandhouding met de diverse bedrijven binnen de gemeente is belangrijk om de kandidaten uit te kunnen laten stromen.

De werkmakelaar begeleidt bestaande klanten met geen of een korte afstand tot de arbeidsmarkt richting betaald werk.

Voor kandidaten die in aanmerking komen voor een WIJ-uitkering, functioneert de werkmakelaar als poortwachter. De werkmakelaar kijkt samen met de kandidaat naar de mogelijkheden op de arbeidsmarkt, of verkent en begeleidt naar een opleiding indien de kandidaat hiervoor in aanmerking komt doordat deze niet in het bezit is van de vereiste startkwalificaties.

Naast uitkeringsgerechtigden, houdt de werkmakelaar zich ook bezig met arbeidsbemiddeling en –begeleiding voor Niet-uitkeringsgerechtigden (Nuggers). Deze in de gemeente Geertruidenberg woonachtige kandidaten hebben ook recht op inzet door de werkmakelaar.

Indien een kandidaat uitgestroomd is, neem de werkmakelaar de jobcoaching voor zijn/haar rekening en geldt de werkmakelaar als aanspreekpunt voor zowel de kandidaat als het bedrijf waar de kandidaat werkzaam is.

Doel van de werkmakelaar is kandidaten duurzaam uit te laten stromen waardoor zij volledig zelf kunnen voorzien in hun levensonderhoud. Hierbij is het belangrijk dat ook de werkgever tevreden is over de samenwerking met de werkmakelaar zodat deze wederom ingeschakeld wordt indien er zich een nieuwe vacature aandient.

Advisering aan de klantmanager aangaande participatieactiviteiten van de klant behoort als laatste ook tot de werkzaamheden van de werkmakelaar. Waarbij de activiteiten erop gericht zijn de klant voor te bereiden op uitstroom bemiddeld door de werkmakelaar.

 

<cursief>Zelf doen loont!Hoe effectief is de inzet van de werkmakelaar en de makelaar sociale activering? Door de prestaties van de makelaars af te zetten tegen die van de re-integratiebedrijven.</cursief>

<cursief>Gerealiseerde plaatsingen re-integratiebedrijven periode hele jaar 2009: 25Gerealiseerde plaatsingen makelaars periode 1-03-2010 t/m 1-09-2010: 30</cursief>

 

<cursief>Daarnaast wordt er door de makelaars duurzaam geïnvesteerd in een relatienetwerk met werkgevers en maatschappelijke organisaties. </cursief>

 

<cursief>3.2.3 Positionering participatiecoach</cursief>Het instellen van een participatiecoach is een van de aanbevelingen uit het rapport van Deloitte. De functie van participatiecoach is momenteel nog niet vormgegeven binnen de gemeente Geertruidenberg. Inzet van de participatiecoach is noodzakelijk bij fase 3 klanten die met intensieve begeleiding mogelijk weer richting het arbeidsproces gebracht kunnen worden. Belangrijk aandachtsgebied is om samen met de klant in beeld te krijgen wat de mogelijkheden zijn om actief deel te nemen aan de samenleving.

 

<onderstreept>3.3 Omschrijving producten</onderstreept>In deze paragraaf zullen een aantal producten benoemd worden die ingezet kunnen worden door de makelaars.

 

<cursief>3.3.1 Work First</cursief>Uitgangspunten Work FirstUitgangspunt in het participatiebeleid van de gemeente Geertruidenberg is dat iedereen ertoe doet, niemand wordt aan de kant gezet. Wanneer een burger inkomensondersteuning aanvraagt bij de gemeente, is de eerste vraag die beantwoord moet worden of deze arbeidsverplichtingen heeft. Zo ja, dan zal dus door burger en klantmanager samen gezocht moeten worden naar de mogelijkheden om actief te participeren in de samenleving. Een duurzame betaalde baan is het einddoel. Het betreft hierbij werkzaamheden met behoud van uitkering.

