Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Buren

Heronderzoeksplan gemeente Buren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBuren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHeronderzoeksplan gemeente Buren
CiteertitelHeronderzoeksplan gemeente Buren
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-200401-01-2010Nieuwe regeling

01-06-2004

Geen

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Heronderzoeksplan gemeente Buren

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Door de invoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) staat de gemeente voor een nieuwe uitdaging. De Wwb biedt de gemeente meer dan ooit de mogelijkheid om de bedrijfsprocessen op een meer efficiënte en klantvriendelijke wijze in te richten. Zorgvuldigheid is hierbij geboden. Immers, zowel de wettelijke rechtmatigheidseisen als de gemeentelijke kwaliteitseisen moeten zijn gewaarborgd. De herinrichting van de bedrijfsprocessen is niet van vandaag op morgen gereed. Het is een groeiproces.De invoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) betekent voor de gemeente niet alleen een verschuiving naar 100% budgettaire verantwoordelijkheid, maar ook een grotere beleidsvrijheid. Daarnaast is het aantal administratieve uitvoeringsvoorschriften verminderd. Het verplichte heronderzoek bijvoorbeeld, is niet meer opgenomen in de Wwb; de Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, Ioaw en Ioaz 1996 (de Rau) is zodanig aangepast dat deze niet meer geldt voor de Wwb. De wetgever heeft géén algemeen verbindende voorschriften meer gegeven voor de verplichte onderzoekssoorten en de inrichting van de administratie. Een dergelijk stringent ‘normenkader’ past niet bij de gewijzigde budgettaire verantwoordelijkheid ten opzichte van de Algemene bijstandswet (Abw). Gelet op het grote financiële belang van de gemeente, wordt er vanuit gegaan dat de gemeente zorg draagt voor voldoende controle en waarborging in haar eigen bedrijfsvoering. Daarnaast is een voldoende accurate en volledige vastlegging van relevante gegevens belangrijk om een juist en volledig beeld te krijgen van de uitvoering van de Wwb. Deregulering en het vervallen van administratieve uitvoeringsvoorschriften wil dus niet zeggen dat de gemeente ‘niets meer hoeft te doen’ nadat het recht op bijstand is vastgesteld. Om een rechtmatige verstrekking van uitkering te kunnen blijven waarborgen, zijn er tijdens de uitkeringsperiode en bij beëindiging van de bijstand eveneens controles noodzakelijk. Daarnaast zijn gegevens over het correct verstrekken van de uitkering nodig voor de interne- (aan de gemeenteraad) en externe verantwoording (aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).Was de oude uitvoeringsstructuur redelijk vastomlijnd gedefinieerd (verplichte onderzoeken met duidelijk voorgeschreven inhoud), ná de invoering van de Wwb ontbreekt een dergelijk kader. Het is aan de gemeente om hieraan op een eigen wijze invulling te geven.

Hoofdstuk 2 Algemeen

Het hierbij aangeboden Heronderzoeksplan beoogt aan te geven wanneer en in welke gevallen onderzoeken moeten worden ingesteld om de rechtmatigheid van de uitkering opnieuw vast te stellen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de doelmatigheid van de uitvoering. Zoals hiervoor vermeld, is de “Rau Abw, Ioaw en Ioaz 1996” in die zin aangepast dat deze alleen nog geldt voor de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Het is mogelijk van de reguliere (her-)onderzoekstermijnen als genoemd in de “Rau Ioaw, Ioaz en Bbz 2004” af te wijken voor zover dit is vastgelegd in een onderzoeksplan. Deze afwijkende vaststelling is mogelijk aan de hand van door ons college vast te stellen criteria voor categorieën van uitkeringsgerechtigden en voor te onderzoeken gegevens en omstandigheden. In het onderhavige Heronderzoeksplan is hiervan gebruik gemaakt.

