Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling gemeentelijke belastingen Venlo |
Citeertitel | Regeling gemeentelijke belastingen Venlo |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De Regeling Gemeentelijke belastingen Venlo van 4 mei 2010 wordt ingetrokken met ingang van 30 december 2010, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-02-2014 | onderdelen IV, VI en VIII | 11-02-2014 Gemeenteblad jaargang 2014, nummers 8783, 8772 en 8763 d.d. 19-02-2014 | 14-1431 | ||
30-12-2010 | 20-02-2014 | nieuwe regeling | 21-12-2010 E3-journaal, 29-12-2010 | . |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;
gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de lnvorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen en de geldende gemeentelijke belastingverordeningen:
vast te stellen de Regeling gemeentelijke belastingen Venlo inhoudende:
Inwerkingtreding en citeertitel
De Regeling Gemeentelijke belastingen Venlo van 4 mei 2010 wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010.
I. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie
In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn met betrekking tot een belastingobject (onroerende of roerende zaak, perceel, eigendom, hond). In de gevallen waarin dit voorkomt, mag de gemeente de belastingaanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Venlo een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op een doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.
De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de volgende belastingverordeningen:
artikel 2 van de geldende Verordeningen baatbelastingen:
Vleesstraat-Zuid e.o.; (2013)
Kloosterstraat e.o.; (2014)
Oude Markt / Steenstraat; (2015)
Jodenstraat; (2016)
Nieuwstraat/Begijnengang; (2017)
Bolwaterstraat; (2017)
Geldersepoort e.o: (2018)
Huiskensstraat. 2021)
- artikel 2 van de geldende Verordening bouwgrondbelasting Herungerberg-Noord II.;
(2018) stelt het college van burgemeester en wethouders vast:
A. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag OZB zakelijk recht (eigenarenbelasting)
Met betrekking tot de aanslag OZB zakelijk recht (eigenarenbelasting) die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen het genot heeft van een onroerende zaak, wordt, indien er met betrekking tot deze onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
B. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag afval-stoffenheffing, rioolheffing, hondenbelasting en OZB gebruik (gebruikersbelasting)
Met betrekking tot de aanslag afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting die wordt geheven van de gebruiker van een eigendom respectievelijk een perceel en de houder van de hond, wordt, indien er met betrekking tot respectievelijk één perceel, respectievelijk één eigendom, respectievelijk één hond verschillende personen gebruiker van een eigendom respectievelijk een perceel en de houder van de hond zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
Met betrekking tot de aanslag OZB gebruik (gebruikersbelasting) die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht in de zin van artikel 1, lid 1, sub a, van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen het gebruik heeft van een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient en de aanslag rioolheffing die wordt geheven van degenen die in de zin van artikel 3, lid 1, van de geldende Verordening rioolheffing het gebruik hebben van een eigendom dat niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
C. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag baatbelasting of bouwgrondbelasting
Met betrekking tot de aanslag baatbelasting of bouwgrondbelasting die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot heeft van een onroerende zaak, wordt, indien er met betrekking tot deze onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
E Inwerkingtreding en citeertitel
De beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010
II. Uitvoeringsregeling aangifte, voorlopige aanslag en invorderingsrente
Gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13, 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alsmede op het van toepassing zijnde artikel van de binnen de gemeente Venlo geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;
Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende Uitvoeringsregeling vast:
Uitvoeringsregeling met betrekking tot de aangifte, voorlopige aanslag en invorderingsrente
Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Venlo op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.
De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233a van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag.
1. De belastingplichtige voor:
c. rioolheffing (grootverbruik) aan wie niet binnen twee maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of aan wie niet binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen twee weken na het verstrijken van die periode bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
2. Indien de belastingplicht voor de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen twee weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk aangifte doen.
5. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dienen de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden ingevuld. Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden.
Artikel 3 Gebruik nachtverblijfregister ten behoeve van toeristenbelasting
Bij de vaststelling van feiten ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.
Artikel 4 Voorlopige aanslag toeristenbelasting
De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op
De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan voor de toeristenbelasting worden vastgesteld op de laatst bekende en opgelegde definitieve aanslag over een voorafgaand belastingjaar met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.
Het percentage van de invorderingsrente is het percentage dat ingevolge artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.
Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeerartikel
De Uitvoeringsregeling aangifte, voorlopige aanslag en rente van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan;
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december.2010.
