Organisatie | Barneveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Barneveld |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Barneveld |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Datum en bron bekendmaking onbekend
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2006 | 01-02-2012 | aanhangig | 27-06-2006 Onbekend. | Onbekend. |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
subsidie: hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht;
Artikel 3 Algemene voorwaarden voor subsidieverlening
Een subsidie wordt slechts verleend indien:
Paragraaf 2 De subsidieaanvraag
Artikel 6 Termijn voor subsidieaanvraag
Een subsidieaanvraag van een instelling waarmee de gemeente (nog) geen subsidierelatie onderhoudt, dan wel een aanvraag voor nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten door een reeds gesubsidieerde instelling dient bij het college te worden ingediend vóór 1 februari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid dient voor een subsidie met een incidenteel karakter van de activiteiten de aanvraag door de instelling bij het college te worden ingediend uiterlijk 13 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Artikel 7 Meldingsplicht andere subsidieaanvragen
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Artikel 8 Budget- of exploitatiesubsidie
Een budgetsubsidie of een exploitatiesubsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
Paragraaf 3 De subsidieverlening
De beschikking tot subsidieverlening bevat het bedrag van de subsidie, het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend en een omschrijving van de activiteiten óf producten en prestaties waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
Paragraaf 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 19 Brandverzekering budget- en exploitatiesubsidie
De subsidieontvanger van een budget- of exploitatiesubsidie is verplicht zijn roerende en onroerende bezittingen op basis van herbouwwaarde tegen brandschade te verzekeren en verzekerd te houden.
Artikel 20 Egalisatiereserve budgetsubsidie
De vergoeding als bedoeld in het derde lid wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.
Artikel 30 Inwerkingtreding verordening, intrekking oude verordening, overgangsrecht
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een subsidie is ingediend en vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, is daarop de onderhavige verordening van toepassing, tenzij het college van oordeel is dat de aanvrager daardoor in zijn belangen wordt geschaad. In dat laatste geval handelt het college overeenkomstig de ingetrokken verordening.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 juni 2006.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Toelichting op de algemene subsidieverordening
In dit algemeen deel wordt ingegaan op de onderwerpen die van belang zijn voor de toelichting op de totale Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld (ASV). De meer specifieke inhoudelijke onderwerpen worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij de ASV of in de toelichting op de beleidsregels en het Uitvoeringsbesluit subsidies.
2. Relatie met de Algemene wet bestuursrecht
De Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld (ASV) moet rekening houden met de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidieprocedure die ook rechtstreeks van toepassing zijn op de subsidieverstrekking door de gemeente. In de subsidieverordening is de hoofdindeling van het in de wet vastgelegde subsidieproces gevolgd. Die indeling heeft betrekking op de stappen aanvraag, verlening, vaststelling en betaling.
Ter voorkoming van misverstanden wordt er nog op gewezen dat het bovenstaande niet betekent dat alle aspecten van de subsidieprocedure zijn opgenomen in deze verordening. De ASV beperkt zich tot de bestuurlijke besluitvorming over subsidieverstrekking. Zo is bijvoorbeeld de regeling van de rechtsbescherming (bezwaar en beroep op de rechter) niet opgenomen.
3 Wettelijk voorschrift als subsidiegrondslag
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is in beginsel een wettelijk voorschrift vereist dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Op dit uitgangspunt bestaan voor het gemeentelijk subsidiebeleid de volgende uitzonderingen:
4. Het subsidiebegrip en de subsidievormen
De subsidieverordening verwijst voor het begrip subsidie naar de Awb. De wet hanteert het volgende subsidiebegrip:
"Een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan van de gemeente verstrekt aan een al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende instelling of aan een natuurlijk persoon ten behoeve van bepaalde activiteiten van de subsidieontvanger, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten."
