Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Westervoort

Financiële verordening gemeente Westervoort 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Westervoort
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Westervoort 2008
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Westervoort 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Financiële verordening gemeente Westervoort 2017.

Deze regeling heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-200801-01-200810-05-2017nieuwe regeling

21-04-2008

Westervoort Post, 21-05-2008

9

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Westervoort;besluit vast te stellen:Financiële verordening gemeente Westervoort 2008

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Afdeling: Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een verantwoordelijkheid aan de directie of het college.

  • 2.

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Westervoort en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 3.

    Indicator: De streefwaarde die aangeeft wat bereikt moet worden c.q. is, binnen een bepaalde periode en voor een bepaald budget, voor de beleidsdoelen, maatschappelijke effecten en te leveren prestaties

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1 De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2 De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten;

    • c.

      de baten en lasten

  • 3 De raad stelt op voorstel van het college per programma indicatoren vast met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

Artikel 3 Inrichten begroting en jaarstukken

  • 1 Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2 Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3 In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1 Het college biedt jaarlijks aan de raad de voorjaarsnota ter vaststelling aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 6 en de jaarstukken.

  • 2 De uiterste datum van aanbieding van deze nota door het college en het moment van vaststelling door de raad worden jaarlijks vastgesteld in de bestuurlijke planning.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigen

  • 1 De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen

  • 2 Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan voor welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3 Indien het college voorziet, dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende raadsvergadering aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van beleid.

  • 4 Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen legt het college - indien het bedrag van informatieplicht (art 6 lid 2) wordt overschreden - vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6 Tussentijdse rapportages

  • 1 Het college informeert de raad door middel van:- twee bestuursrapportages,Hierin worden uiteenzettingen gegeven over het verloop van het voorgenomen beleid.- De voorjaarsnota en een eindejaarsverwachting over de realisatie van de begroting van de gemeente over het lopende jaar.In deze rapportages worden uiteenzettingen over de uitvoering en - eventueel - de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de lasten en baten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

    • e.

      het resultaat na bestemming volgend uit de onderdelen c en d;

    • f.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten

  • 2 In de rapportages worden afwijkingen tussen ramingen en realisatie boven € 5.000 toegelicht.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 7 Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt periodiek (bij elke nieuwe raadsperiode) een (bijgestelde) nota aan over de waardering activering en afschrijving van de vaste activa. De nota behandelt in ieder geval:

  • 1.

    de afschrijvingstermijnen van investeringen in materiële en immateriële activa;

  • 2.

    de wijze van afschrijving;

  • 3.

    een omschrijving van activa met meerjarig maatschappelijk nut zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

  • 4.

    hoe om te gaan met bijdragen van derden en aanwending van reserves bij investeringen in activa met meerjarig maatschappelijk nut.

  • 5.

    De nota als bedoeld in de aanhef van dit artikel maakt onderdeel uit van deze verordening.

Artikel 7a Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1 Voor openstaande vorderingen betreffende de gemeentelijke belastingen en heffingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. Jaarlijks wordt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting nader ingegaan over hoeveel benodigd en beschikbaar is.

  • 2 Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vordering.

Artikel 8 Kostprijsberekening

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Westervoort wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2 Bij de indirecte kosten worden betrokken:

    • 1.

      De bijdragen aan de onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa;

    • 2.

      De kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa

    • 3.

      Voor rioolrecht, reinigingsheffing en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3 De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij de begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen.

Artikel 9 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en leges.

  • 1 Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing, reinigingsrechten en overige lokale heffingen.

  • 2 Het college biedt periodiek de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast.

  • 3 Het college biedt periodiek een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt de nota vast.

  • 4 De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 10 Financieringsfunctie

  • 1 Het college zorgt bij de uitoefening van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma's binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren.

    • b.

      Het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico's, koersrisico's en kredietrisico's.

    • c.

      Het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen.

    • d.

      Het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2 het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht.

    • a.

      het uitzetten van de overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen die officieel onder Nederlands of anderszinds EU-toezicht staan en minimaal een AA-rating hebben afgegeven door een erkend ratingbureau, of bij instellingen aan wiens waardepapier door een bancaire toezichthouder in een EUlidstaat een solvabiliteitsvrije status is toegekend.

