Organisatie | Voerendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bijstandsverordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2010 |
Citeertitel | Bijstandsverordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Werk, zorg en inkomen |
Regeling vervangt bijstandsverordening toeslagen en verlagingen d.d. 28-09-2009
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | 22-06-2011 | Nieuwe regeling | 17-06-2010 Weekblad Parkstad, 30-06-2010 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder
1. indien een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Huursubsidiewet;
2. indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan o.a.: de rioolrechten, het eigenaaraandeel van de onroerende zaakbelasting, een vast bedrag voor onderhoud, de opstalverzekering en het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten;
netto minimumloon: het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verhoogd met aanspraak op vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en het werknemersaandeel ziekenfondspremie;
de loonbelasting en premies volksverzekeringen worden berekend overeenkomstig de bepalingen in artikel 37 WWB, tweede lid, van de wet.
HOOFDSTUK 3 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM
De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% voor de alleenstaande ouder en de alleenstaande met:
* thuisinwonende kinderen van 18 jaar of ouder die een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.
HOOFDSTUK 4 CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM OF DE TOESLAG
De bijstandsnorm wordt niet lager vastgesteld indien het echtpaar de kosten als bedoeld in het eerste lid uitsluitend deelt met :
* thuisinwonende kinderen van 18 jaar of ouder die een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.
De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen kosten zijn verbonden.
De bijstandsnorm of de toeslag voor de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde wordt lager vastgesteld indien de deelname is beëindigd aan onderwijs of beroepsopleiding op grond waarvan aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering dan wel op kinderbijslag.
Voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar wordt in afwijking van artikel 3, de toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet op nihil gesteld, met dien verstand dat toeslagen die onder de Abw zijn toegekend gehandhaafd blijven totdat de leeftijd van betrokkene wijzigt.
Indien voor de belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en een of meer verlagingen op grond van de artikelen 4, 5, 6, 7 en 8 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het netto minimumloon ten opzichte van de bijstandsnorm zoals die is vastgesteld in artikel 30 van de wet.
Indien op een belanghebbende beide artikelen van toepassing zijn wordt aan artikel 6 voorrang gegeven.