III. Beleidsregel toeristenbelasting
Gelet op het bepaalde in artikel 224 van de Gemeentewet en artikel 16 van de Verordening toeristenbelasting 2011
Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:
Op grond van de verordening toeristenbelasting wordt een belasting geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van de gemeente Venlo zijn ingeschreven. De belasting wordt geheven van degenen die gelegenheid biedt tot vorenbedoeld verblijf, zoals een hotel-, camping- of pensionhouder of logiesbedrijven.. De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Belastingplichtigen hebben daarbij voor wat betreft het aantal overnachtingen de keuze tussen:
In beginsel wordt het aantal overnachtingen bepaald aan de hand van het forfait genoemd in artikel 6 van de verordening. Hierbij wordt per verblijfplaats (vakantie-onderkomen, stacaravan etc.) het aantal personen dat overnacht en het aantal maal dat wordt overnacht bepaald. Het aantal personen maal het aantal overnachtingen vormt vervolgens de heffingsmaatstaf. Deze heffingsmaatstaf wordt met het tarief vermenigvuldigd om het bedrag aan verschuldigde belasting te berekenen.
Indien wordt geopteerd voor het werkelijk aantal overnachtingen dient de belastingplichtige op grond van artikel 15 van de Verordening toeristenbelasting, ter vaststelling van de aanslag, een register bij te houden van het aantal overnachtingen. Dit nachtverblijfregister dient bij de gemeente te worden overgelegd. Op basis van het aantal overnachtingen, zoals dit blijkt uit dit nachtverblijfregister, wordt de aanslag berekend.
B. Artikel 1 Nachtverblijfregister
Voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het derde lid geldt in ieder geval als voorwaarde, dat een eigen nachtverblijfregister wordt bijgehouden, aan de hand waarvan over dezelfde gegevens kan worden beschikt als bedoeld in het eerste lid. Daartoe kan dienen het overleggen van een gespecificeerde boekhoudkundige verklaring of een accountantsverklaring waaruit het aantal werkelijk gerealiseerde overnachtingen blijkt.
Het nachtregister dient op verzoek van de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid onderdeel b van de Gemeentewet bedoeld ambtenaar onmiddellijk te worden overgelegd.
Artikel 2 Inwerkingtreding en citeerartikel
De beleidsregel toeristenbelasting van 4 mei 2010 vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010.
IV. Beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij bezwaarschriften
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 25 van de Invorderingswet 1990
Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo besluiten:
Vast te stellen de navolgende beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij het indienen van een bezwaarschrift:
Artikel 2 Voorwaarden voor het verlenen van uitstel van betaling
Het verlenen van uitstel van betaling gebeurt alleen na een schriftelijk verzoek van de belastingschuldige naar aanleiding van een tijdig gemotiveerd bezwaarschrift en onder vermelding van het bestreden gedeelte van de aanslag. Onder bestreden gedeelte van de aanslag wordt verstaan de in de (combi) aanslag opgenomen aanslagregel gemeentelijke belastingen waarvoor uitstel van betaling wordt gevraagd;
V. Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Burgerlijk Wetboek (BW), de Gemeentewet en de Invorderingswet 1990
Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende leidraad vast:
Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo:
Met betrekking tot de invordering van gemeentelijke belastingen worden nadere regels gesteld. Als uitgangspunt hanteert de gemeente Venlo de “Leidraad invordering gemeentelijke belastingen” conform het VNG-model, zijnde een vertaling van de Rijksleidraad invordering naar de situatie van gemeenten. Voor zover bepaalde onderdelen van de Rijksleidraad invordering niet van toepassing zijn, is dit aangegeven door de toevoeging “n.v.t.”.
De leidraad invordering gemeentelijke belastingen, nadien gewijzigd, wordt van overeenkomstige toepassing verklaard, met dien verstande dat op het volgende onderdeel wordt afgeweken:
Artikel 25, paragraaf 1.8: voordat uitstel van betaling wordt beëindigd.
Bij niet-nakoming van een betalingsregeling wordt de belastingschuldige in de gelegenheid gesteld om binnen vijf dagen de achterstand te voldoen.
De Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010.
