Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Barneveld

Algemene subsidieverordening Barneveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBarneveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Barneveld
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Barneveld
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum en bron bekendmaking onbekend

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Algemene wet bestuursrecht, hoofdstuk 14

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200601-02-2012aanhangig

27-06-2006

Onbekend.

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening Barneveld

 

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    subsidie: hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    budgetsubsidie: een subsidie voor de duur van één of meerdere jaren op grondslag van producten en prestaties;

  • c.

    exploitatiesubsidie: een subsidie voor een voorziening of activiteit op grondslag van het exploitatietekort;

  • d.

    waarderingssubsidie: een stimuleringsbijdrage in een activiteit of activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten van deze activiteit(en);

  • e.

    investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van aankoop, stichting of verbouwing van accommodaties, duurzame goederen of voor het treffen van bijzondere voorzieningen;

  • f.

    raad: de gemeenteraad van Barneveld;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Barneveld;

  • h.

    instelling: een organisatie of groepering van personen, die zich de behartiging van belangen van ideële of materiële aard ten doel stelt of mede ten doel stelt en die de subsidiabele activiteiten zonder winstoogmerk uitvoert;

  • i.

    beleidsplan: een concrete en actiegerichte omschrijving van de beleidsvisie en de hoofdtaken van een instelling voor een periode van in principe vier jaar, inclusief een meerjarenprognose voor de kosten van uitvoering ervan;

  • j.

    werkprogramma: een aan het beleidsplan gekoppelde uiteenzetting van zoveel mogelijk in meetbare prestaties geformuleerde activiteiten die de instelling in een bepaald jaar biedt, inclusief een begroting;

  • k.

    investeringsplan: een aan het beleidsplan gekoppeld plan voor investering in duurzame goederen.

Artikel 2 Bevoegdheden college

  • 1.

    Het college besluit met toepassing van deze verordening tot verlening, intrekking, wijziging en vaststelling van subsidie en omtrent de daaraan te verbinden voorschriften, alsmede tot het aangaan van een privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    Het college besluit tot het instellen van een subsidieplafond en bepaalt daarbij hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het college kan nadere regels of beleidsregels stellen of voorschriften verbinden aan de verstrekking van subsidie, dan wel één of meer bepalingen van deze verordening niet van toepassing verklaren.

  • 4.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 3 Algemene voorwaarden voor subsidieverlening

Een subsidie wordt slechts verleend indien:

  • a.

    de nodige gelden door de raad beschikbaar zijn gesteld;

  • b.

    een instelling of natuurlijke persoon voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 4 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is in ieder geval van toepassing op de volgende beleidsterreinen:

    • a.

      openbare orde en veiligheid;

    • b.

      economische zaken;

    • c.

      onderwijs en educatie;

    • d.

      cultuur en recreatie;

    • e.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • f.

      volksgezondheid en milieu;

    • j.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2.

    Het college kan één of meer andere beleidsterreinen aanwijzen waarop deze verordening van toepassing is.

  • 3.

    Deze verordening is niet van toepassing op de Subsidieverordening cultuurhistorie Barneveld.

Artikel 5 Bijstelling subsidie

Een subsidie of een subsidiecomponent kan jaarlijks worden bijgesteld op basis van een door het college vast te stellen compensatiepercentage.

Paragraaf 2 De subsidieaanvraag

Artikel 6 Termijn voor subsidieaanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag van een instelling waarmee de gemeente (nog) geen subsidierelatie onderhoudt, dan wel een aanvraag voor nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten door een reeds gesubsidieerde instelling dient bij het college te worden ingediend vóór 1 februari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    Indien een subsidie voor één of meer kalenderjaren is verstrekt, wordt de subsidieaanvraag voor dezelfde activiteiten of prestaties in een nieuwe subsidieperiode bij het college ingediend vóór 1 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid dient voor een subsidie met een incidenteel karakter van de activiteiten de aanvraag door de instelling bij het college te worden ingediend uiterlijk 13 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 7 Meldingsplicht andere subsidieaanvragen

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 8 Budget- of exploitatiesubsidie

Een budgetsubsidie of een exploitatiesubsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 9 Aanvraag budget- of exploitatiesubsidie

  • 1.

    De aanvraag van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten betrekking hebbend op het subsidiejaar, alsmede de balans en winst- en verliesrekening uit het voorgaande boekjaar;

    • b.

      een werkprogramma, betrekking hebbend op het subsidiejaar.

  • 2.

    Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

  • 3.

    Indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, gaat de aanvraag voorts in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b.

      een beleidsplan;

    • c.

      de jaarverslagen en de jaarrekeningen over de voorafgaande drie jaren.

Artikel 10 Aanvraag investeringssubsidie

  • 1.

    De aanvraag van een investeringssubsidie dient bij het college te worden ingediend uiterlijk 1 februari van het jaar voorafgaande aan dat waarin de beoogde investering plaatsvindt.

  • 2.

    De aanvraag van een investeringssubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een begroting van inkomsten en uitgaven met toelichting met betrekking tot de voorziening waarvoor subsidie wordt gevraagd, alsmede een balans en winst- en verliesrekening over het voorgaande boekjaar;

    • b.

      een beleidsplan en een investeringsplan, die betrekking hebben op de voorziening waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • c.

      een afschrift van de oprichtingsakte of van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd.

Artikel 11 Aanvraag waarderingssubsidie

De aanvraag van een waarderingssubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een voorziene begroting van baten en lasten met toelichting;

  • b.

    een gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten van het laatste afgesloten boekjaar met toelichting;

  • c.

    indien de subsidie door een instelling wordt aangevraagd en er geen subsidie werd aangevraagd vóór het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar: een afschrift van de oprichtingsakte of van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd.

