Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGEL HANDHAVING BOUWOVERLAST HELMOND 2011 |
Citeertitel | BELEIDSREGEL HANDHAVING BOUWOVERLAST HELMOND 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlagen 1 tot en met 5 |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel voor het heien in Helmond.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-01-2011 | nieuwe regeling | 25-01-2011 | Collegebesluit, 2011, 1056380 |
In Helmond vinden veel bouw- en sloopwerkzaamheden plaats. De komende jaren zullen deze werkzaamheden ook in de compacte binnenstad plaatsvinden. De bouwwerkzaamheden kunnen daarbij in meer of mindere mate overlast geven voor de omgeving. Deze overlast kan bestaan uit trillingen, die schade aan gebouwen kunnen veroorzaken, en/of uit geluidsoverlast. Deze overlast wordt met name veroorzaakt door de machines die nodig zijn tijden het bouwproces, zoals heistellingen, betonmixers, shovels, sloophamers en vrachtwagens.
De gemeente Helmond vindt het haar taak om bij onacceptabele overlast de omgeving daartegen zoveel mogelijk te beschermen. Allereerst zal worden getracht om voortijdig overlast te beperken, door vroegtijdig sturing te geven. Dit zal geschieden in de vorm van bijvoorbeeld voorafgaand overleg, voorlichting, financiële compensatie voor omwonenden en bij vergunningverlening.
In het uiterste geval zal de gemeente Helmond handhavend optreden tegen ernstige bouwoverlast. Daartoe is zij ook in beginsel verplicht, tenzij er sprake is van bijvoorbeeld bijzondere gevallen of onevenredigheid tussen optreden en (individueel) belang. Daarbij is van belang om duidelijkheid te geven hoe de gemeente Helmond beoordeelt of sprake is van “schade” en/of “ernstige hinder”. Alleen dan is voor eenieder helder wanneer de gemeente handhavend zal optreden.
Deze beleidsregel legt vast op welke wijze zal worden omgegaan met bouwoverlast in de fasen van vergunningverlening en met handhavend optreden. Deze beleidsregel geldt ook voor renovatie- en sloopwerkzaamheden.
Artikel 4.10, lid 3 van de Bouwverordening Helmond 2010 geeft aan dat burgemeester en wethouders het gebruik van een werktuig, dat schade of ernstige hinder voor de omgeving veroorzaakt of kan veroorzaken, kunnen verbieden.
- Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008 (verder APV)
Artikel 4.1.5 van de APV geeft aan dat:
De Mor geeft aan dat door de bouwer een bouwveiligheidsplan moet worden overlegd. Dit bouwveiligheidsplan geeft aan welke maatregelen getroffen worden om de veiligheid op de bouwplaats en de omgeving te waarborgen.
In geval van boor- en/of heiwerkzaamheden dient een volledig ingevulde checklist boorbespreking en/of checklist heibespreking (zie bijlage 4 en 5) minimaal 5 werkdagen voor aanvang van de boor- en/of heiwerkzaamheden te worden ingediend bij de afdeling Bouwen en Wonen. Naar aanleiding van de ingediende checklist zal een verplichte hei- en/of boorbespreking voorafgaand aan de hei- en/of boorwerkzaamheden plaatsvinden.
De beleidsregel geldt voor de gehele gemeente Helmond. Bijzondere aandacht wordt gelegd bij geluidgevoelige objecten (zoals ziekenhuizen, scholen e.d.). Bij geluidgevoelige objecten zijn
bouwwerkzaamheden zoals boren en heien in principe niet mogelijk. Tevens gelden beperkingen voor bouw- en sloopwerkzaamheden bij monumentale panden en/of panden van bijzondere waarde.
Schade door bouw- en sloopwerkzaamheden
Met “schade” wordt in deze beleidsregel bedoeld, schade veroorzaakt aan gebouwen door trillingen in geval van bouw- en sloopwerkzaamheden (met name heiwerkzaamheden). Met schade wordt niet bedoeld cosmetische schade (wandtegels in keuken of badkamer die loslaten of scheuren bijvoorbeeld), maar constructieve schade.