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c.

      voor het aantrekken van financieringen wordt één offerte aangevraagd bij een huisbankier en een offerte bij een geldmakelaar;

    • d.

      geldgevers van de gemeente Westervoort zijn financiële instellingen die officieel onder Nederlands of anderszins EU-toezicht staan en minimaal een A-rating hebben van een erkend ratingbureau, publiekrechtelijke en semi-publiekrechtelijke lichamen en overheidsinstellingen;

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

    • f.

      voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden. Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet of de renterisico dreigt te worden overschreden

  • 3 Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt - indien mogelijk - het college zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 4 Financieel beheer en internet controle

Artikel 11 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeriingskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en geldende wet- en regelgeving.

Artikel 12 Interne controle

Ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties zorgt het college voor en legt vast de regels voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid vande beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie

Artikel 14 Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt vast;

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;.

  • e.

    de verdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de baten en lasten aan de producten van de productenraming en productenrealisatie.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

Bij inwerkingtreding van deze verordening wordt de Financiële verordening gemeente Westervoort 2003 ingetrokken.

Artikel 15a Overgangsartikel

Investeringen die zijn geactiveerd voor de ingang van de werking van deze verordening worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingtermijnen en methodiek.

Artikel 16 Inwerkingtreding citeerartikel

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2008 en werkt terug tot 1 januari 2008.

  • 2 Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Westervoort2008".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad voornoemd d.d. 21 april 2008,de griffier,                                    de voorzitter,ing. J.A.M.G. van Bodegom           mr. J.J.G.M. Geukers

Bij 5e lid artikel 7 van de “financiële verordening gemeente Westervoort 2008” 1

Vastgesteld bij raadsbesluit van 21 april 2008 Nota Activeren, Waarderen en Afschrijven<vet>Recapitulatie beslispuntenActiveringsbeleid</vet>

  • 1.

    De kosten van het afsluiten van geldleningen worden geactiveerd

  • 2.

    Alle investeringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte worden geactiveerd.

  • 3.

    Kosten klein en groot onderhoud niet activeren;

  • 4.

    Kosten verbonden aan reconstructies en vervangingsinvesteringen activeren.<vet>Waarderingsbeleid</vet>

  • 5.

    Indirecte kosten zoals personeelskosten en overige kosten voor overhead naar evenredigheid opnemen in de vervaardigingsprijs<vet>Afschrijvingsbeleid</vet>

  • 6.

    Indien er sprake is van een investering met economisch nut wordt bij aanwezigheid van een bestemmingsreserve hieruit jaarlijks een bedrag gelijk aan de afschrijvingslasten ten gunste van de exploitatie gebracht

  • 7.

    Indien er sprake is van een investering met economisch nut worden bijdragen van derden niet in mindering gebracht op de investering, maar aan een gevormde of te vormen bestemmings reserve toegevoegd.

  • 8.

    Indien er sprake is van een investeringen met maatschappelijk nut in de buiten ruimte worden reserves en bijdragen van derden in mindering gebracht op de investering

  • 9.

    Bij het bepalen van het afschrijvingsbedrag geen rekening houden met een restwaarde

  • 10.

    Vaste activa afschrijven conform de in de tabel opgenomen methoden en termijnen

  • 11.

    Vanaf het eerste jaar na ingebruikname wordt op een investering afgeschreven.

