Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Buren

Algemene Subsidieverordening Welzijn gemeente Buren 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBuren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Welzijn gemeente Buren 2009
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Welzijn gemeente Buren 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Algemene subsidieverordening welzijn gemeente Buren 2006 wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van deze verordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels Algemene subsidieverordening welzijn 2009

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2010Nieuwe regeling

25-03-2008

Huis-aan-huis blad 'De Zakengids', editie 11 maart 2009

B-2008-1713

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Welzijn gemeente Buren 2009

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1

    Gemeente: de gemeente Buren.

  • 2

    Subsidie: een aanspraak op financiële middelen, door de gemeente verstrekt aan een al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende instelling of aan een natuurlijk persoon ten behoeve van bepaalde activiteiten van de subsidieontvanger, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten.

  • 3

    Budgetsubsidie: een subsidie voor de duur van één of meerdere jaren op grondslag van producten en prestaties.

  • 4

    Waarderingssubsidie: een stimuleringsbijdrage in een activiteit of activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten van deze activiteit(en).

  • 5

    Leefbaarheidsbudget: vervalt.

  • 6

    De raad: de gemeenteraad van de gemeente Buren.

  • 7

    College van burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren.

  • 8

    Instelling: een organisatie of groepering van personen, die zich de behartiging van belangen van ideële of materiële aard ten doel stelt of mede ten doel stelt en die de subsidiabele activiteiten zonder winstoogmerk uitvoert.

  • 9

    Beleidsplan: een concrete en actiegerichte omschrijving van de beleidsvisie en de hoofdtaken van een instelling voor een periode van in principe vier jaar, inclusief een meerjarenprognose voor de kosten van uitvoering ervan.

  • 10

    Werkprogramma: een aan het beleidsplan gekoppelde uiteenzetting van zoveel mogelijk in meetbare prestaties geformuleerde activiteiten die de instelling in een bepaald jaar biedt, inclusief een begroting;

  • 11

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van een bepaald wettelijk voorschrift.

  • 12

    Doelgroep: deel van de bevolking van de gemeente Buren waarop een initiatief wordt gericht.

Artikel 2 Uitvoering van de verordening

Het college van burgemeester en wethouders is belast met de uitvoering van deze verordening en besluit met toepassing van deze verordening tot verlening, intrekking, wijziging en vaststelling van subsidie en over de daaraan te verbinden voorschriften en voorwaarden, evenals tot het aangaan van een privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.2.2.3.

Artikel 3 Algemene voorwaarden subsidieverlening

  • 1

    Een subsidie wordt slechts verleend indien:

    • a.

      de nodige gelden bij de jaarlijkse begrotingsvaststelling door de raad beschikbaar zijn gesteld;

    • b.

      een instelling of natuurlijke persoon voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2

    De raad kan voor afzonderlijke beleidsterreinen en/of onderdelen van deze verordening een subsidieplafond vaststellen, dat in de beleidsregels nader wordt uitgewerkt.

  • 3

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 4

    De voorwaarde, zoals bedoeld in lid 3, vervalt, indien het college van burgemeester en wethouders daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 5

    Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het gemeentebestuur ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 2.5.2.

  • 6

    In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 2.5.1, eerste lid.

Artikel 4 Toepasbaarheid

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    geldelijke bijdragen aan publiekrechtelijke rechtspersonen in de kosten van de activiteiten of voorzieningen, welke in het bepaalde bij of krachtens de wet dan wel in een publiekrechtelijke taak hun oorzaak vinden;

  • b.

    geldelijke bijdragen van de gemeente in de vorm van contributies, lidmaatschappen en donaties.

Paragraaf 2 Subsidiebeleid van de gemeente

Artikel 1 Verstrekking subsidie

Deze verordening geeft de procedures aan die het college van burgemeester en wethouders in acht neemt in het kader van de verstrekking van een subsidie.

Artikel 2 Beleidsterreinen

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de beleidsterreinen die zijn opgenomen in het programma Maatschappelijke voorzieningen:

  • a.

    kunst en cultuur;

  • b.

    maatschappelijke begeleiding;

  • c.

    vrijwilligerswerk;

  • d.

    sociaal cultureel werk;

  • e.

    jeugd- en jongerenwerk;

  • f.

    ouderenwerk;

  • g.

    volksgezondheid;

  • h.

    sport;

  • i.

    kindercentra (peuterspeelzaalwerk);

  • j.

    openbare ruimte (speeltuinenwerk);

  • k.

    recreatie en toerisme;

  • l.

    ouderen

waarvoor beleidsregels, zoals bedoeld in artikel 1.2.4, worden vastgesteld.

Artikel 3 Doelgroepen

Per beleidsterrein kan het subsidiebeleid worden gericht op de doelgroepen:

  • a.

    kinderen van 0 tot 4 jaar

  • b.

    kinderen van 4 tot 12 jaar

  • c.

    jeugd van 12 tot 18 jaar

  • d.

    inwoners die niet zelfredzaam zijn

  • e.

    ouderen.

Artikel 4 Beleidsregels

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan voor de verschillende in artikel 1.2.2 bedoelde beleidsterreinen beleidsregels vaststellen, waarin het subsidiebeleid ten aanzien van deze terreinen wordt omschreven.

  • 2

    Een beleidsregel dient ten minste de volgende onderdelen te omvatten:

    • a.

      de beleidsdoelen op het betreffende beleidsterrein;

    • b.

      de grondslag voor subsidiëring;

    • c.

      de subsidiabele activiteiten, producten of prestaties;

    • d.

      de van toepassing zijnde subsidievorm(en).

Artikel 5 Indexering

  • 1

    Een subsidie of een subsidiecomponent kan jaarlijks worden bijgesteld op basis van een vast te stellen indexering.

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere richtlijnen vaststellen over de te hanteren compensatiemethodiek voor de vaststelling van de in lid 1 bedoelde indexering.

Hoofdstuk 2 De Subsidieprocedure

Paragraaf 1 De subsidieaanvraag

Sub-paragraaf 1 Algemeen

 

Artikel 1 Meerdere aanvragen

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie of een bijdrage heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of andere instanties, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Sub-paragraaf 2 De aanvraag van een budgetsubsidie

 

Artikel 1 Rechtspersoon

Een budgetsubsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.2. In bijzondere gevallen kan door het college van burgemeester en wethouders van het bepaalde in het eerste lid vrijstelling worden verleend.

Artikel 2 Aanvraagtermijn budgetsubsidie

  • 1

    De aanvraag van een budgetsubsidie dient door de instelling bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2

    Indien een budgetsubsidie voor één of meerdere kalenderjaren is verstrekt wordt de aanvraag van een budgetsubsidie voor de nieuwe subsidieperiode bij het college van burgemeester en wethouders ingediend vóór 1 juni van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 dient voor een subsidie met een incidenteel karakter van de activiteiten de aanvraag door de instelling bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend uiterlijk 17 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 4

    Van de in het derde lid bedoelde termijn kan door het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen vrijstelling worden verleend.

Artikel 3 Bescheiden budgetsubsidie

  • 1

    De aanvraag van een budgetsubsidie gaat vergezeld van:

    • a.

      een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten, betrekking hebbend op het nieuwe boekjaar;

    • b.

      een werkprogramma, betrekking hebbend op het nieuwe boekjaar. Daarbij wordt aangegeven welke doelstelling de aanvrager met de activiteiten nastreeft en op welke wijze die zullen worden uitgevoerd.;

    • c.

      overige door het college van burgemeester en wethouders bepaalde bescheiden.

  • 2

    Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 2.3.2.5, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders kan terzake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

  • 4

    Door het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing worden verleend van het in het eerste lid, onder b bepaalde.

Artikel 4 Aanvullende bescheiden budgetsubsidie

  • 1

    Indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, gaat de aanvraag voorts vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b.

      een beleidsplan;

    • c.

      de jaarverslagen en de jaarrekeningen over de voorafgaande drie jaren;

    • d.

      overige door het college van burgemeester en wethouders bepaalde bescheiden.

  • 2

    Door het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 5 Overleg

  • 1

    Met de aanvrager van een budgetsubsidie wordt door of namens het college van burgemeester en wethouders tijdig in overleg getreden over de aanvraag, tenzij aan de aanvrager niet eerder subsidie is verstrekt door de gemeente en in redelijkheid vaststaat dat dit overleg niet tot een beschikking tot subsidieverlening zal leiden.

  • 2

    De uitkomsten van het in het eerste lid bedoelde overleg kan worden neergelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst.

Artikel 6 Toetsing

Indien een budgetsubsidie voor meerdere kalenderjaren reeds is verstrekt vindt in het eerste halfjaar van het laatste jaar van de subsidieperiode een inhoudelijke en financiële toetsing plaats, inclusief de activiteiten en de prestaties.

Sub-paragraaf 3 De aanvraag van een waarderingssubsidie

 

Artikel 1 Aanvraagtermijn waarderingssubsidie

  • 1

    De aanvraag van een waarderingssubsidie dient te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders vóór 1 mei voorafgaande het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 dient voor een incidentele waarderingssubsidie de aanvraag bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend uiterlijk 17 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen activiteit of voorziening waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 3

    Van de in het tweede lid bedoelde termijn kan door het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend.