 

Aanmelding werkmakelaar/makelaar sociale activeringWanneer duidelijk is dat er arbeidsverplichtingen zijn zal aanmelding volgen bij de werkmakelaar/makelaar sociale activering. Directe bemiddeling naar werk is hierbij het streven. Wanneer uit het gesprek geen duidelijk beeld naar voren komt, kan Work First als diagnostisch instrument ingezet worden. Maatwerk en passendheid zijn hierbij sleutelwoorden.

 

Work First als diagnostisch instrumentGedurende 6 weken zal de klant dagelijks werkzaamheden verrichten in de participatie-instelling, in combinatie met vaardigheidstrainingen. Hierdoor ontstaat een beeld welke (werknemers-) vaardigheden de klant heeft. Hierbij kan gedacht worden aan basale vaardigheden als op tijd komen en gemaakte afspraken nakomen. Regelmatig vinden voortgangsgesprekken plaats. Doel is inzichtelijk te krijgen wie de klant is en wat hij/zij kan. Na dit diagnosetraject volgt een rapportage aan de klantmanager en vindt een driegesprek tussen klantmanager, participatiecoach en klant plaats. De klant kan zich laten bijstaan door een begeleider. Het vervolgtraject kan dan bepaald worden van 3, 6 of 12 maanden.

 

Work First als activeringsinstrumentAfgestemd op de mogelijkheden van de klant zal een vervolgtraject ingezet worden waarin zinvolle werkzaamheden moet leiden tot een perspectief op (betaald) werk. Deze werkzaamheden dienen een maatschappelijk karakter te hebben en kan variëren van vrijwilligersactiviteiten in de zorg tot bijvoorbeeld het maken van straatmeubilair. Hierdoor wordt een maatschappelijk social return vormgegeven (voorbeelden hiervan zijn genoemd in het kader onder paragraaf 2.5).

 

Work First als opleidingstraject naar werkDe gemeente gaat gezamenlijk met bedrijven opleidingstrajecten organiseren met baangarantie.

 

PoortwachtersfunctieDoor Work First op deze manier te organiseren, wordt een verdere invulling gegeven aan de poortwachtersfunctie. Wanneer het tot een uitkering komt, wordt er wel degelijk een actieve inspanning van de klant verwacht. Wanneer hieraan niet wordt meegewerkt, heeft dit gevolgen voor de hoogte van de uitkering en kan dit tot beëindiging leiden.

 

<cursief>3.3.2 Verloningstrajecten</cursief>Deze trajecten worden ingezet voor klanten Wet werk en bijstand die al meerdere trajecten richting reguliere uitstroom doorlopen hebben zonder definitief resultaat, mede als het gevolg van het ontbreken van motivatie. De klant treedt in dienst bij een re-integratiebedrijf voor een periode van 6 maanden waarbij een loonkostensubsidie plaatsvindt. De nadruk ligt op het ontwikkelen van arbeidsethos en werknemersvaardigheden.

 

<cursief>3.3.3 Arbeidsmedische keuring/psychologisch advies</cursief>Medische keuringen werden in het verleden ingezet om te bepalen wat de beperkingen van de klant zijn. In de nieuwe visie op participatie kan dit niet meer en zal nadrukkelijk gekeken moeten worden wat iemand, ondanks mogelijke beperkingen, nog wel kan. Dit is de belangrijkste randvoorwaarde bij de inkoop van dit product.

 

<cursief>3.3.4 Trainingen</cursief>Wanneer klanten bepaalde vaardigheden niet of onvoldoende hebben, kan het nuttig zijn een training in te zetten. Voorbeelden hiervan zijn een assertiviteitstraining of sollicitatietraining. Hierdoor worden de kansen op de arbeidsmarkt vergroot.