<vet>Activeren</vet>Voor het realiseren van de programmadoelen is veelal het doen van investeringen noodzakelijk. Als gevolg hiervan ontstaan er bezittingen, zogenaamde activa. Het registreren van deze bezittingen wordt activeren genoemd. Kenmerkend voor een investering is het begrip meerjarig. Het nut van een investering strekt zich uit over meerdere jaren.Uitgaven voor zaken met een meerjarig nut moeten in principe worden geactiveerd. Deze activering komt tot uitdrukking op de balans. De balans kent een onderscheid in vaste en vlottende activa. In deze notitie zijn de vaste activa van belang. Deze activa bestaan uit de volgende drie onderdelen:- Immateri&#xEB;le vaste activa- Materi&#xEB;le vaste activa- Financi&#xEB;le vaste activaDit onderscheid is van belang voor de beantwoording van de vraag of bepaalde uitgaven wel of niet geactiveerd mogen/moeten worden. In de volgende paragrafen zal hierop worden ingegaan. <vet>Immateri&#xEB;le vaste activa (artikel 34 BBV)</vet>In artikel 34 van het BBV wordt aangegeven welke kosten onder de immateri&#xEB;le vaste activa vallen. Let wel alleen de genoemde kosten vallen hieronder. Deze zijn:<vet>1. Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen</vet>Hieronder vallen:- de eventuele boetebetalingen bij vervroegde aflossingen van leningen indien een nieuwe lening wordt afgesloten. Is dit niet het geval, dan moet de boete ten laste van de exploitatie worden gebracht- het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het lagere bedrag dat aan de gemeente wordt uitgekeerd (disagio)In de toelichting op artikel 34 van het BBV wordt aanbevolen indien de kosten van geringe omvang zijn, deze niet te activeren.In de financi&#xEB;le verordening is opgenomen, dat activa met een verkrijgingsprijs van minder dan &#x20AC; 5.000 niet worden geactiveerd. Voorgesteld wordt deze norm ook voor kosten als hierboven bedoeld te gaan hanteren.<vet>Beslispunt 1.De kosten van het afsluiten van geldleningen worden geactiveerd</vet>.<vet>2. Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor bepaald actief</vet>Kosten van onderzoek en ontwikkeling worden op grond van het Bbv als immateri&#xEB;le activa aangemerkt. Dit heeft als consequentie, dat deze als afzonderlijk actief moeten worden aangemerkt en dus geen onderdeel meer uitmaken van de uiteindelijk investering. Het activeren van deze kosten is alleen dan toegestaan, wanneer- er het voornemen bestaat om het actief te gebruiken of te verkopen;- de technische uitvoerbaarheid vaststaat;- het actief in de toekomst economisch nut oplevert;- de toerekening van de indirecte kosten aan het actief aannemelijk zijn vast te stellen.Wordt hier niet aan voldaan dan mogen deze kosten niet worden geactiveerd maar moeten ten laste van de exploitatie worden gebracht.<vet>Materi&#xEB;le vaste activa</vet>Voor het al dan niet mogen/moeten activeren wordt in het BBV bij de materi&#xEB;le activa onderscheid gemaakt in<vet>1. Investering met een economisch nut</vet>Investeringen met een economisch nut zijn alle investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn. Het gaat nadrukkelijk om de mogelijkheid om middelen te verwerken of te verhandelen.Op grond van artikel 59 van het BBV moeten alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd. Kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde zijn uitgezonderd en mogen niet geactiveerd worden.<vet>2. Investeringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte</vet>Op grond van artikel 59 BBV mogen dergelijke investeringen geactiveerd worden. Hierbij moet worden gedacht aan riolering, wegen, plantsoenen, bruggen en dergelijke. Veelal gaat het om investeringen, die niet voor vervanging in aanmerking komen maar veel onderhoudskosten met zich meebrengen. Aanbevolen wordt de investeringen niet te activeren. Wanneer dit ertoe leidt dat deze investeringen uit financieel oogpunt niet worden gedaan mag worden geactiveerd. <vet>Beslispunt 2.Alle investeringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte worden geactiveerd.Financi&#xEB;le vaste activa</vet>Op grond van artikel 36 van het BBV worden de volgende uitgaven als financi&#xEB;le vaste activa op de balans opgenomen.