Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Limburg

Verordening regelende de geldelijke en andere rechtspositionele voorzieningen ten behoeve van gedeputeerden, staten- en commissieleden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Limburg
Officiële naam regelingVerordening regelende de geldelijke en andere rechtspositionele voorzieningen ten behoeve van gedeputeerden, staten- en commissieleden
CiteertitelVerordening rechtspositie gedeputeerden, Staten- en commissieleden 2010
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuurlijke organisate

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening treedt in werking de dag na plaatsing in het Provinciaal blad.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht; Provinciewet, art. 93

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-11-201002-11-2012Nieuwe regeling

26-03-2010

Provinciaal Blad, 2010, 12

Onbekend
29-04-2010Nieuwe regeling

26-03-2010

Provinciaal Blad, 2010, 12

Onbekend

Tekst van de regeling

VERORDENING REGELENDE DE GELDELIJKE EN ANDERE RECHTSPOSITIONELE VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE VAN GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN 

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen 

Artikel 1 Begripsbepalingen 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241;

  • c.

    Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242;

  • d.

    Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

  • e.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993,

    nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • f.

    Statenlid: lid van Provinciale Staten, niet zijnde gedeputeerde;

  • g.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424;

  • h.

    Griffier: de griffier, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet;

  • i.

    Provinciesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor Statenleden 

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden 

  • 1.

    Aan het Statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het

    bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals

    dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

Artikel 2a Toelagen op vergoeding voor de werkzaamheden 

  • 1.

    Het Statenlid dat lid is van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 lid 3 van de

    Provinciewet dan wel lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 151a lid 3

    Provinciewet ontvangt voor de duur van het lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de

    activiteiten per jaar een toelage van 5% van de vergoeding van de werkzaamheden als bedoeld in

    artikel 2 van deze verordening op jaarbasis.

  • 2.

    Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel stelt de Commissaris van de Koningin de duur van het

    lidmaatschap dan wel de duur van de activiteit vast.

Artikel 3 Onkostenvergoeding 

  • 1.

    Aan het Statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het

    Statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2,

    derde lid, van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks

    ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

    Deze vergoeding is bedoeld voor de kosten, die een Statenlid maakt ten behoeve van representatie,

    vakliteratuur, contributies en lidmaatschappen, telefoonkosten, bureaukosten en porti, zakelijke

    giften, bijdrage aan fractiekosten, ontvangsten en excursies.

  • 2.

    Ten aanzien van een Statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en

    onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als

    dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding

    toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit

    Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd

    Rechtspositiebesluit wordt herzien.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het

    ambt verbonden kosten 83% van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien het

    Statenlid op grond van lid 4 van dit artikel ten laste van provinciale middelen een vergoeding

    ontvangt voor een mobiele telefoon dan wel een mobiele telefoon ter beschikking krijgt

  • 4.

    Het is een fractie als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de verordening Ambtelijke bijstand en

    Fractieondersteuning Provincie Limburg 2010 toegestaan om een mobiele telefoon ter beschikking

    te stellen dan wel daar een vergoeding voor te geven aan een Statenlid dat schriftelijk aangeeft te

    kiezen voor de mogelijkheid van lid 3 van dit artikel.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen 

  • 1.

    Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar Statenlid is geweest ontvangt de vergoedingen,

    bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar Statenlid is

    geweest.

  • 2.

    De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse

    termijnen.

Artikel 5 Reiskosten 

  • 1.

    Het Statenlid wordt op aanvraag een openbaar vervoerjaarkaart eerste klasse verstrekt.

  • 2.

    Aan het Statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van

    Provinciale Staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve

    van de provincie gemaakte reizen. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van

      de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van het eerste lid;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte

      noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de

      Reisregeling binnenland.

  • 3.

    Aan het Statenlid aan wie ingevolge het eerste lid een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt worden

    de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als het reizen betreffen, anders

    dan voor het bijwonen van vergaderingen van Provinciale Staten en van een commissie en die reizen

    met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken. Hij dient dit in het

    declaratieformulier te motiveren.

  • 4.

    Het Presidium kan nadere uitvoeringsregels stellen m.b.t. de reiskosten die vallen onder de bepaling

    uit lid 1 van dit artikel en onder de bepaling uit lid 2 van dit artikel ter zake van andere ten behoeve

    van de provincie gemaakte reizen.

Artikel 6 Verblijfkosten 

  • 1.

    Het Statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis om niet maaltijden en

    consumpties vanwege de provincie verstrekt.

  • 2.