Hoofdstuk 3 Soorten onderzoeken

De in te stellen onderzoeken kunnen worden onderscheiden in:

-  Herbeoordelingen                                 (paragraaf 4)-  Periodieke heronderzoeken                (paragraaf 5)-  Incidentele onderzoeken                      (paragraaf 6)-  Beëindigingsonderzoeken                   (paragraaf 7)-  Heronderzoeken debiteuren                (paragraaf 8)-  Heronderzoeken Ioaw, Ioaz en Bbz    (paragraaf 9)-  Onderzoeken doelmatigheid               (paragraaf 10)Daar waar in het Heronderzoeksplan wordt gesproken over “herbeoordeling” wordt daaronder verstaan de “omzetting” van de Abw naar de Wwb.

Hoofdstuk 4 Herbeoordeling

Net als destijds bij de invoering van de Algemene bijstandswet (Abw), moeten er ook nu herbeoordelingen worden gedaan om belanghebbenden met een uitkering op grond van de Abw over te hevelen naar de Wwb. In de overgangsbepalingen van de Wwb is de termijn waarbinnen dit moet plaatsvinden gesteld op maximaal 24 maanden (ofwel de periode van 1-1-2004 tot 1-1-2006). Dit is mede afhankelijk van het tijdstip van invoering van de afstemmingsverordening en de reïntegratieverordening. Voor de gemeente Buren gaat deze termijn in per 1 oktober 2004. Tussen 1 oktober 2004 en 1 januari 2006 moet iedereen zijn herbeoordeeld, dat wil zeggen: beoordeeld naar de wettelijke bepalingen van de Wwb. De afgehandelde herbeoordelingen gelden tevens als een regulier periodiek heronderzoek. Bij deze herbeoordeling geeft de bijstandsconsulent/ casemanager tevens aan of het stoplicht voor deze klant op groen, oranje of rood staat (op het stoplicht komen wij bij de periodieke heronderzoeken terug). Bij de herbeoordeling zullen tevens de vastgestelde trajectplannen opnieuw beoordeeld worden. Vragen die hierbij aan de orde komen zijn:

  • a.

    voldoen de trajecten aan de huidige inzichten en afspraken?

  • b.

    is het te bereiken doel duidelijk en goed onderbouwd?

  • c.

    voldoet het zorg-/rusttraject inderdaad aan de uitgangspunten, of moet er iets anders gebeuren?

 

Paragraaf 1 Prioritering doelgroepen

Voor een aantal cliënten heeft invoering van de Wwb geen of nauwelijks gevolgen. Deze groep zal als laatste herbeoordeeld worden. Als eerste zal de categorie uitkeringsgerechtigden herbeoordeeld worden bij wie de nieuwe wet tot een wijziging in de rechten en plichten leidt. Daarbij worden de volgende prioriteiten gehanteerd:<vet>A </vet>cliënten met kinderen jonger dan vijf jaarcliënten met een (tijdelijke) ontheffing van de arbeidsverplichting<vet>B </vet>cliënten van wie bij voorbaat bekend is dat de toeslag of verlaging op de normuitkering dient te worden aangepast<vet>C </vet>overigen Ten aanzien van de categorieën onder A en B wordt ernaar gestreefd de herbeoordelingen te hebben afgerond vóór 1 januari 2005. De gevolgen van de herbeoordeling zullen van kracht zijn per 1 januari 2005. Tussen 1 januari en 1 oktober 2005 komen de overige herbeoordelingen aan de orde. Hierbij geldt als ingangsdatum de 1e van de maand na die van het besluit tot herbeoordeling.