Voor de inkadering van het gemeentelijk subsidiebeleid is het belangrijk dat een aantal aspecten van het subsidiebegrip nader worden toegelicht. Achtereenvolgens worden toegelicht:
a. Aanspraak op financiële middelen
In het algemeen ontstaat een aanspraak op financiële middelen door een besluit van het gemeentebestuur (raad of college) dat een activiteit wordt gesubsidieerd. Als dat besluit genomen is, is de gemeente verplicht subsidie te betalen na uitvoering van de subsidiabele activiteit onder de gestelde voorwaarden. Daarop vooruitlopend kan een voorschot worden verstrekt. Door een beschikking tot subsidiëring wordt een besluit voor de individuele subsidieaanvrager genomen en ontstaat de aanspraak op financiële middelen. Zie ook paragraaf 6 (Bevoegdheidsverdeling tussen raad en college).
Van subsidie is alleen sprake als de gemeente financiële middelen verstrekt. Geld van particulieren, zoals fondsen en instellingen, vallen niet onder het subsidiebegrip van de ASV. Op eze regel bestaat één uitzondering, namelijk als de situatie zich voordoet dat een particuliere organisatie - op basis van een door de gemeenteraad genomen besluit - gelden verstrekt in het kader van de uitoefening van een publieke taak.
In de verordening is het uitgangspunt dat belangrijke subsidies (budget- en exploitatiesubsidies) alleen worden toegekend aan rechtspersonen. Echter bij afzonderlijke verordening of een collegebesluit kan ook subsidie worden toegekend aan -in juridische zin- individuele natuurlijke personen. De Awb maakt dit nodig; zo wordt landelijke wetgeving aangepast en worden gemeenten verplicht ook subsidies aan natuurlijke personen te verstrekken (bijvoorbeeld voor herstel van monumenten).
d. Activiteiten van de subsidieontvanger
Subsidie wordt verstrekt voor concrete activiteiten van de subsidieaanvrager. Die activiteiten zullen in de subsidiebeschikking worden vermeld, zodanig dat de bestedingsrichting van de subsidie duidelijk is. Dit betekent dat bijvoorbeeld bijstandsuitkeringen verstrekt als algehele of aanvullende inkomensvoorziening en donaties niet onder het subsidiebegrip vallen omdat de activiteiten niet zijn benoemd.
Subsidiabele activiteiten dienen te passen binnen het gemeentelijk subsidiebeleid. Doorgaans zullen subsidiabele activiteiten in overwegende mate ten dienste te staan van de totaliteit van de inwoners van de gemeente (het algemeen belang) of van groepen of van individuele inwoners. Activiteiten die hier niet aan voldoen komen in beginsel niet voor subsidie in aanmerking. Dit uitgangspunt wordt nader geconcretiseerd in de beleidsregels.
e. De betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten
De leveringen van goederen en diensten (als activiteiten) zijn uitgezonderd van het subsidiebegrip omdat deze op commerciële basis én in het directe belang van de gemeente als privaatrechtelijk rechtspersoon worden geleverd. De uitzondering is beperkt tot de levering aan de gemeente. Als binnen de activiteit, voor de financiering waarvan door een instelling of persoon een beroep wordt gedaan op de gemeente, valt het op commerciële basis aan een derde leveren of verkrijgen van een voorziening, product of dienst is sprake van subsidie.
In de ASV wordt een onderscheid gemaakt in een aantal subsidievormen. Dat zijn:
Deze subsidievormen worden in de ASV in procedurele zin verder uitgewerkt. Doordat incidentele subsidies nu gezien worden als verbijzondering van de gehanteerde subsidievormen, is de overgang van een incidenteel subsidie naar een reguliere subsidierelatie niet groot. Die overgang is in zijn algemeenheid aan de orde als aan een subsidieontvanger gedurende drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten.
De ASV is van toepassing op de in de verordening genoemde beleidsterreinen (zie artikel 4). Tevens wordt in de verordening bepaald dat de raad beleidsregels vaststelt, waarin het subsidiebeleid beschreven wordt. Vooral op basis van hogere regelgeving blijft het mogelijk dat bijzondere subsidieverordeningen door de raad worden vastgesteld; deze verordeningen dienen echter te passen binnen de kaders van de ASV, uiteraard voor zover hogere wetgeving niet anders bepaalt.
De Awb verstaat onder een beleidsregel een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Een beleidsregel is flexibeler dan een algemeen verbindend voorschrift, zoals een (bijzondere) subsidieverordening.
