Organisatie | Oud-Beijerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | rioolheffingverordening 2010 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2011 | rioolheffingverordening 2010 | 14-12-2009 De Schakel, 17-12-2009 | 094442 |
De raad van de gemeente Oud-Beijerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2009, nr. 094442; gelet op artikel 228a van de Gemeentewet; gezien het advies van de commissie Bestuur en Middelen; besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2010
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Het gebruikersdeel bedraagt per eigendom dat: a. in hoofdzaak dient tot woning 1. indien de woning op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door één persoon € 20,65 2. indien de woning op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door meerdere personen € 61,90 b. niet in hoofdzaak dient tot woning, met een netto vloeroppervlakte van: 1. meer dan 19 m2, maar minder dan 200 m2 € 39,95 2. 200 m2 en meer, maar minder dan 500 m2 € 99,75 3. 500 m2 en meer maar minder dan 1000 m2 € 199,50 4. 1000 m2 en meer maar minder dan 5000 m2 € 997,25 5. 5000 m2 en meer € 1.994,50
Indien een perceel als bedoeld in lid 2, onderdeel b, tevens voor een deel in gebruik is als woning, wordt het tarief bij dit onderdeel vermeerderd met € 20,65 , indien de woning op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door één persoon, dan wel met € 61,90, indien de woning op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door meerdere personen.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 90,-- en minder dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oud-Beijerland op 14 december 2009.
de griffier, de voorzitter,
E.Bunt K.Tigelaar
Toelichting 1 Toelichting op de Verordening Rioolheffing 2010
Met ingang van 1 januari 2008 is de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken in werking getreden. Door deze wet worden gemeenten verantwoordelijk voor: - de afvoer van hemelwater - de afvoer van huishoudelijk afvalwater - de rioleringszorg en - de aanpak van problemen die verband houden met de grondwaterstand. Dit wordt geregeld in afdeling 4a van de Wet op de waterhuishouding.
Deze nieuwe verbrede zorgplicht moet worden verankerd in een nieuw Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Tot 5 jaar na inwerkingtreding van de nieuwe wet, i.c. tot 1 januari 2013, heeft een gemeente de tijd om dit alles in het GRP te implementeren.
De nieuwe wet behelst ook een aanpassing van de bijbehorende heffingsmogelijkheden: het rioolrecht (retributie) wordt een rioolheffing (belasting) met een breder bekostigingspotentieel, de zogenoemde “brede rioolheffing”. Gemeenten kunnen de te nemen maatregelen, naast de kosten voor verwerking van huishoudelijk afvalwater, bekostigen uit de brede rioolheffing. De brede rioolheffing moet uiterlijk op 1 januari 2010 door de gemeente zijn ingevoerd.
Medio 2010 zullen de nieuwe kosten van het GRP, ingebed in het Gemeentelijk Waterplan inzichtelijk worden. Het verhalen van de ‘nieuwe kosten ’ is mogelijk, onder de voorwaarde dat de gemeente de kosten voor de nieuwe zorgplicht inzichtelijk maakt. Deze kosten zijn dus nog niet bekend. Daardoor zal in 2010 een ‘smalle’rioolheffing geheven worden. De enige verandering betreft het feit dat ook de zogenoemde IBA-panden in de heffing kunnen worden betrokken, omdat ook de rioleringszorg voor de gemeente wordt verbreed. In feite veranderd er qua aanslagoplegging voorlopig weinig. De tarieven worden conform de in de Perspectiefnota 2010 genoemd uitgangspunten verhoogd met 11,5 % (10,5 verhoging plus 1 % inflatie). Belangrijk is wel dat nu geen sprake meer is van een retributieve heffing maar van een belasting. Kortweg: de gedachte over het hebben van een fysieke aansluiting op het riool in relatie met de heffing zal losgelaten moeten worden.
Op verzoek van de deelnemende gemeenten heeft de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkings- verband Vastgoedinformatie Heffingen en Waardebepaling (S.V.H.W) al informatie en advies gegeven over de toekomstige inrichting van de heffing. Omdat de nieuwe kosten in de loop van 2010 duidelijk worden zal dan het advies er bij betrokken worden.