Paragraaf 3 De subsidieverlening

Artikel 12 Subsidieverlening

De beschikking tot subsidieverlening bevat het bedrag van de subsidie, het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend en een omschrijving van de activiteiten óf producten en prestaties waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

Artikel 13 Weigering subsidie

De subsidieverlening wordt geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 14 Beslistermijn budget- of exploitatiesubsidie

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een budget of exploitatiesubsidie vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd.

  • 2.

    Een budgetsubsidie kan voor één of meer kalenderjaren met een maximum van vier jaren worden verleend.

  • 3.

    Het college kan de beslistermijn van het eerste lid tot 1 april van het daarop volgende jaar verdagen.

Artikel 15 Bijstelling budgetsubsidie

Een budgetsubsidie wordt voor de totale periode van verlening als één geheel beschouwd en bij een meerjarige looptijd jaarlijks bijgesteld aan de hand van de in artikel 5 genoemde compensatiemethodiek.

Artikel 16 Beslistermijn investeringssubsidie

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om investeringssubsidie vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan deze beslistermijn met een redelijke termijn verdagen.

Paragraaf 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 17 Meewerken aan onderzoek

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een door of namens het college ingesteld onderzoek dat is gericht op de ontwikkeling van het beleid, de kwaliteit of de effecten van de gesubsidieerde activiteiten of producten.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek van de rekenkamer en aan de accountantscontrole van de gemeente.

Artikel 18 Toestemmingsvereiste budget- en exploitatiesubsidie

  • 1.

    De subsidieontvanger van een budget- of exploitatiesubsidie behoeft de toestemming van het college voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de lasten daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie.

    • e.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij zij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • f.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • g.

      het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van haar surséance van betaling.

  • 2.

    Het college beslist binnen acht weken omtrent de toestemming.

  • 3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 4.

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 19 Brandverzekering budget- en exploitatiesubsidie

De subsidieontvanger van een budget- of exploitatiesubsidie is verplicht zijn roerende en onroerende bezittingen op basis van herbouwwaarde tegen brandschade te verzekeren en verzekerd te houden.

Artikel 20 Egalisatiereserve budgetsubsidie

  • 1.

    De subsidieontvanger van een budgetsubsidie kan een egalisatiereserve vormen.

  • 2.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3.

    De subsidieontvanger is ter zake van de egalisatiereserve tegenover de gemeente vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen, indien:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • b.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • c.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 4.

    De vergoeding als bedoeld in het derde lid wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

  • 5.

    Indien voorafgaand aan de subsidieverlening voorzieningen zijn gevormd, kunnen deze als egalisatiereserve worden opgenomen in de begroting, de jaarrekening en de balans van de subsidieontvanger.

Paragraaf 5 De subsidievaststelling

Artikel 21 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1.

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig paragraaf 6.

  • 2.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten of producten en prestaties waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Artikel 22 Hoogte subsidievaststelling

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten dan wel de producten en prestaties waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen en voorschriften;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die naar het oordeel van het college in redelijkheid niet noodzakelijk zijn bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 23 Termijn indienen aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    De ontvanger van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie dient vóór 1 april volgend op elk jaar waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid dient de instelling de aanvraag tot vaststelling van een subsidie met een incidenteel karakter bij het college in te dienen binnen dertien weken na de geplande afloop van de activiteit.

  • 3.

    Indien de aanvraag na afloop van de in het eerste of tweede lid genoemde termijn niet is ingediend, kan het college de subsidieontvanger een redelijke termijn stellen binnen welke de aanvraag alsnog moet zijn ingediend.

  • 4.

    Indien na afloop van de in het derde lid bedoelde termijn geen aanvraag is ingediend, wordt de subsidie ambtshalve lager vastgesteld tot maximaal de reeds betaalde bedragen dan wel ingetrokken.

Artikel 24 Indienen bescheiden budget- en exploitatiesubsidie

  • 1.

    De aanvraag van een beschikking tot vaststelling van een budget- of exploitatiesubsidie gaat vergezeld van:

    • a.

      een door het bestuur gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten en een toelichting op deze stukken;

    • b.

      een activiteitenverslag, waarin inzicht wordt gegeven in hoeverre de te verrichten activiteiten en prestaties zijn gehaald en of met de activiteiten de in het werkprogramma gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd, alle betrekking hebbend op het afgelopen boekjaar.

  • 2.

    De in het eerste lid, onder a bedoelde rekening van baten en lasten dient op dezelfde wijze te zijn ingedeeld als de voor dat boekjaar ingediende begroting.

  • 3.

    Het college kan een accountantsverklaring vragen dan wel een verslag van een onafhankelijke kascommissie.

Artikel 25 Beslistermijn subsidievaststelling

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken op een aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Het college kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid met een redelijke termijn verdagen.

Artikel 26 Vaststelling investeringssubsidie

  • 1.

    De ontvanger van een investeringssubsidie dient binnen dertien weken nadat de activiteit heeft plaatsgehad dan wel de voorziening is gerealiseerd waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college.

  • 2.

    Artikel 24, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De aanvraag van een beschikking tot vaststelling van een investeringssubsidie gaat vergezeld van een gespecificeerde opgave van de werkelijke kosten met de daarbij behorende bewijsstukken.

Artikel 27 Aanvraag en vaststelling waarderingssubsidie

  • 1.

    De aanvraag van een waarderingssubsidie wordt aangemerkt als ingediende aanvraag tot vaststelling van zulk een subsidie.

  • 2.

    De beschikking tot het verlenen van een waarderingssubsidie wordt aangemerkt als een beschikking tot vaststelling van de subsidie.

Paragraaf 6 Betaling en verrekening

Artikel 28 Betaling en verrekening

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaalbaar gesteld.

Artikel 29 Voorschotverlening

  • 1.

    Het college kan voorschotten verlenen.

  • 2.

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 30 Inwerkingtreding verordening, intrekking oude verordening, overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2006.

  • 2.