In het gemeentelijk subsidiebeleid is het begrip beleidsregel een nieuw begrip dat primair in de plaats komt van subsidiëring op basis van deelverordeningen en dat daarnaast (verplicht) de beleidsinhoudelijke criteria aangeeft die de gemeente hanteert voor subsidieverlening. Een beleidsregel is globaal opgebouwd uit de volgende componenten:
6. Het proces van subsidiëring
6.1 Algemeen procedurele aspecten
In de ASV wordt vooral het subsidieproces beschreven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende subsidiemethoden: budgetsubsidie, exploitatiesubsidie, investeringssubsidie en waarderingssubsidie. Aan de subsidievorm wordt de procedure gekoppeld. Insteek daarbij is het vaststellen van een zo eenvoudig mogelijke procedure en toepassing ervan. Om de handelingen beperkt te houden is uitgegaan van een uitgebreide procedure alleen voor de budget- en exploitatiesubsidies en daarnaast een beperkte procedure voor alle overige subsidies. Daarbij wordt opgemerkt dat de zwaarte van de subsidieprocedure bepaald wordt door het aantal handelingen in het proces van subsidiëring, de vereisten en verplichtingen en de in te dienen stukken. Een aantal van die aspecten wordt nader uitgewerkt in door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen Uitvoeringsbesluiten. Vereenvoudiging en/of versnelling van de procedure kan nog plaatsvinden door toepassing van de mandaatregeling.
Een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen. De Awb geeft regels waaraan een aanvraag moet voldoen. Het gaat dan onder meer om de verplichting voor de aanvrager voldoende informatie te verschaffen. In de verordening zijn op dit punt nadere -op de verschillende subsidievormen toegesneden- bepalingen opgenomen. Ook zijn daarnaast regels opgenomen met betrekking tot de termijn waarbinnen een aanvraag moet worden ingediend en waarbinnen op de aanvraag dient te worden beslist. Onderscheid wordt gemaakt tussen de aanvraag van een beschikking tot subsidieverlening en de aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling. Een aanvraag wordt, zo bezien, gekenmerkt door eenzijdigheid. Deze eenzijdigheid doet niet geheel recht aan de bestaande praktijk bij de budget- en exploitatiesubsidies.
Formeel beslist weliswaar de aanvrager wanneer en waarvoor een aanvraag wordt ingediend. Vooral bij omvangrijke subsidies wordt evenwel veel waarde gehecht aan overleg tussen de gemeente en de gesubsidieerde instellingen, juist ook in het stadium vóór de subsidieverlening. Tijdens het overleg wordt getracht zoveel mogelijk overeenstemming te verkrijgen over de door een instelling te leveren prestaties en het daarvoor door de gemeente te verlenen subsidiebedrag. In dat kader kan nog worden opgemerkt dat naarmate een gesubsidieerde instelling professioneler is, deze in de onderhandeling meer invloed heeft op de overeen te komen prestaties. Vanuit vakinhoudelijke deskundigheid is de instelling het best in staat om in te schatten wat nodig is om het door de gemeente beoogde beleidsresultaat te bereiken. Het is dan ook mogelijk om de beoogde maatschappelijke effecten onderdeel te laten uitmaken van de onderhandelingen en daarmee ook van de door de ontvanger van subsidie te geven rekening en verantwoording achteraf. Het resultaat van dit onderhandelingsproces wordt neergelegd in budgetsubsidie-afspraken, die vervolgens een onlosmakelijk onderdeel zijn van de (meerjarige)beschikking tot subsidieverlening.