Hoofdstuk 5 Periodieke heronderzoeken

In de Wwb is het niet meer verplicht om een periodiek heronderzoek binnen wettelijke termijnen uit te voeren. Dit geeft de gemeente de vrijheid om anders om te gaan met bijvoorbeeld afhandeltermijnen of een doelgerichte en intensievere inzet van heronder&#xAC;zoeken op bepaalde (groepen) personen. Beoogd wordt dus meer en intensiever te controleren in gevallen waarin het frauderisico naar verwachting hoger is, en dit minder intensief te doen in gevallen waarin dit risico naar verwachting gering is.<vet>Risicogroepen</vet>Het meest effectief is primaire en intensieve inzet op groepen die aan bepaalde risicoprofielen voldoen. Daarmee wordt ook recht gedaan aan het project Hoogwaardig handhaven. Hoogwaardig handhaven wordt in 2004/2005 ingevoerd. Kortheidshalve verwijzen we naar het Beleidsplan Handhaven.Indien de risicogroep is vastgesteld dan kan daaraan een heronderzoekstermijn worden verbonden. Deze risicogroepen dienen beperkt te blijven omdat anders het effect ervan verloren gaat. Uitbreiding of eventueel inkrimping ervan blijft altijd mogelijk op basis van praktijkervaringen. Voorbeelden van risicogroepen zijn:

  • a.

    de uitkeringsgerechtigde die jaarlijks aanzienlijk langer dan de toegestane gebruikelijke vakantieduur in het buitenland verblijft. De vraag kan immers gesteld worden: hoe kan deze belanghebbende elk jaar zonder aantoonbare middelen van bestaan een bepaalde periode overbruggen en de reiskosten betalen?

  • b.

    de uitkeringsgerechtigde die met meerdere personen op 1 adres woont (veelal kamerverhuur-adressen);

  • c.

    de alleenstaande ouder die gezinsuitbreiding krijgt;

  • d.

    de uitkeringsgerechtigde met (wisselende) inkomsten uit parttime werkzaamheden;

  • e.

    de uitkeringsgerechtigde bij wie het afgelopen jaar via onderzoek fraude is geconstateerd.

Voor deze (voorbeeld)groepen geldt een verscherping en intensivering van de controle op de rechtmatige verstrekking van de bijstandsuitkering. Tijdens de frequente heronder&#xAC;zoeken zullen specifieke aandachtspunten die voor de betreffende groep gelden in acht worden genomen. Dit betekent dus dat nader zal worden ingegaan op de reden dat iemand aan bepaalde risicoprofielen voldoet.Het voldoen aan een risicoprofiel wil natuurlijk niet direct zeggen dat iemand ook daadwerkelijk fraudeert. Het principe van risicoprofielen en -groepen is immers gebaseerd op aannames die nog nader moeten worden onderzocht binnen een individuele situatie. In het kader van het project Hoogwaardig Handhaven wordt hieraan nader uitwerking gegeven. Omdat nog weinig ervaring is opgedaan met het werken met risicoprofielen wordt in eerste instantie een voorzichtige start gemaakt en uit ervaringen welke zullen worden opgedaan in het project Hoogwaardig Handhaven zal tot meerdere en/of andere profielen gekomen kunnen worden. Uit de praktijk blijkt dat het grootste risico van fraude te vinden is in de woonsituatie. Mede gelet op de 100% financi&#xEB;le verantwoordelijkheid van de gemeente wordt voorgesteld in 2004/ 2005 te starten met de volgende risicoprofielen:

  • a.

    alle cli&#xEB;nten die inwonen of geregistreerd staan als kostganger

  • b.

    alle cli&#xEB;nten die eerder gefraudeerd hebben

  • c.

    alle cli&#xEB;nten die wisselende inkomsten hebben uit parttime werkzaamheden.

Voor de cli&#xEB;nten die aan dit profiel voldoen staat het stoplicht in 2004/2005 op oranje (zie hierna).

Paragraaf 1 Heronderzoekstermijnen

<vet>Stoplichtmodel</vet>Bij de keuze voor de heronderzoekstermijnen wordt onderscheid gemaakt volgens het &#x201C;stoplichtmodel &#x201C;:

  • a.

    het stoplicht staat op groen: er zijn geen aanwijzingen dat de uitkering geheel of gedeeltelijk ten onrechte wordt verstrekt;

  • b.

    het stoplicht staat op oranje: er zijn aanwijzingen dat de uitkering mogelijk geheel of gedeeltelijk ten onrechte wordt verstrekt of deklant behoort tot een risicoprofiel;

  • c.

    het stoplicht staat op rood: aan de hand van feiten is vastgesteld dat de uitkering geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt.