    Op dat tijdstip wordt de Algemene Subsidieverordening gemeente Barneveld van 11 december 2001 ingetrokken.

  • 3.

    Subsidiebesluiten, genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij werden genomen, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 4.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een subsidie is ingediend en vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, is daarop de onderhavige verordening van toepassing, tenzij het college van oordeel is dat de aanvrager daardoor in zijn belangen wordt geschaad. In dat laatste geval handelt het college overeenkomstig de ingetrokken verordening.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 juni 2006.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting op de algemene subsidieverordening

1. Algemeen

In dit algemeen deel wordt ingegaan op de onderwerpen die van belang zijn voor de toelichting op de totale Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld (ASV). De meer specifieke inhoudelijke onderwerpen worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij de ASV of in de toelichting op de beleidsregels en het Uitvoeringsbesluit subsidies.

Nu wordt in gegaan op:

  • -

    de relatie met de Algemene wet bestuursrecht

  • -

    het fundament van de verordening

  • -

    het subsidiebegrip en de -vormen

  • -

    het gemeentelijk subsidiebeleid

  • -

    de bevoegdheidsverdeling tussen raad en college

  • -

    het proces van subsidieverlening

  • -

    het uitvoeringsbesluit subsidies

  • -

    rechtsbescherming

  • -

    invoering van de ASV

2. Relatie met de Algemene wet bestuursrecht

De Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld (ASV) moet rekening houden met de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidieprocedure die ook rechtstreeks van toepassing zijn op de subsidieverstrekking door de gemeente. In de subsidieverordening is de hoofdindeling van het in de wet vastgelegde subsidieproces gevolgd. Die indeling heeft betrekking op de stappen aanvraag, verlening, vaststelling en betaling.

Ter voorkoming van misverstanden wordt er nog op gewezen dat het bovenstaande niet betekent dat alle aspecten van de subsidieprocedure zijn opgenomen in deze verordening. De ASV beperkt zich tot de bestuurlijke besluitvorming over subsidieverstrekking. Zo is bijvoorbeeld de regeling van de rechtsbescherming (bezwaar en beroep op de rechter) niet opgenomen.

3. Fundament van de ASV

3 Wettelijk voorschrift als subsidiegrondslag

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is in beginsel een wettelijk voorschrift vereist dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Op dit uitgangspunt bestaan voor het gemeentelijk subsidiebeleid de volgende uitzonderingen:

  • a.

    Een wettelijk voorschrift is niet vereist indien de gemeentebegroting de subsidie ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld vermeldt.

  • b.

    Een wettelijk voorschrift is bovendien niet vereist in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt. De combinatie van het vaststellen van beleidsregels door de gemeenteraad en de vaststelling van deze verordening voorziet in de noodzakelijke wettelijke basis.

4. Het subsidiebegrip en de subsidievormen

4.1 Het subsidiebegrip

De subsidieverordening verwijst voor het begrip subsidie naar de Awb. De wet hanteert het volgende subsidiebegrip:

"Een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan van de gemeente verstrekt aan een al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende instelling of aan een natuurlijk persoon ten behoeve van bepaalde activiteiten van de subsidieontvanger, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten."

Voor de inkadering van het gemeentelijk subsidiebeleid is het belangrijk dat een aantal aspecten van het subsidiebegrip nader worden toegelicht. Achtereenvolgens worden toegelicht:

  • a.

    aanspraak op financiële middelen;

  • b.

    door de gemeente verstrekt;

  • c.

    rechtspersoon;

  • d.

    activiteiten van de subsidie-ontvanger;

  • e.

    de betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten.

a. Aanspraak op financiële middelen

In het algemeen ontstaat een aanspraak op financiële middelen door een besluit van het gemeentebestuur (raad of college) dat een activiteit wordt gesubsidieerd. Als dat besluit genomen is, is de gemeente verplicht subsidie te betalen na uitvoering van de subsidiabele activiteit onder de gestelde voorwaarden. Daarop vooruitlopend kan een voorschot worden verstrekt. Door een beschikking tot subsidiëring wordt een besluit voor de individuele subsidieaanvrager genomen en ontstaat de aanspraak op financiële middelen. Zie ook paragraaf 6 (Bevoegdheidsverdeling tussen raad en college).

b. Door de gemeente verstrekt

Van subsidie is alleen sprake als de gemeente financiële middelen verstrekt. Geld van particulieren, zoals fondsen en instellingen, vallen niet onder het subsidiebegrip van de ASV. Op eze regel bestaat één uitzondering, namelijk als de situatie zich voordoet dat een particuliere organisatie - op basis van een door de gemeenteraad genomen besluit - gelden verstrekt in het kader van de uitoefening van een publieke taak.

c. Rechtspersoon

In de verordening is het uitgangspunt dat belangrijke subsidies (budget- en exploitatiesubsidies) alleen worden toegekend aan rechtspersonen. Echter bij afzonderlijke verordening of een collegebesluit kan ook subsidie worden toegekend aan -in juridische zin- individuele natuurlijke personen. De Awb maakt dit nodig; zo wordt landelijke wetgeving aangepast en worden gemeenten verplicht ook subsidies aan natuurlijke personen te verstrekken (bijvoorbeeld voor herstel van monumenten).

d. Activiteiten van de subsidieontvanger

Subsidie wordt verstrekt voor concrete activiteiten van de subsidieaanvrager. Die activiteiten zullen in de subsidiebeschikking worden vermeld, zodanig dat de bestedingsrichting van de subsidie duidelijk is. Dit betekent dat bijvoorbeeld bijstandsuitkeringen verstrekt als algehele of aanvullende inkomensvoorziening en donaties niet onder het subsidiebegrip vallen omdat de activiteiten niet zijn benoemd.