- Kapitaalverstrekkingen en leningen (aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen, woningbouw co&#xF6;peraties en overige verbonden partijen);- Overige langlopende verstrekte geldleningen;- Uitzettingen met een looptijd langer dan een jaar;- Bijdragen aan activa in eigendom van derden.Zijn er verstrekkingen gedaan die onder een van de eerste drie punten kunnen worden gerangschikt, dan is activering verplicht. Voor verstrekkingen vallende onder het laatste onderdeel gelden de volgende voorwaarden: - er is sprake van een investering door een derde;- de investering draagt bij aan een publieke taak;- de derde heeft zich verplicht daadwerkelijk te investeren op een wijze zoals is overeengekomen;- de bijdrage kan worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.Indien niet aan een van deze voorwaarden wordt voldaan, dan mogen de kosten niet worden geactiveerd en moeten deze in een keer ten laste van de exploitatie worden gebracht.<vet>Activeren versus groot onderhoud</vet>Bij de beantwoording van de vraag of bepaalde kosten wel of niet dienen te worden geactiveerd is het van belang om duidelijkheid te krijgen over wat onder (groot) onderhoud wordt verstaan. Bij onderhoud wordt de volgende indeling gemaakt:Klein onderhoud:bij klein onderhoud gaat het om periodieke kosten die nodig zijn om het object in goede staat te houden. Kosten van klein onderhoud keren jaarlijks terug. Deze kosten mogen niet worden geactiveerd, maar moeten in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie worden gebracht.Groot onderhoud:bij groot onderhoud gaat het om zaken die een keer in de zoveel jaar moeten gebeuren. Dit soort kosten mogen niet geactiveerd worden.Vervangingen en reconstructies:voor reconstructies en vervangingen geldt de normale weg van het beschikbaar stellen van een (her) investeringskrediet. Deze kosten mogen worden geactiveerd.<vet>Beslispunt 3Kosten klein en groot onderhoud niet activeren;</vet><vet>Beslispunt 4kosten verbonden aan reconstructies en vervangingsinvesteringen activeren.Waarderen</vet>Het bepalen van de geldwaarde van de verschillende soorten activa wordt waarderen genoemd. Activa worden gewaardeerd tegen verkrijging of vervaardigingprijs verminderd met de eventuele afschrijvingen.De hoogte van de investering is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.- Tot de verkrijgsprijs worden gerekend de inkoopprijs en eventueel bijkomende kosten zoals opleidings- of implementatiekosten.- Tot de vervaardigingsprijs worden gerekend de aanaschaffingskosten van de grond- en hulpstoffen en overige rechtsreeks tot de investering tot te rekenen kosten. Voorts kan hierin worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging kan worden toegerekend. De compensabele omzetbelasting maakt hiervan geen onderdeel uit. <vet>Beslispunt 5Indirecte kosten zoals personeelskosten en overige kosten voor overhead naar evenredigheid opnemen in de vervaardigingsprijsAfschrijven</vet>Het verdelen van de lasten van een investering over meerdere jaren wordt afschrijven genoemd. Tevens wordt door afschrijving de duurzame waardevermindering van het activum tot uitdrukking gebracht. Deze lasten worden kapitaallasten genoemd en bestaan naast de afschrijving ook uit een rentecomponent. De hoogte van de afschrijving is mede afhankelijk van de hoogte van de investering, de afschrijvingstermijn en de afschrijvingsmethode. <vet>Hoogte van de investering</vet>In het BBV is verplicht voorgeschreven, dat de investeringen worden gewaardeerd op basis van verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs. Op basis van deze prijs moet dan ook worden afgeschreven.In het BBV is ook een onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Deze tweedeling heeft ook voor de afschrijving de nodige consequenties.

