Overheidsorganisatie | Provincie Limburg |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op het onderzoeksrecht van Provinciale Staten 2011 |
Citeertitel | Verordening op het onderzoeksrecht van Provinciale Staten 2011 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisate |
Geen
Algemene wet bestuursrecht; Provinciewet, art. 151a, art. 80
Onbekend
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2011 | 02-11-2012 | Nieuwe regeling | 11-02-2011 Provinciaal Blad van Limburg, 2011, 27 | Onbekend | |
22-11-2005 | 21-11-2005 | Nieuwe regeling | 18-11-2005 Provinciaal Blad van Limburg, 2005, 83 | Onbekend |
VERORDENING OP HET ONDERZOEKSRECHT VAN PROVINCIALE STATEN 2011
In deze verordening wordt verstaan onder:
enquête: een onderzoek als bedoeld in artikel 151a, eerste lid, van de Provinciewet
enquêtecommissie: een commissie als bedoeld in artikel 151a, derde lid, van de Provinciewet
onderzoek: een onderzoek niet zijnde een enquête
commissie: een commissie ex artikel 80 Provinciewet, niet zijnde een enquêtecommissie.
doelmatigheid: de vraag in hoeverre met de gegeven middelen het maximale resultaat is bereikt of
gegeven het resultaat, in hoeverre dit met minimale inspanning is bereikt;
doeltreffendheid: de mate waarin de vooraf gestelde doelen van provinciaal beleid ook
daadwerkelijk zijn bereikt;
controlecommissie: commissie zoals bedoeld in de Verordening op de controlecommissie van
Provinciale Staten 2011;
1 Op voorstel van een of meer van hun leden en met inachtneming van het advies van de
controlecommissie kunnen Provinciale Staten besluiten een enquête in te stellen naar het door
Gedeputeerde Staten of de Commissaris der Koningin gevoerde beleid.
2 De uitvoering van dit besluit wordt opgedragen aan een door Provinciale Staten in te stellen
enquêtecommissie, die bestaat één lid per fractie, zijnde minimaal 2 leden van de
controlecommissie, eventueel aangevuld met andere leden van Provinciale Staten.
3 Voor ieder lid wordt een vaste plaatsvervanger aangewezen.
4 De leden en plaatsvervangers worden op voordracht door het Presidium benoemd door de
Commissaris der Koningin. Hij informeert Provinciale Staten.
5 De voorzitter en de onderzoekscoördinator stellen in overleg met de statengriffier en de
(provincie)secretaris, voor zover een beroep wordt gedaan op zijn ambtelijk apparaat, een concept
plan van aanpak op.
6 Het plan van aanpak wordt in de eerste vergadering van de enquêtecommissie besproken en, na
eventuele wijzigingen, vastgesteld.
1 De leden van de enquêtecommissie kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend
voorzitter.
2 De voorzitter is tevens lid van de enquêtecommissie.
3 De voorzitter is belast met:
het leiden van de beraadslaging en de zitting;
het handhaven van de orde;
het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;
hetgeen deze verordening hem verder opdraagt en hetgeen noodzakelijk is om de voortgang van
de werkzaamheden van de commissie te bevorderen;
het vertegenwoordigen van de enquêtecommissie in vergaderingen met Provinciale Staten,
Gedeputeerde Staten en commissies uit Provinciale Staten en bij contacten met derden.
1 Het lidmaatschap van de enquêtecommissie eindigt indien:
Provinciale Staten besluiten tot opheffing van de enquêtecommissie;
een lid ophoudt lid te zijn van Provinciale Staten;
de commissie besluit een lid van zijn enquêtecommissie te horen;
een lid ontslag neemt;
een lid wordt ontslagen.
2 Een lid van de enquêtecommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij het
Provinciale Staten en de voorzitter van de commissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.
3 De Commissaris der Koningin kan een lid ontslaan, wanneer deze naar het oordeel van de
commissie niet langer geschikt is of in staat is zijn lidmaatschap te vervullen. De Commissaris neemt
niet eerder een besluit dan nadat hij het Presidium heeft gehoord en Provinciale Staten heeft
geïnformeerd.
4 In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
5 De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.
1 De enquêtecommissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor plaats vindt of getuigen uitsluitend
verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte.
2 De enquêtecommissie kan buiten de in artikel 151b, eerste lid, van de Provinciewet genoemde
1personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen.
Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.
3 De enquêtecommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij
in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.
4 De enquêtecommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder
informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er
bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.
5 De enquêtecommissie kan haar bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien tenminste drie van haar
leden aanwezig zijn.