 

<cursief>3.3.5 WIJ instrumenten</cursief>De Wet Investeren in Jongeren is bedoeld voor jongeren, die niet zelfstandig in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Uitgangspunt is dat de jongeren zo snel mogelijk

terugkeren naar school of aan de slag gaan op de arbeidsmarkt. Want een startkwalificatie is het belangrijkst voor een goede start op de arbeidsmarkt. Als het niet reëel is dat de jongere teruggaat naar school is een combinatie van leren en werken een mogelijkheid. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld BBL trajecten, waarin de jongere een aantal dagen per week een opleiding volgt en de resterende dagen aan het werk is bij een werkgever.

In het kader van beperking van de jeugdwerkloosheid en het in kunnen spelen op een breed aanbod van vacatures binnen de gemeente Geertruidenberg, heeft Sociale Zaken een actief beleid. Hierbij wordt 'de Langstraat' ingezet om jongeren tot 27 jaar, woonachtig binnen de gemeente, op de hoogte te stellen van de diensten binnen de gemeente, waarbij zij onder andere begeleiding naar de arbeidsmarkt kunnen krijgen door de werkmakelaar. Daarnaast worden er vacatures en stageplaatsen aangeboden speciaal gericht op jongeren, waarbij de werkmakelaar bemiddelt en begeleidt. Indien noodzakelijk wordt naar een startkwalificatie toe gewerkt.

 

<cursief>3.3.6 WI instrumenten</cursief>Per 1 juli 2010 is de nieuwe re-integratieverordening vastgesteld. Hierin worden inburgeringvoorzieningen gedefinieerd als re-integratievoorzieningen.

Instrumenten in het kader van de Wet Inburgering bestaan uit taal en kennis van de Nederlandse samenleving. Daarnaast toeleiding naar werk. Hiertoe is tot eind 2010 een contract met ROC Kellebeek gesloten. Momenteel wordt een regionale aanbesteding voorbereid waarin het mogelijk is taal en werk gecombineerd, maar ook los van elkaar in te kopen. De uitvoering dient waar mogelijk lokaal plaats te vinden. Voor het werkgedeelte zou ook de werkmakelaar, de participatiecoach of de makelaar sociale activering ingezet kunnen worden.

Door de inburgeringactiviteiten lokaal te organiseren in dezelfde accommodatie waar ook andere participatieactiviteiten georganiseerd worden ontstaat grote meerwaarde. Enerzijds geldt dit voor de verschillende groeperingen die met elkaar in contact komen in dezelfde woonplaats. De kans op integratie wordt hierdoor vergroot. De grootste kans op een geslaagde integratie is wanneer deze lokaal vormgegeven wordt. Dezelfde mensen komen elkaar nu ook in de eigen woonplaats tegen, hierdoor ontstaan ook sociale contacten buiten de eigen kring. Anderzijds heeft dit voor de gemeente financieel voordeel omdat inburgeringgelden efficiënter besteed worden. Op dit punt zal nauwer samengewerkt gaan worden met Vluchtelingenwerk en Bureau Nieuwkomers.

 

<onderstreept>3.4 Aanbesteding producten</onderstreept>Voor elk van bovengenoemde producten, met uitzondering van de WI instrumenten (waarvoor inmiddels een regionale aanbesteding is uitgezet), wordt een afzonderlijk inkooptraject ingesteld conform het Inkoop- en aanbestedingsbeleid. Producten zijn onderdeel van een traject. Door producten in te kopen in plaats van trajecten (zoals voorheen) blijft de regie optimaal bij de gemeente en kan maatwerk geleverd worden op de maatschappelijke situatie in Geertruidenberg.Deze aanbesteding is inmiddels in voorbereiding, waarbij voor elk product tenminste 3 potentieel geschikte aanbieders wordt gezocht.

Hierbij kan men denken aan re-integratiebedrijven, zoals WAVA/!Go, FourStar, Cardan e.d. Maar ook aan maatschappelijke organisaties, zoals GGD, Novadic/Kentron, Prisma e.d.De aanbieder met de economisch meest voordelige offerte (hier speelt dus niet alleen de prijs, maar ook de kwaliteit en andere zaken in de afweging een rol) zal levering van het betreffende product worden gegund.