Voor aanvang van de bouw zal een bouwplancoördinator (inspecteur uitvoeringscontrole) van de gemeente Helmond op grond van de meet- en beoordelingsrichtlijn van Stichting Bouw Research (SBR)
(“Trilling: meet- en beoordelingsrichtlijnen, Deel A - Schade aan gebouwen”, 19 september 2003), het potentiële risico op schade beoordelen.
De trillingsnormen uit de SBR-richtlijn mogen niet worden overschreden.
Bepalen of trillingsmetingen nodig zijn
Indien schade wordt verwacht, dient de opdrachtgever en/of aannemer trillingsmetingen te (laten verrichten). In onderstaande tabel is aangegeven in welke situaties controlemetingen moeten worden verricht. Bij dergelijke metingen wordt altijd de constructeur van de gemeente Helmond ingeschakeld om na te gaan op welke wijze de metingen precies uitgevoerd moeten worden.
Alle omwonenden dan wel gesitueerde bedrijven binnen een cirkel van 100 m rondom het project dienen door of namens de opdrachtgever tijdig (in ieder geval een week voor de start van de bouw- en/of sloopwerkzaamheden) en volledig te worden geïnformeerd over de uit te voeren werkzaamheden
en maatregelen die worden genomen om ernstige hinder en/of overlast zoveel mogelijk te beperken.
Eveneens dienen deze panden vooraf door de opdrachtgever te worden geïnspecteerd en moet een informatienummer voor omwonenden kenbaar gemaakt te worden.
Handhavend optreden bij overschrijding trillingsnorm
Bij overschrijding van de grenswaarden (zie bijlage 2) wordt op grond van artikel 4.10, lid 3 van de Bouwverordening handhavend opgetreden door het verbieden van het gebruik van het werktuig.
Indien sprake is van een incidentele (kortdurende) overschrijding van de trillingsnorm (het kan zijn dat een trillingsnorm wordt overschreden door een bepaalde omstandigheid in de bodem) wordt niet handhavend opgetreden.
Indien een toezichthouder van de gemeente Helmond schade constateert die mogelijk direct gevaar inhoudt voor gebruikers of omwonenden, wordt op grond van artikel 4.10, lid 3 van de Bouwverordening handhavend opgetreden door het verbieden van het gebruik van het werktuig.
Nader onderzoek zal moeten aantonen of het treffen van doelmatige maatregelen het gevaar kan wegnemen.
Bestuursrechtelijke dwangmiddelen
Indien de overtreder het verbod op het gebruik van het werktuig voor de werkzaamheden op grond van artikel 4.10, lid 3 Bouwverordening niet naleeft, oftewel niet stopt met het gebruik ervan, zal het college van burgemeester en wethouders door middel van het toepassen van bestuursrechtelijke dwangmiddelen op grond van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht, de werkzaamheden (laten) beëindigen.
Na beëindiging van de werkzaamheden zal overleg plaatsvinden tussen de gemeente Helmond en overtreder om te bezien welke maatregelen genomen kunnen worden om schade te voorkomen. Daarbij kan worden gedacht aan:
Het beperken van het energieniveau bij boren en/of heien. Nadeel hierbij is dat bij een te klein energieniveau de paal onvoldoende in beweging wordt gebracht, waardoor de weerstand van de grond en de trillingshinder toeneemt. Door de toename van de trilling ontstaat ook kans op verdichting, hetgeen schadelijk is voor een belending welke op staal is gefundeerd;
Bij trilblokken is het verstandig een blok te kiezen dat een hoge slagkracht combineert met een hoog toerental. Hierdoor wordt enerzijds gegarandeerd dat de planken voldoende snel in de bodem penetreren en anderzijds dat de trillingsfrequentie ver buiten het resonantiegebied van de belendende gebouwen blijft. Om te voorkomen dat er sterke opslingeringen optreden in de
belendende bebouwing is het aan te bevelen om een zogenaamd variabel moment blok toe te passen. Een dergelijk blok ontwikkelt het volledig vermogen pas wanneer het uiteindelijke (hoogste) toerental is bereikt.
Stroken-, voet- of sleuffunderingen
Onder de dragende muren worden betonnen funderingsstroken gegoten die al dan niet gewapend worden. Ze worden aangezet op de draagkrachtige grond en aan de buitenwanden op minimaal 80 cm onder het uiteindelijke maaiveld (vorstvrije diepte). Het systeem is toepasbaar bij vloeren op volle grond, kruipkelders of kelders, op voorwaarde dat de draagkracht van je grond goed en gelijkmatig is.
