Organisatie | Smallingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor het beoordelen van een aanvraag voor het kappen van houtopstanden |
Citeertitel | Beleidsregels voor het beoordelen van een aanvraag voor het kappen van houtopstanden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene plaatselijke verordening Smallingerland 2010
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-01-2011 | Nieuwe regeling | 12-01-2011 Breeduit, 27-01-2011 | 12-01-2011, nr. 12 |
In de Algemene plaatselijke verordening (Apv) zijn regels opgenomen ten aanzien van het bewaren van houtopstanden. Alle aanvragen om een vergunning voor het kappen van een boom worden getoetst aan de regels en weigeringsgronden in de Apv. Om die toetsing duidelijker te maken heeft het college beleidsregels vastgesteld. De procedure die moet worden gevolgd staat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De kapvergunning heet daarom nu formeel ook een "omgevingsvergunning voor het kappen".
In artikel 4.10B van de Apv staat dat het verboden is zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een houtopstand te vellen of te doen vellen. Een houtopstand is hakhout, een houtwal of een of meer bomen. Een boom is volgens de Apv een houtachtig, overblijvend gewas. Het verbod geldt niet voor bomen met een stamomtrek van 63 centimeter (dwarsdoorsnede van minder dan 20 cm) gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld, tenzij het een boom betreft die ter herdenking aan een bepaalde persoon of gebeurtenis is geplant of een boom die is geplant in het kader van een herplantplicht. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. Algemeen uitgangspunt is dat vergunningplichtige bomen niet worden gekapt, zonder dat daarvoor een reden wordt aangegeven. Aanvrager dient in zijn aanvraag om kapvergunning een duidelijke motivering voor de gewenste kap te geven.
In artikel 4.10D van de Apv worden een aantal weigeringsgronden genoemd op grond waarvan de vergunning in ieder geval kan worden geweigerd. Het gaat om de volgende gronden:
Op basis van een of meer van deze gronden kan een omgevingsvergunning voor het kappen geweigerd worden. Indien een houtopstand over een of meer van bovengenoemde waarden beschikt, wordt geen omgevingsvergunning voor het kappen verleend, tenzij de belangen van aanvrager zwaarder wegen dan de belangen die ten grondslag liggen aan de weigeringsgronden. Hiervan zal sprake zijn als er een zwaarwegend maatschappelijk of algemeen belang is bij de kap of er sprake is van gevaar of andere dringende redenen.
Een voorbeelden van een zwaarwegend maatschappelijk of algemeen belang zijn, is de aanleg van een nieuwe woonwijk of een weg. Voorbeelden van (acuut) gevaar zijn:
Voor bomen die in het kader van de herplantplicht zijn geplant, geldt dat zeer terughoudend wordt omgegaan met het verlenen van een omgevingsvergunning voor het kappen. Het is onwenselijk dat een boom die in het kader van een herplantplicht is geplant na bijv. een jaar al weer wordt gekapt. Deze bomen vallen ongeacht hun dwarsdoorsnede onder de vergunningplicht.
Om de weigeringsgronden in artikel 4:10B te verduidelijken, wordt hierna uitgelegd wat onder deze gronden dient te worden verstaan.
a. landschappelijke waarde van de houtopstand
De houtopstand accentueert een karakteristiek landschappelijk element of structuur of vormt een herkenningspunt in het landschap.
De houtopstand vormt een onderdeel van een boomgroep of uniforme laan- of wegbeplanting die een karakteristieke structuur in het landschap zichtbaar maakt.
b. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon
De houtopstand vormt een onderdeel van een boomgroep of uniforme laan- of wegbeplanting die een karakteristieke structuur in stad of dorp zichtbaar maakt.
De houtopstand draagt bij aan de stedenbouwkundige indeling en structuur.
De houtopstand vormt een geheel met (het) omringende gebouw (bijv. een woning) of gebouwen.