Investeringen met een economisch nutInvesteringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte
Alle investeringen moeten worden geactiveerd op basis van het bedrag van de investering. Op de investering mogen dus geen reserves in mindering worden gebracht. Indien wel een bestemmingsreserve is gevormd voor deze investering, heeft dit tot gevolg, dat in de exploitatie tegenover de afschrijvingslast een gelijk bedrag staat uit de reserve. Bijdragen aan derden mogen wel in mindering op de investering worden gebracht. Om het evenwicht tussen boekwaarde en economische waarde niet te verstoren wordt voorgesteld hiervan af te zien.Als een investering wordt geactiveerd, dan is het toegestaan reserves en bijdragen van derden hierop in mindering te brengen

<vet>Beslispunt 6Indien er sprake is van een investering met economisch nut wordt bij aanwezigheid van een bestemmingsreserve hieruit jaarlijks een bedrag gelijk aan de afschrijvingslasten ten gunste van de exploitatie gebrachtBeslispunt 7Indien er sprake is van een investering met economisch nut worden bijdragen van derden niet in mindering gebracht op de investering, maar aan een gevormde of te vormen bestemmingsreserve toegevoegdBeslispunt 8Indien er sprake is van een investeringen met maatschappelijk nut in de buiten ruimte worden reserves en bijdragen van derden in mindering gebracht op de investeringRestwaarde</vet>De restwaarde is de waarde die eventueel na de gebruikstermijn van het actief nog kan worden gerealiseerd. Bij gemeente is het niet gebruikelijk om bij het bepalen van de afschrijving rekening te houden met een in te schatten restwaarde van het actief aan het einde van de gebruiksduur. Een eventuele restwaarde aan het einde van de gebruiksduur wordt opgenomen als incidenteel nadeel of voordeel. <vet>Beslispunt 9Bij het bepalen van het afschrijvingsbedrag geen rekening houden met een restwaarde</vet>.<vet>Methode en termijnen van afschrijving.Methode</vet>Het BBV schrijft een consistente methodiek van afschrijven voor waarvan slechts op gegronde redenen mag worden afgeweken. Bij de overheid worden veelal twee afschrijvingssystemen gebruikt, lineaire en annu&#xEF;taire afschrijving.Bij lineaire afschrijving wordt jaarlijks een vast percentage van de investering afgeschreven. Dit sluit aan bij de duurzame waardevermindering van de investering. De kapitaallasten dalen in de tijd. Deze methode wordt veelal toegepast als de onderhoudskosten van de investering in de gebruiksperiode stijgen.Bij de annu&#xEF;taire afschrijvingsmethode blijven de kapitaallasten jaarlijks gelijk, waarbij het afschrijvingsgedeelte stijgt en de rentecomponent daalt. Deze methode sluit niet goed aan bij de duurzame waardevermindering van een investering, omdat de grootste waardever-mindering veelal aan het begin van de gebruiksperiode ligt.<vet>Termijn</vet>Afschrijving vindt plaats op basis van een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige levensduur. Bij de bepaling van de gebruiksduur moet rekening worden gehouden met de technische- en de economische levensduur. Afschrijving vindt dus onafhankelijk van het resultaat plaats. De technische levensduur is de periode dat de investering in staat is om de producten of diensten te leveren waarvoor deze is aangeschaft. De economische levensduur is de periode waarin het actief op een economisch verantwoorde wijze kan worden gebruikt.Hieronder staat een overzicht van de afschrijvingstermijnen welke worden gehanteerd.Afwijkingen op basis van specifieke omstandigheden zullen ter besluitvorming worden voorgelegd aan de raad.<vet>Immateri&#xEB;le vaste activa</vet>

Afschrijvingstermijn (lineair)
Geactiveerde kosten van onderzoek enontwikkeling voor een bepaald actief, het saldovan agio en disagio alsmede de kosten voor hetafsluiten van geldleningen4 jaar

<vet>Materi&#xEB;le vaste activa met economisch nut</vet>

Afschrijvingstermijn (lineair)
nieuwbouw woonruimten en bedrijfsgebouwen40 jaar
renovatie, restauratie en aankoop woonruimten enbedrijfsgebouwen25 jaar
technische installaties in bedrijfsgebouwen15 jaar
vervoermiddelen5 jaar
schoolgebouwen60 jaar
meubilair10 jaar
telefooninstallaties10 jaar
i.c.t benodigdhedenIs opgenomen in het automatiseringsplan
gronden0 jaar

<vet>Materiele vaste activa met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte</vet>

