Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
- a.
voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;
- b.
amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of
ontwerp-besluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden
opgenomen;
- c.
subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement,
naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het
amendement, waarop het betrekking heeft;
- d.
motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor
een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;
- e.
voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de
vergadering;
- f.
initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander
voorstel.
Artikel 2 De voorzitter
De voorzitter is belast met:
- a.
het leiden van de vergadering;
- b.
het handhaven van de orde;
- c.
het doen naleven van het reglement van orde;
- d.
hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.
Artikel 3 De griffier
- 1.
De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.
- 2.
Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen
door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.
- 3.
Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd,
aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.
Artikel 3a De secretaris
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig
te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in
dit reglement.
Artikel 3b Het presidium
- 1.
De raad heeft een presidium.
- 2.
Het presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De
griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium
aanwezig.
- 3.
De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het
presidium.
- 4.
Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij
zijn afwezigheid in het presidium vervangt.
- 5.
Elke fractievoorzitter heeft één stem in het
presidium.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
- 1.
Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een
commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie
onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken
van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de
stembureaus.
- 2.
De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven
schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel
voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een
minderheidsstandpunt.
- 3.
Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van
de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe
samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de
voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
- 4.
In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter
een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad
waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed
of verklaring en belofte af te leggen.
Artikel 5 Fractie
- 1.
De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde
kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van
de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een
lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid
als een afzonderlijke fractie beschouwd.
- 2.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert
de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen
aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie
in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke
naam deze fractie in de raad wil voeren.
- 3.
De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens
plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan
de voorzitter.Indien:a. één of meer leden van een fractie
als zelfstandige fractie gaan optreden;b. twee of meer fracties als
één fractie gaan optreden;c. één of meer leden
van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt
hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de
voorzitter. Met de hierboven beschreven veranderde situatie wordt
rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de
raad na de mededeling daarvan.
Hoofdstuk 3 Vergaderingen
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 6 Vergaderfrequentie
- 1.
De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op dinsdag,
vangen aan om 20.00 uur, duren in beginsel tot uiterlijk 23.00 uur
en worden gehouden in de raadszaal in het gemeentehuis.
- 2.
De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en
aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij
voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie,
overleg met het presidium.
Artikel 7 Oproep
- 1.
De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de
leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag,
tijdstip en plaats van de vergadering.
- 2.
In spoedeisende gevallen kan van de in lid 1 genoemde termijn worden
afgeweken.
- 3.
De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met
uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de
Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de
schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.
- 4.
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in
artikel 8, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde
voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang
van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.
Artikel 8 Agenda
- 1.
Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium
de voorlopige agenda van de vergadering vast.
- 2.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de
schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een
vergadering een aanvullende agenda opstellen.
- 3.
Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op
voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de
vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of
van de agenda afvoeren.
- 4.
Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare
beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar
de commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies
vragen.
- 5.
Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad
de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.
Artikel 8a De wethouder
De wethouders worden standaard uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te
zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen, tenzij het presidium anders
beslist.
Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken
- 1.
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de
agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de
schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage
gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de
openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10. Indien na het verzenden
van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt
hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in
een openbare kennisgeving.
- 2.
Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het
gemeentehuis gebracht.
- 3.
Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede
lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze
stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de
griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.
Artikel 10 Openbare kennisgeving
De vergadering wordt door aankondiging in het gemeentekader van een lokaal
weekblad, op de gemeentelijke publicatieborden en door plaatsing op de
internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.De openbare
kennisgeving vermeldt:
- a.
de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;
- b.
de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en
de daarbij behorende stukken kan inzien;
- c.
de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld
in artikel 15.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Artikel 11 Presentielijst
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk
de presentielijst.Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de
voorzitter en de griffier doorondertekening vastgesteld.
Artikel 12 Zitplaatsen
- 1.
De voorzitter, de leden van de raad, de wethouders en de griffier
hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het
presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad
aangewezen.
- 2.
Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling
herzien na overleg in het presidium.
- 3.
De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de overige
personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.
Artikel 13 Opening vergadering; quorum
- 1.