Een budgetsubsidie-afspraak is niet hetzelfde is als de in de ASV verankerde uitvoeringsovereenkomst. Op de uitvoeringsovereenkomst wordt hierna in punt 2 (subsidieverlening) teruggekomen. Een bijzonder aspect wordt gevormd door het hanteren van het zogenaamde offertemodel bij subsidiëring. Het offertemodel betekent dat meerdere instellingen worden uitgenodigd om voor een concreet beschreven activiteit een offerte uit te brengen op basis van een vooraf vastgestelde procedure. Die offerte bestaat uit een omschrijving van activiteiten (werkplan) en een kostenopgave (begroting). De uitgebrachte offertes worden vervolgens beoordeeld, waarna één van de instellingen wordt uitgenodigd een subsidieaanvraag in te dienen. Pas daarna treedt de ASV formeel in werking. Op de hier beschreven manier dient het offertemodel te worden beschouwd als een voorfase op de subsidieprocedure. Die voorfase is inhoudelijk en oriënterend van karakter en is nog niet direct gericht op het totstandkomen van een subsidierelatie.
De subsidieverlening is geregeld in paragraaf 3. De beschikking tot subsidieverlening houdt in dat de aanvrager een aanspraak op financiële middelen verkrijgt, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en zich aan hem opgelegde verplichtingen houdt. De subsidieverlening is niet voorlopig of vrijblijvend. Indien de subsidieontvanger de activiteiten verricht en de verplichtingen nakomt, kan in beginsel niet op de subsidieverlening worden teruggekomen.
De ASV maakt het mogelijk dat -bij budget- en exploitatiesubsidies- naast de beschikking tot subsidieverlening een (privaatrechtelijke) uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten. In die gevallen bepaalt de verordening dat in de beschikking tot subsidieverlening de opschortende voorwaarde wordt opgenomen dat een overeenkomst tot stand komt.
Een uitvoeringsovereenkomst kan nodig zijn in de volgende situaties:
In de praktijk zal de eerste situatie zich niet vaak voordoen. Toepassing op grond van punt b komt echter wel voor. In die gevallen biedt de uitvoeringsovereenkomst de mogelijkheid om het verrichten van de activiteiten zo nodig te vorderen via de civiele rechter. Hieraan kan behoefte bestaan indien de activiteit bestaat uit het verschaffen van door de gemeente essentieel geachte voorzieningen, en (dreiging met) intrekking van de subsidie geen effectieve sanctie is. Dit kan zich voordoen indien het aanbieden van de desbetreffende voorziening niet eenvoudig door anderen of de gemeente zelf kan worden overgenomen.
De uitvoeringsovereenkomst is geen doublure van de beschikking. De beschikking moet in ieder geval een aantal essentiële elementen bevatten, zoals een aanduiding van de activiteiten, de periode van subsidieverlening en - voor zover niet neergelegd in een wettelijk voorschrift - de verplichtingen, alsmede het subsidiebedrag of de wijze waarop dit wordt berekend. De beschikking is de basis voor de aanspraak op subsidie en de betaling. De beschikking is ook de basis voor de toetsing door de bestuursrechter. Denkbaar is dat een en ander in de beschikking in meer algemene zin wordt aangeduid en in de overeenkomst verder wordt uitgewerkt. Voor het overige zal de verdeling van bepalingen over beschikking en overeenkomst afhangen van de aard van de materie en het doel van de overeenkomst. Wordt met de overeenkomst beoogd dat bepaalde activiteiten daadwerkelijk worden verricht, dan ligt het voor de hand bepalingen die betrekking hebben op deze activiteiten in de overeenkomst op te nemen. Aan de subsidieverlening en aan de subsidievaststelling worden verplichtingen verbonden.
Algemene en - voor budget- en exploitatiesubsidies - aanvullende verplichtingen zijn opgenomen in paragraaf 4 van de verordening. De verplichtingen zijn de standaard bepalingen die in het algemeen van toepassing zijn. Daarnaast kunnen aan de subsidiëring bijzondere verplichtingen worden verbonden die inhoudelijk van belang zijn voor het doel waarvoor wordt gesubsidieerd. Deze verplichtingen zijn als zodanig niet gebaseerd op de verordening en zullen (gewoonlijk na overleg met de subsidieontvanger) worden vastgelegd in de beschikking.