6 De enquêtecommissie besluit met meerderheid van stemmen.
7 Het Reglement van orde voor de statencommissies Provincie Limburg 2010 is niet van toepassing.
1 De griffier der Staten wijst ter ondersteuning van de enquêtecommissie een onderzoekscoördinator
aan die de commissie adviseert en ondersteunt bij haar taken. De adviezen van de\
onderzoekscoördinator zijn ter ondersteuning van de commissie; de commissie blijft zelf
verantwoordelijk voor de invulling van haar onderzoekstaken. De commissie legt verantwoording over
de invulling van haar onderzoekstaken af aan Provinciale Staten.
2 De onderzoekscoördinator is geen lid van de commissie.
3 De onderzoekscoördinator is bij iedere zitting aanwezig.
4 Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt zijn plaats ingenomen door een daartoe door de griffier der
Staten aangewezen vervanger.
5 De onderzoekscoördinator is verantwoordelijk voor de organisatie en de ondersteuning van de
commissie.
6 Alle activiteiten van de leden vallen onder de verantwoordelijkheid van de commissie.
1 De voorzitter van de enquêtecommissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter
openbare kennis.
2 De voorzitter roept de leden van de enquêtecommissie, getuigen en deskundigen tenminste twee
weken voor de zitting op.
3 Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder
opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.
4 De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting
aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.
5 De getuigen en deskundigen ontvangen op hun daartoe strekkend verzoek schadeloosstelling, door
de commissie op vertoon van de schriftelijke oproeping of de akte van dagvaarding, te begroten
overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet
tarieven in burgerlijke zaken.
1 Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een procesverbaal
opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving van de oproeping behelst en door de
voorzitter en de onderzoekscoördinator wordt ondertekend.
2 Wanneer een getuige of deskundige weigert te antwoorden, of weigert de eed of de belofte af te
leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van die weigering, zo die
gegeven zijn, inhoudt, en door de voorzitter en de onderzoekscoördinator wordt ondertekend.
3 De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten wordt aan de
getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage verstrekt en door dezen ondertekend.
1 De enquêtecommissie kan in een besloten vergadering geheimhouding opleggen omtrent het in die
vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de
commissie worden overgelegd. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. Het bepaalde in
artikel 91, eerste lid, van de Provinciewet is hierop van toepassing.
2 De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het
behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de enquêtecommissie haar opheft.
3 Voor zover de in het eerste lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het eindverslag van de
enquêtecommissie, worden deze onder oplegging van geheimhouding aan Provinciale Staten, aan
leden van Provinciale Staten of aan Gedeputeerde Staten overgelegd, met inachtneming van het
bepaalde in de artikelen 25 en 55 van de Provinciewet.
1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde
plaatsen openbare zittingen bijwonen.
2 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde isverboden.
3 De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te
doen vertrekken.
Degenen die tijdens de zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
1 De onderzoekscoördinator draagt zorg voor de verslaglegging van de zitting.
2 Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.
3 Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter
zitting is voorgevallen.
4 Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen
worden gehecht.
5 Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de onderzoekscoördinator.
1 De enquêtecommissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht.
2 De enquêtecommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.
1 Na afronding van het onderzoek door de enquêtecommissie worden haar bevindingen rechtstreeks
voorgelegd aan Provinciale Staten.
2 De beëindiging van het onderzoek wordt op de reguliere wijze bekend gemaakt.
1 Na beëindiging van de enquête bewaren Provinciale Staten de processen-verbaal en de overige
bescheiden van de enquête gedurende een door hen te bepalen periode. Hierbij wordt rekening
gehouden met het bepaalde in de Archiefwet 1995.
2 De beheerder van het provinciaal archief wordt schriftelijk geïnformeerd over de bescheiden en
aantekeningen, die ingevolge een besluit van de enquête-commissie geheim dienen te blijven. Hierbij
wordt rekening gehouden met het bepaalde in de Archiefwet 1995.
3 De commissie bepaalt gedurende welke periode voornoemde bescheiden geheim zijn.
1 Op voorstel van een of meer van hun leden en met inachtneming van het advies van de
controlecommissie kunnen Provinciale Staten besluiten een onderzoek in te stellen naar de
doeltreffendheid of doelmatigheid van provinciaal beleid.
2 De uitvoering van dit besluit wordt opgedragen aan een door Provinciale Staten in te stellen
bijzondere commissie, die bestaat één lid per fractie, zijnde minimaal 2 leden van de
controlecommissie, eventueel aangevuld met andere leden van Provinciale Staten.
3 De opdracht zoals bedoeld in het tweede lid gaat vergezeld van een concrete onderzoeksopdracht,
een invulling van de ambtelijke ondersteuning en een budget voor externe ondersteuning.
4 De artikelen 2, derde, vierde en vijfde lid, 3, 4, 6, 9, 10, 11 en 15, zijn van overeenkomstige
toepassing op een onderzoek niet zijnde een enquête.