Algemene gewapende funderingsplaat
Algemene gewapende funderingsplaat wordt gebruikt bij minder draagkrachtige grond. Het basisprincipe is het volgende: de woning wordt gebouwd op een stijve plaat die zich als een vlot
gedraagt; als er zettingen optreden dan zal de woning in zijn geheel bewegen, wat veel minder differentiële spanningen in de constructie doet optreden en bijgevolg het risico op barsten verkleint.
De dikte en bewapening van de plaat wordt berekend. Toepasbaar bij kruipkelders en kelders, en ook als vloer op volle grond op voorwaarde dat de grond hoger gelegen is dan de straat. Ook hier geldt dat er aan de buitenmuren een vorstrand moet voorzien worden tot op 80 cm diepte.
Als de draagkrachtige grond erg diep zit (onder kelderniveau) kan men overgaan op puttenfundering: op cruciale belastingspunten graaft men putten tot op de draagkrachtige grond en vult die met beton of gestabiliseerd zand. Op dit puttensysteem wordt er een raster van gewapende betonnen balken gelegd waarop de bovenbouw wordt opgetrokken.
Bij echt slechte ondergrond wordt het oeroude systeem van de paalwoning toegepast. Bij dit systeem wordt er niet gerekend op de draagkracht van de grond, maar wel op de wrijvingsweerstand tussen de paalomtrek en de grondlagen erlangs.(= de kleef). Op de palen wordt er weer een raster
van gewapende balken voorzien waarop kan worden verder gebouwd. Naar uitvoering toe spreekt men van geheide palen waarbij prefabpalen letterlijk in de grond geklopt worden, of van geboorde palen waarbij de paal ter plaatse wordt gegoten in een voorgeboord gat. Dit laatste wordt toegepast als er weinig trillingen mogen optreden voor omliggende bebouwing.
Uitvoeren heiwerkzaamheden bij trillingsgevoelige funderingen
Tijdens het uitvoeren van de heiwerkzaamheden dienen trillingsmetingen te worden uitgevoerd. De trillingsapparatuur moet zijn voorzien van een callibratie-certificaat. De SBR-richtlijnen deel A (schade) en B (hinder) dienen als uitgangspunt voor het uitvoeren en beoordelen van trillingsmetingen.
De grenswaarden zoals gesteld in de tabellen van de SBR 2002 zijn daarbij van toepassing. Van de opdrachtgever wordt verwacht, dat hij door middel van de trillingsapparatuur na afloop van de heiwerkzaamheden in staat is om verslag te doen (een uitdraai te geven) van de opgetreden trillingen in een straal van 50 meter rondom het project.
De heitechniek wordt zo nodig vooraf (in ontwerpfase) of tussentijds gewijzigd/ aangepast aan de wenselijkheid en of mogelijkheden tot het beperken van hinder, overlast en schade. Daarbij kan gedacht worden aan diverse technieken: aanbrengen van een damwand, heien na het ontgraven van de bouwput, de grondweerstand verminderen door middel van voorwoelen, voorboren, voorspuiten of fluideren, geen negatieve kleef; variabel energieniveau en valhoogte van het heiblok;
het gebruik van een variabel-moment-blok; heivolgorde dusdanig kiezen dat geen verdichting van de grond gaat optreden.
Geluidhinder bij bouw- en sloopwerkzaamheden gedurende dagperiode
Voor het begrip “ernstige hinder” als bedoeld in artikel 4.10, lid 3 van de Bouwverordening wordt voor geluidhinder aangesloten bij de Circulaire Bouwlawaai 1991 (Ministerie van VROM, 1991) en wordt
bedoeld: geluid geproduceerd door bouw- en/of sloopwerkzaamheden gedurende de dagperiode (07.00 uur - 19.00 uur) indien het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ( LAr,LT) op de gevel van een woning waar de hinder wordt ondervonden:
Begrippen hinderperiode en lawaaiduur
Hinderperiode: een periode waarbinnen meerdere keren lawaaiduur voorkomt. Bij elkaar opvolgende hinderperioden veroorzaakt door verschillende soorten werkzaamheden wordt voor de hinderperiode de optelling van die verschillende perioden aangehouden. Indien bijvoorbeeld sloop-, graaf-, boor-
en heiwerkzaamheden aaneengesloten hinder veroorzaken, wordt de optelling van die verschillende perioden als hinderperiode aangemerkt en vergeleken met de grens van 1 maand.
