Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Venlo

Regeling gemeentelijke belastingen Venlo

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVenlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling gemeentelijke belastingen Venlo
CiteertitelRegeling gemeentelijke belastingen Venlo
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Regeling Gemeentelijke belastingen Venlo van 4 mei 2010 wordt ingetrokken met ingang van 30 december 2010, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81 
  2. Gemeentewet 
  3. Algemene wet inzake rijksbelastingen 
  4. Invorderingswet 1990 
  5. Kostenwet invordering rijksbelastingen 
  6. Gemeentelijke belastingverordeningen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-02-2014onderdelen IV, VI en VIII

11-02-2014

Gemeenteblad jaargang 2014, nummers 8783, 8772 en 8763 d.d. 19-02-2014

14-1431
30-12-201020-02-2014nieuwe regeling

21-12-2010

E3-journaal, 29-12-2010

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling gemeentelijke belastingen Venlo

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de lnvorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen en de geldende gemeentelijke belastingverordeningen:

besluiten:

vast te stellen de Regeling gemeentelijke belastingen Venlo inhoudende:

  • I.

    Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie:

    • a.

      Aanslag OZB zakelijk recht (eigenarenbelasting);

    • b.

      Aanslag OZB gebruik, afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting;

    • c.

      Aanslag baatbelastingen en bouwgrondbelastingen;

    • d

      Algemene bepalingen.

  • II.

    Uitvoeringsregeling aangifte, voorlopige aanslag en invorderingsrente;

  • III.

    Beleidsregel toeristenbelasting;

  • IV.

    Beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij bezwaarschriften;

  • V.

    Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo;

  • VI.

    Beleidsregel automatische incasso gemeentelijke belastingen;

  • VII.

    Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen;

  • VIII

    Beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen;

  • IX

    Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen

  • X.

    Beleidsregel proceskosten bestuursrecht gemeentelijke belastingen

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Regeling Gemeentelijke belastingen Venlo van 4 mei 2010 wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Het collegebesluit wordt aangehaald als “Regeling gemeentelijke belastingen Venlo”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010.

Burgemeester en wethouders van Venlo,

de secretaris, de burgemeester

REGELING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN VENLO

  • I.

    Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie:

    • A.

      Aanslag OZB zakelijk recht (eigenarenbelasting);

    • B.

      Aanslag OZB gebruik, afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting;

    • C.

      Aanslag baatbelastingen en bouwgrondbelastingen;

    • D.

      Algemene bepalingen.

  • II.

    Uitvoeringsregeling aangifte, voorlopige aanslag en invorderingsrente;

  • III.

    Beleidsregel toeristenbelasting;

  • IV.

    Beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij bezwaarschriften;

  • V.

    Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo;

  • VI.

    Beleidsregel automatische incasso gemeentelijke belastingen;

  • VII.

    Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen;

  • VIII.

    Beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen;

  • IX.

    Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen;

  • X.

    Beleidsregel inzake proceskostenvergoeding bestuursrecht gemeentelijke belastingen;

I. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn met betrekking tot een belastingobject (onroerende of roerende zaak, perceel, eigendom, hond). In de gevallen waarin dit voorkomt, mag de gemeente de belastingaanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Venlo een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op een doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.

Inhoud beleidsregels

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de volgende belastingverordeningen:

- artikel 2 van de geldende Verordening bouwgrondbelasting Herungerberg-Noord II.;

(2018) stelt het college van burgemeester en wethouders vast:

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

 

A. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag OZB zakelijk recht (eigenarenbelasting)

Met betrekking tot de aanslag OZB zakelijk recht (eigenarenbelasting) die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen het genot heeft van een onroerende zaak, wordt, indien er met betrekking tot deze onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    degene die het volle eigendom heeft;

  • 2.

    degene die het beperkt recht heeft;

  • 3.

    degene die het grootste aandeel in het volle eigendom of het beperkt recht heeft, indien ter zake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht sprake is van ongelijke aandelen;

  • 4.

    degene die de onroerende zaak feitelijk gebruikt (bewoont), indien ter zake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht sprake is van gelijke aandelen;

  • 5.

    a. een natuurlijk persoon boven een rechtspersoon;

    • b.

      een meerderjarige;

    • c.

      een man boven een vrouw;

    • d.

      de oudste man, waarbij, indien leeftijden niet bekend zijn, de ambtenaar belast met de heffing de belastingplichtige aanwijst;

    • e.

      de oudste vrouw, waarbij, indien leeftijden niet bekend zijn, de ambtenaar belast met de heffing de belastingplichtige aanwijst;

    • indien ter zake van genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht sprake is van gelijke aandelen en de onroerende zaak door meerdere personen feitelijk wordt gebruikt (bewoont);

  • 6.

    indien op basis van voorgaande regels geen belastingplichtige kan worden bepaald, is het mogelijk dat aanwijzing van de belastingplichtige plaatsvindt door de ambtenaar belast met de heffing.

B. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag afval-stoffenheffing, rioolheffing, hondenbelasting en OZB gebruik (gebruikersbelasting)

  • 1.

    Met betrekking tot de aanslag afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting die wordt geheven van de gebruiker van een eigendom respectievelijk een perceel en de houder van de hond, wordt, indien er met betrekking tot respectievelijk één perceel, respectievelijk één eigendom, respectievelijk één hond verschillende personen gebruiker van een eigendom respectievelijk een perceel en de houder van de hond zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1

      de meerderjarige die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is vermeld en die tevens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van het perceel of het eigendom c.q. degene c.q. die houder is van de hond;

    • 1.2

      de meerderjarige die met betrekking tot het voorgaande belastingjaar de aanslag heeft gekregen;

    • 1.3

      de meerderjarige die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is vermeld;

    • 1.4

      de meerderjarige man boven de meerderjarige vrouw;

    • 1.5

      de oudste, meerderjarige man, waarbij, indien leeftijden niet bekend zijn, de ambtenaar belast met de heffing de belastingplichtige aanwijst;

    • 1.6

      de oudste, meerderjarige vrouw, waarbij, indien leeftijden niet bekend zijn, de ambtenaar belast met de heffing de belastingplichtige aanwijst;

    • 1.7

      indien er geen meerderjarigen als zodanig in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) zijn vermeld, degene die feitelijk gebruiker is;

    • 1.8

      Indien op basis van voorgaande regels geen belastingplichtige kan worden bepaald, is het mogelijk dat aanwijzing van de belastingplichtige plaatsvindt door de ambtenaar belast met de heffing.

  • 2.

    Met betrekking tot de aanslag OZB gebruik (gebruikersbelasting) die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht in de zin van artikel 1, lid 1, sub a, van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen het gebruik heeft van een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient en de aanslag rioolheffing die wordt geheven van degenen die in de zin van artikel 3, lid 1, van de geldende Verordening rioolheffing het gebruik hebben van een eigendom dat niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 2.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

    • 2.2

      degene die volgens de registers van de Kamer van Koophandel gebruiker is;

    • 2.3

      degene die een nutsvoorziening van de onroerende zaak c.q. het eigendom op naam heeft;

    • 2.4

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

C. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag baatbelasting of bouwgrondbelasting

  • 1.

    Met betrekking tot de aanslag baatbelasting of bouwgrondbelasting die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot heeft van een onroerende zaak, wordt, indien er met betrekking tot deze onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1

      de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt;

    • 1.1.1

      de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

    • 1.1.2

      de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk recht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

    • 1.2

      de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

    • 1.3

      degene die op andere wijze dan genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

  • 2.

    Met betrekking tot de aanslag baatbelasting die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot heeft van een onroerende zaak, wordt de aanslag:

    • 2.1

      indien er binnen één categorie genothebbenden, personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Venlo wonen of gevestigd zijn;

    • 2.2

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Venlo wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn;

    • 2.3

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

    • in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

      • a.

        de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

      • b.

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • c.

        degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

      • d.

        een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • e.

        degene die bij de belastingadministratie als genothebbende of gebruiker bekend is.

D. Algemene bepalingen

  • 1.

    Indien en voor zover de aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die;

    • 1.1

      ingevolge onderdeel A kan worden aangewezen;

    • 1.2

      ingevolge onderdeel B kan worden aangewezen.

  • 2.

    De onderdelen A tot en met C vinden geen toepassing indien:

    • 2.1

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen of gezorgd heeft dat de aanslag betaald is, en nog steeds belastingplichtige is;

    • 2.2

      bij de belastingadministratie bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn of haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

  • 3.

    Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak is bij de toepassing van de beleidsregels beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 4.

    Wijzigingen kunnen, indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, eerst plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

  • 5.

    Van de beleidsregels kan worden afgeweken. Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur (beroep bij de rechter is mogelijk).

  • 6.

    Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 1. tot en met 3. van overeenkomstige toepassing.

E Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als “ Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010

de secretaris, de burgemeester,

II. Uitvoeringsregeling aangifte, voorlopige aanslag en invorderingsrente

Gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13, 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alsmede op het van toepassing zijnde artikel van de binnen de gemeente Venlo geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;

Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende Uitvoeringsregeling vast:

Uitvoeringsregeling met betrekking tot de aangifte, voorlopige aanslag en invorderingsrente

Artikel 1 Algemene bepaling

Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Venlo op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.