Vanuit het oogpunt van doeltreffendheid dient de meeste tijd gestoken te worden in situaties dat het stoplicht op oranje of rood staat. In de overige gevallen kan worden volstaan met een lagere heronderzoeksfrequentie. Gelet op dit uitgangspunt worden de volgende heronderzoekstermijnen vanaf 1-10-2004 toegepast:- het stoplicht staat op groen: een heronderzoek iedere 36 maanden- het stoplicht staat op oranje: een heronderzoek iedere 18 maanden- het stoplicht staat op rood: een heronderzoek iedere 6 maandenDe indeling van een belanghebbende in groen, oranje of rood is geen statisch gegeven. De belanghebbende kan door aanpassing van zijn gedrag of situatie ervoor zorgen dat intensivering van controle niet meer noodzakelijk is. Daardoor verandert het stoplicht van kleur en geldt er een andere heronderzoekstermijn voor het eerstvolgende heronderzoek. Bij de in te stellen heronderzoeken is een belangrijke rol weggelegd voor de bijstandsconsulenten. Zolang zij van oordeel zijn dat op basis van feiten en omstandigheden sprake is van een rood of oranje traject, zal een klant intensief worden gecontroleerd. Dit is ook het geval als de klant behoort tot een risicogroep.<vet>Inhoud van het periodiek heronderzoek</vet>Het heronderzoek dient zich vooral te richten op die onderdelen die van belang zijn voor het recht op uitkering en op de hoogte van de verleende uitkering (rechtmatigheid).

Hoofdstuk 6 Incidentele onderzoeken

Incidentele onderzoeken naar het recht op uitkering vinden plaats op basis van signalen die van verschillende zijden kunnen worden ontvangen:

  • a.

    van de klant zelf of via het maandelijks in te leveren rechtmatigheidsonderzoeksformulier (Rof);

  • b.

    van het Inlichtingenbureau (UWV, Belastingdienst, Informatiebeheergroep, andere gemeenten);

  • c.

    op basis van al dan niet anonieme tips;

  • d.

    overigen: CWI, politie, dienst bijzondere controle e.d.

Deze signalen leiden binnen &#xE9;&#xE9;n maand na registratie van het incidenteel onderzoek tot een afgerond rapport door de bijstandsconsulent. Daarin moet het recht op of de hoogte van de uitkering worden beoordeeld. Ook deze onderzoeken kunnen leiden tot wijziging van het stoplicht, met daaraan gekoppeld een aanpassing van de periodieke heronderzoekstermijn.

Hoofdstuk 7 Beëindigingsonderzoeken

Ook in de Wwb zullen beëindigingonderzoeken uitgevoerd moeten worden. Echter een termijn van zes maanden, waarbinnen het onderzoek moet zijn afgerond, is niet meer aan de orde vanwege het vervallen van de Rau. Toch zal er een termijn van afdoening in het Heronderzoeksplan moet worden opgenomen. Deze termijn wordt gesteld op drie maanden na beëindiging van de bijstand. Hiermee wordt aangesloten bij de termijn waarbinnen de vakantietoeslag moet worden uitbetaald na beëindiging van de bijstand (art. 45 lid 1 Wwb). Overigens kan de vakantietoeslag wel worden verrekend met openstaande vorderingen. Het onderzoek kan zich beperken tot de juistheid van de beëindigingsdatum en het beoordelen van de wederzijds resterende rechten en plichten (te denken valt aan nog te verrekenen heffingskortingen). Voordeel van een termijn van drie maanden is bovendien dat bij een kortdurende onderbreking van de bijstand (mits langer dan 30 dagen), kan worden volstaan met een verkorte aanvraagprocedure en zowel beëindiging als toekenning van het nieuwe recht in dezelfde rapportage en beschikking kunnen worden opgenomen.