In de beschikking tot subsidievaststelling wordt definitief vastgelegd dat de subsidieontvanger subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag. Daarvoor zal het nodig zijn vast te stellen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat de opgelegde verplichtingen zijn vervuld. Die vaststelling wordt mede gebaseerd op de grondslag van de subsidievorm. Zo zal bij budgetsubsidie bij de vaststelling de controle zich richten op de uitvoering van producten en prestaties. Bij een exploitatiesubsidie wordt de uitgevoerde activiteit en de (financiële) exploitatie beoordeeld. investeringssubsidies worden vastgesteld na realisering van de voorziening of activiteit en de daaraan gekoppelde financiële verantwoording. Vaststelling is in die gevallen dus steeds achteraf. Bij waarderingssubsidies geldt daarentegen dat voldaan moet worden aan de geformuleerde criteria om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.
4. Uitbetaling en voorschotverlening
Op grond van de beschikking tot subsidievaststelling vindt de betaling van de subsidie plaats. Daaraan voorafgaand kunnen bij de subsidieverlening voorschotten zijn toegekend.
De ASV geeft termijnen voor de indiening van aanvragen tot subsidieverlening/vaststelling en termijnen voor afdoening van die aanvragen. Dat laatste is gebaseerd op de wettelijke bepalingen van de Awb. De afdoeningtermijnen gaan pas in zodra de aanvraag compleet is. De termijnen zijn gekozen in overeenstemming met de in de gemeente bestaande besluitvormingspraktijk, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met wat voor de subsidieontvangers het meest praktisch of haalbaar is. Voor jaarlijkse subsidieontvangers van een budget- en exploitatiesubsidie zijn de termijnen voor indiening van jaarrekening/jaarverslag en de termijn voor indiening van werkprogramma en begroting uit elkaar getrokken. Dat sluit in feite aan op de in het algemeen gangbare praktijk en op de gemeentelijke planningscyclus. De naleving van deze termijnen is overigens cruciaal. Als de termijnen worden overschreden kan geen rechtmatig subsidiebesluit worden genomen, tenzij een afzonderlijk ontheffingsbesluit is genomen. In de ASV worden nu de volgende termijnen gehanteerd:
De ASV is zoveel mogelijk van toepassing op alle gemeentelijke subsidies. Daarom moet in bijzondere situaties ontheffing van de ASV-bepalingen mogelijk zijn. Voor een aantal onderdelen is dat uitdrukkelijk in de verordening opgenomen. De ASV hanteert de mogelijkheid van ontheffing van een bepaling voor:
Bij het verlenen van ontheffing van een bepaling kan er een onderscheid worden gemaakt tussen een algemene ontheffing en een ontheffing op verzoek van de aanvrager.
Het subsidieproces kenmerkt zich als een geheel van overlegsituaties, beschikkingen, afspraken etc. Dit vloeit voort uit de opzet om door middel van overleg tussen de gemeente en de instellingen tot een goede invulling te komen van de rechten en plichten die over en weer bestaan. Het is hierdoor voor de betrokkenen en eventuele derdebelanghebbenden evenwel niet altijd even eenvoudig om te beoordelen wanneer bezwaar of beroep mogelijk is. Dit rechtvaardigt dat in deze toelichting wordt stilgestaan bij de rechtsbescherming. Publiekrechtelijk In het subsidieproces onderscheiden we een drietal momenten waarop rechtsbescherming bij de bestuursrechter bestaat. De subsidieverlening, de subsidievaststelling en de voorschotverlening zijn beschikkingen waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Ook tegen de weigering, intrekking of wijziging van deze beschikkingen is bezwaar en beroep mogelijk. In deze gevallen worden de betrokkenen geïnformeerd via de zogenaamde bezwaarschriftbijsluiter, waarin opgenomen op welke wijze bezwaar tegen de beschikking gemaakt kan worden.
De betalingen van de subsidie en voorschotten zijn uitvoeringshandelingen. De civiele rechter is hier competent. Hiertegen is geen bezwaar en beroep mogelijk. Ook met betrekking tot geschillen over een uitvoeringsovereenkomst is de civiele rechter bevoegd. Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is uitgemaakt dat tegen een besluit van een bestuursorgaan tot terugvordering van subsidie beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. De Raad komt met deze uitspraak terug op eerdere jurisprudentie.