Artikel 2 Bescheiden aanvraag waarderingssubsidie

  • 1

    De aanvraag van een waarderingssubsidie gaat vergezeld van

    • a.

      een aanvraagformulier;

    • b.

      een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten die betrekking heeft op het lopende boekjaar;

    • c.

      een van een toelichting voorziene gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten;

    • d.

      een verklaring van een kascommissie, bestaande uit niet-bestuursleden, die betrekking heeft op het afgelopen boekjaar;

    • e.

      een afschrift van de oprichtingsakte dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd indien de subsidie door een instelling wordt aangevraagd en er geen subsidie werd aangevraagd vóór het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar;

    • f.

      overige door het college van burgemeester en wethouders te bepalen bescheiden.

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders kan terzake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

  • 3

    Door het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het bepaalde in het eerste lid.

Paragraaf 2 De subsidieverlening

Sub-paragraaf 1 Algemeen

 

Artikel 1 Inhoudelijke bepalingen beschikking tot subsidieverlening

De beschikking tot subsidieverlening bevat het bedrag van de subsidie, het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend en een aanduiding van de activiteiten óf producten en prestaties waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

Artikel 2 Weigering subsidie door veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten

  • 1

    Indien aan een instelling voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2

    Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders treedt tijdig vóór het tijdvak ingaat waarover geen subsidie meer wordt verstrekt met de instelling in overleg.

Artikel 3 Overige weigeringsgronden subsidieverlening

  • 1

    De subsidieverlening wordt geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2

    De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de ver¬strekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4 Algemene verplichtingen

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan in de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen opleggen.

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders kan voorts in de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie;

  • 3

    Verplichtingen als bedoeld in lid 2 kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4

    De verplichtingen, als bedoeld in lid 1 en lid 2, kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de verplichtingen die voorvloeien uit de bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

    • b.

      de kwaliteit of het inschakelen van beroepskrachten;

    • c.

      het betrekken van leden, vrijwilligers, beroepskrachten, deelnemers en gebruikers bij het beleid van de rechtspersoon en het werkprogramma;

    • d.

      de groepsgrootte, het minimum aantal leden of de grootte van de doelgroep;

    • e.

      het aantal uren dat een ruimte beschikbaar is voor de gebruikers;

    • f.

      de samenwerking met andere rechtspersonen;

    • g.

      de kwaliteit en het gebruik van de ruimtelijke voorziening;

    • h.

      het geven van een minimaal aantal openbare uitvoeringen per jaar;

    • i.

      het lidmaatschap van een landelijke of plaatselijke (koepel-)organisatie;

    • j.

      de kwaliteit van de activiteiten;

    • k.

      eigen bijdrage of de minimum contributie voor leden, of;

    • l.

      het aantal leden dat woonachtig moet zijn binnen de gemeente.

Artikel 5 Weigering subsidieverlening

De subsidieverlening wordt geweigerd indien de subsidieaanvraag in strijd is met de bij of krachtens deze verordening gestelde regels

Sub-paragraaf 2 De verlening van een budgetsubsidie

 

Artikel 1 Beslissingstermijn verlening budgetsubsidie

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag om een budgetsubsidie vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt verleend.

  • 2

    Een budgetsubsidie wordt door het college voor een bepaald aantal kalenderjaren verleend.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk zeventien weken verdagen

  • 4

    Indien niet op een aanvraag om een budgetsubsidie is beslist voor 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, is de aanvrager bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste een derde deel van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de laatst gegeven subsidiebeschikking zijn vastgesteld.

Artikel 2 Periode van subsidieverlening

  • 1

    Een budgetsubsidie wordt voor de totale periode van verlening als één geheel beschouwd en kan bij een meerjarige looptijd jaarlijks worden bijgesteld op basis van een jaarlijks vast te stellen compensatiepercentage.

  • 2

    Van het rijk ontvangen geoormerkte gelden kunnen in de budgetsubsidie worden opgenomen.

Artikel 3 Overeenkomst

  • 1

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst worden gesloten.

  • 2

    Wanneer ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een overeenkomst wordt gesloten, wordt in de beschikking tot subsidieverlening bepaald dat deze genomen is onder de voorwaarde dat een overeenkomst tot stand komt.

  • 3

    Tenzij de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de instelling verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Sub-paragraaf 3 De verlening van een leefbaarheidsbudget

 

Artikel 1 Beslissingstermijn verlening leefbaarheidsbudget

(Vervalt)

Paragraaf 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Sub-paragraaf 1 Algemeen

 

Artikel 1 Toestemming college burgemeester en wethouders

  • 1

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college van burgemeester en wethouders voor:

    • a.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij zij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • b.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • c.

      het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van haar surséance van betaling.

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken omtrent de toestemming.

  • 3

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 2 Verzekering en aansprakelijkstelling

  • 1

    De subsidieontvanger is verplicht haar roerende en onroerende eigendommen of bezittingen op basis van nieuwwaarde tegen brandschade te verzekeren en verzekerd te houden.

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat ook andere door hen aan te geven risico's worden verzekerd en verzekerd gehouden.

  • 3

    De subsidieontvanger kan worden verplicht de burgerrechtelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering per gebeurtenis of geval.

  • 4

    De subsidieontvanger verzekert voor vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van de gesubsidieerde activiteiten, hun wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 3 Medewerking onderzoek

De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan door of namens het college van burgemeester en wethouders ingesteld onderzoek dat is gericht op de ontwikkeling van het beleid, de kwaliteit of de effecten van de gesubsidieerde activiteiten of producten.

Artikel 4 Samenwerking

De subsidieontvanger is verplicht zo mogelijk en wenselijk samen te werken met en de activiteiten af te stemmen op soortgelijke en aanverwante subsidieontvangers.

Artikel 5 Vrijstelling

Door het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling worden verleend van het bepaalde in deze paragraaf.

Sub-paragraaf 2 Aanvullende verplichtingen van de ontvanger van een budgetsubsidie

 

Artikel 1 Boekjaar

Tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de ontvanger van een subsidie het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 2 Administratie

  • 1

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2

    De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaren bewaard.

Artikel 3 Verschillen

Indien gedurende het kalenderjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het college van burgemeester en wethouders onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 4 Toestemming college burgemeester en wethouders

  • 1

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college van burgemeester en wethouders voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening.

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken omtrent de toestemming.

  • 3

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders kan terzake het bepaalde in lid 1 nadere richtlijnen vaststellen.

Artikel 5 Egalisatiereserve

  • 1

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger verplichten een egalisatiereserve te vormen.

  • 2

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders kan over een te vormen egalisatiereserve nadere richtlijnen vaststellen.

  • 4

    De subsidieontvanger is ter zake van de egalisatiereserve tegenover de gemeente vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen, indien:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • b.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • c.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 5

    De vergoeding als bedoeld in het vierde lid wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college van burgemeester en wethouders op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 6 Bestemmingsreserve

  • 1

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger verplichten bestemmingsreserves te vormen.

  • 2

    De bestemmingsreserves worden opgenomen in de begroting, de jaarrekening en de balans van de subsidieontvanger.

Paragraaf 4 De subsidievaststelling

Sub-paragraaf 1 Algemeen

 

Artikel 1 Beschikking tot subsidievaststelling

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig paragraaf 2.6.

Artikel 2 Inhoudelijke bepalingen beschikking tot subsidievaststelling

Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten of producten en prestaties waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Artikel 3 Vaststelling subsidie

  • 1

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college van burgemeester en wethouders de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten dan wel de producten en prestaties waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen en voorschriften;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 4 Beslissingstermijn aanvraag tot vaststelling

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen tien weken op een aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2

    Het college kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk vijf weken verdagen.

Sub-paragraaf 2 De vaststelling van een budgetsubsidie

 

Artikel 1 Aanvraag tot vaststelling budgetsubsidie

  • 1

    De ontvanger van een budgetsubsidie dient voor 1 april volgend op elk jaar waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 dient voor een subsidie met een incidenteel karakter van de activiteiten de aanvraag tot vaststelling van de subsidie door de instelling bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend binnen dertien weken na de geplande afloop van de activiteit.

  • 3

    Indien de aanvraag na afloop van de in het eerste en tweede lid genoemde termijn niet is ingediend, stelt het college van burgemeester en wethouders de subsidieontvanger een termijn binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 4

    Indien na afloop van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde termijn als bedoeld in het derde lid geen aanvraag is ingediend, wordt de subsidie ambtshalve lager vastgesteld dan wel toepassing gegeven aan artikel 2.5.1.