Afschrijvingstermijn (annuïtair)
rioleringen40 jaar
wegen25 jaar

Indien afschrijvingstermijnen niet in de tabel voorkomen zal het college hierover een besluit nemen. Die worden in de eerstkomende bijstelling van deze nota opgenomen. Extra afschrijvingen op activa met een economisch nut vinden plaats wanneer er sprake is van duurzame waardevermindering of als het actief eerder buiten gebruik wordt gesteld. Op een investering met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte mag resultaatafhankelijk worden afgeschreven.<vet>Berekening van de afschrijving</vet>De afschrijving wordt berekend vanaf het eerste jaar na het jaar van ingebruikname. Dit moment zal veelal worden bepaald door het moment van afsluiten van de investering. Hierop kan in bijzondere gevallen worden afgeweken.<vet>Beslispunt 10Vaste activa afschrijven conform de in de tabel opgenomen methoden en termijnen;Beslispunt 11Vanaf het eerste jaar na ingebruikname wordt op een investering afgeschreven.</vet>

Toelichting 1 op de artikelen

<vet>Artikel 1 Definities</vet>Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.<vet>Artikel 2 Programma-indeling</vet>Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma's worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma's toewijst. Op grond vaan artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht. Overigens bepaalt het artikel niet, dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken overhoop moeten worden gehaald. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en de aanwezige indicatoren goed zijn bevallen kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. Een programma is gebaseerd op de drie w vragen wat willen we bereiken, wat gaan we ervoor doen en wat mag het kosten. Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de pratijk indicatoren nodig zij. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Aan de hand van indicatoren kan gemeten worden in welke mate de geformuleerde doelstellingen behaald worden.<vet>Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken.</vet>In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt in het eerste lid het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voegen en evenzo de productenrealisatie bij het jaarverslag. Dit zijn geen standaardverplichtingen in het BBV. Wel moet men opletten, dat de productenrealisatie bij het jaarverslag wordt gevoegd en niet bij de jaarrekening. Anders gaat deze deel uitmaken van de accountantscontrole, hetgeen niet de bedoeling van de wet is. In het 2e lid wordt de verplichting uit het BBV nader uitgewerkt aandacht te besteden aan voorgenomen investeringen en het verloop hiervan.<vet>Artikel 4 Kaders begroting</vet>De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over de voorjaarsnota waarin het meerjarige budgettaire kader wordt vastgesteld. Dat vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.<vet>Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten</vet>Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau. Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad. Naast lopende uitgaven doet de gemeente investeringen. Deze uitgaven worden bij de begrotingsbehandeling meegenomen. De raad kan daarbij aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Op deze wijze kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan. Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerp-begroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid regelt de autorisatie van deze investeringskredieten.<vet>Artikel 6 Tussentijdse rapportages</vet>Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussentijdse rapportages. Op basis hiervan wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden.<vet>Artikel 7 Waardering en afschrijving vaste activa</vet>.De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Artikel 7 bepaalt, dat het college een nota over de waardering, activering en afschrijving van vaste activa aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De bepalingen die, wanneer de tekst van de Gemeentewet letterlijk wordt genomen, zouden moeten worden opgenomen in deze verordening, worden nu opgenomen in een afzonderlijke nota die gelijktijdig met de verordening wordt vastgesteld. Omdat de raad de verordening vaststelt en daarmee ook het waarderings- en afschrijvingsbeleid aan zich moet houden is opgenomen dat de nota onderdeel uitmaakt van de verordening.<vet>Artikel 7a Voorziening voor oninbare vorderingen</vet>Voor de oninvorderbaarheid van vorderingen kan de gemeente een voorziening treffen. Onderscheid wordt gemaakt tussen gemeentelijke belastingen en heffingen (zogenaamde bulkfacturen) en de overige vorderingen. Voor de bulkfacturen wordt een voorziening getroffen op basis van een ervaringspercentage van de oninbaarheid van posten over een aantal jaren.. Jaarlijks zal in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting het aanwezige saldo en het gewenste saldo worden opgenomen.De overige vorderingen worden individueel beoordeeld.<vet>Artikel 8 Kostprijsberekening</vet>In dit artikel staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 bepaalt, dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met De dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt, dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdrage aan voorzieningen en de compensabele btw. Het rentecomponent van de kapitaallasten die van invloed zijn op de kostprijs is gebaseerd op het omslagpercentage.<vet>Artikel 9 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en leges</vet>.Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en leges is een bevoegdheid van de raad die niet kan worden gedelegeerd. Daar waar het publiek belang in het geding is, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren.Het eerste lid bepaalt, dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en overige lokale heffingen jaarlijks vaststelt. Het tweede en derde lid bepalen, dat de raad periodiek kaders voor de prijzen voor gemeentelijkediensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt. Het vierde lid bepaalt, dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen ter kennis van de raad worden gebracht.<vet>Artikel 10 Financieringsfunctie</vet>De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. In het eerste en tweede lid van dit artikel worden richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie gegeven en staan de kaders voor het financieel beleid die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen opgesomd. In het derde lid wordt aangegeven, dat de gemeente bij het verstrekken van leningen, het afgeven van garanties en het aangaan van financiële participaties alleen uit hoofde van depublieke functie mag handelen. Ook moeten bij dergelijke transacties zekerheden worden ingebouwd. Reden kan zijn dat indien een dergelijk verzoek aan de gemeente wordt gedaan andere financieringsinstanties er blijkbaar niet al te veel vertrouwen meer in hebben.<vet>Artikel 11 Administratie</vet>In dit artikel zijn de algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze moeten voldoen. <vet>Artikel 12 Interne controle</vet>De accountant toets jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de financiële beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op hiervoor – ook tussentijds - maatregelen te treffen.<vet>Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik</vet>Dit artikel bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende beoordelingsmaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.<vet>Artikel 14 Financiële organisatie</vet>Het college wordt onder de letters a tot en met d opgedragen regels die de financiële organisatie betreffen vast te leggen in besluiten. Onder e en f wordt het college opgedragen de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan producten vast te leggen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven waaraan het college bij het samenstellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan de organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functie aan functionarissen. In de onderdelen c tot en met e worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.<vet>Wijzigingen financiële verordening 2008 ten opzichte van de financiële verordening 2003</vet>