Hoofdstuk 8 Heronderzoeken debiteuren

In een debiteurenonderzoek worden de financi&#xEB;le omstandigheden onderzocht van degene aan wie betalings- en aflossingsverplichtingen zijn opgelegd met betrekking tot de verleende bijstand. De wettelijke onderzoekstermijn op grond van de Rau bedroeg 12 maanden. Overigens golden ook toen al afwijkende onderzoekstermijnen op basis van het gemeentelijk heronderzoeksplan. Nu de Rau niet meer geldt voor de Wwb, dient de gemeente zelf de termijnen te bepalen. Bij de vaststelling hiervan is uitgegaan van de volgende criteria:

  • a.

    aard van de vordering

  • b.

    sociale en financi&#xEB;le situatie van de debiteur

  • c.

    het betalingsgedrag van de debiteur.

De openstaande debiteuren kunnen in twee categorie&#xEB;n worden ingedeeld, rekening houdend met de hiervoor omschreven criteria:<vet>Categorie 1</vet>

  • a.

    vorderingen waarbij vanwege de financi&#xEB;le en/of sociale situatie van de debiteur geen wijziging in de draagkracht is te verwachten;

  • b.

    vorderingen die via dwanginvordering of externe verrekening worden ge&#xEF;ncasseerd;

  • c.

    vorderingen die binnen vijf jaar na aanvang van de betalingsregeling bij stipte betaling kunnen zijn voldaan;

  • d.

    verhaalsvorderingen, waarbij de financi&#xEB;le situatie van de onderhoudsplichtige naar verwachting geen noemenswaardige wijziging zal ondergaan.

<vet>Categorie 2</vet>

  • a.

    verhaalsvorderingen waarbij de financi&#xEB;le situatie van de onderhoudsplichtige onderhevig is aan financi&#xEB;le en/of sociale veranderingen, of waarbij de leef- en woonomstandigheden nog niet duidelijk zijn

  • b.

    vorderingen waarbij de draagkracht van de debiteur vanwege zijn financi&#xEB;le en/of sociale situatie aan wijzigingen onderhevig is

  • c.

    vorderingen waarbij voorlopig geen draagkracht voor de debiteur aanwezig is

  • d.

    vorderingen op debiteuren met een onbekende verblijfplaats vorderingen vanwege bijstand in de vorm van krediethypotheek.

 

Paragraaf 1 Heronderzoekstermijnen

De onderzoekstermijn voor vorderingen onder categorie 1 bedraagt 36 maanden.De onderzoekstermijn voor vorderingen onder categorie 2 bedraagt 12 maanden.De termijnen vangen aan na:

  • a.

    de datum waarop de terugvordering of onderhoudsplicht is vastgesteld (besluitdatum)

  • b.

    de besluitdatum van een voorgaand (her)onderzoek, dan wel de datum van de aantekening, waaruit blijkt dat geen besluit is of hoefde te worden genomen.

Uiteraard is het altijd mogelijk een kortere termijn te hanteren in situaties waarin daartoe aanleiding is. Daarnaast vindt er in ieder geval een extra onderzoek plaats zodra de betalingsverplichting wordt gestaakt (er geldt een strakke debiteurenbewaking).

Hoofdstuk 9 Heronderzoeken Ioaw, Ioaz en Bbz

Zoals al in paragraaf 2 (Algemeen) is opgemerkt, worden in dit Heronderzoeksplan ook de heronderzoeken in het kader van de Ioaw, Ioaz en het Bbz opgenomen. Deze heronderzoekstermijnen komen in grote lijnen overeen met de huidige, met dien verstande dat op sommige onderdelen een verfijning heeft plaatsgevonden. Onder andere geldt ook hier de “stoplichtmethode” als omschreven in paragraaf 5.Daarnaast zijn uiteraard de specifieke (her)onderzoekstermijnen van kracht die rechtstreeks voortvloeien uit de bepalingen van het Bbz.  