Artikel 2 Bescheiden bij aanvraag tot vaststelling budgetsubsidie

  • 1

    De aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      een door het bestuur gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten en een toelichting op deze stukken;

    • b.

      een accountantsverklaring, en

    • c.

      een activiteitenverslag van de verrichte werkzaamheden en activiteiten, waarin inzicht wordt gegeven in hoeverre de te verrichten activiteiten en prestaties zijn gehaald en of met de activiteiten de in het werkprogramma gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd, alle betrekking hebbend op het afgelopen boekjaar.

  • 2

    De in het eerste lid, onder a bedoelde rekening van baten en lasten dient op dezelfde wijze te zijn ingedeeld als de voor dat boekjaar ingediende begroting.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders kan met betrekking tot de aanvraag nadere richtlijnen vaststellen, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders kan op verzoek van een subsidieontvanger besluiten dat in plaats van een accountantsverklaring als bedoeld in het eerste lid, onder b, een verslag van een onafhankelijke kascommissie wordt overgelegd.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders kan terzake van de over te leggen accountantsverklaring nadere richtlijnen opstellen.

  • 6

    Van de verplichting tot overlegging van de in de vorige leden genoemde bescheiden kan door het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend. 

Sub-paragraaf 3 De vaststelling van een waarderingssubsidie

 

Artikel 1 Aanvraag tot vaststelling waarderingssubsidie

De aanvraag van een waarderingssubsidie die conform het bepaalde in Afdeling 2.1.4 is ingediend wordt aangemerkt als ingediende aanvraag tot vaststelling van zulk een subsidie.

Artikel 2 Gehele of gedeeltelijke weigering waarderingsubsidie

De artikelen 2.2.1.2 en 2.2.1.3 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot vaststelling van een waarderingssubsidie.

Sub-paragraaf 4 De vaststelling van een leefbaarheidsbudget

 

Artikel 1  

Vervalt

Artikel 2  

Vervalt

Sub-paragraaf 5 De vaststelling van een start- of aanmoedigingssubsidie

 

Artikel 1  

Vervalt

Artikel 2  

Vervalt

Paragraaf 5 Intrekking en wijziging

Artikel 1  

  • 1

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college van burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • e.

      met toepassing van artikel 1.1.3, derde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking zijn gesteld.

  • 2

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 2  

  • 1

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college van burgemeester en wethouders de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is, of

    • b.

      voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, vergoedt de gemeente de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat zij in het vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan zij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 3  

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastge¬steld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de behandeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had dienen te zijn voldaan.

Paragraaf 6 Betaling en verrekening

Artikel 1 Uitbetaling subsidiebedrag

  • 1

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald.

Artikel 2 Verlening voorschotten

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 3 Uitbetaling voorschotten

  • 1

    Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 2

    Het voorschot wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij de voorschotverlening anders is bepaald.

Artikel 4 Opschorten uitbetaling

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college van burgemeester en wethouders aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 2.5.1 of 2.5.3. tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Hoofdstuk 3 Slot- en Overgangsbepalingen

Artikel 1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen de bij of krachtens deze verordening opgenomen artikelen of bepalingen buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang, de aard of de strekking van deze verordening, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 2 Intrekking voormalige subsidieverordening

  • 1

    De Algemene subsidieverordening welzijn Buren 2006 (raadsbesluit 6 september 2005) wordt ingetrokken.

  • 2

    Op grond van de Algemene subsidieverordening welzijn Buren 2006 genomen subsidiebesluiten, ten aanzien van de in artikel 1.2.2 vermelde beleidsterreinen, blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn genomen, is verstreken of totdat zij zijn ingetrokken.

  • 3

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een subsidie op grond van Algemene subsidieverordening welzijn Buren 2006 ten aanzien van de in artikel 1.2.2 vermelde beleidsterreinen is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.

  • 4

    De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 3.0.2., eerste lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van de op basis van die verordening genomen beleidsregels, indien en voorzover de beleidsterreinen waarop de beleidsregels zijn gebaseerd zijn opgenomen in artikel 1.2.2. van deze verordening.

Artikel 3 Overgangsregeling

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders houden bij de beoordeling van een aanvraag en bij subsidieverlening of -vaststelling rekening met een overgangs- of afbouwregeling indien:

    • a.

      de aanvrager voor hetzelfde onderwerp en vóór het jaar 2009 reeds subsidie ontving op grond van de (ingetrokken) Algemene subsidieverordening welzijn Buren 2009, en;

    • b.

      toepassing van deze verordening leidt tot een lager subsidiebedrag dan waarop de aanvrager recht zou hebben gehad indien toepassing was gegeven aan de (ingetrokken) Algemene subsidieverordening welzijn Buren 2006.

  • 2

    Van een lager subsidiebedrag, zoals bedoeld in lid 1, is alleen sprake indien bij beoordeling van de aanvraag aan:

    • a.

      de (ingetrokken) Algemene subsidieverordening welzijn Buren 2006, en;

    • b.

      aan deze verordening;

    het subsidiebedrag op grond van deze verordening lager moet worden vastgesteld dan het subsidiebedrag waarop aanvrager, bij toetsing van dezelfde aanvraag, recht zou hebben gehad indien de (ingetrokken) Algemene subsidieverordening welzijn Buren 2006 nog van kracht zou zijn.

  • 3

    De overgangs- of afbouwregeling, zoals bedoeld in dit artikel, is niet van toepassing indien de subsidie op grond van deze verordening minder of gelijk is aan 20% ten opzichte van de subsidie waarop aanvrager, bij toetsing van dezelfde aanvraag, recht zou hebben gehad indien de (ingetrokken) Algemene subsidieverordening welzijn Buren 2006 nog van kracht zou zijn.

  • 4

    De overgangs- of afbouwregeling, zoals bedoeld in lid 1, houdt in dat de subsidie, in afwijking van de verordening, wordt verleend op:

    • a.

      voor het eerste jaar na invoering van deze verordening; het bedrag van de subsidievaststelling over het jaar 2009 verminderd met 30%, en;

    • b.

      voor het tweede jaar na invoering van deze verordening; het bedrag van de subsidievaststelling over het jaar 2009 verminderd met 60%.

  • 5

    Geen toepassing wordt gegeven aan lid 4 of aan dit artikel indien toepassing van deze verordening leidt tot een hoger subsidiebedrag.

Artikel 4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Welzijn gemeente Buren 2009 of ASVW 2009.

Artikel 5 Datum ingang

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Toelichting 1 bij de Algemene subsidieverordening gemeente Buren 2009

<vet>1. Algemeen</vet>In dit algemeen deel wordt ingegaan op de onderwerpen die van belang zijn voor de toelichting op de totale Algemene subsidieverordening welzijn gemeente Buren 2009 (ASVW). De meer specifieke inhoudelijke onderwerpen worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij de ASVW of in de toelichting op de beleidsregels.Nu wordt in gegaan op:

  • 1.

    de relatie met de Algemene wet bestuursrecht

  • 2.

    het fundament van de verordening

  • 3.

    het subsidiebegrip en de -vormen

  • 4.

    het gemeentelijk subsidiebeleid

  • 5.

    de bevoegdheidsverdeling tussen raad en college

  • 6.

    het proces van subsidieverlening

  • 7.

    het uitvoeringsbesluit subsidies

  • 8.

    rechtsbescherming

  • 9.

    deregulering

  • 10.

    invoering van de ASVW

<vet>2. Relatie met de Algemene wet bestuursrecht</vet>De Algemene subsidieverordening gemeente Buren moet rekening houden met de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidieprocedure die ook rechtstreeks van toepassing zijn op de subsidieverstrekking door de gemeente. In de subsidieverordening is de hoofdindeling van het in de wet vastgelegde subsidieproces gevolgd en aangepast aan de gemeentelijke subsidiepraktijk. Die indeling heeft betrekking op de stappen aanvraag, verlening, vaststelling en betaling.Ter voorkoming van misverstanden wordt er nog op gewezen dat het bovenstaande niet betekent dat alle aspecten van de subsidieprocedure zijn opgenomen in deze verordening. De ASVW beperkt zich tot de bestuurlijke besluitvorming over subsidieverstrekking. <vet>3. Fundament van de ASVW</vet><vet>3.1 Wettelijk voorschrift als subsidiegrondslag</vet>Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is in beginsel een wettelijk voorschrift vereist dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Op dit uitgangspunt bestaan voor het gemeentelijk subsidiebeleid de volgende uitzonderingen:

  • a.

    Een wettelijk voorschrift is niet vereist indien de gemeentebegroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld vermeldt.

  • b.