  • 1.

    Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233a van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag.

  • Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.

Artikel 2 Aangifte

  • A.

    1. De belastingplichtige voor:

    • a. hondenbelasting;

    • b. toeristenbelasting;

    • c. rioolheffing (grootverbruik) aan wie niet binnen twee maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of aan wie niet binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen twee weken na het verstrijken van die periode bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 2. Indien de belastingplicht voor de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen twee weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk aangifte doen.

  • 3. De voor het doen van aangifte toeristenbelasting te stellen termijn en de voor de aanmaning tot het doen van aangifte toeristenbelasting in acht te nemen termijn beloopt twee weken.

  • 4. De voor het doen van aangifte rioolheffing (grootverbruik) te stellen termijn en de voor de aanmaning tot het doen van aangifte rioolheffing (grootverbruik) in acht te nemen termijn beloopt twee weken.

  • B.

    1. Als formulier van het aangiftebiljet hondenbelasting wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in de bijlage opgenomen model;

  • 2. Als formulier van het aangiftebiljet toeristenbelasting (nachtverblijfregister) wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in de bijlage opgenomen model.

  • 3. Als formulier van het aangiftebiljet toeristenbelasting (forfaitaire berekening) wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage opgenomen model.

  • 4. Als formulier van het aangiftebiljet rioolheffing (grootverbruik) wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in de bijlage opgenomen model.

  • 5. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dienen de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden ingevuld. Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden.

Artikel 3 Gebruik nachtverblijfregister ten behoeve van toeristenbelasting

Bij de vaststelling van feiten ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.

Artikel 4 Voorlopige aanslag toeristenbelasting

  • 1.

    De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op

  • 2.

    De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan voor de toeristenbelasting worden vastgesteld op de laatst bekende en opgelegde definitieve aanslag over een voorafgaand belastingjaar met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.

Artikel 5 Rente

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De Uitvoeringsregeling aangifte, voorlopige aanslag en rente van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan;

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking;

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Uitvoeringsregeling aangifte, voorlopige aanslag en invorderingsrente”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december.2010.

de secretaris, de burgemeester,

III. Beleidsregel toeristenbelasting

Gelet op het bepaalde in artikel 224 van de Gemeentewet en artikel 16 van de Verordening toeristenbelasting 2011

Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:

Beleidsregel toeristenbelasting :

A. Algemeen

Op grond van de verordening toeristenbelasting wordt een belasting geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van de gemeente Venlo zijn ingeschreven. De belasting wordt geheven van degenen die gelegenheid biedt tot vorenbedoeld verblijf, zoals een hotel-, camping- of pensionhouder of logiesbedrijven.. De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Belastingplichtigen hebben daarbij voor wat betreft het aantal overnachtingen de keuze tussen:

  • 1.

    de toepassing van een forfait of

  • 2.

    het werkelijk aantal gerealiseerde overnachtingen

In beginsel wordt het aantal overnachtingen bepaald aan de hand van het forfait genoemd in artikel 6 van de verordening. Hierbij wordt per verblijfplaats (vakantie-onderkomen, stacaravan etc.) het aantal personen dat overnacht en het aantal maal dat wordt overnacht bepaald. Het aantal personen maal het aantal overnachtingen vormt vervolgens de heffingsmaatstaf. Deze heffingsmaatstaf wordt met het tarief vermenigvuldigd om het bedrag aan verschuldigde belasting te berekenen.

Indien wordt geopteerd voor het werkelijk aantal overnachtingen dient de belastingplichtige op grond van artikel 15 van de Verordening toeristenbelasting, ter vaststelling van de aanslag, een register bij te houden van het aantal overnachtingen. Dit nachtverblijfregister dient bij de gemeente te worden overgelegd. Op basis van het aantal overnachtingen, zoals dit blijkt uit dit nachtverblijfregister, wordt de aanslag berekend.

B. Artikel 1 Nachtverblijfregister

  • 1.

    Voor de toepassing van de verordening toeristenbelasting en onderhavige beleidsregel wordt onder ‘nachtverblijfregister’ verstaan een gegevensverzameling, waarin met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot verblijf wordt geboden, wordt bijgehouden:

    • a.

      naam, adres en woonplaats;

    • b.

      aantal personen dat verblijf houdt,

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is;

    • e.

      indien van toepassing naam, woonplaats en geboortedata van personen waarvoor geen belasting is verschuldigd.

  • 2.

    Van de verplichting bedoeld in het vorige lid kan door het college van burgemeester en wethouders ontheffing worden verleend.