Bij het verstrekken van een doorlopende machtiging tot automatische betaling verbindt de belastingplichtige zich om te zorgen voor voldoende saldo op zijn rekening. Bij situaties, waarin incasso niet kan plaatsvinden (= zogenaamde storno), is het aan te bevelen beleidsregels vast te stellen. Hierbij dient te worden aangegeven wat de gevolgen zijn indien (bij herhaling) niet (meer) wordt voldaan aan het vereiste dat de verschuldigde bedragen door middel van automatische betaling van de betaalrekening kunnen worden afgeschreven. Bij het beëindigen van de automatische incasso krijgt de belastingschuldige te maken met de algemene betaaltermijn(en). Hetzelfde geldt voor de situatie dat de belastingschuldige met een 'intrekkingskaart’ de automatische betaling ongedaan maakt.
Artikel 7 Aantal termijnen automatische incasso
De aanslag wordt geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er nog volle maanden (na dagtekening van het aanslagbiljet) overblijven van het kalenderjaar, waarin de aanslag is opgelegd. Het aantal termijnen zal minimaal vier en maximaal tien bedragen. De inningsdata worden op het aanslagbiljet vermeld.
Artikel 16 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeerartikel
VII. Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 3 van de geldende Verordening afvalstoffenheffing, artikel 3 van de geldende Verordening rioolheffing en artikel 2 van de geldende Verordening hondenbelasting;
Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:
Artikel 3 Hoogte van de kwijtschelding
De hoogte van de automatische kwijtschelding als bedoeld in artikel 2 kan nooit hoger zijn dan de som van de voor automatische kwijtschelding in aanmerking komende gemeentelijke belastingen (de afvalstoffenheffing, de rioolheffing (bij een afvoer tot en met 1000 m3) en de hondenbelasting (tarief voor 1e hond)).
Artikel 4 Procedure met betrekking tot automatische kwijtschelding
Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 2 wordt automatisch verleend aan een belastingschuldige aan wie in het voorafgaande belastingjaar kwijtschelding is verleend, nadat op grond van een bestandsvergelijking door de Stichting Inlichtingenbureau van het Ministerie van SZW en de VNG is gebleken dat deze belastingschuldige recht heeft op kwijtschelding.
Voor reeds betaalde aanslagen gemeentelijke belastingen over voorgaande belastingjaren geldt dat overeenkomstig de Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen kwijtschelding alleen dan mogelijk is, indien het verzoek om kwijtschelding is gedaan binnen drie maanden nadat de (laatste) betaling op de opgelegde aanslag heeft plaatsgevonden.
Artikel 7 Inwerkingtreding en citeerartikel
De Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010.
VIII. Beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 222, 231, 242 en 244 van de Gemeentewet en de geldende gemeentelijke belastingverordeningen;
Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo besluiten
Vast te stellen de navolgende beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen:
Artikel 1 Reikwijdte en definities
Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voorzover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van toepassing is.
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
ambtshalve vermindering: de vermindering van een onjuiste belastingaanslag of beschikking op de voet van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) alsmede het verlenen van een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting als bedoelt in artikel 244 van de Gemeentewet;
de belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), alsmede het voorlopig gevorderde, het gevorderde en het nagevorderde bedrag als bedoeld in artikel 233a, lid 2, onder a, van de Gemeentewet;
het bedrag van de vermindering: het bedrag waarmee de belastingaanslag ingevolge artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en artikel 244 van de Gemeentewet wordt verminderd, dan wel het bedrag waarvoor ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting wordt verleend. Indien bij het vaststellen van de aanslag een boete als bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is opgelegd, wordt het terug te geven bedrag met (het eventueel daaraan toe te rekenen gedeelte van) deze boete verhoogd;
Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering van belasting wordt verleend
Indien bij de afhandeling van een te laat ingediend bezwaarschrift of een bezwaarschrift om andere redenen van formele aard niet-ontvankelijk wordt verklaard, blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld, wordt deze door de ambtenaar belast met de heffing ambtshalve verminderd;
Een arrest van de Hoge Raad, een uitspraak van een Gerechtshof of een uitspraak van de Rechtbank waarin een toepassing van de belastingwet ligt besloten die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot ambtshalve vermindering indien de belastingaanslag onherroepelijk is komen vast te staan vóór de dag waarop het arrest van de Hoge Raad is gewezen dan wel de uitspraak van het Gerechtshof of de Rechtbank is gedaan, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.