Veel bomen maken onderdeel uit van een laan- of wegbeplanting of dragen op een andere wijze bij aan een bepaalde structuur of zijn om een andere reden van waarde voor stads- en dorpsschoon of hebben een landschappelijke waarde. De kap van een of meerdere bomen betekent niet automatisch dat afbreuk wordt gedaan aan deze waarden. Bij bijvoorbeeld dunning van wegbeplanting, blijft in veel gevallen de structuur van de beplanting wel in tact. Er is in die gevallen geen reden om de vergunning te weigeren op basis van de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon of de landschappelijke waarde van de houtopstand.
c. de beeldbepalende waarde van de houtopstand
De houtopstand moet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en moet bepalend zijn voor de sfeer en het karakter van de plek. Het zou als een gemis worden ervaren als de houtopstand zou verdwijnen. Bepalend hiervoor is of de houtopstand bijzonder, zeldzaam of karakteristiek is (hoogte, dikte, vorm, leeftijd, soort) of een bijzonder standplaats heeft.
d. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand
Hieronder worden ten eerste begrepen herdenkingsbomen en markeringsbomen. Sommige bomen komen voor in lokale verhalen en legenden of hebben een bijzonder gebruik. Andere bomen hebben een duidelijk verband met de geschiedenis van een plaats of belangrijk persoon of zijn geplant ter herdenking aan een bepaalde gebeurtenis of persoon.
De houtopstand vormt een onderdeel van een cultuurhistorisch waardevol object. Bijvoorbeeld een boom op het erf bij een oude boerderij.
e. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand
De houtopstand vormt een eenheid met de omringende bomen. De resterende houtopstand zal schade ondervinden bij verwijdering van de houtopstand.
Er wordt in ieder geval gekeken naar/of:
Het college kan bij het weigeren of onder voorwaarden verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. De boomwaarde is de financiële waarde van een boom zoals getaxeerd volgend de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.
Aan een vergunning kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden. De meest voorkomende voorwaarde is een herplantplicht. In het kader van een bouwproject, waarvoor ook een bouwvergunning moet worden aangevraagd, kan aan de vergunning de voorwaarde worden verbonden, dat niet eerder mag worden gekapt dan nadat de bouwvergunning is verleend. Ook kan een voorwaarde zijn dat een vergunning vervalt 1 jaar na het onherroepelijk worden ervan.
Volgens artikel 4.10F kan een verplichting tot herplant als voorschrift aan de vergunning worden verbinden. Het al dan niet opleggen van een herplantplicht wordt per geval beoordeeld. Een boom die is geplant op basis van een herplantplicht mag niet zonder vergunning worden gekapt. Ook niet als deze een stamomtrek heeft van minder dan 63 centimeter (dwarsdoorsnede van minder dan 20 cm.).
Als een herplantplicht wordt opgelegd dan wordt standaard de maat 14/16 opgelegd. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. Betreft het bijvoorbeeld de kap van een boom met beeldbepalende waarde dan kan een afwijkende maat worden opgelegd, afhankelijk van de situatie. Hetzelfde geldt voor een herplant die wordt opgelegd in het kader van een kap zonder vergunning, ook dan kan een afwijkende maat worden opgelegd.
Aan de herplantplicht moet in principe binnen een jaar na onherroepelijk worden van de kapvergunning zijn voldaan. Bij het niet slagen moet de herplant herhaald worden. Van de termijn kan worden afgeweken indien de kap bijvoorbeeld samenhangt met een bouwplan. In dat geval kan de termijn voor herplant bijvoorbeeld ingaan op de dag van de gereedmelding van de bouw.
Volgens artikel 4.10G kan een verplichting tot herplanten worden opgelegd in het geval een houtopstand zonder vergunning is geveld, of als deze op andere wijze teniet is gegaan. Als illegale kap geconstateerd wordt, kan conform de hiervoor beschreven herplantplicht worden gehandeld.