Het onderscheid in “hinderperiode” en “lawaaiduur” staat een piek in geluid toe, als de gemiddelde geluidsbelasting over een dag genomen maar binnen de geldende norm van de hinderperiode blijft.
Indien het geluid boven de geldende normen uitkomt, dienen de omwonenden binnen een straal van 100 m van het project te worden geïnformeerd.
Geluidhinder bij bouw- en sloopwerkzaamheden gedurende avond- en nachtperiode
Er is sprake van geluidhinder bij werkzaamheden in de avond- en nachtperiode en weekenden (eveneens erkende feestdagen) op grond van artikel 4.1.5 van de APV indien de geluidniveaus op de
gevel van een woning of ander geluidsgevoelige gebouw boven de volgende normen stijgen:
Indien bouwwerkzaamheden in de avond, nacht of weekend (eveneens erkende feestdagen) plaatsvinden en daarbij geluidhinder als bedoeld in artikel 5.5 van deze beleidsregel (zie tabel I) wordt
veroorzaakt, dient de bouwende partij hiervoor ontheffing aan te vragen.
Voor het verlenen van de ontheffingen gelden de volgende richtlijnen:
Indien het geluidsniveau op de gevel van een geluidgevoelige bestemming uit tabel I met ten hoogste 10 dB(A) wordt overschreden, wordt in de regel ontheffing verleend. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de verkeersintensiteit niet
zodanig is dat er een hoog achtergrondniveau is. Indien in een specifieke situatie wel sprake is van een hoog achtergrondniveau, moet worden afgewogen ontheffing mogelijk is voor overschrijding van meer dan 10 dB(A);
Aanvraag om ontheffing 4.1.5. APV
De aanvraag dient akoestische gegevens te bevatten, om te beoordelen of de ontheffing verleend kan worden en onder welke voorwaarden. De inhoudelijke beoordeling wordt in overleg met de
milieuadviseur Bedrijven van de gemeente Helmond gedaan. Akoestische gegevens kunnen zijn:
Beoordeling aanvraag om ontheffing 4.1.5. APV
Voor het verlenen van de ontheffing zal worden beoordeeld of met geluidsreducerende maatregelen (bv. geluidsarm heien en trillen, toepassen geluidsarme aggregaten) de overschrijding van de waarden uit tabel I wordt geminimaliseerd. Tevens zal worden beoordeeld of de bouwactiviteiten op de gevraagde ontheffingsperioden bouwtechnisch gezien of anderszins (bijvoorbeeld vanwege verkeersdruk overdag bij een infrastructureel werk) nodig is. In de ontheffing kunnen voorwaarden
worden opgenomen ten aanzien van:
In het geval van klachten zullen geluidsmetingen op de gevel van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden verricht. De metingen worden verricht conform de Handleiding Meten en Rekenen
Industrielawaai (Ministerie van VROM, 1999). Indien de gemeente Helmond zelf niet beschikt over de juiste expertise hiervoor, zal daartoe een akoestisch bureau worden ingehuurd.
Alvorens wordt besloten om over te gaan tot handhaving wordt afgewogen of redelijkerwijs reducerende maatregelen kunnen worden getroffen om de normen van het toetsingskader geluid te halen dan wel te benaderen. De noodzaak tot afwijken van de normen voor geluid moet door middel van zwaarwegende
argumenten door de bouwende partij worden onderbouwd. Factoren die in de bestuurlijke afweging een rol spelen en waaraan de bouwende partij in de onderbouwing aandacht moet besteden zijn:
Bestuursrechtelijke dwangmiddelen
Indien de overtreder het verbod niet op het gebruik van het werktuig voor de werkzaamheden op grond van artikel 4.10, lid 3 Bouwverordening niet naleeft, oftewel niet vrijwillig stopt met het gebruik ervan, zal het college van burgemeester en wethouders door middel van het toepassen van bestuursrechtelijke
dwangmiddelen op grond van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht, de werkzaamheden (laten) beëindigen.