Subsidiabele activiteiten dienen te passen binnen het gemeentelijk subsidiebeleid. Doorgaans zullen subsidiabele activiteiten in overwegende mate ten dienste te staan van de totaliteit van de inwoners van de gemeente (het algemeen belang) of van groepen of van individuele inwoners. Activiteiten die hier niet aan voldoen komen in beginsel niet voor subsidie in aanmerking. Dit uitgangspunt wordt nader geconcretiseerd in de beleidsregels.

e. De betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten

De leveringen van goederen en diensten (als activiteiten) zijn uitgezonderd van het subsidiebegrip omdat deze op commerciële basis én in het directe belang van de gemeente als privaatrechtelijk rechtspersoon worden geleverd. De uitzondering is beperkt tot de levering aan de gemeente. Als binnen de activiteit, voor de financiering waarvan door een instelling of persoon een beroep wordt gedaan op de gemeente, valt het op commerciële basis aan een derde leveren of verkrijgen van een voorziening, product of dienst is sprake van subsidie.

4.2 De subsidievormen

In de ASV wordt een onderscheid gemaakt in een aantal subsidievormen. Dat zijn:

  • -

    budgetsubsidies

  • -

    exploitatiesubsidies;

  • -

    investeringssubsidies

  • -

    waarderingssubsidies.

Deze subsidievormen worden in de ASV in procedurele zin verder uitgewerkt. Doordat incidentele subsidies nu gezien worden als verbijzondering van de gehanteerde subsidievormen, is de overgang van een incidenteel subsidie naar een reguliere subsidierelatie niet groot. Die overgang is in zijn algemeenheid aan de orde als aan een subsidieontvanger gedurende drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten.

5. Subsidiebeleid

De ASV is van toepassing op de in de verordening genoemde beleidsterreinen (zie artikel 4). Tevens wordt in de verordening bepaald dat de raad beleidsregels vaststelt, waarin het subsidiebeleid beschreven wordt. Vooral op basis van hogere regelgeving blijft het mogelijk dat bijzondere subsidieverordeningen door de raad worden vastgesteld; deze verordeningen dienen echter te passen binnen de kaders van de ASV, uiteraard voor zover hogere wetgeving niet anders bepaalt.

De Awb verstaat onder een beleidsregel een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Een beleidsregel is flexibeler dan een algemeen verbindend voorschrift, zoals een (bijzondere) subsidieverordening.

In het gemeentelijk subsidiebeleid is het begrip beleidsregel een nieuw begrip dat primair in de plaats komt van subsidiëring op basis van deelverordeningen en dat daarnaast (verplicht) de beleidsinhoudelijke criteria aangeeft die de gemeente hanteert voor subsidieverlening. Een beleidsregel is globaal opgebouwd uit de volgende componenten:

  • -

    vermelding beleidsterrein

  • -

    beleidsdoelstelling op productniveau

  • -

    subsidiabele activiteiten/producten

  • -

    de van toepassing zijnde subsidievorm

  • -

    specifieke voorschriften, bijvoorbeeld beleidsinhoudelijke criteria, (de wijze van) het hanteren van een subsidieplafond, een financiële ondergrens voor subsidiëring, regels voor de verdeling van het beschikbare subsidiebudget.

6. Het proces van subsidiëring

6.1 Algemeen procedurele aspecten

In de ASV wordt vooral het subsidieproces beschreven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende subsidiemethoden: budgetsubsidie, exploitatiesubsidie, investeringssubsidie en waarderingssubsidie. Aan de subsidievorm wordt de procedure gekoppeld. Insteek daarbij is het vaststellen van een zo eenvoudig mogelijke procedure en toepassing ervan. Om de handelingen beperkt te houden is uitgegaan van een uitgebreide procedure alleen voor de budget- en exploitatiesubsidies en daarnaast een beperkte procedure voor alle overige subsidies. Daarbij wordt opgemerkt dat de zwaarte van de subsidieprocedure bepaald wordt door het aantal handelingen in het proces van subsidiëring, de vereisten en verplichtingen en de in te dienen stukken. Een aantal van die aspecten wordt nader uitgewerkt in door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen Uitvoeringsbesluiten. Vereenvoudiging en/of versnelling van de procedure kan nog plaatsvinden door toepassing van de mandaatregeling.

6.2 Kernelementen

1. Aanvraag

Een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen. De Awb geeft regels waaraan een aanvraag moet voldoen. Het gaat dan onder meer om de verplichting voor de aanvrager voldoende informatie te verschaffen. In de verordening zijn op dit punt nadere -op de verschillende subsidievormen toegesneden- bepalingen opgenomen. Ook zijn daarnaast regels opgenomen met betrekking tot de termijn waarbinnen een aanvraag moet worden ingediend en waarbinnen op de aanvraag dient te worden beslist. Onderscheid wordt gemaakt tussen de aanvraag van een beschikking tot subsidieverlening en de aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling. Een aanvraag wordt, zo bezien, gekenmerkt door eenzijdigheid. Deze eenzijdigheid doet niet geheel recht aan de bestaande praktijk bij de budget- en exploitatiesubsidies.

Formeel beslist weliswaar de aanvrager wanneer en waarvoor een aanvraag wordt ingediend. Vooral bij omvangrijke subsidies wordt evenwel veel waarde gehecht aan overleg tussen de gemeente en de gesubsidieerde instellingen, juist ook in het stadium vóór de subsidieverlening. Tijdens het overleg wordt getracht zoveel mogelijk overeenstemming te verkrijgen over de door een instelling te leveren prestaties en het daarvoor door de gemeente te verlenen subsidiebedrag. In dat kader kan nog worden opgemerkt dat naarmate een gesubsidieerde instelling professioneler is, deze in de onderhandeling meer invloed heeft op de overeen te komen prestaties. Vanuit vakinhoudelijke deskundigheid is de instelling het best in staat om in te schatten wat nodig is om het door de gemeente beoogde beleidsresultaat te bereiken. Het is dan ook mogelijk om de beoogde maatschappelijke effecten onderdeel te laten uitmaken van de onderhandelingen en daarmee ook van de door de ontvanger van subsidie te geven rekening en verantwoording achteraf. Het resultaat van dit onderhandelingsproces wordt neergelegd in budgetsubsidie-afspraken, die vervolgens een onlosmakelijk onderdeel zijn van de (meerjarige)beschikking tot subsidieverlening.