    Een wettelijk voorschrift is bovendien niet vereist in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

Met deze verordening wordt in beginsel voldaan aan het vereiste van een wettelijk voorschrift. <vet>3.2 Effecten van een wettelijk voorschrift voor subsidieactiviteiten</vet>Het is gewenst dat voor alle gemeentelijke subsidies een basis is te vinden in een verordening. Door een wettelijk voorschrift kan duidelijkheid worden geschapen over rechten en plichten van enerzijds de gemeente en anderzijds de subsidieontvanger. De rechtszekerheid en de doelmatigheid zijn hiermee gediend. Het effect van de omschrijving van te subsidi&#xEB;ren activiteiten is tweeledig:Ten eerste is het wettelijk voorschrift essentieel voor het bepalen van de reikwijdte van de gemeentelijke subsidi&#xEB;ring. Daardoor bestaat voor de subsidieaanvragers zoveel mogelijk duidelijkheid omtrent de vraag wanneer zij voor subsidi&#xEB;ring in aanmerking kunnen komen. De noodzaak een wettelijk voorschrift tot stand te brengen dwingt het gemeentebestuur (raad en college) zich af te vragen, welke doeleinden met de subsidieverstrekking worden nagestreefd en welke voorschriften en bevoegdheden noodzakelijk zijn om dat doel te bereiken. In artikel 1.2.2 van de verordening is bepaald op welke gemeentelijke beleidsterreinen de verordening van toepassing is. Daaraan gekoppeld is in de verordening de verplichting opgenomen om beleidsregels voor de invulling van het gemeentelijk subsidiebeleid vast te stellen (artikel 1.2.3). De verordening biedt ook de grondslag voor de uiteenlopende verplichtingen die aan de subsidieverstrekking worden verbonden. Die verplichtingen kunnen betrekking hebben op het hanteren van voorwaarden en voorschriften.Het tweede effect is dat op basis van de ASVW- budget beschikbaar dient te zijn. De verordening zorgt voor de verbinding van de subsidieverstrekking en het gemeentelijk begrotingsbeleid. De ASVW bepaalt dat de nodige gelden door de raad beschikbaar moeten worden gesteld en dat een subsidieplafond kan worden vastgesteld (artikel 1.1.3). Daarnaast wordt bepaald dat subsidies jaarlijks bijgesteld kan worden op basis van een vast te stellen compensatiepercentage (artikel 1.2.4). <vet>4. Het subsidiebegrip en de subsidievormen4.1 Het subsidiebegrip</vet>In aansluiting op de Awb hanteert de subsidieverordening het volgende subsidiebegrip:"Een aanspraak op financi&#xEB;le middelen door de gemeente verstrekt aan een al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende instelling of aan een natuurlijk persoon ten behoeve van bepaalde activiteiten van de subsidieontvanger, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten."Voor de inkadering van het gemeentelijk subsidiebeleid is het belangrijk dat een aantal aspecten van het subsidiebegrip nader worden toegelicht. Achtereenvolgens worden toegelicht:

  • a.

    aanspraak op financi&#xEB;le middelen;

  • b.

    door de gemeente verstrekt;

  • c.

    activiteiten van de subsidieontvanger;

  • d.

    de betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten.

<vet>a. Aanspraak op financi&#xEB;le middelen</vet>In het algemeen ontstaat een aanspraak op financi&#xEB;le middelen door een besluit van het gemeentebestuur (raad of college) dat een activiteit wordt gesubsidieerd. Als dat besluit genomen is, is de gemeente verplicht subsidie te betalen na uitvoering van de subsidiabele activiteit en als de verplichtingen die aan de subsidi&#xEB;ring verbonden zijn worden nagekomen. Daarop vooruitlopend kan een voorschot worden verstrekt.Door een beschikking tot subsidi&#xEB;ring wordt een besluit voor de individuele subsidieaanvrager genomen en ontstaat de aanspraak op financi&#xEB;le middelen. Zie ook paragraaf 6 (Bevoegdheidsverdeling tussen raad en college).<vet>b. Door de gemeente verstrekt</vet>Van subsidie is alleen sprake als de gemeente financi&#xEB;le middelen verstrekt. Geld van particulieren, zoals fondsen en instellingen, vallen niet onder het subsidiebegrip van de ASVW. Op deze regel bestaat &#xE9;&#xE9;n uitzondering, namelijk als de situatie zich voordoet dat een particuliere organisatie -op basis van een door de gemeenteraad genomen besluit- gelden verstrekt in het kader van de uitoefening van een publieke taak. <vet>c. Activiteiten van de subsidieontvanger</vet>Subsidie wordt verstrekt voor bepaalde activiteiten van de subsidieaanvrager. Die activiteiten zullen in de subsidiebeschikking worden vermeld, zodanig dat de bestedingsrichting van de subsidie duidelijk is. Dit betekent dat bijvoorbeeld bijstandsuitkeringen verstrekt als algehele of aanvullende inkomensvoorzie&#xAC;ning en donaties niet onder het subsidiebegrip vallen omdat de activiteiten niet zijn benoemd.Subsidiabele activiteiten dienen te passen binnen het gemeentelijk subsidiebeleid en dienen in overwegende mate ten dienste te staan van de totaliteit van de inwoners van de gemeente Buren (het algemeen belang) of van groepen of individuele Burense inwoners. Activiteiten die hier niet aan voldoen komen in beginsel niet voor subsidie in aanmerking. Dit uitgangspunt wordt nader geconcretiseerd in de beleidsregels; zie ook paragraaf 5 (subsidiebeleid) en paragraaf 7.5.1 (weigeringsgronden).<vet>d. De betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten</vet>De leveringen van goederen en diensten (als activiteiten) zijn uitgezonderd van het subsidiebegrip omdat deze op commerci&#xEB;le basis &#xE9;n in het directe belang van de gemeente als privaatrechtelijk rechtspersoon worden geleverd. De uitzondering is beperkt tot de levering aan de gemeente. Als de activiteit onder meer bestaat uit het door de ontvanger (van financi&#xEB;le middelen) op commerci&#xEB;le basis aan een derde leveren of verkrijgen van een voorziening, product of dienst is sprake van subsidie.<vet>4.2 De subsidievormen</vet>In de ASVW wordt een onderscheid gemaakt in een aantal subsidievormen. Dat zijn:

  • a.

    budgetsubsidies;

  • b.

    waarderingssubsidies;

Deze subsidievormen worden in de ASVW in procedurele zin verder uitgewerkt. Zie ook paragraaf 7 (Het proces van subsidi&#xEB;ring). <vet>5. Subsidiebeleid</vet>De ASVW is van toepassing op de in de verordening genoemde beleidsterreinen (zie artikel 1.2.2). Tevens wordt in de verordening bepaald dat het colege van burgemeester en wethouders beleidsregels vaststelt, waarin het subsidiebeleid beschreven wordt. De Awb verstaat onder een beleidsregel een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Een beleidsregel is flexibeler dan een algemeen verbindend voorschrift, zoals een (bijzondere) subsidieverordening.Een beleidsregel is ten minste opgebouwd uit de volgende componenten:

  • a.

    de beleidsdoelen op het betreffende beleidsterrein;

  • b.

    de grondslag voor subsidi&#xEB;ring;

  • c.

    de subsidiabele activiteiten, producten of prestaties;

  • d.

    de van toepassing zijnde subsidievorm(en

<vet>6. Bevoegdheidsverdeling tussen raad en college</vet>In het raam van de subsidieverstrekking wordt grotendeels aangesloten bij de bestaande bevoegdheidsverdeling, zoals weergegeven in onderstaand schema.

 

Raad:

Verordening

Begroting

College:

Beleidsregels

College:

Aanvraag

Verlening

Overeenkomst

Voorschotten

Vaststelling

Op deze wijze ontstaat een heldere bevoegdheidsverdeling tussen raad en college. De raad stuurt op hoofdlijnen en stelt het subsidiekader vast, dat gevormd wordt door:

  • a.

    de (algemene) subsidieverordening

  • b.

    de algemene beleidsdoelstellingen

  • c.

    de begroting

Via dit kader geeft de raad aan op welke wijze de subsidiegelden moeten worden besteed. Het college is belast met de uitvoering daarvan en derhalve het bevoegde gezag als het gaat om de beleidsregels en de subsidieverlening, waaronder gerekend het afgeven van alle subsidiebeschikkingen. <vet>7. Het proces van subsidi&#xEB;ring</vet><vet>7.1 Algemeen procedurele aspecten</vet>In de ASVW wordt vooral het subsidieproces beschreven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende subsidiemethoden: budgetsubsidie en waarderingssubsidie . Aan de subsidievorm wordt de procedure gekoppeld. Insteek daarbij is het vaststellen van een zo eenvoudig mogelijke procedure en toepassing ervan. Om de handelingen beperkt te houden is uitgegaan van een uitgebreide procedure voor de budgetsubsidies en daarnaast een beperkte procedure voor alle overige subsidies.Daarbij wordt opgemerkt dat de zwaarte van de subsidieprocedure bepaald wordt door het aantal handelingen in het proces van subsidi&#xEB;ring, de vereisten en verplichtingen en de in te dienen stukken. Een aantal van die aspecten wordt nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit subsidies. Vereenvoudiging in de procedure kan bovendien gebeuren door toepassing van de mandaatregeling.De ASVW hanteert de volgende kernelementen per subsidieprocedure.