Artikel 5 Mededeling van toekenning afwijzing
Zowel in het geval waarin ambtshalve vermindering wordt toegekend als in het geval waarin daartoe geen redenen aanwezig zijn, wordt belanghebbende daarvan gemotiveerd mededeling gedaan. De mededeling wordt gedaan in de uitspraak op het bezwaarschrift dan wel in de beschikking waarbij op de aanvraag wordt beslist.
IX Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de geldende gemeentelijke baatbelastingverordeningen,
stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo vast:
Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen
Artikel 1 Reikwijdte en definities
Deze beleidsregel geldt bij de heffing van baatbelastingen in de zin van artikel 222 van de Gemeentewet.
Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:
ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;
Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend
Indien bij de afhandeling van een te laat ingediend bezwaarschrift/verzoekschrift of een bezwaarschrift/verzoekschrift om andere reden van formele aard niet ontvankelijk wordt verklaard, blijkt dat een baatbelastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt.
Een uitspraak van de Hoge Raad, van een Gerechtshof of van een Rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag onherroepelijk is komen vast te staan vóór de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het Gerechtshof of de Rechtbank is gewezen.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeerartikel
De Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen.van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010
X. Beleidsregel besluit proceskosten bestuursrecht gemeentelijke belastingen
Gelet op het bepaalde in de artikelen 4:81, 7:15 en 7:28 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de onderdelen A4, B en C1 van de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:
Beleidsregel besluit proceskosten bestuursrecht gemeentelijke belastingen
Op 12 maart 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedure en het gewijzigde Besluit proceskosten bestuursrecht in werking getreden. Als gevolg hiervan is de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb) gewijzigd. De artikelen 7:15 en 7:28 Awb maakt nu vergoeding van de proceskosten in de bezwaarprocedure respectievelijke de administratieve beroepsprocedure mogelijk. De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en de berekeningswijze ervan, is geregeld in het Besluit. Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om in beleidsregels vast te leggen, op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd. Ten behoeve van eenduidige beoordeling bij het toepassen van de wegingsfactoren heeft het college van burgemeester en wethouders deze beleidsregels vastgesteld.
Voorwaarde voor een vergoeding is dat het oorspronkelijke besluit herroepen wordt wegens het, aan het bestuursorgaan te wijten, onrechtmatige handelen bij de totstandkoming van dat besluit. Voor het vergoeden van de kosten wordt met “herroepen” van het bestreden besluit gelijk gesteld het intrekken van het besluit en vervangen door een nieuw besluit dat gedeeltelijk of volledig tegemoet komt aan de bezwaren.
De vergoeding blijft beperkt tot de kosten die de belanghebbende redelijkerwijs in verband met de behandeling van het bezwaar (of administratief beroep) heeft moeten maken. De bezwaarkosten worden vergoed voor zover aan twee redelijkheidstoetsen is voldaan:
De hoogte van de kosten moet redelijk zijn. Het gaat niet om de werkelijk in rekening gebrachte bedragen, maar om de vraag of de kosten redelijk zijn. Daarbij gelden de forfaitaire bedragen in het Besluit proceskosten bestuursrecht als uitgangspunt voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Voor het toepassen van de wegingsfactoren die genoemd zijn in onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht is aansluiting gezocht bij de bestaande praktijk van de bestuursrechter. Het wettelijk uitgangspunt is wegingsfactor 1 (‘gemiddeld’). Van wegingsfactor 1 wordt afgeweken, indien een zaak niet dient te worden aangemerkt als zijnde gemiddeld maar als:
‘zeer licht’ (wegingsfactor 0,25). Dit betreft onder andere kennelijk gegronde bezwaren waarvan onmiddellijk vaststaat dat er sprake is van strijd met de wet. Tevens vallen onder deze wegingsfactor zeer eenvoudige waardebezwaren (bijvoorbeeld ‘de waarde is te hoog en moet op € X worden vastgesteld’) .