1 De commissie kan binnen het kader van de aan haar verstrekte opdracht inlichtingen vragen aan de
Commissaris der Koningin, de gedeputeerden, ambtelijke en niet-ambtelijke deskundigen en aan bij
de aangelegenheid belanghebbende of betrokken burgers. Deze medewerking geschiedt slechts op
vrijwillige basis.
2 De commissie kan de personen genoemd in het eerste lid uitnodigen tot het bijwonen van een
vergadering van de commissie voor het verstrekken van inlichtingen of adviezen.
3 De commissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het
kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht. Deze uitvoering vindt
plaats onder haar verantwoordelijkheid.
4 Het Reglement van orde voor de statencommissies Provincie Limburg 2010 is niet van toepassing.
1 De griffier der Staten wijst ter ondersteuning van de commissie een onderzoekscoördinator aan die
de commissie adviseert en ondersteunt bij haar taken. De adviezen van de onderzoekscoördinator
zijn ter ondersteuning van de commissie; de commissie blijft zelf verantwoordelijk voor de invulling
van haar onderzoekstaken. De commissie legt verantwoording over de invulling van haar
onderzoekstaken af aan Provinciale Staten.
2 De onderzoekscoördinator is geen lid van de commissie.
3 De onderzoekscoördinator is bij iedere zitting aanwezig.
4 Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt zijn plaats ingenomen door een daartoe door de griffier der
Staten aangewezen vervanger.
5 De onderzoekscoördinator is verantwoordelijk voor de organisatie en de ondersteuning van de
commissie.
6 Alle activiteiten van de leden vallen onder de verantwoordelijkheid van de commissie.
1 De commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter het nodig acht of als ten minste twee leden hem
dit met opgave van redenen verzoeken.
2 De voorzitter bepaalt de dag, plaats en uur van de vergadering en draagt zorg voor de tijdige, indien
nodig schriftelijke, oproeping van de leden.
3 Voor de eerste maal van de zittingsperiode geschiedt de oproeping ter vergadering door de
onderzoekscoördinator.
4 De commissie kan alleen geldige besluiten nemen indien tenminste drie van haar leden aanwezig
zijn.
5 De commissie besluit bij gewone meerderheid van stemmen.
1 De vergaderingen van de commissie zijn openbaar.
2 De commissie kan achter gesloten deuren vergaderen, indien ten minste drie van de aanwezig leden
of de voorzitter het nodig achten dat de deuren worden gesloten. De commissie beslist vervolgens of
achter gesloten deuren zal worden vergaderd.
1 De onderzoekscoördinator draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen.
2 Het verslag van de vergadering van de commissie is openbaar.
3 Het verslag van een niet-openbare vergadering wordt niet aan de leden toegestuurd, maar ligt
uitsluitend voor de leden ter inzage bij de onderzoekscoördinator. Dit verslag wordt in een besloten
vergadering door de commissie vastgesteld. Tevens neemt de commissie een besluit over het al dan
niet openbaar maken van het verslag.
4 Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de onderzoekscoördinator ondertekend en,
indien dit niet-openbaar wordt verklaard, door deze laatste bewaard.
1 De commissie legt de resultaten van verricht onderzoek neer in een onderzoeksrapport, waarin zij
tevens conclusies en aanbevelingen opneemt.
2 De commissie legt dit rapport voor aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten brengen binnen
een maand na ontvangst daarvan hun wensen en bedenkingen ter kennis van de commissie
3 De commissie zendt de resulaten van verricht onderzoek, een beleidsmatige vertaling daarvan, en de
wensen en bedenkingen van gedeputeerde staten onverwijld rechtstreeks aan Provinciale Staten. De
commissie voorziet het onderzoeksrapport zo nodig van een behandeladvies.
4 Na toezending aan Provinciale Staten zijn de resultaten van verrichte onderzoeken openbaar, tenzij
de commissie anders besluit.
5 De adviezen omtrent beleidsonderzoeken van Gedeputeerde Staten kunnen door de voorzitter van
de commissie worden toegelicht in de vergadering van Gedeputeerde Staten.
6 De adviezen omtrent beleidsonderzoeken door Provinciale Staten kunnen door de voorzitter worden
toegelicht hetzij in de vergadering van Provinciale Staten hetzij in de vergadering van de
desbetreffende statencommissie.
Deze verordening treedt onmiddellijk in werking na bekendmaking.
De “Verordening op het onderzoeksrecht van Provinciale Staten”, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten d.d. 18 november 2005 (Prov. Blad 2005, nr. 83) vervalt bij de inwerkingtreding van dit besluit.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van Provinciale Staten 2011.
Provinciale Staten voornoemd,
W.P.G.M. Scheepens, plv. voorzitter
Mw. Drs. J.J. Braam, griffier
Uitgegeven,
De griffier,
Maastricht, 1 maart 2011