Een budgetsubsidie-afspraak is niet hetzelfde is als de in de ASV verankerde uitvoeringsovereenkomst. Op de uitvoeringsovereenkomst wordt hierna in punt 2 (subsidieverlening) teruggekomen. Een bijzonder aspect wordt gevormd door het hanteren van het zogenaamde offertemodel bij subsidiëring. Het offertemodel betekent dat meerdere instellingen worden uitgenodigd om voor een concreet beschreven activiteit een offerte uit te brengen op basis van een vooraf vastgestelde procedure. Die offerte bestaat uit een omschrijving van activiteiten (werkplan) en een kostenopgave (begroting). De uitgebrachte offertes worden vervolgens beoordeeld, waarna één van de instellingen wordt uitgenodigd een subsidieaanvraag in te dienen. Pas daarna treedt de ASV formeel in werking. Op de hier beschreven manier dient het offertemodel te worden beschouwd als een voorfase op de subsidieprocedure. Die voorfase is inhoudelijk en oriënterend van karakter en is nog niet direct gericht op het totstandkomen van een subsidierelatie.

2. Subsidieverlening

De subsidieverlening is geregeld in paragraaf 3. De beschikking tot subsidieverlening houdt in dat de aanvrager een aanspraak op financiële middelen verkrijgt, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en zich aan hem opgelegde verplichtingen houdt. De subsidieverlening is niet voorlopig of vrijblijvend. Indien de subsidieontvanger de activiteiten verricht en de verplichtingen nakomt, kan in beginsel niet op de subsidieverlening worden teruggekomen.

De ASV maakt het mogelijk dat -bij budget- en exploitatiesubsidies- naast de beschikking tot subsidieverlening een (privaatrechtelijke) uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten. In die gevallen bepaalt de verordening dat in de beschikking tot subsidieverlening de opschortende voorwaarde wordt opgenomen dat een overeenkomst tot stand komt.

Een uitvoeringsovereenkomst kan nodig zijn in de volgende situaties:

  • a.

    als sprake is van een subsidie in de vorm van een krediet of een garantie;

  • b.

    het noodzakelijk is dat de te subsidiëren activiteiten daadwerkelijk worden uitgevoerd.

In de praktijk zal de eerste situatie zich niet vaak voordoen. Toepassing op grond van punt b komt echter wel voor. In die gevallen biedt de uitvoeringsovereenkomst de mogelijkheid om het verrichten van de activiteiten zo nodig te vorderen via de civiele rechter. Hieraan kan behoefte bestaan indien de activiteit bestaat uit het verschaffen van door de gemeente essentieel geachte voorzieningen, en (dreiging met) intrekking van de subsidie geen effectieve sanctie is. Dit kan zich voordoen indien het aanbieden van de desbetreffende voorziening niet eenvoudig door anderen of de gemeente zelf kan worden overgenomen.

De uitvoeringsovereenkomst is geen doublure van de beschikking. De beschikking moet in ieder geval een aantal essentiële elementen bevatten, zoals een aanduiding van de activiteiten, de periode van subsidieverlening en - voor zover niet neergelegd in een wettelijk voorschrift - de verplichtingen, alsmede het subsidiebedrag of de wijze waarop dit wordt berekend. De beschikking is de basis voor de aanspraak op subsidie en de betaling. De beschikking is ook de basis voor de toetsing door de bestuursrechter. Denkbaar is dat een en ander in de beschikking in meer algemene zin wordt aangeduid en in de overeenkomst verder wordt uitgewerkt. Voor het overige zal de verdeling van bepalingen over beschikking en overeenkomst afhangen van de aard van de materie en het doel van de overeenkomst. Wordt met de overeenkomst beoogd dat bepaalde activiteiten daadwerkelijk worden verricht, dan ligt het voor de hand bepalingen die betrekking hebben op deze activiteiten in de overeenkomst op te nemen. Aan de subsidieverlening en aan de subsidievaststelling worden verplichtingen verbonden.

Algemene en - voor budget- en exploitatiesubsidies - aanvullende verplichtingen zijn opgenomen in paragraaf 4 van de verordening. De verplichtingen zijn de standaard bepalingen die in het algemeen van toepassing zijn. Daarnaast kunnen aan de subsidiëring bijzondere verplichtingen worden verbonden die inhoudelijk van belang zijn voor het doel waarvoor wordt gesubsidieerd. Deze verplichtingen zijn als zodanig niet gebaseerd op de verordening en zullen (gewoonlijk na overleg met de subsidieontvanger) worden vastgelegd in de beschikking.

3. Subsidievaststelling

In de beschikking tot subsidievaststelling wordt definitief vastgelegd dat de subsidieontvanger subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag. Daarvoor zal het nodig zijn vast te stellen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat de opgelegde verplichtingen zijn vervuld. Die vaststelling wordt mede gebaseerd op de grondslag van de subsidievorm. Zo zal bij budgetsubsidie bij de vaststelling de controle zich richten op de uitvoering van producten en prestaties. Bij een exploitatiesubsidie wordt de uitgevoerde activiteit en de (financiële) exploitatie beoordeeld. investeringssubsidies worden vastgesteld na realisering van de voorziening of activiteit en de daaraan gekoppelde financiële verantwoording. Vaststelling is in die gevallen dus steeds achteraf. Bij waarderingssubsidies geldt daarentegen dat voldaan moet worden aan de geformuleerde criteria om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.

