Organisatie | Limburg |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Bureau Jeugdzorg provincie Limburg |
Citeertitel | Subsidieverordening Bureau Jeugdzorg Provincie Limburg |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | jeugdzorg, subsidies |
Geen
Algemene wet bestuursrecht; Provinciewet
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 28-02-2017 | Onbekend | 15-12-2006 Provinciaal Blad, 2006, 91 | voorstel van Gedeputeerde Staten van Limburg van 7 november 2006, H-333-1, afd. CWZ, reg. nr. 2006/49160 |
II. AANVRAAG EN VERLENING SUBSIDIE
ARTIKEL 5. WEIGERINGS- EN KORTINGSGRONDSLAGEN
Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie weigeren dan wel hierop een korting doorvoeren indien de stichting niet voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet en het provinciaal beleidskader jeugdzorg aan haar worden gesteld.
III. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
De stichting aan wie een subsidie is verleend, zorgt voor een voldoende verzekering tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, brand, diefstal en andere vergelijkbare risico’s.
ARTIKEL 9. RESERVERINGEN EN VOORZIENINGEN
Het in een jaar gerealiseerde exploitatietekort, dat resteert na verrekening van de provinciale subsidie, wordt gedekt uit de in het tweede lid genoemde reserve. Indien deze reserve niet toereikend is dan dient het resterende tekort in een termijn van maximaal 5 jaren ten laste van de exploitatie te worden afgeschreven. Deze afschrijvingen leiden niet tot extra subsidiëring.
ARTIKEL 14. FINANCIËLE VERANTWOORDING
De financiële verantwoording bestaat uit de jaarrekening, waarin zijn opgenomen:
het aantal te onderscheiden zorgeenheden waarvoor door de stichting een indicatiebesluit is vastgesteld, voor zover deze in het betreffende jaar zijn uitgevoerd door een zorgaanbieder die daartoe niet door de provincie Limburg is gefinancierd, alsmede het totaal aantal cliënten waarop dit betrekking heeft;
ARTIKEL 15. VASTSTELLING SUBSIDIE
Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie lager vaststellen dan het verleende bedrag wanneer:
de maximaal verleende subsidie voor de uitoefening van de taken meer dan 5% hoger is dan het bedrag dat resulteert bij vermenigvuldiging van het onderscheiden aantal jeugdigen waarvoor de taken, als bedoeld in artikel 5 en 10, eerste en tweede lid, van de wet, daadwerkelijk zijn uitgevoerd, met het voor die taken vastgestelde tarief. In dit geval vindt subsidieverlaging plaats ter hoogte van het positieve verschil tussen 95% van de maximaal verleende subsidie enerzijds en het tarief per taak vermenigvuldigd met het aantal jeugdigen waarvoor de taken zijn uitgevoerd;
In afwijking van artikel 2, derde lid, stellen Gedeputeerde Staten voor de jaren waarvoor de minister in het kader van de financiering van de jeugdzorg nog geen normprijzen per taak van Bureau Jeugdzorg heeft vastgesteld, de taken als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b, van het Tijdelijk Besluit Uitkeringen jeugdzorg en de daarbij te hanteren tarieven vast, aansluitend op de taken en tarieven door haar gehanteerd voor de grondslag van de subsidie in het jaar voorafgaand aan inwerkingtreding van de wet.
Indien in het eerste jaar waarin in het kader van de financiering van de jeugdzorg de door de minister vastgestelde normprijzen per taak van Bureau Jeugdzorg gelden, de op basis van het eerste lid verleende maximale subsidie substantieel hoger is dan de maximale subsidie op basis van toepassing van artikel 2, derde lid, dan kunnen Gedeputeerde Staten voor dat jaar een overbruggingssubsidie verlenen, om de stichting in staat te stellen haar bedrijfsvoering in overeenstemming te brengen met het subsidieniveau op basis van de tarieven”.