    Het Statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van andere ten

    behoeve van de provincie en verband houdend met zijn Statenlidmaatschap gemaakte reizen dan

    die voor het bijwonen op het provinciehuis van vergaderingen van Provinciale Staten en van een

    commissie, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

  • 3.

    De griffier beoordeelt aanvragen als bedoeld in lid 2 van dit artikel. Hij kan aanvragen ter beoordeling

    voorleggen aan het Presidium.

  • 4.

    Het Presidium kan nadere regels stellen met betrekking tot de kosten die op grond van lid 2 van dit

    artikel voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 5.

    De griffier kan ten laste van de Provinciale middelen leden van Provinciale Staten:

    • a.

      Een overnachtingsmogelijkheid bieden als reizen voorafgaand aan, tussen of na vergaderingen

      van Provinciale Staten en/of Statencommissies heel bezwaarlijk c.q. onmogelijk is.

    • b.

      Vervoer naar het thuisadres bieden ingeval Statenleden na een vergadering of bijeenkomst van

      Provinciale Staten of een Statencommissie niet meer per openbaar vervoer het thuisadres

      kunnen bereiken.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium 

  • 1.

    De kosten van deelname van een Statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in

    het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor

    rekening van de provincie.

  • 2.

    Het Statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of

    namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe bij de griffier een gemotiveerde

    aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De

    kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de

    vervulling van het Statenlidmaatschap.

  • 3.

    De griffier beoordeelt aanvragen als bedoeld in lid 2 van dit artikel. Hij kan aanvragen ter beoordeling

    voorleggen aan het Presidium.

Artikel 8 Vergoeding internetaansluiting 

  • 1.

    Aan een lid van Provinciale Staten worden eenmalig de aanlegkosten van een internetaansluiting

    vergoed.

  • 2.

    Aan een lid van Provinciale Staten wordt een vergoeding van € 25,00 bruto per maand toegekend

    ten behoeve van de abonnementskosten van een internetaansluiting die benodigd is voor het

    Statenlidmaatschap.

  • 3.

    De in het tweede lid genoemde vergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de definitieve

    consumentenprijsindex alle huishoudens van het voorafgaande jaar.

Artikel 9 Kinderopvang 

Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2007 van rechtswege vervallen.

Artikel 10 Spaarloonregeling 

Het Statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid 

Op aanvraag verlagen Gedeputeerde Staten de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een Statenlid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. 

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering 

  • 1.

    In het geval een Statenlid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na

    toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het

    uitoefenen van het Statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor

    de werkzaamheden die het Statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie

    verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2.

    In het geval dat een Statenlid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en

    onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane

    korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het Statenlidmaatschap meer bedraagt

    dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het Statenlid ontvangt, wordt

    deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van Provinciale Staten 

  • 1.

    Een Statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan 30 dagen onafgebroken het

    voorzitterschap van Provinciale Staten waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van

    8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de

    waarneming.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld

    in artikel 3.

Artikel 14 Ziektekostenvoorziening 

  • 1.

    Het Statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 175,-

    per jaar.

  • 2.

    Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar Statenlid is geweest ontvangt de

    tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar

    Statenlid is geweest.

  • 3.

    De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

  • 4.

    Indien de nominale eindejaarsuitkering van het personeel werkzaam bij de sector Rijk wijziging

    ondergaat wordt het in het eerste lid genoemde bedrag naar evenredigheid gewijzigd.

Artikel 15 Aanspraak op uitkering 

  • 1.

    Degene die ten minste 2 jaren onafgebroken lid is geweest van Provinciale Staten en kan bewijzen

    als gevolg van het aanvaarden van het lidmaatschap van Provinciale Staten minder inkomsten te

    hebben verkregen uit tot op dat moment verrichte werkzaamheden, kan met ingang van de datum

    van aftreden, aanspraak maken op een uitkering ten laste van de provincie.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde aanspraak wordt uitsluitend geëffectueerd indien door belanghebbende daartoe

    binnen 3 maanden een schriftelijk verzoek wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten.

Artikel 16 Duur van de uitkering 

De duur van de uitkering wordt bepaald op de helft van het aantal volledige maanden gedurende welke het gewezen Statenlid het Statenlidmaatschap heeft vervuld, met dien verstande, dat de duur een periode van twee jaar niet te boven gaat.

Artikel 17 Bedrag van de uitkering 

De uitkering bedraagt:

  • 1.