 

<vet>Hoofdstuk 4 Managementinformatie</vet>

 

Wanneer er allerlei activiteiten georganiseerd worden in de gemeente om klanten te laten participeren, is het van belang om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de inspanningen. Dit was een van de aandachtspunten die de rekenkamer meegaf in haar evaluatie naar de effectiviteit van het re-integratiebeleid.En in hoeverre lukt het om mensen te laten participeren? Hoeveel mensen vinden inderdaad vast werk? Hoeveel melden zich aan voor een opleiding? Hoeveel beginnen er met vrijwilligerswerk? Welke activiteiten hebben de grootste kans van slagen? Welke leveren alleen bij bepaalde groepen resultaat? En welke initiatieven werken eigenlijk helemaal niet? Voor het antwoord op dergelijke vragen is er de Participatieladder. Speciaal ontwikkeld door de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Met een paar korte vragen kan van iedere cliënt het participatieniveau worden vastgesteld. Op een schaal van 1 tot 6: van een teruggetrokken bestaan tot betaald werk.

 

[Afbeelding: 6 treden participatieladder

 

6. betaald werk

5. betaald werk met ondersteuning

4. onbetaald werk

3. deelname georganiseerde activiteiten

2. sociale contacten buitenshuis

1. geïsoleerd.]

 

Het nut van de participatieladder:• meer duidelijkheid over de samenstelling, maar ook de ontwikkeling van het klantenbestand; • materiaal voor vergelijking met andere gemeenten, maar ook met de bestanden van bureau

  Nieuwkomers; • meer zicht op de resultaten van het participatiebeleid: welke maatregelen hebben het meest

  effect en voor wie? • aanknopingspunten voor nieuw beleid of specifieke aandacht voor bepaalde klanten

 

De Participatieladder levert zowel uitvoerders als beleidsmakers stof tot nadenken en munitie voor nieuwe strategieën.De VNG heeft hiertoe een applicatie ontwikkeld. Onderzocht gaat worden in hoeverre het eigen systeem (GWS) de mogelijkheid heeft om de participatieladder in te passen en te gebruiken of dat een extra applicatie hier een uitkomst betekent.

 

<vet>Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen</vet>

 

<onderstreept>5.1 Conclusies</onderstreept>

Door de visie op participatie te formuleren wordt een cultuuromslag in gang gezet. Voorheen werd gekeken naar de beperkingen van de klant. Het gaat erom om de mogelijkheden die de klant heeft in kaart te brengen met als doel te participeren aan de samenleving door middel van (betaald) werk. Dit vraagt zeker een investering in de klantmanagers en makelaars.

 

De rode draad door deze nota is meedoen, iedereen telt. Door als gemeente intensief de regie op te pakken is het hoogste doel dat een klant weer duurzaam én zelfstandig in zijn/haar levensonderhoud kan voorzien. Wanneer dit niet (op korte termijn) mogelijk is worden andere manieren van maatschappelijke deelname (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk) aangeboden.

 

Om het cluster Sociale Zaken definitief te kantelen naar een vraaggericht cluster, dient de dienstverlening op het gebied van participatie lokaal vormgegeven te worden. Hiermee wordt invulling gegeven aan het dienstverleningsconcept.

 

De tijd is rijp om tot actie over te gaan. De organisatie is klaar om vanuit eigen kracht participatie vorm te gaan geven. De wet- en regelgeving geeft hiertoe alle ruimte. Tenslotte is de ervaring binnen de eigen organisatie en van andere gemeenten dat het effectiever is om participatie zelf vorm te geven.

 

Randvoorwaarde voor het ontwikkelingstraject is dat de kinderopvang goed georganiseerd wordt. 20% van het klantenbestand bestaat uit alleenstaande ouders. Opvang is noodzakelijk om te kunnen werken en/of een studie te kunnen volgen.