De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien
het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens
de presentielijst aanwezig is.
- 2.
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste
aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van
de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering,
met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.
Artikel 14 Openingsgebed
- 1.
Onmiddellijk na de opening van de vergadering spreekt de voorzitter
het volgende gebed uit: "Almachtige God! Wij bidden U om Uw zegen
bij de volbrenging van de werkzaamheden, welke ons voor deze
vergadering zijn opgedragen. Schenk ons wijsheid en voorzichtigheid,
verlevendig in ons een diep besef van onze afhankelijkheid aan U en
doe onze beraadslagingen strekken tot bevordering van de ware
belangen van deze gemeente. Amen."
- 2.
In bijzondere omstandigheden kan de voorzitter de in lid 1 genoemde
tekst door een ander doen uitspreken.
Artikel 15 Spreekrecht burgers
- 1.
Bij de behandeling van het desbetreffende agendapunt kunnen andere
aanwezige burgers, in maximaal één termijn en gedurende
maximaal drie minuten per persoon, het woord voeren over
geagendeerde onderwerpen.
- 2.
Het woord kan niet gevoerd worden:a. over een besluit van het
gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat
of heeft opengestaan;b. over benoemingen, keuzen, voordrachten of
aanbevelingen van personen;c. indien een klacht ex artikel 9:1 van
de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.
- 3.
De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft
verleend. De spreker kan geen vragen stellen aan het college en/of
de raad en kan niet met hen in discussie gaan. De voorzitter of een
lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng
van de burger.
- 4.
De voorzitter is gerechtigd de beschikbare spreektijd te limiteren
ingeval de totale spreektijd de naar zijn redelijkerwijs beschikbare
totale spreektijd te boven dreigt te gaan.
Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen kan de
voorzitter mededelen, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal
beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst
aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
Artikel 17 Verslag
- 1.
Het ontwerp-verslag van de voorgaande vergadering wordt, zo
mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de
schriftelijke oproep. Het ontwerpverslag kan gelijktijdig aan de
overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden
worden.
- 2.
Bij het begin van de vergadering wordt, voor zover mogelijk, het
verslag van de vorige vergadering vastgesteld.
- 3.
De voorzitter, de leden, de wethouders en de griffier hebben het
recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het
verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen
gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het
vaststellen van het verslag bij de griffier te worden
ingediend.
- 4.
Het verslag moet inhouden:a. de namen van de voorzitter, de leden,
de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden,
alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het
woord gevoerd hebben;b. een vermelding van de zaken die aan de orde
zijn geweest;c. een zakelijke samenvatting van het gesprokene met
vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;d.
een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij
hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen
stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich
overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;e. de
tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en
burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties,
amendementen en subamendementen;f. bij het desbetreffende agendapunt
de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van
het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te nemen
aan de beraadslagingen.
- 5.
Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.
Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier
ondertekend.
Artikel 18 Ingekomen stukken
- 1.
Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen
van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze
lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en de stukken
worden ter inzage gelegd.
- 2.
Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van de
voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken
vast.
Artikel 19 Spreekregels
- 1.
De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats
of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.
- 2.
Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden
van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats
spreken.
Artikel 20 Volgorde sprekers
- 1.
Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter
gevraagd en van hem verkregen te hebben.
- 2.
De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van
de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.
Artikel 21 Aantal spreektermijnen
- 1.
De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten
hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.
- 2.
Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
- 3.
Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het
woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.
- 4.
Het derde lid is niet van toepassing op:a. de rapporteur van een
commissie;b. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een
initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement,
die motie of dat voorstel.
- 5.
Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of
voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken
over een voorstel van orde.
Artikel 22 Spreektijd
Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en
de overige aanwezigen.
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
- 1.
Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzija. de
voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement
te herinneren;b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan
bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal
afronden.
- 2.
Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen
veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een
andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de
orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.
Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de
voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft,
over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
- 3.
De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een
door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de
orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.
- 4.
De voorzitter kan de raad voorstellen aan een lid dat door de
gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere
verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt
niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de
vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem
verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien
voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden
ontzegd.