4. Uitbetaling en voorschotverlening

Op grond van de beschikking tot subsidievaststelling vindt de betaling van de subsidie plaats. Daaraan voorafgaand kunnen bij de subsidieverlening voorschotten zijn toegekend.

6.3 Termijnen

De ASV geeft termijnen voor de indiening van aanvragen tot subsidieverlening/vaststelling en termijnen voor afdoening van die aanvragen. Dat laatste is gebaseerd op de wettelijke bepalingen van de Awb. De afdoeningtermijnen gaan pas in zodra de aanvraag compleet is. De termijnen zijn gekozen in overeenstemming met de in de gemeente bestaande besluitvormingspraktijk, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met wat voor de subsidieontvangers het meest praktisch of haalbaar is. Voor jaarlijkse subsidieontvangers van een budget- en exploitatiesubsidie zijn de termijnen voor indiening van jaarrekening/jaarverslag en de termijn voor indiening van werkprogramma en begroting uit elkaar getrokken. Dat sluit in feite aan op de in het algemeen gangbare praktijk en op de gemeentelijke planningscyclus. De naleving van deze termijnen is overigens cruciaal. Als de termijnen worden overschreden kan geen rechtmatig subsidiebesluit worden genomen, tenzij een afzonderlijk ontheffingsbesluit is genomen. In de ASV worden nu de volgende termijnen gehanteerd:

 

 

 

 

handeling

budget-/exploitatie subsidie

Waarderings subsidie

Investerings subsidie

aanvraag tot verlening actie instelling

voor 01.02 van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar) of bij voortzetting bestaande subsidie voor 01-09 van het voorafgaande aan het subsidiejaar

voor 01.02 van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar of 13 weken voor de activiteit

voor 01.02 of 13 weken voorafgaand aan activiteit/ voorziening

beschikking tot toekenning actie gemeente

voor 31.12 t.b.v. het nieuwe subsidiejaar)

-

idem of 8 weken

aanvraag tot vaststelling actie instelling

voor 01.04

-

13 weken na afloop van activiteit voorziening

beschikking tot vaststelling actie gemeente

binnen 8 weken

= verlening binnen 8 weken

binnen 8 weken

6.4 Ontheffingen

De ASV is zoveel mogelijk van toepassing op alle gemeentelijke subsidies. Daarom moet in bijzondere situaties ontheffing van de ASV-bepalingen mogelijk zijn. Voor een aantal onderdelen is dat uitdrukkelijk in de verordening opgenomen. De ASV hanteert de mogelijkheid van ontheffing van een bepaling voor:

  • -

    de indieningtermijnen

  • -

    de aanvraag en de in te dienen stukken

  • -

    de verplichtingen verbonden aan de subsidiëring.

Bij het verlenen van ontheffing van een bepaling kan er een onderscheid worden gemaakt tussen een algemene ontheffing en een ontheffing op verzoek van de aanvrager.

7. Rechtsbescherming

Het subsidieproces kenmerkt zich als een geheel van overlegsituaties, beschikkingen, afspraken etc. Dit vloeit voort uit de opzet om door middel van overleg tussen de gemeente en de instellingen tot een goede invulling te komen van de rechten en plichten die over en weer bestaan. Het is hierdoor voor de betrokkenen en eventuele derdebelanghebbenden evenwel niet altijd even eenvoudig om te beoordelen wanneer bezwaar of beroep mogelijk is. Dit rechtvaardigt dat in deze toelichting wordt stilgestaan bij de rechtsbescherming. Publiekrechtelijk In het subsidieproces onderscheiden we een drietal momenten waarop rechtsbescherming bij de bestuursrechter bestaat. De subsidieverlening, de subsidievaststelling en de voorschotverlening zijn beschikkingen waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Ook tegen de weigering, intrekking of wijziging van deze beschikkingen is bezwaar en beroep mogelijk. In deze gevallen worden de betrokkenen geïnformeerd via de zogenaamde bezwaarschriftbijsluiter, waarin opgenomen op welke wijze bezwaar tegen de beschikking gemaakt kan worden.

Privaatrechtelijk

De betalingen van de subsidie en voorschotten zijn uitvoeringshandelingen. De civiele rechter is hier competent. Hiertegen is geen bezwaar en beroep mogelijk. Ook met betrekking tot geschillen over een uitvoeringsovereenkomst is de civiele rechter bevoegd. Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is uitgemaakt dat tegen een besluit van een bestuursorgaan tot terugvordering van subsidie beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. De Raad komt met deze uitspraak terug op eerdere jurisprudentie.

Deel 2: Artikelsgewijze toelichting

In dit deel wordt de ASV waar nodig per artikel nader toegelicht. De tekst is dusdanig opgesteld dat de toelichting een aanvulling beoogd te zijn op de tekst van de ASV en de algemene toelichting. Als sprake is van een nadere uitwerking in het Uitvoeringsbesluit subsidies wordt daarnaar eveneens verwezen.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.

Voor een toelichting op het begrip subsidie wordt verwezen naar paragraaf 4.1 van de algemene toelichting. De wetstekst en de daarvoor geldende toelichting en jurisprudentie zijn bepalend. Gelet op de uniformerende werking die dient uit te gaan van de Algemene subsidieverordening, is het wenselijk om voor onder meer de begrippen/documenten beleidsplan, werkprogramma en investeringsplan een algemene omschrijving te gebruiken. Een aantal daarvan afgeleide begrippen of documenten - bijvoorbeeld jaarverslag, begroting, rekening en balans - worden niet nader gedefinieerd omdat de duiding daarvan het best op basis van beleidsplan, werkprogramma en/of investeringsplan kan worden bepaald en dus per subsidie kan verschillen. Waar nodig worden deze begrippen in de ASV en in het Uitvoeringsbesluit subsidies nader uitgewerkt en in relatie tot elkaar gebracht.