  • 3.

    Aan het verlenen van de ontheffing bedoeld in het vorige lid kunnen voorwaarden worden gesteld door het college van burgemeester en wethouders.

  • 4.

    Voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het derde lid geldt in ieder geval als voorwaarde, dat een eigen nachtverblijfregister wordt bijgehouden, aan de hand waarvan over dezelfde gegevens kan worden beschikt als bedoeld in het eerste lid. Daartoe kan dienen het overleggen van een gespecificeerde boekhoudkundige verklaring of een accountantsverklaring waaruit het aantal werkelijk gerealiseerde overnachtingen blijkt.

  • 5.

    Een bonnensysteem wordt niet aanvaard als eigen nachtverblijfregister als bedoeld in het eerste en vierde lid.

  • 6.

    In het geval het nachtregister wordt bijgehouden voor mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen, vaste seizoenplaatsen en seizoenplaatsen, dient het nachtverblijfregister te worden bijgehouden per standplaats.

  • 7.

    Indien belastingplichtige gebruik maakt van de mogelijkheid voor een niet-forfaitaire maatstaf van heffing hoeft hij uitsluitend een nachtverblijfregister bij te houden voor de soort standplaatsen waarvoor de maatstaf van heffing wordt vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

  • 8.

    Het nachtregister dient op verzoek van de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid onderdeel b van de Gemeentewet bedoeld ambtenaar onmiddellijk te worden overgelegd.

  • 9.

    Het nachtverblijfregister wordt met de aangifte meegezonden.

  • 10.

    Het nachtverblijfregister wordt door belastingplichtige zelf bewaard

  • 11.

    Voorzover op grond van andere wet- of regelgeving geen langere bewaartermijn geldt, geldt voor het nachtverblijfregister een bewaartermijn van 5 jaar.

Artikel 2 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De beleidsregel toeristenbelasting van 4 mei 2010 vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregel toeristenbelasting ”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010.

de secretaris, de burgemeester,

IV. Beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij bezwaarschriften

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 25 van de Invorderingswet 1990

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo besluiten:

Vast te stellen de navolgende beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij het indienen van een bezwaarschrift:

Artikel 1 Reikwijdte

Deze beleidsregel wordt toegepast voor het verlenen van uitstel van betaling voor belastingplichtigen niet zijnde rechtspersonen, indien er sprake is van een ingediend bezwaarschrift tegen een in de (combi) aanslag opgenomen aanslag gemeentelijke belastingen.

Artikel 2 Voorwaarden voor het verlenen van uitstel van betaling

  • 2.1

    Het verlenen van uitstel van betaling gebeurt alleen na een schriftelijk verzoek van de belastingschuldige naar aanleiding van een tijdig gemotiveerd bezwaarschrift en onder vermelding van het bestreden gedeelte van de aanslag. Onder bestreden gedeelte van de aanslag wordt verstaan de in de (combi) aanslag opgenomen aanslagregel gemeentelijke belastingen waarvoor uitstel van betaling wordt gevraagd;

  • 2.2

    Uitstel van betaling wordt bij beschikking verleend voor het bestreden gedeelte van de aanslag. In de beschikking worden voorwaarden opgenomen waaronder het uitstel wordt verleend;

  • 2.3

    Als er aanwijzingen bestaan dat de belangen van de gemeente kunnen worden geschaad, kan de invorderingsambtenaar, ondanks het verzoek om uitstel van betaling, invorderingsmaatregelen treffen.

Artikel 3 Termijn van het verleende uitstel

  • 3.1

    Het verleende uitstel van betaling vervalt op het moment dat er uitspraak wordt gedaan op het bezwaarschrift dan wel indien niet wordt voldaan aan de in de beschikking vermelde voorwaarden waaronder uitstel van betaling is verleend;

  • 3.2

    De invordering wordt niet aangevangen of voortgezet binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking als bedoeld onder 3.1 hiervoor, tenzij de belangen van de gemeente kunnen worden geschaad.

 Artikel 4 Overgangsrecht, Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij bezwaarschriften van 21 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3

    Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij bezwaarschriften”.  

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 11 februari 2014.

de secretaris, de burgemeester

V. Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Burgerlijk Wetboek (BW), de Gemeentewet en de Invorderingswet 1990

Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende leidraad vast:

Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo:

Met betrekking tot de invordering van gemeentelijke belastingen worden nadere regels gesteld. Als uitgangspunt hanteert de gemeente Venlo de “Leidraad invordering gemeentelijke belastingen” conform het VNG-model, zijnde een vertaling van de Rijksleidraad invordering naar de situatie van gemeenten. Voor zover bepaalde onderdelen van de Rijksleidraad invordering niet van toepassing zijn, is dit aangegeven door de toevoeging “n.v.t.”.