Artikel 24 Beraadslaging
- 1.
De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad
beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of
voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
- 2.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter
kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen
tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te
geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat
nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen
- 1.
De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige
leden van de raad, de voorzitter, de wethouders en de griffier
deelnemen aan de beraadslaging.
- 2.
Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of
één der leden van de raad genomen alvorens met de
beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een
aanvang wordt genomen.
Artikel 26 Stemverklaring
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming
overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te
motiveren.
Artikel 27 Beslissing
- 1.
Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel
voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad
anders beslist.
- 2.
Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over
eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals
het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt
gevraagd.
- 3.
Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt,
formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen
eindbeslissing.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming
- 1.
De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen
stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt,
stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke
stemming is aangenomen.
- 2.
In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen
vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich
van stemming te hebben onthouden.
- 3.
Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de
voorzitter daarvan mededeling.
- 4.
De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam
op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat
daarvoor overeenkomstig artikel 16 wordt aangewezen. Vervolgens
geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.
- 5.
Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat
zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht
zijn stem uit te brengen.
- 6.
De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit
te spreken, zonder enige toevoeging.
- 7.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan
hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd
heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat
de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel
aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de
stemming brengt dit echter geen verandering.
- 8.
De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met
vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij
doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.
Artikel 29 Stemming over amendementen en moties
- 1.
Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt
eerst over dat amendement gestemd.
- 2.
Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst
over het subamendement gestemd en vervolgens over het
amendement.
- 3.
Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig
voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin
hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest
verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming
wordt gebracht.
- 4.
Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend,
wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de
motie.
Artikel 30 Stemming over personen
- 1.
Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht
of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet
plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.
- 2.
leder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de
Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje
in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.
- 3.
Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen,
voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de
voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op
één briefje.
- 4.
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes
gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid
verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen
niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te
openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
- 5.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in
artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben
uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben
ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt
verstaan:a. een blanco ingevuld stembriefje;b. een ondertekend
stembriefje;c. een stembriefje waarop meer dan één naam is
vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;d. een
stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft,
op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;e. een
stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die
waartoe de stemming is beperkt.1. In geval van twijfel over de
inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de
voorzitter.2. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes
onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.
Artikel 31 Herstemming over personen
- 1.
Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid
heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.
- 2.
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte
meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen
twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich
hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over
meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming
uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal
plaatshebben.
- 3.
Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen
staken, beslist terstond het lot.
Artikel 32 Beslissing door het lot
- 1.
Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie
de beslissingmoet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke,
geheel gelijke, briefjes geschreven.
- 2.
Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn
gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal
gedeponeerd en omgeschud.
- 3.
Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de
stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is
gekozen.
Hoofdstuk 4 Rechten van leden
Artikel 33 Amendementen
- 1.
leder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen
amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om
een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te
splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.
Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn
door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in
de vergadering aanwezig zijn.
- 2.
leder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het
amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te
stellen (subamendement).
- 3.
Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen
te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend,
tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van
het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan
worden volstaan.
- 4.
Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is
mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft
plaatsgevonden.
Artikel 34 Moties
- 1.
leder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.
- 2.
Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden
schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.
- 3.
De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of
voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of
voorstel plaats.
- 4.
De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen
onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende
onderwerpen zijn behandeld.
Artikel 35 Voorstellen van orde
- 1.
De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering
mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden
toegelicht.
- 2.
Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering
betreffen.
- 3.
Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.
Artikel 36 Initiatiefvoorstel
- 1.
Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen
worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.
- 2.
De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende
vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden
is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de
daaropvolgende vergadering geplaatst.
- 3.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda
voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de
raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de
vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp
dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden
behandeld in de raadscommissie of voor advies naar het college dient
te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke
vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
- 4.
De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van
een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.
Artikel 36a Collegevoorstel
- 1.
Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het
college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de
raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van
de raad.
- 2.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het
eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden,
bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw
geagendeerd wordt.
Artikel 36b Interpellatie
- 1.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in
naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, uiterlijk
maandagmorgen 10.00 uur voor de aanvang van de vergadering
schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een
duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen
worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
- 2.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk
ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de
behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende
vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in
stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de
vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
- 3.