 

 

 

 

Aanvraag (paragraaf 2.1)

*

*

Verlening (paragraaf 2.2)

*

Vaststelling (paragraaf 2.4)

*

*

Voorschotten (paragraaf 2.6)

*

<vet>7.2 Kernelementen</vet><vet>1. Aanvraag</vet>Een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen. De Awb geeft regels waaraan een aanvraag dient te voldoen. Het gaat dan onder meer om de verplichting voor de aanvrager voldoende informatie te verschaffen. In de verordening zijn op dit punt nadere -op de verschillende subsidievormen toegesneden- bepalingen opgenomen. Ook zijn daarnaast regels opgenomen met betrekking tot de termijn waarbinnen een aanvraag moet worden ingediend en waarbinnen op de aanvraag dient te worden beslist. Onderscheid wordt gemaakt tussen de aanvraag van een beschikking tot subsidieverlening (paragraaf 2.1) en de aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling (paragraaf 2.4).Een aanvraag wordt zo bezien gekenmerkt door eenzijdigheid. Deze eenzijdigheid doet niet geheel recht aan de bestaande praktijk. Bij budgetsubsidi&#xEB;ring wordt veel waarde gehecht aan overleg tussen de gemeente en de gesubsidieerde instellingen, juist ook in het stadium v&#xF3;&#xF3;r de subsidieverlening. Tijdens het overleg wordt getracht zoveel mogelijk overeenstemming te verkrijgen over de door een instelling te leveren prestaties en het daarvoor door de gemeente te verlenen subsidiebedrag. Het resultaat van dit onderhandelingsproces wordt neergelegd in een protocol met budgetsubsidie-afspraken, die vervolgens een onlosmakelijk onderdeel zijn van de (meerjarige)beschikking tot subsidieverlening. Een budgetsubsidie-afspraak is overigens niet hetzelfde als de in de ASVW verankerde uitvoeringsovereenkomst. Op de uitvoeringsovereenkomst wordt hierna in punt 2 (subsidieverlening) teruggekomen.Een bijzonder aspect wordt gevormd door het hanteren van het zogenaamde offertemodel als model voor subsidi&#xEB;ring. Het offertemodel betekent dat meerdere instellingen worden uitgenodigd voor een concreet beschreven activiteit een offerte uit te brengen op basis van een vooraf vastgestelde procedure. Die offerte bestaat uit een omschrijving van activiteiten (werkplan) en een kostenopgave (begroting). De uitgebrachte offertes worden vervolgens beoordeeld, waarna &#xE9;&#xE9;n van de instellingen wordt uitgenodigd een subsidieaanvraag in te dienen. Pas daarna treedt de ASVW formeel in werking.Op de hier beschreven manier dient het offertemodel te worden beschouwd als een voorfase op de subsidieprocedure. Die voorfase is inhoudelijk en ori&#xEB;nterend van karakter en is nog niet gericht op het totstandkomen van een subsidierelatie.<vet>2. Subsidieverlening</vet>De subsidieverlening is geregeld in paragraaf 2.2. De beschikking tot subsidieverlening houdt in dat de aanvrager een aanspraak op financi&#xEB;le middelen verkrijgt, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en zich aan hem opgelegde verplichtingen houdt. De subsidieverlening is niet voorlopig of vrijblijvend. Indien de subsidieontvanger de activiteiten verricht en de verplichtingen nakomt, kan in beginsel niet op de subsidieverlening worden teruggekomen. De ASVW maakt het mogelijk dat -bij budgetsubsidies- naast de beschikking tot subsidieverlening een (privaatrechtelijke) uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten. In die gevallen bepaalt de verordening dat in de beschikking tot subsidieverlening de opschortende voorwaarde wordt opgenomen dat een overeenkomst tot stand komt.Een uitvoeringsovereenkomst kan nodig zijn in de volgende situaties:

  • a.

    als sprake is van een subsidie in de vorm van een krediet of een garantie;

  • b.

    het noodzakelijk is dat de te subsidi&#xEB;ren activiteiten daadwerkelijk worden uitgevoerd.

De uitvoeringsovereenkomst dient geen doublure te zijn van de beschikking. De beschikking zal in ieder geval een aantal essenti&#xEB;le elementen dienen te bevatten, zoals een aanduiding van de activiteiten, de periode van subsidieverlening en -voor zover niet neergelegd in een wettelijk voorschrift- de verplichtingen, alsmede het subsidiebedrag of de wijze waarop dit wordt berekend. Denkbaar is dat een en ander in de beschikking in meer algemene zin wordt aangeduid en in de overeenkomst verder wordt uitgewerkt. Voor het overige zal de verdeling van bepalingen over beschikking en overeenkomst afhangen van de aard van de materie en het doel van de overeenkomst. Wordt bijvoorbeeld met de overeenkomst beoogd dat bepaalde activiteiten daadwerkelijk worden verricht, dan ligt het voor de hand bepalingen die betrekking hebben op deze activiteiten in de overeenkomst op te nemen. Aan de subsidieverlening en aan de subsidievaststelling worden verplichtingen verbonden. Algemene en -voor budgetsubsidies- aanvullende verplichtingen zijn opgenomen in paragraaf 2.3 van de verordening. De hier opgenomen verplichtingen zijn de standaard bepalingen die in het algemeen van toepassing zijn. Daarnaast kunnen aan de subsidi&#xEB;ring bijzondere verplichtingen worden verbonden die inhoudelijk van belang zijn voor het doel waarvoor wordt gesubsidieerd. Deze verplichtingen zijn als zodanig niet gebaseerd op de verordening en zullen na overleg met de subsidieontvanger worden vastgelegd in de beschikking. <vet>3. Subsidievaststelling</vet>De beschikking tot subsidievaststelling is de beschikking waarbij definitief wordt beslist dat de subsidieontvanger subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag. Daarvoor zal het nodig zijn vast te stellen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat de opgelegde verplichtingen zijn nageleefd. Die vaststelling wordt mede gebaseerd op de grondslag van de subsidievorm. Zo zal bij budgetsubsidie bij de vaststelling de controle zich richten op de uitvoering van producten en prestaties. Bij waarderingssubsidies geldt daarentegen dat het nodig is dat voldaan wordt aan de geformuleerde criteria om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.De beschikking tot subsidievaststelling is geregeld in paragraaf 2.4 van de verordening.<vet>4. Uitbetaling en voorschotverlening</vet>Op grond van de beschikking tot subsidievaststelling vindt de uitbetaling van de subsidie plaats. Daaraan voorafgaand kan bij de subsidieverlening voorschotten hebben verleend. De uitbetaling en voorschotverlening zijn geregeld in paragraaf 2.6 van de verordening.<vet>7.3 Termijnen</vet>De ASVW geeft termijnen voor de indiening van aanvragen tot subsidieverlening/vaststelling en termijnen voor afdoening van die aanvragen. Dat laatste is een nieuw element in de verordening en is gebaseerd op de wettelijke bepalingen van de Awb. De afdoeningtermijnen gaan pas in zodra de aanvraag compleet is.Voor jaarlijkse subsidieontvangers van een budgetsubsidie zijn de termijnen voor indiening van jaarrekening/jaarverslag en de termijn voor indiening van werkprogramma en begroting uit elkaar getrokken. Dat sluit in feite aan op de in het algemeen gangbare praktijk en op de gemeentelijke planningscyclus.Meer dan voorheen wordt toegezien op de naleving van deze termijnen. De ASVW geeft de instrumenten om maatregelen te nemen indien termijnen niet worden nageleefd. Die maatregelen kunnen vari&#xEB;ren van tijdelijke stopzetting van de bevoorschotting via intrekking van de beschikking tot subsidieverlening tot ambtshalve lagere vaststelling van een subsidie. In paragraaf 7.5 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden tot het nemen van maatregelen en sancties.<vet>7.4 Ontheffingen</vet>De ASVW geeft in procedureel opzicht het kader voor subsidi&#xEB;ring. De in de verordening en de beleidsregel opgenomen bepalingen vormen het kader. Om in de gemeentelijke subsidievoorschriften zo duidelijk mogelijk te zijn, zijn de vereisten zo concreet mogelijk vastgelegd. Het is in bijzondere situaties noodzakelijk ontheffing van de ASVW-bepalingen te kunnen verlenen. Op een aantal onderdelen is dat nadrukkelijk in de verordening opgenomen. De ASVW hanteert de mogelijkheid van ontheffing van een bepaling voor:

  • a.

    de indieningtermijnen;

  • b.

    de aanvraag en de in te dienen stukken;

  • c.

    de verplichtingen verbonden aan de subsidi&#xEB;ring.

Bij het verlenen van ontheffing van een bepaling maken we een onderscheid tussen een algemene ontheffing en een ontheffing op verzoek van de aanvrager.Voor een algemene ontheffing van bepalingen uit de ASVW bestaat aanleiding als de subsidiabele activiteit dit nodig maakt. Een algemene ontheffing kan een structureel karakter hebben. Veelal gaat het daarbij om activiteiten waarvoor meerdere subsidieaanvragers worden gesubsidieerd. Voor het hanteren van een algemene ontheffing van de bepalingen gelden twee uitgangspunten:

  • 1.

    De ontheffing is toegespitst op en is in het belang van de uitvoering van de subsidiabele activiteit.

  • 2.

    De ontheffing wordt vastgelegd in de beleidsregel die van toepassing is op de subsidiabele activiteit.

Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de raad beslist over de vraag of en op welke wijze een algemene ontheffing van de ASVW wordt verleend.<vet>Een ontheffing op verzoek van de aanvrager</vet>kenmerkt zich doordat een dergelijk verzoek direct in het belang van de subsidieaanvrager is en zich voordoet in bijzondere omstandigheden. Voor het toestaan van een dergelijk verzoek bestaat aanleiding als bij de aanvrager sprake is van een uitzonderingssituatie met een &#xE9;&#xE9;nmalig karakter. Daarna zal de aanvrager weer moeten voldoen aan de bepalingen van de ASVW. De besluitvorming op een ontheffingsverzoek behoort tot de uitvoering van de ASVW en behoort derhalve tot de verantwoordelijkheid van het college.<vet>7.5 Weigeren, maatregelen en sancties</vet>De ASVW geeft in een aantal artikelen de mogelijkheid subsidie te weigeren en tot maatregelen en sancties te besluiten als een subsidiebeschikking reeds is afgegeven. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op deze punten.<vet>7.5.1 Weigeren van subsidie</vet>Weigering van een subsidie betekent in de praktijk dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen, waardoor geen subsidieverlening of subsidievaststelling (bij waarderingssubsidies) plaatsvindt. Weigering van subsidie werkt in de toekomst en kan gebaseerd zijn op formele of inhoudelijke gronden. De weigering op <vet>formele gronden</vet> is in de ASVW verankerd in artikel 2.2.1.3. Van een dergelijke weigering is sprake als gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen

  • d.

    onjuiste gegevens zijn verstrekt

  • e.

    sprake is van faillissement of surseance van betaling

De in dit artikel verwoorde gronden zijn limitatief bedoeld.Van een weigering op <vet>inhoudelijke gronden</vet> kan bijvoorbeeld sprake zijn als:

  • a.

    de subsidi&#xEB;ring niet past binnen het algemeen gemeentelijk belang, beleid of doelstellingen

  • b.

    de voor het beleidsterrein vastgestelde beleidsregel leidt tot weigering

  • c.

    in de gemeentelijke begroting geen budget beschikbaar is of doordat het in de beleidsregel verankerde subsidieplafond is bereikt

  • d.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor subsidie beschikbaar wordt gesteld

  • e.

    de aanvrager ook zonder aanvullend gemeentelijk subsidie over voldoende middelen beschikt om de kosten van de subsidiabele activiteiten te dekken

<vet>7.5.2 Maatregelen en sancties</vet>Een maatregel of een sanctie wordt toegepast als er al een subsidierelatie bestaat via subsidieverlening of vaststelling; deze grijpen achteraf in in de subsidierelatie. De sanctiemogelijkheden zijn op diverse plaatsen in de verordening vastgelegd en hebben betrekking op:

  • a.

    lager vaststellen;

  • b.

    ambtshalve (lager) vaststellen;

  • c.

    intrekken en wijzigen;

  • d.

    stopzetten van betalingen.

<vet>Lager vaststellen</vet>De ASVW regelt de gronden wanneer subsidie lager kan worden vastgesteld (zie artikel 2.4.1.3 lid 2) dan in de subsidieverlening is vermeld; deze zijn:

  • a.

    de activiteiten of producten en prestaties hebben niet of niet volledig plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidieontvanger voldoet niet (geheel) aan de verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger heeft onjuiste/onvolledige gegevens verstrekt;

  • d.

    de subsidieverlening was onjuist.

De hier benoemde gronden moet niet verward worden met een lagere vaststelling van subsidie die afhankelijk gesteld is van de werkelijk gemaakte kosten. Daarvoor geldt dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt bepaald dat de subsidievaststelling wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten tot ten hoogste het bij die subsidieverlening toegekende bedrag. In lid 3 van artikel 2.4.1.3 wordt dit principe nader uitgewerkt. <vet>Ambtshalve (lager) vaststellen</vet>Voor budgetsubsidies is (artikel 2.4.2.1) expliciet bepaald dat de subsidie ambtshalve lager kan worden vastgesteld als binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn geen aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend.<vet>Intrekken en wijzigen </vet>Afgezien van de bovenstaande in de ASVW vermelde bevoegdheid is ook sprake van ambtshalve vaststelling als besloten wordt tot intrekken en wijzigen van verleende of vastgestelde subsidies. De mogelijkheden om dergelijke maatregelen te treffen worden geregeld in paragraaf 2.5 van de ASVW.In de paragraaf worden drie verschillende gronden voor intrekken en wijzigen benoemd:

  • 1.

    formele gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden; dit doet zich voor als:- de activiteiten niet of niet geheel plaatsvinden;- de ontvanger niet voldoet aan de verplichtingen;- de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;- de subsidieverlening onjuist is en de subsidieontvanger dit weet of behoort te weten;- er geen voldoende gelden op de gemeentebegroting beschikbaar zijn gesteld.

  • 2.

    materi&#xEB;le gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden; hiervan is sprake als:- de subsidieverlening onjuist is of- sprake is van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten.

  • 3.

    gronden nadat subsidievaststelling heeft plaatsgevonden; dit doet zich voor als:- sprake is van feiten en omstandigheden die niet bekend waren ten tijde van de vaststelling en zouden leiden tot een lagere vaststelling;- de vaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde het te weten;- de subsidieontvanger na de vaststelling niet heeft voldaan aan de verbonden verplichtingen.

<vet>Stopzetten van betalingen</vet>Vooruitlopend op een beslissing tot intrekking of wijziging bij toepassing van de hiervoor vermelde punten 1 en 3 kan worden besloten de subsidiebetaling of bevoorschotting tijdelijk op te schorten. Artikel 2.6.4 geeft de basis om hiertoe te kunnen besluiten.<vet>8. Rechtsbescherming</vet>Het subsidieproces kenmerkt zich als een geheel van overlegsituaties, beschikkingen, afspraken etc. Dit vloeit mede voort uit de opzet om door middel van overleg tussen de gemeente en de instellingen tot een goede invulling te komen van de rechten en plichten die over en weer bestaan. Het is hierdoor voor de betrokkenen en eventuele derdebelanghebbenden evenwel niet altijd even eenvoudig om te beoordelen wanneer bezwaar of beroep mogelijk is. Dit rechtvaardigt dat in deze toelichting wordt stilgestaan bij de rechtsbescherming.<vet>Publiekrechtelijk</vet>In het subsidieproces onderscheiden we een drietal momenten waarop rechtsbescherming bij de bestuursrechter bestaat. De subsidieverlening, de subsidievaststelling en de voorschotverlening zijn beschikkingen waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Ook tegen de weigering, intrekking of wijziging van deze beschikkingen is bezwaar en beroep mogelijk. In deze gevallen worden de betrokkenen ge&#xEF;nformeerd via de zogenaamde bezwaarschriftbijsluiter, waarin opgenomen op welke wijze bezwaar tegen de beschikking gemaakt kan worden.<vet>Privaatrechtelijk</vet>De betaling van de subsidie en voorschotten betreft privaatrechtelijke rechtshandelingen. De civiele rechter is hier competent. Hiertegen is geen bezwaar en beroep mogelijk. Ook met betrekking tot geschillen over een uitvoeringsovereenkomst is de civiele rechter bevoegd. <vet>9. Invoering</vet>Deze verordening, het uitvoeringsbesluit en de beleidsregels treden in werking op 1 januari 2009.<vet>Deel 2: Artikelsgewijze toelichting </vet>In dit deel wordt de ASVW waar nodig per artikel nader toegelicht. De tekst is dusdanig opgesteld dat de toelichting een aanvulling beoogd te zijn op de tekst van de ASVW en de algemene toelichting. Als sprake is van een nadere uitwerking in het Uitvoeringsbesluit subsidies wordt daarnaar eveneens verwezen. <vet>Hoofdstuk 1 Algemene BepalingenParagraaf 1.1 Inleidende bepalingen</vet><vet>Artikel 1.1.1</vet>Voor een toelichting op het begrip subsidie wordt verwezen naar paragraaf 4.1 van de algemene toelichting.De begripsomschrijving voor een instelling hanteert het beginsel van het zonder winstoogmerk uitvoeren van activiteiten. Dat betekent dat bedrijven (waarvan de doelstelling het maken van winst is) niet uitgesloten zijn van het kunnen ontvangen van een gemeentelijk subsidie. Het beginsel "zonder winstoogmerk" heeft namelijk betrekking op de uit te voeren activiteit, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.Gelet op de uniformerende werking die dient uit te gaan van de Algemene subsidieverordening Welzijn gemeente Buren 2009, is het wenselijk om voor onder meer de begrippen/documenten beleidsplan, werkprogramma een algemene omschrijving te gebruiken. Een aantal daarvan afgeleide begrippen of documenten -bijvoorbeeld jaarverslag, begroting, rekening en balans- worden niet nader gedefinieerd omdat de duiding daarvan het best op basis van beleidsplan, werkprogramma kan worden bepaald en dus per subsidie kan verschillen. Verderop in de ASVW worden deze begrippen nader uitgewerkt en in relatie tot elkaar gebracht. <vet>Artikel 1.1.3</vet>In dit artikel zijn enige -bijna vanzelfsprekende- kernuitgangspunten voor het verlenen van subsidie vastgelegd:

  • a.

    de raad moet de nodige gelden beschikbaar hebben gesteld. Deze voorwaarde wordt in de leden 3 en 4 nader uitgewerkt. Lid 4 is dwingend recht;

  • b.

    de te subsidi&#xEB;ren instelling of persoon moet voldoen aan de bepalingen van de ASVW en de daaruit voortvloeiende richtlijnen en nadere voorschriften.