 

Vanwege de specifieke aandachtspunten van de doelgroep is aansturing van het traject door het cluster Sociale Zaken noodzakelijk.

 

De opzet van een dergelijk traject met een externe partij heeft de voorkeur. Hiermee wordt kennis ingekocht waardoor de kans op succes aanzienlijk toeneemt. Verder wordt hiermee het (financiële) risico gespreid.

 

De inzet van een participatiecoach, naast de werkmakelaar en de makelaar sociale activering is noodzakelijk om de klant tijdens het traject te begeleiden. Hierdoor is de kans groter dat de klant sneller door het participatietraject richting betaald werk gaat.

 

Een aantal producten gericht op participatie zal ingekocht moeten worden.

 

Om participatie optimaal vorm te geven blijkt uit onderzoek dat het meest effectief is om de werkzaamheden in een locatie binnen de gemeente te organiseren. Onderzocht dient te worden of huisvesting binnen een gemeentelijke locatie te realiseren is. Wanneer hiervoor een gemeentelijke locatie gebruikt wordt heeft dit als bijkomend voordeel dat dit financieel aantrekkelijk voor de gemeente, immers, huisvestingskosten vloeien weer terug naar de gemeente als inkomsten.

 

Het is van belang het effect van alle inspanningen te meten en te onderzoeken of de participatieladder hiervoor het meest geëigende instrument is.

 

Alle voorstellen komen ten laste van het Participatiebudget en dit leidt tot een optimale benutting hiervan. Dit kan leiden tot lagere uitgaven met betrekking tot het I-deel.

 

<onderstreept>5.2 Aanbevelingen</onderstreept>

De geformuleerde visie op participatie dient door de gemeenteraad onderschreven te worden als de visie van de gemeente Geertruidenberg.

De gemeenteraad dient akkoord te geven voor vormgeving in een ontwikkelingstraject voor een periode van twee jaar, dat in de organisatie gepositioneerd wordt binnen het cluster Sociale Zaken. Na een evaluatie kan besloten worden of bijsturing noodzakelijk is.

B&amp;W dient te onderzoeken hoe het effect van de inspanningen zo goed mogelijk gemeten kan worden om te komen tot een uitgebreide periodieke rapportage aan de raad.

Het is aan het college van B&amp;W om te komen tot een uitvoeringsplan. Hierbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met het uitgangspunt is dat alle activiteiten gericht op participatie lokaal vormgegeven worden, in een locatie binnen de gemeente. B&amp;W dient te onderzoeken en besluiten of huisvesting binnen een gemeentelijke locatie te realiseren is.

Tot slot wordt aanbevolen om in het uitvoeringsplan op te nemen dat de ontwikkeling van de participatie-instelling samen met een externe partij opgezet wordt. Hiertoe dient een aanbestedingsprocedure opgezet te worden.

 

<onderstreept>Bijlagen</onderstreept>

 

<cursief>Bijlage 1: lijst met afkortingen</cursief>

WWB : Wet werk en bijstand;

ROC : Regionaal Opleidings Centrum;

I-deel : Inkomensdeel, gelden die de gemeente krijgt om de uitkeringen teBetalen;

W-deel : Werkdeel, deel uit het participatiebudget bedoeld om mensen aan hetwerk te helpen;

Wmo : Wet maatschappelijke ondersteuning

UWV Werkbedrijf :Uitvoeringsinstantie belast met de uitvoering van een aantal sociale wetten zoals de WW en Wajong

WIJ : Wet investeren in jongeren, bedoeld voor jongeren tot 27 jaar. Dejongere krijgt een werk-leeraanbod aangeboden van de gemeente.

WSW : Wet Sociale Werkvoorziening

 

<cursief>Bijlage 2: </cursief>Rapportage Deloitte: Verkenning participatiemogelijkheden gemeente Geertruidenberg