 

 

 

 

 

 1

Uitkeringsgerechtigden Ioaw/Ioaz waarbij het stoplicht op groen staat

36 maanden

Alle gegevens die het recht op en de omvang van de periodieke uitkering beïnvloeden, evenals controle van de betaalhistorie

 2

Uitkeringsgerechtigden Ioaw/Ioaz waarbij het stoplicht op oranje staat 

18 maanden

Alle gegevens die het recht op en de omvang van de periodieke uitkering beïnvloeden, evenals controle van de betaalhistorie

 3

Uitkeringsgerechtigden Ioaw/Ioaz waarbij het stoplicht op rood staat

6 maanden

Alle gegevens die het recht op en de omvang van de periodieke uitkering beïnvloeden, evenals controle van de betaalhistorie

 4

Zelfstandigen in de zin van het Bbz met een periodieke uitkering voor levensonderhoud

12 maanden

Na afloop van het boekjaar dient het recht op uitkering definitief te worden vastgesteld aan de hand van de bedrijfsresultaten van het afgelopen jaar.

 5

Zelfstandigen in de zin van het Bbz aan wie een lening is verstrekt en waarbij aanspraak kan worden gemaakt op bijstand als bedoeld in art. 21 Bbz

12 maanden

Na afloop van het boekjaar moet worden beoordeeld of toepassing kan worden gegeven aan artikel 21 Bbz

 6

Zelfstandigen in de zin van het Bbz aan wie bedrijfskapitaal is verleend.

36 maanden bij correcte nakoming betalingsverplichting

Alle gegevens die van belang zijn voor de verdere nakoming van de betalingsverplichtingen.

 

Hoofdstuk 10 Onderzoeken doelmatigheid

In de voorgaande paragrafen ligt het accent in belangrijke mate op de rechtmatigheid van de uitkering.Echter bij de invoering van de Wwb en de daarmee samenhangende financieringswijze is daarnaast de doelmatigheid van even zo groot belang geworden. Centraal in de wet staat het uitgangspunt: &#x2018;werk boven inkomen&#x2019;. Alle inspanningen van belanghebbende en de gemeente behoren te zijn gericht op arbeidsinschakeling. Anders gezegd: de uitstroom uit de uitkering dient zoveel mogelijk uitgangspunt te zijn.Door middel van trajectplannen worden afspraken gemaakt tussen cli&#xEB;nt en casemanager over de wijze waarop de uitstroom mogelijk gerealiseerd kan en zal worden. Een trajectplan is een op het individu gerichte aanpak om tot een nader omschreven eindresultaat te komen.De trajectplannen worden onderverdeeld in drie soorten:

  • 1.

    trajectplan (dit plan bevat een nadere uitwerking van de voorgenomen re&#xEF;ntegratie-inspanningen)

  • 2.

    zorgtraject (een voortraject voorafgaand aan een re&#xEF;ntegratietraject)

  • 3.

    rusttraject (een traject dat niet leidt tot re&#xEF;ntegratie)

Het softwarepakket Masterlink wordt gebruikt voor het gehele proces van trajectenbemiddeling. De casemanager is verantwoordelijk voor de invoering in en het bijhouden van de benodigde gegevens. De uitkeringsadministratie is verantwoordelijk voor de bewaking van de kwaliteit van de ingevoerde gegevens en de controle op de voortgang met betrekking tot opmaken plan en het voldoen van aangekondigde acties in het systeem. Maandelijks wordt door de administratie een controlelijst voortgangsregistratie geproduceerd ten behoeve van het hoofd van de afdeling of zijn vertegenwoordiger. Om de doelmatigheid zichtbaar te maken en te houden dient aan een aantal randvoorwaarden te worden voldaan:

  • a.

    de casemanager is verantwoordelijk voor het invullen van Masterlink

  • b.

    alle cli&#xEB;nten worden in Masterlink ingevoerd

  • c.

    alle cli&#xEB;nten worden in Masterlink per dag bijgehouden, ook telefonische/schriftelijke en mondelinge contactmomenten of afspraken

  • d.

    acties worden in Masterlink vermeld, een lopend traject heeft altijd een actie in de toekomst (dus ook een zorgtraject)

  • e.

    (her)onderzoeken in verband met de doelmatigheid staan vermeld in Masterlink

  • f.

    aangegane financi&#xEB;le verplichtingen en ook facturen worden opgenomen in Masterlink.