Zie ook paragraaf 3 van de algemene toelichting, waarin de ASVW als wettelijk voorschrift nader wordt toegelicht.<vet>Paragraaf 1.2 Subsidiebeleid van de gemeente</vet>In deze paragraaf worden alle artikelen opgenomen die betrekking hebben op het subsidiebeleid van de gemeente. Deze paragraaf beoogt een brug te slaan tussen de subsidieverordening, waarin het zwaartepunt ligt op de procedures (procedurele kant), en het subsidiebeleid (inhoudelijke kant). Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 5 van de algemene toelichting.<vet>Artikel 1.2.2</vet>In artikel 1.2.2 worden de terreinen van het gemeentelijk beleid opgesomd waarvoor sprake is van subsidieverstrekking. Deze bepaling vormt hiermee de grondslag voor de subsidi&#xEB;ring van dat beleid. <vet>Artikel 1.2.3</vet>Door de koppeling van de beleidsterreinen als genoemd in artikel 1.2.2 met dit artikel worden beleid, subsidiabele activiteit en budget (artikel 1.1.3) nadrukkelijk in relatie tot elkaar gebracht, zodat hierdoor een integraal afwegingskader kan worden gerealiseerd.<vet>Artikel 1.2.4</vet>Artikel 1.2.4 maakt het mogelijk om per beleidssterrein een deel van het subisidiebudget in te zetten voor nieuwe activiteiten. Subsidieverlening is daarbij alleen mogelijk indien de beleidsregels daar in voorzien. Deze moeten hiervoor dus tijdig zijn aangepast. <vet>Artikel 1.2.5</vet>Dit artikel legt de bestaande praktijk vast, dat subsidiebedragen of componenten jaarlijks kunnen worden aangepast aan de prijsontwikkelingen.<vet>Hoofdstuk 2 De SubsidieprocedureParagraaf 2.1 De subsidieaanvraag</vet>In deze paragraaf wordt bepaald aan welke vereisten alle soorten subsidieaanvragen moeten voldoen. Dat is op meerdere punten niet altijd duidelijk:

  • a.

    niet altijd wordt het bedrag aangegeven waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    evenmin maakt men melding van de activiteiten of producten (bij een budgetsubsidie) die op de subsidie betrekking hebben.

Het college van burgemeester en wethouders dient de aanvrager de gelegenheid te bieden om binnen een te stellen (redelijke) termijn de aanvraag aan te vullen. De ASVW geeft daarvoor geen termijn. In de praktijk zal hiervoor een termijn van vier weken worden gehanteerd.De termijnen, waarbinnen volgens de verordening op een aanvraag dient te worden beslist, worden opgeschort met ingang van de dag waarop burgemeester en wethouders de aanvrager hebben verzocht de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. <vet>Artikel 2.1.1.1 </vet>Dit artikel regelt dat de subsidieaanvrager verplicht is te melden dat hij bij andere bestuursorganen subsidie heeft aangevraagd. Deze verplichting is voor alle subsidieaanvragen van belang.<vet>Afdeling 2.1.2 De aanvraag van een budgetsubsidieArtikel 2.1.2.1</vet>Het vereiste van rechtspersoonlijkheid wordt beperkt tot de structurele ("zware") subsidies (budgetsubsidies). <vet>Artikel 2.1.2.2</vet>In dit artikel wordt geregeld, dat jaarlijks een subsidieaanvraag moet worden ingediend. Die verplichting bestaat ook als een beschikking tot verlening van een meerjarig budgetsubsidie is afgegeven. In het Uitvoeringsbesluit subsidies zijn nadere voorschriften opgenomen, die betrekking hebben op de inhoud van de in te dienen stukken.In lid 3 wordt bepaald, dat aanvragen voor een incidentele budgetsubsidie ingediend kunnen worden tot 17 weken voorafgaand aan de start van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Dit betreft de algemene norm die geldt voor alle subsidies met een incidenteel karakter; in de praktijk is het nodig, dat kan worden afgeweken van deze termijn. Dit is geregeld in de ontheffingsbepaling van lid 4. In de algemene toelichting (paragraaf 7.4) is opgenomen hoe met ontheffingen wordt omgegaan. <vet>Artikel 2.1.2.3</vet>De subsidieaanvrager dient een werkprogramma en een begroting van baten en lasten te overleggen, die betrekking hebben op het nieuwe boekjaar. Omdat de subsidieverlening is afgestemd op kalenderjaren (zie artikel 2.2.2.1) is in artikel 2.3.2.1 van de ASVW de verplichting opgenomen, dat de ontvanger van een budgetsubsidie het boekjaar gelijk stelt aan het kalenderjaar.

<vet>Artikel 2.1.2.5</vet><vet>Artikel 2.1.2.6</vet>Deze artikelen regelen een aantal aspecten, die kenmerkend zijn voor budgetsubsidi&#xEB;ring.In artikel 2.1.2.5 wordt tot uitdrukking gebracht, dat er tussen de aanvrager en de gemeente overleg wordt gevoerd. Dit geldt zeker niet voor alle subsidieverhoudingen. Weliswaar dient op grond van de Awb een aanvraag zorgvuldig in behandeling te worden genomen, een verplichting tot overleg bestaat op grond van de wet niet.In het tweede lid van artikel 2.1.2.5 is een plaats gegeven aan de privaatrechtelijke overeenkomst, dat gaat over het eindresultaat van het gevoerde overleg. Daarin worden vastgelegd de afgesproken producten en prestaties, de te hanteren voorwaarden en verplichtingen.<vet>Afdeling 2.1.3 De aanvraag van een waarderingssubsidie</vet><vet>Artikel 2.1.3.2</vet>In lid 1, sub e, wordt gevraagd om de oprichtingsakte of de geldende statuten. Als aan dit vereiste niet voldaan kan worden, omdat er geen sprake is van een organisatie met rechtsbevoegdheid, zal op basis van lid 1, sub f, van het onderhavige artikel bepaald moeten worden, welke aanvullende stukken moeten worden overgelegd. Die stukken dienen duidelijkheid te verschaffen over de bevoegdheden (en de aansprakelijkheid) van de subsidieaanvrager over de voorziening waarvoor subsidie wordt aangevraagd.<vet>Afdeling 2.1.4 De aanvraag van een leefbaarheidsbudget</vet><vet>Artikel 2.1.4.3</vet>Vervalt<vet>Paragraaf 2.2 De subsidieverlening</vet>De paragraaf omtrent de subsidieverlening regelt verleningen voor budgetsubsidies. Waarderingssubsidies worden direct vastgesteld; hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3 en 2.4.5 van de ASVWVoor een toelichting op de bepalingen over weigering van een subsidieaanvraag wordt verwezen naar paragraaf 7.5.1 van de algemene toelichting.<vet>Afdeling 2.2.1 Algemeen</vet><vet>Artikel 2.2.1.1</vet>In dit artikel is bepaald, dat bij alle, dus ook bij structurele subsidies als de budgetsubsidie, dient te worden aangegeven voor welk tijdvak een subsidie wordt verleend. Deze bepaling is ontleend aan de Awb die voorschrijft dat het tijdvak van subsidieverlening in de beschikking wordt vermeld.Ook moet worden aangegeven voor welke activiteiten &#xF3;f producten subsidie wordt verleend.<vet>Artikel 2.2.1.2</vet>Zie paragraaf 7.5.1 van de algemene toelichting.<vet>Afdeling 2.2.2 De verlening van een budgetsubsidieArtikel 2.2.2.2</vet>In dit artikel worden enkele specifieke kenmerken van de budgetsubsidie uitgewerkt. E&#xE9;n van die bijzondere kenmerken is, dat een budgetsubsidie voor de totale periode van verlening als &#xE9;&#xE9;n geheel wordt beschouwd. Het is van belang goed in het oog te houden dat de bijstelling van de budgetsubsidie als bedoeld in het eerste lid niet leidt tot een nieuwe subsidiebeschikking. De bijstelling brengt namelijk geen zelfstandig rechtsgevolg met zich mee, omdat zij rechtstreeks is gebaseerd op de verordening. Ook is op basis van deze bepaling geen (tussentijdse) afrekening op grond van werkelijk geleverde producten en uitgevoerde prestaties mogelijk. Zulke producten en prestaties zijn een onderwerp van de evaluatie in het laatste jaar van de budgetsubsidieperiode.<vet>Artikel 2.2.2.3</vet>Als het noodzakelijk is afspraken te maken over de feitelijke uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, dient hiervoor op grond van artikel 2.2.2.3 een uitvoeringsovereenkomst te worden afgesloten. Zie ook paragraaf 7.2 van de algemene toelichting.<vet>Artikel 2.2.3.1</vet>In dit artikel wordt een expliciete regeling getroffen voor de beschikking tot subsidieverlening bij deze subsidievorm. <vet>Paragraaf 2.3 Verplichtingen van de subsidieontvanger</vet>De in de ASVW opgenomen verplichtingen zijn in belangrijke mate gebaseerd op de Awb. Zie ook paragraaf 7.2 van de algemene toelichting.In de opzet van paragraaf 2.3 van de ASVW is een tweedeling in de verplichtingen gemaakt. In afdeling 2.3.1 zijn de verplichtingen opgesomd, waaraan de ontvangers van alle vormen van subsidie moeten voldoen.Afdeling 2.3.2 geeft in aanvullende zin de verplichtingen weer van de ontvanger van een budgetsubsidie.Voor de zeer specifieke uitzonderingssituaties is een vrijstellingsmogelijkheid in de verordening opgenomen (artikel 2.3.1.5).<vet>Artikel 2.3.1.1 </vet>Deze bepaling onderwerpt een groot aantal handelingen of besluiten van de subsidieontvanger aan de toestemming van het college (zie hierna ook 2.3.2.4). <vet>Artikel 2.3.1.3</vet>In dit artikel wordt de medewerking aan onderzoeken vastgelegd. Die onderzoeken richten zich op de ontwikkelingen van het beleid, maar ook op de kwaliteit en/of de effecten van de gesubsidieerde activiteiten of producten. Dit laatste is vooral van betekenis nu met steeds meer instellingen meerjarige budgetsubsidie-afspraken worden gemaakt. Een dergelijk onderzoek kan ook worden uitgevoerd via visitatie van de gesubsidieerde instelling of via een periodieke doorlichting.<vet>Afdeling 2.3.2 Aanvullende verplichtingen van de ontvanger van een budgetsubsidieArtikel 2.3.2.2</vet>In deze bepaling zijn verplichtingen neergelegd voor de subsidieontvanger op het punt van de admini&#xAC;stratie. De administratie van een instelling is voor de gemeente een belangrijk instrument om zicht te hebben op de besteding van de subsidiegelden. Waar mogelijk dient zichtbaar gemaakt te worden welke eventuele niet-gesubsidieerde activiteiten door een instelling worden verricht. Daarnaast dient de administratie zicht te geven op mogelijke relaties tussen de subsidieontvanger en stichtingen waarin wordt deelgenomen. Dit vereiste kan in samenhang worden gezien met de in artikel 2.1.1.1 van de verordening geregelde verplichting van de aanvrager aan te geven of voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie is aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen. <vet>Artikel 2.3.2.3</vet>Alhoewel het hier een algemene verplichting betreft, is de uitvoering van dit artikel een aandachtspunt. <vet>Artikel 2.3.2.4</vet>Op het punt van het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon zij het volgende opgemerkt. Anders dan voor NV's en BV's zijn er voor verenigingen en stichtingen in het Burgerlijk Wetboek op het punt van de (financi&#xEB;le) verslaglegging geen regels opgenomen op het punt van de onderlinge relaties. Of sprake is van een samenwerkingsverband of groepsrelatie tussen verenigingen en stichtingen kan op twee wijzen naar voren komen:

  • a.

    door vermelding - bijvoorbeeld in het jaarverslag - van relaties tussen rechtspersonen (blijkende uit de statuten, de samenstelling van de verschillende besturen);

  • b.

    door financi&#xEB;le verslaglegging. Dit artikel biedt voldoende mogelijkheden om te onderkennen, of sprake is van oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon.

<vet>Artikel 2.3.2.5</vet><vet>Artikel 2.3.2.6</vet>In de subsidiepraktijk is het onderscheid tussen de egalisatiereserve en voorzieningen (=bestemmingsreserves) niet altijd even duidelijk bepaald. De nieuwe verordening beoogt dat onderscheid te verhelderen.De egalisatiereserve is bedoeld om verschillen tussen de werkelijk gemaakte kosten en het subsidiebedrag op te vangen. Zij vormt een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. De egalisatiereserve wordt nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit subsidies.Bestemmingsreserves hebben een wezenlijk andere functie dan een egalisatiereserve. Uitgangspunt zal dienen te zijn, dat een instelling in de begroting die wordt overgelegd bij de aanvraag van een subsidie, aangeeft of er sprake is van een voorziening. Het college van burgemeester en wethouders heeft zo de mogelijkheid deze voorziening te betrekken bij de beschikking tot subsidieverlening. Het is in beginsel niet gewenst, dat "gedurende de rit" -die overigens bij andere dan budgetsubsidies nooit meer dan &#xE9;&#xE9;n jaar duurt- wordt besloten een voorziening te vormen. <vet>Paragraaf 2.4 De subsidievaststelling</vet>In aanvulling op de paragrafen 7.2 en 7.3 van de algemene toelichting wordt nog het volgende opgemerkt. In deze verordening zijn regels gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen het college van burgemeester en wethouders dient te beslissen op een aanvraag tot subsidievaststelling (artikel 2.4.1.4). Voor een instelling is hierdoor duidelijk vanaf welk tijdstip de mogelijkheid bestaat bezwaar te maken of beroep in te stellen. Zie ook de toelichting bij paragraaf 2.1 de subsidieaanvraag, daar waar het gaat over de vereisten die aan de indiening van een subsidieaanvraag zijn gesteld.<vet>Afdeling 2.4.2 De vaststelling van een budgetsubsidie</vet><vet>Artikel 2.4.2.1</vet>In lid 3 van dit artikel wordt geen concrete hersteltermijn benoemd. In het algemeen wordt een termijn van 4 weken gehanteerd.<vet>Artikel 2.4.2.2</vet>In het Uitvoeringsbesluit subsidies wordt nader bepaald aan welke vereisten de rekening en de balans, de accountantsverklaring en het jaarverslag moeten voldoen.<vet>Afdeling 2.4.4 De vaststelling van een leefbaarheidsbudget </vet><vet>Paragraaf 2.5 Intrekking en wijziging</vet>Zie paragraaf 7.5.2 van de algemene toelichting.<vet>Paragraaf 2.6 Betaling en verrekening</vet>Onderscheid kan worden gemaakt tussen de betaling en de voorschotverlening. De betaling van een subsidiebedrag is altijd gebaseerd op de beschikking tot subsidievaststelling. Is voorafgaand aan deze beschikking een beschikking tot subsidieverlening gegeven, dan kunnen op basis van de laatst genoemde beschikking voorschotten worden verleend. <vet>Artikel 2.6.2</vet>In dit artikel zijn enkele regels opgenomen omtrent de voorschotverlening. <vet>Hoofdstuk 3 Slot- en OvergangsbepalingenArtikel 3.0.1</vet>In dit artikel is een hardheidsclausule opgenomen. Het opnemen van deze hardheidsclausule opent voor het college de mogelijkheid om, in gevallen waarin toepassing van de subsidieregeling -gegeven het doel en de strekking van die regeling- een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van de subsidieverordening buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Toepassing van de hardheidsclausule beperkt zich tot (eventuele) onbillijkheden van overwegende aard. Mede gelet op de omvang van de subsidieverordening kan er daarom alleen in hoge uitzondering door middel van de hardheidsclausule worden afgeweken. Verder zal vrijwel altijd de toepassing beperkt dienen te blijven tot individuele gevallen. Is er reden om de hardheidsclausule op een groep gevallen toe te passen, dan zal er overigens al gauw sprake zijn van bestendig beleid. Een dergelijke situatie moet leiden tot wijziging van de subsidieverordening of het subsidiebeleid. <vet>Artikel 3.0.2</vet>De Algemene subsidieverordening welzijn gemeente Buren 2006 wordt ingetrokken ten aanzien van de beleidsterreinen zoals aangegeven in artikel 1.1.2. Dit artikel regelt verder de verhoudingen tussen de ingetrokken en de nieuwe subsidieverordening ten aanzien van reeds genomen subsidiebesluiten en aanvragen.<vet>Artikel 3.0.2</vet>In dit artikel is een overgangs- of afbouwregeling opgenomen. Die regeling geldt uitsluitend en is nodig voor verenigingen of instellingen die door invoering van de nieuwe subsidieverordening meer dan 20% minder subsidie ontvangen. In dat geval wordt het verschil niet in een keer, maar in drie jaar afgebouwd. Bij het bepalen of er sprake is van de bedoelde forse subsidievermindering wordt de ingediende subsidieaanvraag getoetst aan de oude en aan de nieuwe subsidieverordening. De overgangs- of afbouwregeling geldt wanneer uit deze oud en nieuw vergelijking blijkt dat het verschil meer dan 20% is. Het prijsindexcijfer gezinsconsumptie, afgegeven door het CBS met betrekking tot de maand november,