‘licht’ (wegingsfactor 0,5). Dit betreft gegronde bezwaren waarbij weinig tot geen beleidsvrijheid bestaat voor het bestuursorgaan, het besluit reeds op formele gronden wordt vernietigd en daardoor aan de beoordeling van de materiële inhoud niet meer wordt toegekomen, voor de beoordeling van het geschil geen feitenonderzoek of deskundigenrapport noodzakelijk is en/of de belanghebbende / gemachtigde heeft kunnen volstaan met een inhoudelijk eenvoudige brief;
‘zwaar’ (wegingsfactor 1,5). Dit betreft zaken die inhoudelijk of juridisch als ingewikkeld cq. complex of omvangrijk moeten worden aangemerkt. Hierbij valt onder andere te denken aan bezwaren tegen besluiten die betrekking hebben op onduidelijke nieuwe regelgeving of besluiten waarin meerdere rechtsgebieden/regelgevingen een relevante rol spelen;
Toekenning van de wegingsfactor ‘zwaar‘ of ‘zeer zwaar’ zal slechts bij hoge uitzondering (kunnen) geschieden. De verzoeker zal in dat geval zelf moeten aantonen dat sprake is van toekenning van de zaak onder de kwalificatie ‘zwaar’ of ‘zeer zwaar’.
Kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand
Deze kosten worden vergoed volgens de bijlage van het Besluit. Drie factoren zijn daarbij van belang.
De eerste factor betreft het aantal handelingen (A) in de procedure. Hieraan worden punten toegekend. Het opstellen van een bezwaarschrift (administratief beroep) levert 1 punt op , het verschijnen op de hoorzitting eveneens 1 punt en een nadere hoorzitting 0,5 punt.
De tweede factor is de vergoeding per punt (B). Dit bedrag wordt met enige regelmaat (landelijk) aangepast/bijgesteld.
De derde factor is het gewicht van de zaak (C), de zogenaamde wegingsfactor. Het gewicht van de zaak varieert van ‘zeer licht’ (factor 0,25) tot ‘zeer zwaar’ (factor 2,0). Deze wegingsfactoren zijn bovenstaand nader toegelicht.
De vergoeding voor beroepsmatige verleende rechtsbijstand wordt als volgt bepaald: A x B x C.
In geval van samenhangende zaken, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt naast de van toepassing zijnde wegingsfactor, de factor 1 gehanteerd bij minder dan vier samenhangende zaken en de factor 1,5 bij vier of meer samenhangende zaken (D).
De berekening van de vergoeding van beroepsmatig verleende rechtsbijstand is dan als volgt:
In het Besluit zijn de volgende kosten opgenomen welke voor vergoeding in aanmerking komen:
Indien beroepsmatig rechtsbijstand is verleend, worden de kosten vergoed volgens een forfaitair tarief..
Hiervoor geldt een vergoeding conform de (uitvoerige) regeling in de wet en het Besluit tarieven in strafzaken.
Hiervoor geldt een vergoeding conform het Besluit tarieven in strafzaken. Reiskosten worden vergoed op basis van de laagste klasse openbaar vervoer, dan wel een kilometervergoeding per kilometer indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Verblijfskosten worden vergoed tot een maximumbedrag per dag. Verzoeker moet de gemaakte kosten voldoende specificeren.
Hiervoor geldt een vergoeding conform het Besluit tarieven in strafzaken. De verzoeker moet aannemelijk maken dat inkomsten zijn gederfd. Daarnaast dient de verzoeker de gederfde inkomsten voldoende te specificeren.
De werkelijk gemaakte kosten worden vergoed op grond van gespecificeerde nota’s.
Hiervoor geldt dat de vergoeding is bepaald op de helft van de vergoeding voor bijstand door een professionele rechtsbijstandverlener. De punten zoals opgenomen in de bijlage van het besluit dienen namelijk gehalveerd te worden.
Indien aan voornoemde voorwaarden is voldaan - en belanghebbende heeft de door haar gemaakte kosten (welke in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht limitatief zijn opgesomd) voldoende gespecificeerd aannemelijk gemaakt -, dient een bestuursorgaan overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht tot vergoeding van deze kosten over te gaan. De belangrijkste kostenpost is de vergoeding van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Voor het verrichten van proceshandelingen worden punten toegekend: voor het indienen van een bezwaarschrift is dat 1 punt, voor het verschijnen op de hoorzitting eveneens 1 punt en voor een nadere hoorzitting 0,5 punt.
Er geldt een forfaitair tarief per punt, gelet op het bepaalde in het “Besluit proceskosten bestuursrecht” en zoals nadien gewijzigd.
Inwerkingtreding en citeertitel
De Beleidsregel inzake kosten bestuurlijke voorprocedure gemeentelijke belastingen en Wet WOZ van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de hier na genoemde datum hebben voorgedaan.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.
Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregel besluit proceskosten bestuursrecht gemeentelijke belastingen”.
Aldus besloten in de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders van 21 december 2010.