    • a. voor het gewezen lid van Provinciale Staten dat twee volledige perioden van elk vier jaren zitting

      heeft gehad, in het eerste jaar 80%, en in het tweede jaar 70% van de vaste vergoeding voor de

      werkzaamheden van een Statenlid per jaar;

    • b. voor het gewezen lid van Provinciale Staten dat tenminste één volledige periode van vier jaren

      zitting heeft gehad, in het eerste jaar 60%, en in het tweede jaar 55% van de vaste vergoeding

      voor de werkzaamheden van een Statenlid per jaar;

    • c. voor het gewezen lid van Provinciale Staten dat tenminste twee volledige jaren doch nog niet een

      volledige periode van vier jaren zitting heeft gehad, in het eerste jaar 40%, en voor de resterendeperiode

      35% van de vaste vergoeding voor de werkzaamheden van een Statenlid per jaar.

  • 2. Bepalend voor de hoogte van de uitkering is de vaste vergoeding voor de werkzaamheden als lid

    van Provinciale Staten op het moment van uitkering. 

Artikel 18 Korting wegens inkomsten 

  • 1.

    Inkomsten welke een lid van Provinciale Staten heeft op de dag waarop hij/zij ophoudt Statenlid te

    zijn, worden niet in mindering gebracht op zijn/haar uitkering als gewezen lid van Provinciale Staten.

  • 2.

    Nieuwe inkomsten of hogere inkomsten, welke het gewezen lid van Provinciale Staten na de dag

    bedoeld in het eerste lid verwerft, worden met de uitkering verrekend over de periode waarop deze

    inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.

Artikel 18a 

Voor de toepassing van artikel 18 worden onder de daar vermelde inkomsten verstaan:

  • -

    winst uit onderneming;

  • -

    inkomsten uit of in verband met arbeid of het verrichten van andere diensten of aanneming van werk;

  • -

    een periodieke uitkering wegens invaliditeit;

  • -

    een uitkering als bedoeld in artikel 22 van deze verordening.

Artikel 18b 

Degene aan wie een uitkering is toegekend is verplicht van het verkrijgen van nieuwe inkomsten of hogere inkomsten als bedoeld in artikel 18, sub 2, terstond mededeling te doen aan Gedeputeerde Staten onder opgave, voor zover mogelijk, van de hoogte van deze (verwachte) inkomsten.

Artikel 19 

Degene aan wie een uitkering is toegekend geeft desgevraagd alle informatie betreffende zijn/haar inkomen welke voor de uitvoering van deze regeling nodig is aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 20 Betaling uitkering

De uitkering wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.

Artikel 21 Einde uitkering 

De uitkering eindigt:

  • a.

    met ingang van de maand, volgende op de maand waarin belanghebbende is overleden;

  • b.

    met ingang van de dag waarop belanghebbende wederom als lid van Provinciale Staten is beëdigd;

  • c.

    met ingang van de maand volgend op die waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.

Artikel 21a 

De artikelen 15 tot en met 19 zijn niet van toepassing indien een lid van Provinciale Staten van het lidmaatschap vervallen is verklaard op grond van artikel X 7 van de Kieswet.

Artikel 21b Opschorting uitkering 

  • 1.

    De betaling van de uitkering kan door Gedeputeerde Staten worden opgeschort indien en voor

    zolang belanghebbende niet de mededeling of opgave doet als bedoeld in de artikelen 18b en 19.

  • 2.

    Indien de in het vorige lid bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen, wordt de uitkering over de

    tijd van opschorting, met inachtneming van artikel 18, alsnog uitbetaald.

  • 3.

    Belanghebbende dient zich in te spannen andere inkomsten te verwerven. De betaling van de

    uitkering kan door Gedeputeerde Staten worden opgeschort en beëindigd indien belanghebbende

    zich onvoldoende inspant andere inkomsten te verwerven. Hij dient in het eerste jaar van zijn

    uitkering periodiek doch minstens drie maal in een gesprek informatie over zijn inspanningen te

    verstrekken.

Artikel 22 Ouderdomspensioen en invaliditeitspensioen 

  • 1.

    Het lid van Provinciale Staten, dat als gevolg van het aanvaarden van het Statenlidmaatschap, wordt

    geconfronteerd met een vermindering van werktijd in zijn of haar hoofdberoep, welke

    werktijdvermindering tot gevolg heeft dat zijn of haar uitzicht op pensioen en/of een uitkering als

    gevolg van invaliditeit wordt verminderd, kan een vergoeding ontvangen welke strekt tot voortzetting

    van de verzekering, op het niveau dat gold onmiddellijk voor het aanvaarden van het

    Statenlidmaatschap.