Deel 2: Artikelsgewijze toelichting
In dit deel wordt de ASV waar nodig per artikel nader toegelicht. De tekst is dusdanig opgesteld dat de toelichting een aanvulling beoogd te zijn op de tekst van de ASV en de algemene toelichting. Als sprake is van een nadere uitwerking in het Uitvoeringsbesluit subsidies wordt daarnaar eveneens verwezen.
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Paragraaf 1 Inleidende bepalingen
Voor een toelichting op het begrip subsidie wordt verwezen naar paragraaf 4.1 van de algemene toelichting. De wetstekst en de daarvoor geldende toelichting en jurisprudentie zijn bepalend. Gelet op de uniformerende werking die dient uit te gaan van de Algemene subsidieverordening, is het wenselijk om voor onder meer de begrippen/documenten beleidsplan, werkprogramma en investeringsplan een algemene omschrijving te gebruiken. Een aantal daarvan afgeleide begrippen of documenten - bijvoorbeeld jaarverslag, begroting, rekening en balans - worden niet nader gedefinieerd omdat de duiding daarvan het best op basis van beleidsplan, werkprogramma en/of investeringsplan kan worden bepaald en dus per subsidie kan verschillen. Waar nodig worden deze begrippen in de ASV en in het Uitvoeringsbesluit subsidies nader uitgewerkt en in relatie tot elkaar gebracht.
In dit artikel zijn enige - bijna vanzelfsprekende - kernuitgangspunten voor het verlenen van subsidie vastgelegd:
Dit artikel geeft aan voor welke beleidsterreinen de verordening in ieder geval van kracht is. Ook wordt aangegeven waar deze niet van kracht is. Dat laatst heeft te maken met de bijzondere aard van de desbetreffende beleidsvelden en daarbij behorende regelgeving, die toepassing van de algemene subsidieverordening alleen maar extra complicerend zou maken.
Het college kan dit vastleggen in uitvoeringsvoorschriften.
Paragraaf 2 De subsidieaanvraag
In deze paragraaf wordt bepaald aan welke vereisten alle soorten subsidieaanvragen moeten voldoen.
In dit artikel wordt geregeld, dat jaarlijks een subsidieaanvraag moet worden ingediend. Die verplichting bestaat ook als een beschikking tot verlening van een meerjarig budgetsubsidie is afgegeven. Wat betreft de termijnen is aansluiting gezocht bij de bestaande budgetcyclus. Dat wil zeggen dat zaken die voor het eerst in de gemeentebegroting moeten worden opgenomen (in gemeentelijk taalgebruik: nieuw beleid of substantiële uitbreiding van bestaand beleid) in een zeer vroeg stadium moeten worden aangekaart. Om die zaken te kunnen betrekken bij de meerjarenramingen net voor de zomer, zullen zij uiterlijk vóór 1 februari van het jaar voorafgaande aan het beoogde begrotingsjaar bekend moeten zijn. Dan kunnen de aanvragen namelijk meegenomen worden bij de prioriteitenstelling door burgemeester en wethouders en vervolgens de gemeenteraad. Als het voornemen tot subsidiëring van de aangevraagde activiteit of investering bestaat, wordt bij de vaststelling van de meerjarenraming in beginsel bepaald in welk jaar daarvoor middelen beschikbaar kunnen komen. Bij de vaststelling van de jaarbegroting ieder jaar in november besluit de gemeenteraad concreet om voor het komende jaar budgetten beschikbaar te stellen. Instellingen die al een subsidierelatie met de gemeente hebben, kunnen wat betreft nieuwe investeringen of belangrijke beleidsuitbreidingen volstaan met een schriftelijke aanvraag met kostenraming van de nieuwe voorziening vóór 1 februari. De definitieve instellingsbegroting met de aanvraag voor de reguliere subsidie moet voor 1 september van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar worden ingediend. Daarmee wordt voor de instelling werk bespaard, omdat bij het opstellen van de begroting al bekend is wat het (meerjaren)beleid van de gemeente op hoofdlijnen is. In lid 3 wordt bepaald, dat aanvragen voor een incidenteel subsidie ingediend kunnen worden tot 13 weken voorafgaand aan de start van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Dit betreft de algemene norm die geldt voor alle subsidies met een incidenteel karakter; in de praktijk is het nodig dat kan worden afgeweken van deze termijn. Hierbij dient te worden aangetekend dat ook voor deze incidentele subsidies geldt dat honorering van de aanvraag moet passen binnen het (in beleidsregels) vastgestelde beleid en er financiële dekking in de begroting aanwezig moet zijn. Een uitzondering daarop is wel mogelijk maar zal - zeker wanneer het gaat om een substantieel bedrag - slechts tot het door de aanvrager beoogde resultaat leiden als de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd onontbeerlijk, onuitstelbaar en onvoorzienbaar is.