De heronderzoekstermijnen van de verschillende trajecten zijn afhankelijk van de inhoud en de duur van een traject. Bij de onder a. en b. genoemde trajecten is er in ieder geval een heronderzoeksmoment na aanvang van de start (is men daadwerkelijk begonnen). Daarnaast geldt in ieder geval per 6 maanden een heronderzoek om de voortgang te beoordelen. Uiteraard kan deze termijn ook korter zijn, afhankelijk van de inhoud van het traject. In het eindonderzoek wordt vervolgens aangegeven of, en zo ja, welke vervolgstappen er nog nodig zijn. Het heronderzoek van een rusttraject loopt gelijk met het reguliere rechtmatigheidsonderzoek van de uitkering. Uiteraard is ook hier een korte termijn mogelijk indien daarvoor aanleiding bestaat.

Hoofdstuk 11 Resumé

<vet>Herbeoordelingen</vet>Groepen A en B                                     vanaf 1 oktober 2004Groep C                                                  na afhandeling groep AAfronding herbeoordelingstraject      1 oktober 2005 <vet>Periodieke heronderzoeken</vet>Stoplicht “groen”            36 maandenStoplicht “oranje”           18 maandenStoplicht “rood”               6 maanden<vet>Incidentele onderzoeken</vet>Op basis van enig signaal afwerking binnen 1 maand na registratie opdracht<vet>Beëindigingsonderzoek</vet>Einde uitkering beëindigingsbeschikking binnen 3 maanden<vet>Heronderzoek debiteuren</vet>Categorie 1        36 maandenCategorie 2        12 maanden<vet>Periodieke heronderzoeken Ioaw en Ioaz</vet>Stoplicht “groen”         36 maandenStoplicht “oranje”        18 maandenStoplicht “rood”             6 maanden<vet>Uitkeringsgerechtigden Bbz</vet>Uitkering levensonderhoud                          12 maandenBbz lening + mogelijkheid art. 21 Bbz        12 maandenBbz lening                                                         36 maanden bij correcte nakoming betalingsverpl.<vet>Heronderzoeken doelmatigheid</vet>Trajectplan naar werk z.s.m. na aanvang traject en vervolgens per 6 maandenZorgtraject                    idem Rusttraject                   gelijktijdig met heronderzoek rechtmatigheid<vet>Samenvatting termijnen:</vet>

 

 

 

 

 1

 

 

 2

Stoplicht “groen”Stoplicht “oranje”Stoplicht “rood”

36 maanden18 maanden 6 maanden

 3

Incidentele heronderzoeken

Afwerking binnen 1 maand na registratie opdracht

 4

Beëindigingsonderzoeken Wwb

Afwerking binnen 3 maanden na einde uitkering

 5

Categorie 1Categorie 2

36 maanden12 maanden

 6

Trajectplan naar werkZorgtrajectRusttraject 

z.s.m. na aanvang traject en vervolgens elke 6 maandenIdem Gelijk met regulier rechtmatigheidsonderzoek 

 7

Uitkeringsgerechtigden Ioaw/Ioaz waarbij het stoplicht op groen staat

36 maanden

 8

Uitkeringsgerechtigden Ioaw/Ioaz waarbij het stoplicht op oranje staat

18 maanden

 9

Uitkeringsgerechtigden Ioaw/Ioaz waarbij het stoplicht op rood staat

6 maanden

 10

Zelfstandigen in de zin van het Bbz met een periodieke uitkering levensonderhoud

12 maanden

 11

Zelfstandigen in de zin van het Bbz aan wie bedrijfskapitaal is verleend en waarbij aanspraak kan worden gemaakt op bijstand als bedoeld in art. 21 Bbz

12 maanden

 12

Zelfstandigen in de zin van het Bbz aan wie bedrijfskapitaal is verleend

36 maanden bij correcte nakoming betalingsverplichting

Vastgesteld door Burgemeester en wethouders op 1 juni 2004.