  • 2.

    Het lid van Provinciale Staten dat gebruik wenst te maken van de in lid 1 aangegeven voorziening

    dient zich binnen 3 maanden met een schriftelijk verzoek tot Gedeputeerde Staten te wenden onderoverlegging van daartoe strekkende schriftelijke bewijsstukken.

  • 3.

    De premie voor de in lid 1 bedoelde verzekering wordt op verzoek tot ten hoogste 50% door de

    provincie aan het desbetreffende lid van Provinciale Staten vergoed.

Artikel 22a Uitkering bij overlijden 

  • 1.

    In geval van overlijden van het Statenlid wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie het Statenlid

    niet duurzaam gescheiden leefde een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2 bedoelde

    vergoeding voor de werkzaamheden, welke het Statenlid laatstelijk genoot over een tijdvak van drie

    maanden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie het Statenlid niet duurzaam

    gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of

    natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg

    droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van

    het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van de enige verplichting daartoe of van het

    genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering

    aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van het inkomen van het Statenlid.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de

    achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie het overleden Statenlid ongehuwd

    samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en

    vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een Statenlid dat is benoemd in de plaats die is opengevallen als

    gevolg van het tijdelijk ontslag van een Statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte,

    ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

Artikel 22b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte 

  • 1.

    De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 22a, 37 en 39 zijn van overeenkomstige toepassing op het

    Statenlid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens

    zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit Statenlid

    op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond

    van die bepalingen van toepassing is.

  • 2.

    Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10 van de Kieswet wordt niet aangemerkt als een aftreden

    als bedoeld in artikel 15.

Artikel 22c Rechtsbijstand 

  • 1.

    Een lid van Provinciale Staten heeft recht op van provinciewege betaalde rechtsbijstand in het geval

    hij als gevolg van de rechtmatige uitoefening van werkzaamheden die voortvloeien uit het

    Statenlidmaatschap of het gebruik van zijn bevoegdheden als Statenlid aansprakelijk wordt gesteld

    voor schade dan wel op grond van zijn Statenlidmaatschap gedaagde wordt in een gerechtelijke

    procedure. De aanspraak bestaat niet als er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid.

  • 2.

    De rechtsbijstand vindt plaats door of op kosten van de provincie.

  • 3.

    Het Presidium kan nadere regels stellen m.b.t. het uurtarief dat vergoed wordt en de duur van de

    bijstand.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor gedeputeerden 

Artikel 23 

  • 1.

    Aan de gedeputeerde wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van

    het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het

    Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 21, tweede lid, van

    genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt

    verbonden kosten 93% van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien de

    gedeputeerde op grond van artikel 31 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld.

Artikel 24 Dienstauto 

  • 1. De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto

    met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan

    een door de provincie ingehuurde auto. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.

  • 2. De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het

    reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van

    nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt.

  • 3. De gedeputeerde is verantwoordelijk voor het bijhouden van een sluitende rittenadministratie die

    voldoet aan de fiscale regelgeving.

  • 4. Indien de gedeputeerde op grond van artikel 25 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten

    tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming

    toegepast ter grootte van:

    • a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de

      woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar

      de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto;

    • b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij

      van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van

      tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto.

  • 5. Indien de gedeputeerde ingevolge artikel 25 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt wordt bij

    gebruik van een dienstauto voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling een

    korting op zijn bezoldiging toegepast overeenkomstig het bepaalde in de onderdelen a en b van het

    derde lid.

  • 6. Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties

    gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van

    reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de provinciale kas gestort.

Artikel 25 Reiskosten woon-werkverkeer 

Indien de gedeputeerde voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling geen gebruik maakt van een dienstauto met of zonder chauffeur wordt hem naar keuze:

  • a.

    een openbaar vervoerjaarkaart eerste klasse verstrekt;

  • b.

    een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de

    ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit

    gedeputeerden.

Artikel 26 Zakelijke reiskosten 

  • 1.

    Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 25, vergoeding verleend

    voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 25 bedoelde reizen ten behoeve van de

    provincie gemaakt. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de

      in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van artikel 25, onderdeel a;

    • b.

      bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte

      noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de

      ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit

      gedeputeerden.

  • 2.

    Aan de gedeputeerde aan wie ingevolge artikel 25 een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt

    worden de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als met het openbaar

    vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd. Hij dient dit in het

    declaratieformulier te motiveren.

  • 3.

    Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd

    overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de

    eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen

    van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a

    van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989

    vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989.