Artikel 3

In dit artikel zijn enige - bijna vanzelfsprekende - kernuitgangspunten voor het verlenen van subsidie vastgelegd:

  • -

    de raad moet de nodige gelden beschikbaar hebben gesteld.

  • -

    de te subsidiëren instelling of persoon moet voldoen aan de bepalingen van de ASV en de daaruit voortvloeiende richtlijnen en nadere voorschriften.

Artikel 4

Dit artikel geeft aan voor welke beleidsterreinen de verordening in ieder geval van kracht is. Ook wordt aangegeven waar deze niet van kracht is. Dat laatst heeft te maken met de bijzondere aard van de desbetreffende beleidsvelden en daarbij behorende regelgeving, die toepassing van de algemene subsidieverordening alleen maar extra complicerend zou maken.

Artikel 5

Het college kan dit vastleggen in uitvoeringsvoorschriften.

Paragraaf 2 De subsidieaanvraag

In deze paragraaf wordt bepaald aan welke vereisten alle soorten subsidieaanvragen moeten voldoen.

Artikel 6

In dit artikel wordt geregeld, dat jaarlijks een subsidieaanvraag moet worden ingediend. Die verplichting bestaat ook als een beschikking tot verlening van een meerjarig budgetsubsidie is afgegeven. Wat betreft de termijnen is aansluiting gezocht bij de bestaande budgetcyclus. Dat wil zeggen dat zaken die voor het eerst in de gemeentebegroting moeten worden opgenomen (in gemeentelijk taalgebruik: nieuw beleid of substantiële uitbreiding van bestaand beleid) in een zeer vroeg stadium moeten worden aangekaart. Om die zaken te kunnen betrekken bij de meerjarenramingen net voor de zomer, zullen zij uiterlijk vóór 1 februari van het jaar voorafgaande aan het beoogde begrotingsjaar bekend moeten zijn. Dan kunnen de aanvragen namelijk meegenomen worden bij de prioriteitenstelling door burgemeester en wethouders en vervolgens de gemeenteraad. Als het voornemen tot subsidiëring van de aangevraagde activiteit of investering bestaat, wordt bij de vaststelling van de meerjarenraming in beginsel bepaald in welk jaar daarvoor middelen beschikbaar kunnen komen. Bij de vaststelling van de jaarbegroting ieder jaar in november besluit de gemeenteraad concreet om voor het komende jaar budgetten beschikbaar te stellen. Instellingen die al een subsidierelatie met de gemeente hebben, kunnen wat betreft nieuwe investeringen of belangrijke beleidsuitbreidingen volstaan met een schriftelijke aanvraag met kostenraming van de nieuwe voorziening vóór 1 februari. De definitieve instellingsbegroting met de aanvraag voor de reguliere subsidie moet voor 1 september van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar worden ingediend. Daarmee wordt voor de instelling werk bespaard, omdat bij het opstellen van de begroting al bekend is wat het (meerjaren)beleid van de gemeente op hoofdlijnen is. In lid 3 wordt bepaald, dat aanvragen voor een incidenteel subsidie ingediend kunnen worden tot 13 weken voorafgaand aan de start van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Dit betreft de algemene norm die geldt voor alle subsidies met een incidenteel karakter; in de praktijk is het nodig dat kan worden afgeweken van deze termijn. Hierbij dient te worden aangetekend dat ook voor deze incidentele subsidies geldt dat honorering van de aanvraag moet passen binnen het (in beleidsregels) vastgestelde beleid en er financiële dekking in de begroting aanwezig moet zijn. Een uitzondering daarop is wel mogelijk maar zal - zeker wanneer het gaat om een substantieel bedrag - slechts tot het door de aanvrager beoogde resultaat leiden als de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd onontbeerlijk, onuitstelbaar en onvoorzienbaar is.

Artikel 7

Dit artikel regelt dat de subsidieaanvrager verplicht is te melden dat hij bij andere bestuursorganen subsidie heeft aangevraagd. Deze verplichting is voor alle subsidieaanvragen van belang.

Artikel 8

Het vereiste van rechtspersoonlijkheid wordt in de verordening beperkt tot de structurele ("zware") subsidies (budgetsubsidie en exploitatiesubsidie). Dat neemt niet weg dat ook bij investerings- en waarderingsubsidies doorgaans sprake zal zijn van een rechtspersoon als ontvanger. Alleen waneer sprake is van de uitvoering van wettelijke regelingen of van incidentele uitzonderingsgevallen zal subsidie worden toegekend aan een natuurlijk persoon.

Artikel 9 en 10

Deze artikelen bevatten een opsomming van de stukken, die nodig zijn voor de beoordeling van de subsidieaanvraag. De subsidieaanvrager dient een werkprogramma en een begroting van baten en lasten te overleggen, die betrekking hebben op het nieuwe boekjaar. Als een investeringssubsidie wordt aangevraagd door een aanvrager waarmee al een subsidierelatie bestaat, kan worden volstaan met een aanvulling op de reeds eerder ingediende stukken. In de subsidieaanvraag kan daarnaar worden verwezen. Die stukken dienen duidelijkheid te verschaffen over de bevoegdheden (en de aansprakelijkheid) van de subsidieaanvrager over de voorziening waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders dient de aanvrager de gelegenheid te bieden om binnen een te stellen (redelijke) termijn de aanvraag aan te vullen. De ASV geeft daarvoor geen termijn. In de praktijk zal hiervoor afhankelijk van de nog te leveren gegevens aan een termijn van veertien dagen tot een maand moeten worden gedacht. De termijnen, waarbinnen volgens de verordening op een aanvraag dient te worden beslist, worden opgeschort met ingang van de dag waarop burgemeester en wethouders de aanvrager hebben verzocht de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Paragraaf 3 de Subsidieverlening

De paragraaf omtrent de subsidieverlening regelt verleningen voor budget- en exploitatiesubsidies en investeringssubsidies. Waarderingssubsidies worden direct vastgesteld

Artikel 12

In dit artikel is bepaald dat bij alle subsidies, dus ook bij structurele subsidies als de exploitatieen budgetsubsidie, dient te worden aangegeven voor welk tijdvak een subsidie wordt verleend. Deze bepaling is ontleend aan de Awb die voorschrijft dat het tijdvak van subsidieverlening in de beschikking wordt vermeld. Ook moet worden aangegeven voor welke activiteiten óf producten subsidie wordt verleend.