Dit artikel regelt dat de subsidieaanvrager verplicht is te melden dat hij bij andere bestuursorganen subsidie heeft aangevraagd. Deze verplichting is voor alle subsidieaanvragen van belang.
Het vereiste van rechtspersoonlijkheid wordt in de verordening beperkt tot de structurele ("zware") subsidies (budgetsubsidie en exploitatiesubsidie). Dat neemt niet weg dat ook bij investerings- en waarderingsubsidies doorgaans sprake zal zijn van een rechtspersoon als ontvanger. Alleen waneer sprake is van de uitvoering van wettelijke regelingen of van incidentele uitzonderingsgevallen zal subsidie worden toegekend aan een natuurlijk persoon.
Deze artikelen bevatten een opsomming van de stukken, die nodig zijn voor de beoordeling van de subsidieaanvraag. De subsidieaanvrager dient een werkprogramma en een begroting van baten en lasten te overleggen, die betrekking hebben op het nieuwe boekjaar. Als een investeringssubsidie wordt aangevraagd door een aanvrager waarmee al een subsidierelatie bestaat, kan worden volstaan met een aanvulling op de reeds eerder ingediende stukken. In de subsidieaanvraag kan daarnaar worden verwezen. Die stukken dienen duidelijkheid te verschaffen over de bevoegdheden (en de aansprakelijkheid) van de subsidieaanvrager over de voorziening waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders dient de aanvrager de gelegenheid te bieden om binnen een te stellen (redelijke) termijn de aanvraag aan te vullen. De ASV geeft daarvoor geen termijn. In de praktijk zal hiervoor afhankelijk van de nog te leveren gegevens aan een termijn van veertien dagen tot een maand moeten worden gedacht. De termijnen, waarbinnen volgens de verordening op een aanvraag dient te worden beslist, worden opgeschort met ingang van de dag waarop burgemeester en wethouders de aanvrager hebben verzocht de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Paragraaf 3 de Subsidieverlening
De paragraaf omtrent de subsidieverlening regelt verleningen voor budget- en exploitatiesubsidies en investeringssubsidies. Waarderingssubsidies worden direct vastgesteld
In dit artikel is bepaald dat bij alle subsidies, dus ook bij structurele subsidies als de exploitatieen budgetsubsidie, dient te worden aangegeven voor welk tijdvak een subsidie wordt verleend. Deze bepaling is ontleend aan de Awb die voorschrijft dat het tijdvak van subsidieverlening in de beschikking wordt vermeld. Ook moet worden aangegeven voor welke activiteiten óf producten subsidie wordt verleend.
In dit artikel worden enkele specifieke kenmerken van de budgetsubsidie uitgewerkt. Eén van die bijzondere kenmerken is dat een budgetsubsidie voor de totale periode van verlening als één geheel wordt beschouwd. Het is van belang goed in het oog te houden dat de bijstelling van de budgetsubsidie als bedoeld in het eerste lid niet leidt tot een nieuwe subsidiebeschikking. De bijstelling brengt namelijk geen zelfstandig rechtsgevolg met zich mee, omdat zij rechtstreeks is gebaseerd op de verordening. Ook is op basis van deze bepaling geen (tussentijdse) afrekening op grond van werkelijk geleverde producten en uitgevoerde prestaties mogelijk. Zulke producten en prestaties zijn een onderwerp van de evaluatie in het laatste jaar van de budgetsubsidieperiode.
In dit artikel wordt een expliciete regeling getroffen voor de beschikking tot subsidieverlening bij deze subsidievorm.