De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige
leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan
eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.
Artikel 37 Schriftelijke vragen
- 1.
Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De
vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen
wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt
verlangd.
- 2.
De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze
draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van
de overige leden van de raad en het college worden gebracht.
- 3.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in
ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen.
Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende
raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen
kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de
vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn
aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit
bericht wordt behandeld als een antwoord.
- 4.
De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college
aan de leden van de raad medegedeeld.
- 5.
De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als
bedoeld in artikel 18 aan de leden van de raad toegezonden.
- 6.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de
eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in
dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda
voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door
de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad
anders beslist.
Artikel 37 a Vragenhalfuur
- 1.
Na de opening van de vergadering is er een vragenhalfuur voor
raadsleden, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend.
In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het
vragenhalfuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter
bepaalt op welk tijdstip het vragenhalfuur eindigt.
- 2.
Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil
stellen, meldt dit schriftelijk onder aanduiding van het onderwerp
uiterlijk maandagmorgen 10.00 uur bij de voorzitter. De voorzitter
kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te
stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht
aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op
diezelfde dag aan de orde komt.
- 3.
De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen
tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.
- 4.
De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de
vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de
overige leden van de raad.
- 5.
Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om
één of meer vragen aan het college of de burgemeester te
stellen en een toelichting daarop te geven.
- 6.
Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de
vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te
stellen.
- 7.
Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord
verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college
vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.
- 8.
Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en
worden geen interrupties toegelaten.
Artikel 38 Inlichtingen
- 1.
Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als
bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de
Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk
ingediend bij het college of de burgemeester.
- 2.
Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift
toegezonden aan de raad.
- 3.
De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de
eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.
- 4.
De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de
vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.
Artikel 39. Slotgebed
- 1.
Voorafgaand aan de sluiting van de vergadering spreekt de voorzitter
het volgende dankgebed uit: "Genadige God, wij danken U, dat gij ons
lust en kracht hebt gegeven voor de vervulling van de taak, ons voor
deze vergadering opgelegd. Vergeef ons alles wat niet was naar Uw
Heilige wil. Blijf de gemeente die wij vertegenwoordigen en ons
allen in liefde gedenken, om Jezus wil. Amen."
- 2.
In bijzondere omstandigheden kan de voorzitter de hierboven genoemde
tekst door een ander doen uitspreken.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 40 Procedure begroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het
onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een
procedure die de raad vaststelt.
Artikel 41 Procedure jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en
het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de
vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit
volgens een procedure die de raad vaststelt.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisatie
Artikel 42 Verslag; verantwoording
- 1.
Een lid van de raad, de burgemeester, een wethouder of de secretaris
die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen
bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk
orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen,
heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst
van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering)
verslag te
- 2.
doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde
zijn. Voor door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de
voorzitter verwijzen naar de commissie. leder lid van de raad kan
aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen
stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, zoals
vastgelegd in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing.
- 3.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste
lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van
functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan.
De regels voor het vragen van inlichtingen, zoals vastgelegd in
artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.
- 4.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties
of instituties, waarin de raad een van zijn leden heeft
benoemd.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Artikel 43 Algemeen
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van
overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met
het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 44 Notulen
- 1.
De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld,
maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage bij de
griffier.
- 2.
Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering
ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad
een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De
vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier
ondertekend.
Artikel 45 Geheimhouding
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig
artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de
stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten
de geheimhouding op te heffen.
Artikel 46 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55,
tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet
voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt
verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten
vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 47 Toehoorders en pers
- 1.
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend
op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen
bijwonen.
- 2.
Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze
verstoren van de orde is verboden.
Artikel 47a Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel
beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en
gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 48 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de
vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of
andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de
vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.
Hoofdstuk 9 Slotbepalingen
Artikel 49 Uitleg reglement
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de
toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de
voorzitter.
Artikel 50 Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 15 maart 2010 onder gelijktijdige
intrekking van het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van
de gemeente Lopik vastgesteld bij raadsbesluit van 1 juni 2004.