Artikel 15

In dit artikel worden enkele specifieke kenmerken van de budgetsubsidie uitgewerkt. Eén van die bijzondere kenmerken is dat een budgetsubsidie voor de totale periode van verlening als één geheel wordt beschouwd. Het is van belang goed in het oog te houden dat de bijstelling van de budgetsubsidie als bedoeld in het eerste lid niet leidt tot een nieuwe subsidiebeschikking. De bijstelling brengt namelijk geen zelfstandig rechtsgevolg met zich mee, omdat zij rechtstreeks is gebaseerd op de verordening. Ook is op basis van deze bepaling geen (tussentijdse) afrekening op grond van werkelijk geleverde producten en uitgevoerde prestaties mogelijk. Zulke producten en prestaties zijn een onderwerp van de evaluatie in het laatste jaar van de budgetsubsidieperiode.

Artikel 16

In dit artikel wordt een expliciete regeling getroffen voor de beschikking tot subsidieverlening bij deze subsidievorm.

Paragraaf 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De in de ASV opgenomen verplichtingen zijn in belangrijke mate gebaseerd op de Awb.

Artikel 17

In dit artikel wordt de medewerking aan onderzoeken vastgelegd. Die onderzoeken richten zich op het ontwikkelen van het beleid, maar ook op de kwaliteit en/of de effecten van de gesubsidieerde activiteiten of producten. Dit laatste is vooral van betekenis als met meer instellingen meerjarige budgetsubsidie-afspraken worden gemaakt. Een dergelijk onderzoek kan ook worden uitgevoerd via visitatie van de gesubsidieerde instelling of via een periodieke doorlichting. Nieuw is dat de ontvanger van subsidie ook moet meewerken aan onderzoek door de gemeentelijke rekenkamer. Deze bepaling is het gevolg van de dualisering en daarmee de zelfstandige onderzoeksmogelijkheid van de gemeenteraad.

Artikel 18

Deze bepaling onderwerpt een groot aantal handelingen of besluiten van de subsidieontvanger aan de toestemming van burgemeester en wethouders. Op het punt van het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon zij het volgende opgemerkt. Anders dan voor NV's en BV's zijn er voor verenigingen en stichtingen in het Burgerlijk Wetboek op het punt van de (financiële) verslaglegging geen regels opgenomen ten aanzien van de onderlinge relaties. Of sprake is van een samenwerkingsverband of groepsrelatie tussen verenigingen en stichtingen kan op twee wijzen naar voren komen:

  • a.

    door vermelding - bijvoorbeeld in het jaarverslag - van relaties tussen rechtspersonen (blijkende uit de statuten, de samenstelling van de verschillende besturen);

  • b.

    door financiële verslaglegging.

Nieuw is dat het college maximaal 8 weken de tijd krijgt om een besluit te nemen. Wordt binnen die tijd geen actie ondernomen dan is de aanvrager vrij naar bevind van zaken te handelen.

Artikel 19

Het is zaak om ten behoeve van de controle op deze voorwaarde eisen te stellen aan de verslaglegging door de subsidieontvanger.

Artikel 20

In de subsidiepraktijk is het onderscheid tussen de egalisatiereserve en voorzieningen (=bestemmingsreserves) niet altijd even duidelijk bepaald. De verordening beoogt dat onderscheid te verhelderen. De egalisatiereserve is bedoeld om verschillen tussen de werkelijk gemaakte kosten en het subsidiebedrag op te vangen. Zij vormt een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. De egalisatiereserve wordt nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit subsidies. Voorzieningen hebben een wezenlijk andere functie dan een egalisatiereserve. Uitgangspunt is dat een instelling in de begroting, die wordt overgelegd bij de aanvraag van een subsidie, aangeeft of er sprake is van een voorziening. Burgemeester en wethouders hebben zo de mogelijkheid deze voorziening te betrekken bij de beschikking tot subsidieverlening. Het is in beginsel niet gewenst, dat "gedurende de rit' - die overigens bij andere dan budgetsubsidies nooit meer dan één jaar duurt - wordt besloten een voorziening te vormen.

Paragraaf 5 De subsidievaststelling

Artikel 23

In lid 3 van dit artikel wordt geen concrete hersteltermijn genoemd. In het algemeen wordt een termijn van 1 maand gehanteerd, waarvan kan worden afgeweken als de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 26

In tegenstelling tot budget- en exploitatiesubsidies kan voor de vaststelling van investeringssubsidies worden volstaan met een kostenopgave met bewijsstukken. Omdat de kosten van de investering veelal onderdeel zijn van de reguliere jaarrekening van de subsidieontvanger, behoeft dan geen afzonderlijke accountantsverklaring (bij grotere investeringen) te worden overlegd.

Paragraaf 6 Betaling en verrekening

Onderscheid kan worden gemaakt tussen de betaling en de voorschotverlening. De betaling van een subsidiebedrag is altijd gebaseerd op de beschikking tot subsidievaststelling. Is voorafgaand aan deze beschikking een beschikking tot subsidieverlening gegeven, dan kunnen op basis van de laatst genoemde beschikking voorschotten worden verleend.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 30

Dit artikel beoogt te voorkomen dat de vaststelling van deze verordening nadelig zou kunnen werken of onduidelijkheid zou kunnen verschaffen voor bestaande subsidierelaties.