Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening Zwolle 2010. |
Citeertitel | Erfgoedverordening Zwolle 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening |
Wanneer is een gebouw een gemeentelijk monument en hoe moet men met zo'n monumentelijk gebouw omgaan?
Artikel 38 Monumentenwet
Uitvoerings voroschriften voor onderhoud en herstel van beschermde monumenten
Regeling onderzoekkaders archeologie
Regeling excessieve opgravingskosten Zwolle
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-10-2010 | 01-10-2010 | wijziging artikel 1,9,11,11a,11b,12 en 18 | 27-09-2010 De Peperbus (06-10-2010 | gb 1-2010.125 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
monumentencommissie: de op basis van artikel 15, lid 1 Monumentenwet 1988, door het college ingestelde welstands/monumentencommissie, die als taak heeft het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, deze verordening en het monumentenbeleid;
Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk
gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Hoofdstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monumenten
Artikel 10 De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 9 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in viervoud ingediend.
Artikel 11 A Weigeringsgronden
De vergunning kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de monumentenzorg.
Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen
Hij, die handelt in strijd met artikel 9, lid 3 en 4 en artikel 15 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 19 Intrekking Monumentenverordening 2004
Bij inwerkingtreding van deze verordening wordt de Monumentenverordening 2004 ingetrokken.
De bepalingen van de Monumentenwet 1988 en de daarin gekozen systematiek vormen een belangrijke basis voor de bepalingen van deze verordening, die is gebaseerd op de VNG modelverordening.
Vier hoofdpunten zijn in de verordening geregeld:
Daarnaast is beoogd het bouwhistorisch onderzoek een nadrukkelijke rol te laten spelen bij de bepaling van het gemeentelijk aanwijzingsbeleid van monumenten.
Gelet op het project Deregulering VNG-modelverordeningen en de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van september 2007, alsmede de feitelijke samenhang tussen monumenten en archeologie, is de Monumentenverordening 2004 aangevuld met een archeologisch deel. De nieuwe verordening heet daarom Erfgoedverordening.
Specifiek in het kader van de deregulering zijn mogelijkheden opgenomen om de bestaande monumentenvergunning te vereenvoudigen door de mogelijkheid op te nemen dat het college nadere regels kan stellen (uitvoeringsrichtlijnen) waarmee de vergunningplicht (deels) komt te vervallen. Dit is een analoge toepassing van wat op rijksniveau het Algemeen Positief Advies (APA) werd genoemd: bepaalde (eenvoudige en vastomlijnde) wijzigingen aan een monument mogen op grond hiervan vrijwel altijd worden uitgevoerd zonder een instandhoudingbepaling te overtreden. De vergunningplicht voor andere, complexe wijzigingen wordt gehandhaafd.
De instandhoudingbepaling met betrekking tot archeologisch erfgoed vloeit voort uit de Wet op de archeologische monumentenzorg (tot stand gekomen op grond het Verdrag van Malta) en het door de raad vastgestelde archeologiebeleid.
De huidige wijziging van de model Erfgoedverordening houdt verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen: Wabo), de Invoeringswet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen: Invoeringswet Wabo), het Besluit omgevingsrecht (hierna te noemen: Bor) en de Regeling omgevingsrecht (hierna te noemen: Mor).
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
De Wabo regelt de omgevingsvergunning die in de plaats komt van een reeks vergunningen, ontheffingen of toestemmingen voor het realiseren van een fysiek project. De meest bekende daarvan zijn:
De Wabo beoogt tegemoet te komen aan het belang van een snelle dienstverlening. Het bevorderen van de tijdige besluitvorming vormt hiervan een onderdeel.
Eén aanvraag; één bevoegd gezag; één loket
De centrale gedachte bij de ontwikkeling van de Wabo is de “één loket gedachte”. Dit houdt in dat de aanvrager vanaf een nader te bepalen moment in 2010 één omgevingsvergunning hoeft aan te vragen voor zijn project. De aanvrager geeft aan op welke activiteiten (bouw, aanleg, sloop enz.) zijn aanvraag betrekking heeft. Voor de Erfgoedverordening betekent dit dat bijvoorbeeld de omgevingsvergunning voor het bouwen en de omgevingsvergunning voor monumenten in één verzoek worden aangevraagd.
De omgevingsvergunning wordt vervolgens door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming.
Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project in hoofdzaak zal worden verricht. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving.
In het Bor worden een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel gemaakt. Een minister dan wel het college van gedeputeerde staten wordt in deze gevallen als het bevoegde gezag aangewezen. Deze gevallen zijn aangewezen in artikel 3.3 van de Wabo. Gedeputeerde staten van de provincie is bevoegd gezag indien het gaat om de meer complexere categorieën inrichtingen. Deze zijn specifiek in bijlage I van het Bor omschreven.
Er bestaan verschillende methoden om de toestemmingstelsels (=vergunning en ontheffing) te integreren in de omgevingsvergunning. De toestemmingstelsels die altijd zien op plaatsgebonden activiteiten zijn volledig in de Wabo geïntegreerd; de bestaande toestemmingstelsels in de betreffende wetten of verordeningen vervallen. Het gaat om een procedurele integratie van de verschillende toestemmingstelsels. De inhoudelijke beoordeling vindt gecoördineerd plaats. Dit betekent dat de verschillende toetsingskaders niet zijn geïntegreerd. Het toetsingskader van de Wabo bestaat derhalve uit een optelling van de afzonderlijke toetsingskaders. Deze verschillende toetsingskaders wegen allen even zwaar.
De Wabo en de Erfgoedverordening
De monumentenvergunning uit de Erfgoedverordening integreert volledig in de omgevingsvergunning, omdat het om plaatsgebonden activiteiten gaat. Daarom is in artikel 2.2 van de Wabo bepaald dat het verboden is zonder een omgevingsvergunning een krachtens een verordening aangewezen monument te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Een extra overweging voor het volledig integreren van de monumentenvergunning in de omgevingsvergunning is dat de verlening van de monumentenvergunning in de praktijk vaak samenliep met de verlening van de bouwvergunning of de aanlegvergunning.
De Erfgoedverordening bevat de mogelijkheid om nadere regels te stellen. De Wabo ziet op vergunningen en ontheffingen en niet op nadere regels. Het college blijft hiervoor het bevoegd gezag.
Het inhoudelijke toetsingskader van de omgevingsvergunning inzake de gemeentelijke monumenten is in de verordening bepaald. De bepalingen van de Monumentenwet 1988 en de daarin gekozen systematiek is als uitgangspunt genomen.