Artikel 27 Verblijfkosten 

De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 26 volledig vergoed.  

Artikel 28 Buitenlandse dienstreizen 

Deelname en vergoeding van reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen geschiedt conform het bepaalde in artikel 11 van de Gedragscode Bestuurlijke Integriteit Provincie Limburg.

Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium 

  • 1.

    De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen, seminars en symposia

    komen voor rekening van de provincie voor zover ze van belang zijn in verband met de uitoefening

    van het ambt van gedeputeerde.

  • 2.

    De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus die niet door of namens de provincie wordt

    aangeboden of verzorgd, dient daartoe bij Gedeputeerde Staten een gemotiveerde aanvraag in. De

    aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen

    voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het

    ambt van gedeputeerde.

Artikel 30 Computer en internetaansluiting 

  • 1.

    Op aanvraag worden de gedeputeerde ten laste van de provincie voor de uitoefening van het ambt

    een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2.

    De gedeputeerde ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4.

    Op aanvraag worden aan de gedeputeerde eenmalig de aanlegkosten van een internetaansluiting

    vergoed.

  • 5.

    Aan de gedeputeerde wordt een vergoeding van € 25,00 bruto per maand toegekend ten behoeve

    van de abonnementskosten van een internetaansluiting.

  • 6.

    De in het vijfde lid genoemde vergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de definitieve

    consumentenprijsindex alle huishoudens van het voorafgaande jaar.

Artikel 31 Mobiele telefoon 

  • 1.

    Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in

    bruikleen ter beschikking gesteld voor zakelijk gebruik.

  • 2.

    De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4.

    Op de bezoldiging van de gedeputeerde die de mobiele telefoon mede gebruikt voor privédoeleinden

    wordt voor dit privégebruik een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen bedrag ingehouden.

Artikel 32 Spaarloonregeling 

De gedeputeerde kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten 

De gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriële regeling als

    bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als gedeputeerde overeenkomstig het bepaalde in

    artikel 2 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit

    gedeputeerden.

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden 

Artikel 34 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen 

  • 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en

    haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het

    Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 13

    voornoemd wordt herzien.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een

    vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt.

  • 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a. als Statenlid of gedeputeerde;

    • b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke

      hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt

      gesubsidieerd;

    • c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn

      lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient.

  • 4. Leden van door Gedeputeerde Staten aan te wijzen (sub)commissies als bedoeld in artikel 82 van

    de Provinciewet, die geen lid zijn van Provinciale Staten, ontvangen bovendien voor de

    voorbereiding van de vergaderingen van die (sub)commissies een vergoeding per uur, tot een door

    Gedeputeerde Staten te bepalen maximum aantal uren per vergadering. De vergoeding per uur is

    gelijk aan het bedrag bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Artikel 35 Reis- en verblijfkosten 

  • 1.

    Aan het lid van een commissie dat geen Statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van

    ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de

    vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van

      de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten op basis van eerste klasse;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte

      noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de

      Reisregeling binnenland.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke

    verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de

    bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 36 Excursie of reis 

Provinciale Staten stellen jaarlijks een budget beschikbaar voor excursies of reizen van commissies in het binnenland of naar het buitenland. Het Presidium verdeelt dit budget over de diverse commissies. Bij een buitenlandse reis c.q. excursie meldt de voorzitter van de commissie dit van te voren aan het Presidium.  

Hoofdstuk V De procedure van declaratie 

Artikel 37 Betaling van kosten 

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

  • a.

    betaling vooraf uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie.

Artikel 38 Declaratie van vooruit betaalde kosten 

  • 1.

    Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5 en 6 wordt gebruik gemaakt van een

    declaratieformulier, waarvan het model door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, indien deze kosten

    uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2.

    Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het Statenlid dient het

    declaratieformulier binnen 2 maanden in bij de griffier onder bijvoeging van de originele

    bewijsstukken.

Artikel 39 Rechtstreekse facturering bij de provincie 

De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikel 7 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het Statenlid voor akkoord ondertekende factuur aan de griffier.  

Hoofdstuk Vl Citeertitel 

Artikel 40 Citeertitel 

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie gedeputeerden, Staten- en commissieleden 2010. Zij treedt in werking de dag na plaatsing in het Provinciaal blad.  

Ondertekening

Provinciale Staten voornoemd,  

Dhr. L.J.P.M. Frissen, voorzitter  

Mw. Drs. J.J. Braam, griffier  

 

Uitgegeven,  

De griffier,  

Maastricht, 29 november 2010