Paragraaf 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De in de ASV opgenomen verplichtingen zijn in belangrijke mate gebaseerd op de Awb.
In dit artikel wordt de medewerking aan onderzoeken vastgelegd. Die onderzoeken richten zich op het ontwikkelen van het beleid, maar ook op de kwaliteit en/of de effecten van de gesubsidieerde activiteiten of producten. Dit laatste is vooral van betekenis als met meer instellingen meerjarige budgetsubsidie-afspraken worden gemaakt. Een dergelijk onderzoek kan ook worden uitgevoerd via visitatie van de gesubsidieerde instelling of via een periodieke doorlichting. Nieuw is dat de ontvanger van subsidie ook moet meewerken aan onderzoek door de gemeentelijke rekenkamer. Deze bepaling is het gevolg van de dualisering en daarmee de zelfstandige onderzoeksmogelijkheid van de gemeenteraad.
Deze bepaling onderwerpt een groot aantal handelingen of besluiten van de subsidieontvanger aan de toestemming van burgemeester en wethouders. Op het punt van het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon zij het volgende opgemerkt. Anders dan voor NV's en BV's zijn er voor verenigingen en stichtingen in het Burgerlijk Wetboek op het punt van de (financiële) verslaglegging geen regels opgenomen ten aanzien van de onderlinge relaties. Of sprake is van een samenwerkingsverband of groepsrelatie tussen verenigingen en stichtingen kan op twee wijzen naar voren komen:
Nieuw is dat het college maximaal 8 weken de tijd krijgt om een besluit te nemen. Wordt binnen die tijd geen actie ondernomen dan is de aanvrager vrij naar bevind van zaken te handelen.
Het is zaak om ten behoeve van de controle op deze voorwaarde eisen te stellen aan de verslaglegging door de subsidieontvanger.
In de subsidiepraktijk is het onderscheid tussen de egalisatiereserve en voorzieningen (=bestemmingsreserves) niet altijd even duidelijk bepaald. De verordening beoogt dat onderscheid te verhelderen. De egalisatiereserve is bedoeld om verschillen tussen de werkelijk gemaakte kosten en het subsidiebedrag op te vangen. Zij vormt een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. De egalisatiereserve wordt nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit subsidies. Voorzieningen hebben een wezenlijk andere functie dan een egalisatiereserve. Uitgangspunt is dat een instelling in de begroting, die wordt overgelegd bij de aanvraag van een subsidie, aangeeft of er sprake is van een voorziening. Burgemeester en wethouders hebben zo de mogelijkheid deze voorziening te betrekken bij de beschikking tot subsidieverlening. Het is in beginsel niet gewenst, dat "gedurende de rit' - die overigens bij andere dan budgetsubsidies nooit meer dan één jaar duurt - wordt besloten een voorziening te vormen.
Paragraaf 5 De subsidievaststelling
In lid 3 van dit artikel wordt geen concrete hersteltermijn genoemd. In het algemeen wordt een termijn van 1 maand gehanteerd, waarvan kan worden afgeweken als de omstandigheden daartoe aanleiding geven.
In tegenstelling tot budget- en exploitatiesubsidies kan voor de vaststelling van investeringssubsidies worden volstaan met een kostenopgave met bewijsstukken. Omdat de kosten van de investering veelal onderdeel zijn van de reguliere jaarrekening van de subsidieontvanger, behoeft dan geen afzonderlijke accountantsverklaring (bij grotere investeringen) te worden overlegd.
Paragraaf 6 Betaling en verrekening
Onderscheid kan worden gemaakt tussen de betaling en de voorschotverlening. De betaling van een subsidiebedrag is altijd gebaseerd op de beschikking tot subsidievaststelling. Is voorafgaand aan deze beschikking een beschikking tot subsidieverlening gegeven, dan kunnen op basis van de laatst genoemde beschikking voorschotten worden verleend.
Dit artikel beoogt te voorkomen dat de vaststelling van deze verordening nadelig zou kunnen werken of onduidelijkheid zou kunnen verschaffen voor bestaande subsidierelaties.