Artikel 1

De leidraad invordering gemeentelijke belastingen, nadien gewijzigd, wordt van overeenkomstige toepassing verklaard, met dien verstande dat op het volgende onderdeel wordt afgeweken:

Artikel 25, paragraaf 1.8: voordat uitstel van betaling wordt beëindigd.

Bij niet-nakoming van een betalingsregeling wordt de belastingschuldige in de gelegenheid gesteld om binnen vijf dagen de achterstand te voldoen.

Artikel 2

  • 1.

    De Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als “ Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010.

de secretaris, de burgemeester,

VI. Beleidsregel automatische incasso gemeentelijke belastingen

Vast te stellen de navolgende beleidsregel inzake de toepassing van automatische incasso belastingaanslagen BsGW

Algemeen

Bij het verstrekken van een doorlopende machtiging tot automatische betaling verbindt de belastingplichtige zich om te zorgen voor voldoende saldo op zijn rekening. Bij situaties, waarin incasso niet kan plaatsvinden (= zogenaamde storno), is het aan te bevelen beleidsregels vast te stellen. Hierbij dient te worden aangegeven wat de gevolgen zijn indien (bij herhaling) niet (meer) wordt voldaan aan het vereiste dat de verschuldigde bedragen door middel van automatische betaling van de betaalrekening kunnen worden afgeschreven. Bij het beëindigen van de automatische incasso krijgt de belastingschuldige te maken met de algemene betaaltermijn(en). Hetzelfde geldt voor de situatie dat de belastingschuldige met een 'intrekkingskaart’ de automatische betaling ongedaan maakt.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Afschrijvingstijdvak : periode verdeelt in maanden welke begint op het moment dat de eerste incassotermijn wordt afgeschreven en eindigt op het moment dat de laatste incassotermijn wordt afgeschreven;

  • b

    Belastingjaar : tijdvak van 1 januari tot en met 31 december, waarover de belastingen worden geheven;

  • c.

    Belastingen : gemeentelijke en waterschapsbelastingen die door  BsGW worden geïncasseerd;

  • d

    Belastingschuldige : natuurlijke- of rechtspersoon, die is aangeslagen voor voor èèn of meerdere belastingen van BsGW;

  • e.

    Formele belastingschuld : totaalbedrag aan gemeentelijke- en waterschapsbelastingen die voorkomen op het (gecombineerde) aanslagbiljet en moeten worden betaald;

  • f.

    Incassant : BsGW (belastingsamenwerking gemeenten en waterschappen) te Roermond;

  • g.

    Storno : een niet gelukte of ongedaan gemaakte incassotermijn;

  • h.

    Machtigings- : door de belastingadministratie uitgegeven kaart of wijzigingskaart waarmee wijzigingen betreffende het rekeningnummer moeten worden gemeld.

Artikel 2 Doel van de automatische incasso

Het doel van automatische incasso is de betaling van de formele belastingschuld door een belastingschuldige te spreiden door deze automatisch te incasseren via maandelijkse incassotermijnen ten laste van de belastingschuldige.

Artikel 3 BsGW-belastingen

De automatische incasso geldt voor alle belastingen die door BsGW via een automatische incasso kunnen worden geïncasseerd voor zover voldaan wordt aan de in de navolgende artikelen gestelde voorwaarden.

Artikel 4 Deelname aan automatische incasso

  • 1.

    Deelname aan de automatische incasso is mogelijk door of ten behoeve van belastingschuldigen mits het totale bedrag van het (gecombineerde) aanslagbiljet niet meer bedraagt dan € 20.000,00 en geldt ook voor aanslagen die worden opgelegd in een later jaar dan het jaar waarop zij betrekking hebben.

  • 2.

    De incassant kan de deelname aan de automatische incasso weigeren, indien er omstandigheden worden geconstateerd of vermoed die het regelmatig verloop van de termijnbetalingen belemmeren of zouden kunnen belemmeren.

  • 3.

    Voor aanslagen die meer dan € 20.000,00 bedragen gelden de reguliere vervaltermijnen.

Artikel 5 Aanmelding

Aanmelding voor de automatische incasso vindt plaats door incassant te machtigen en dient schriftelijk dan wel middels DigiD via de digitale balie (www.bsgw.nl) plaats te vinden.

Artikel 6 Reikwijdte van de doorlopende machtiging

De machtiging tot automatische incasso is ook van toepassing op die aanslagen die na registratie van de machtiging aan de belastingschuldige worden opgelegd.