20032008
Artikel 1. DefinitiesArtikel 1. DefinitiesToegevoegd verklaring indicator. Verwijderdteksten doelmatigheid, doeltreffendheid
Artikel 2. ProgrammabegrotingArtikel 2. Programma-indelingTeksten aangepast. Strekking blijft hetzelfde
Artikel 3. productenArtikel 3. Inrichten begroting en jaarstukken
Artikel 4. Kaders begrotingArtikel 4. Kaders begroting
Artikel 5. Uitvoering begrotingArtikel 4 Autorisatie begroting eninvesteringskredieten en begrotingswijzigingenOmschrijving geactualiseerd.
Artikel 6. Interne controleArtikel 11. Interne controle
Artikel 7 Tussentijdse rapportages en informatieArtikel 6 Bestuursrapportages
Artikel 8 JaarstukkenArtikel 3 Inrichten begroting en Jaarstukken
Artikel 9 Financiële positieVervallen. In de nieuwe verordeningbeschreven in artikel 4
Artikel 10 Waardering & Afschrijving vasteactivaArtikel 6 en bijlage 2 (nota activeren,waarderen en afschrijven)
Artikel 11 Voorziening voor oninvorderbareverordeningenArtikel 6a Voorziening voor oninvorderbareverordeningen
Artikel 12 Reserves en voorzieningenVervallen. Reservenota vormt vast onderdeelprogrammabegroting
Artikel 13 KostprijsberekeningArtikel 7
 Artikel 8 Vaststellen hoogte belastingen,rechten heffingen en leges
Artikel 14 FinancieringsfunctieArtikel 9
Artikel 15 Registratie bezittingen, activa envermogenvervallen
Artikel 16 tot en met 22 betreffende diverseparagrafen uit begrotingVervallen. Deze zaken worden op grond vanBBV in de begroting behandeld
Artikel 23 Verstrekte subsidiesVervallen
Artikel 24 administratieArtikel 10
Artikel 25 Financiële administratieVervallen. Is geregeld in het BBV
 Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 26 Financiële organisatieArtikel 13
Artikel 27 Aanbesteding en inkoopVervallen. Is geregeld in debudgethouderesregeling enaanbestedingsregeling openbare werken.