Artikel 7 Aantal termijnen automatische incasso

De aanslag wordt geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er nog volle maanden (na dagtekening van het aanslagbiljet) overblijven van het kalenderjaar, waarin de aanslag is opgelegd. Het aantal termijnen zal minimaal vier en maximaal tien bedragen. De inningsdata worden op het aanslagbiljet vermeld.

Artikel 8 Ontbindende voorwaarden

  • 1.

    Indien een incassotermijn niet geïnd kan worden of er wordt door een belastingschuldige zelf gestorneerd, dan zal er een herinnering worden verstuurd.

  • 2.

    Bij een 2e opeenvolgende storno wordt de automatische incasso beëindigd. Hierover wordt belastingschuldige schriftelijk geïnformeerd.

Artikel 9 Overlijden

  • 1.

    Overlijden van de belastingschuldige beëindigt de automatische incasso niet.

  • 2

    De erven of executeur(s) kunnen de machtiging tot automatische incasso schriftelijk intrekken.

Artikel 10 Echtscheiding

  • 1.

    Echtscheiding of ontbinding van de samenlevingsovereenkomst van de belastingschuldige beëindigt de automatische incasso niet. De belastingschuldige is zelf verantwoordelijk voor de betaling. De storno termijn als bedoeld in artikel 13, tweede lid is van toepassing.

  • 2.

    Indien als gevolg van de echtscheiding of ontbinding van de samenlevingsovereenkomst niet meer kan worden geïncasseerd op het bestaande rekeningnummer dan dient de belastingschuldige terstond een rekeningnummer mede te delen waarop de automatische incasso kan plaatsvinden.

Artikel 11 Verhuizing

Verhuizing van de belastingschuldige beëindigt de automatische incasso niet.

Artikel 12 Wijziging rekeningnummer waarop wordt geïncasseerd

  • 1.

    Via de persoonlijke pagina (met DigiD inloggen) op de website www.bsgw.nl, kan een wijziging van het rekeningnummer voor de automatische incasso worden doorgegeven.

  • 2.

    Het is ook mogelijk om telefonisch een machtigings- of wijzigingsformulier aan te vragen.

  • 3.

    Een wijziging van het rekeningnummer waarop de automatische incasso plaatsvindt kan door de belastingschuldige ook schriftelijk worden kenbaar gemaakt aan de incassant. Dit dient zo snel mogelijk te gebeuren.

Artikel 13 Storneren

  • 1.

    indien de belastingschuldige het niet eens is met een afgeschreven termijnbedrag, kan hij de betreffende bankinstelling opdracht geven het termijnbedrag terug te laten boeken (storneren).

  • 2.

    Het aantal dagen waarbinnen kan worden gestorneerd, is door de bank van de rekeninghouder bepaald.

Artikel 14 Verrekeningen of betalingen buiten de automatische incasso om

Verrekening door de incassant of betalingen buiten de automatische incasso om zijn van invloed op de resterende termijnbedragen.

Artikel 15 Beëindiging incasso-overeenkomst

  • 1.

    De machtiging tot automatische incasso door incassant kan door de belastingschuldige te allen tijde schriftelijk of via de persoonlijke pagina op www.bsgw.nl worden ingetrokken.

  • 2.

    Bij beëindiging van de automatische incasso (door incassant of belastingschuldige), is/zijn de algemene betaaltermijn(en) van toepassing. Indien deze is (zijn) verstreken, dient het openstaande saldo binnen 10 dagen te worden betaald. Bij niet-tijdige betaling vindt (dwang)invordering plaats.

Artikel 16 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De beleidsregel automatische incasso van 21 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan;

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking;

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregel inzake toepassing automatische incasso belastingaanslagen BsGW”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 11 februari 2014.

de secretaris, de burgemeester

VII. Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 3 van de geldende Verordening afvalstoffenheffing, artikel 3 van de geldende Verordening rioolheffing en artikel 2 van de geldende Verordening hondenbelasting;

Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:

Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen:

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Gemeentelijke belastingen : de voor automatische kwijtschelding in aanmerking komende gemeentelijke belastingen zijn:

    • -

      afvalstoffenheffing;

    • -

      rioolheffing (bij een afvoer tot en met 1000 m3);

    • -

      hondenbelasting (tarief voor 1e hond).

  • b.

    Het college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo

Artikel 2 Rechthebbende automatische kwijtschelding

Een ieder die door de gemeente Venlo wordt aangeslagen voor gemeentelijke belastingen (de afvalstoffenheffing, de rioolheffing (bij een afvoer tot en met 1000 m3) en de hondenbelasting

(tarief voor 1e hond) kan in aanmerking komen voor automatische kwijtschelding.

Artikel 3 Hoogte van de kwijtschelding

De hoogte van de automatische kwijtschelding als bedoeld in artikel 2 kan nooit hoger zijn dan de som van de voor automatische kwijtschelding in aanmerking komende gemeentelijke belastingen (de afvalstoffenheffing, de rioolheffing (bij een afvoer tot en met 1000 m3) en de hondenbelasting (tarief voor 1e hond)).

Artikel 4 Procedure met betrekking tot automatische kwijtschelding

  • 1.

    Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 2 wordt automatisch verleend aan een belastingschuldige aan wie in het voorafgaande belastingjaar kwijtschelding is verleend, nadat op grond van een bestandsvergelijking door de Stichting Inlichtingenbureau van het Ministerie van SZW en de VNG is gebleken dat deze belastingschuldige recht heeft op kwijtschelding.

  • 2.

    De op basis van het voorgaande lid toegekende kwijtschelding geldt eveneens voor opgelegde aanslagen gemeentelijke belastingen voor reeds verstreken belastingjaren voorzover deze aanslagen nog openstaan.

  • Voor reeds betaalde aanslagen gemeentelijke belastingen over voorgaande belastingjaren geldt dat overeenkomstig de Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen kwijtschelding alleen dan mogelijk is, indien het verzoek om kwijtschelding is gedaan binnen drie maanden nadat de (laatste) betaling op de opgelegde aanslag heeft plaatsgevonden.

Artikel 5 Aanvraag kwijtschelding (geen automatische kwijtschelding)

  • 1.

    Degenen die niet in aanmerking komen voor automatische kwijtschelding kunnen een aanvraag indienen voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen (de afvalstoffenheffing, de rioolheffing (bij een afvoer tot en met 1000 m3) en de hondenbelasting (tarief voor 1e hond)).

  • 2.

    De criteria om in aanmerking te komen voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen (de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en de hondenbelasting (tarief voor 1e hond)) worden, op basis van de geldende wet- en regelgeving, door de gemeenteraad vastgesteld.

  • 3.

    Voor de aanvraag maakt de aanvrager gebruik van een door het college verstrekt en daartoe bestemd vragenformulier.

  • 4.

    Het college neemt binnen 8 weken na de ontvangst van de aanvraag een schriftelijke beslissing.

  • 5.

    De aanvrager is verplicht alle informatie te verstrekken welke door het college noodzakelijk wordt geacht voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 6.

    Indien het schriftelijk aanvragen, zoals vermeld in het eerste lid, niet mogelijk is, stelt het college de aanvraag ambtshalve vast.

Artikel 6 Bijzondere omstandigheden

Het college is bevoegd om in bijzondere omstandigheden dan wel in gevallen waarin deze beleidsregels niet of niet geheel voorzien afwijkend te beslissen.

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als “ Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010.

de secretaris, de burgemeester,

VIII. Beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 222, 231, 242 en 244 van de Gemeentewet en de geldende gemeentelijke belastingverordeningen;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo besluiten

Vast te stellen de navolgende beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen:

Artikel 1 Reikwijdte en definities

  • 1.

    Deze beleidsregel geldt bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van de Gemeentewet met uitzondering van de heffing van baatbelastingen en de Wet milieubeheer met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede zijn begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2.

    Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voorzover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van toepassing is.

  • 3.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      ambtshalve vermindering: de vermindering van een onjuiste belastingaanslag of beschikking op de voet van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) alsmede het verlenen van een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting als bedoelt in artikel 244 van de Gemeentewet;

    • b.

      de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald;

    • c.

      de driejaarstermijn: een termijn van drie kalenderjaren, door welks verloop de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag op de voet van artikel 11, derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vervalt;

    • d.

      de belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), alsmede het voorlopig gevorderde, het gevorderde en het nagevorderde bedrag als bedoeld in artikel 233a, lid 2, onder a, van de Gemeentewet;

    • e.

      het bedrag van de vermindering: het bedrag waarmee de belastingaanslag ingevolge artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en artikel 244 van de Gemeentewet wordt verminderd, dan wel het bedrag waarvoor ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting wordt verleend. Indien bij het vaststellen van de aanslag een boete als bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is opgelegd, wordt het terug te geven bedrag met (het eventueel daaraan toe te rekenen gedeelte van) deze boete verhoogd;

    • f.

      de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering van belasting wordt verleend

  • 1.

    Indien bij de afhandeling van een te laat ingediend bezwaarschrift of een bezwaarschrift om andere redenen van formele aard niet-ontvankelijk wordt verklaard, blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld, wordt deze door de ambtenaar belast met de heffing ambtshalve verminderd;

  • 2.

    Indien een aanvraag, betrekking hebbend op een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling niet tijdig wordt gedaan, wordt deze vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling door de ambtenaar belast met de heffing ambtshalve verleend.

Artikel 3 Uitzonderingen

Er vindt geen ambtshalve vermindering plaats indien ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of de aanvraag de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 1, derde lid sub c is verstreken.

Artikel 4 Jurisprudentie

  • 1.

    Een arrest van de Hoge Raad, een uitspraak van een Gerechtshof of een uitspraak van de Rechtbank waarin een toepassing van de belastingwet ligt besloten die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot ambtshalve vermindering indien de belastingaanslag onherroepelijk is komen vast te staan vóór de dag waarop het arrest van de Hoge Raad is gewezen dan wel de uitspraak van het Gerechtshof of de Rechtbank is gedaan, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 5 Mededeling van toekenning afwijzing

Zowel in het geval waarin ambtshalve vermindering wordt toegekend als in het geval waarin daartoe geen redenen aanwezig zijn, wordt belanghebbende daarvan gemotiveerd mededeling gedaan. De mededeling wordt gedaan in de uitspraak op het bezwaarschrift dan wel in de beschikking waarbij op de aanvraag wordt beslist.

Artikel 6 Overgangsrecht Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De Beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen van 21 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als “ Beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 11 februari 2014.  

de secretaris, de burgemeester,

IX Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de geldende gemeentelijke baatbelastingverordeningen,

stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo vast:

Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen

Artikel 1 Reikwijdte en definities

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Indien bij de afhandeling van een te laat ingediend bezwaarschrift/verzoekschrift of een bezwaarschrift/verzoekschrift om andere reden van formele aard niet ontvankelijk wordt verklaard, blijkt dat een baatbelastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt.

Artikel 3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift één jaar of meer, gerekend vanaf de dagtekening van het aanslagbiljet, is verstreken.

Artikel 4 Jurisprudentie

Een uitspraak van de Hoge Raad, van een Gerechtshof of van een Rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag onherroepelijk is komen vast te staan vóór de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het Gerechtshof of de Rechtbank is gewezen.

Artikel 5 Mededeling van toekenning afwijzing

Zowel in het geval waarin de ambtshalve vermindering wordt toegekend als in het geval waarin daartoe geen termen aanwezig zijn, wordt belanghebbende daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak op het bezwaarschrift of het verzoekschrift.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen.van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als “ Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010

de secretaris de burgemeester

X. Beleidsregel besluit proceskosten bestuursrecht gemeentelijke belastingen

Gelet op het bepaalde in de artikelen 4:81, 7:15 en 7:28 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de onderdelen A4, B en C1 van de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:

Beleidsregel besluit proceskosten bestuursrecht gemeentelijke belastingen

Algemeen

Op 12 maart 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedure en het gewijzigde Besluit proceskosten bestuursrecht in werking getreden. Als gevolg hiervan is de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb) gewijzigd. De artikelen 7:15 en 7:28 Awb maakt nu vergoeding van de proceskosten in de bezwaarprocedure respectievelijke de administratieve beroepsprocedure mogelijk. De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en de berekeningswijze ervan, is geregeld in het Besluit. Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om in beleidsregels vast te leggen, op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd. Ten behoeve van eenduidige beoordeling bij het toepassen van de wegingsfactoren heeft het college van burgemeester en wethouders deze beleidsregels vastgesteld.

Voorwaarden

Voorwaarde voor een vergoeding is dat het oorspronkelijke besluit herroepen wordt wegens het, aan het bestuursorgaan te wijten, onrechtmatige handelen bij de totstandkoming van dat besluit. Voor het vergoeden van de kosten wordt met “herroepen” van het bestreden besluit gelijk gesteld het intrekken van het besluit en vervangen door een nieuw besluit dat gedeeltelijk of volledig tegemoet komt aan de bezwaren.

De vergoeding blijft beperkt tot de kosten die de belanghebbende redelijkerwijs in verband met de behandeling van het bezwaar (of administratief beroep) heeft moeten maken. De bezwaarkosten worden vergoed voor zover aan twee redelijkheidstoetsen is voldaan:

  • -

    Het inschakelen van iemand die beroepsmatig rechtsbijstand verleend moet redelijk zijn.

  • -

    De hoogte van de kosten moet redelijk zijn. Het gaat niet om de werkelijk in rekening gebrachte bedragen, maar om de vraag of de kosten redelijk zijn. Daarbij gelden de forfaitaire bedragen in het Besluit proceskosten bestuursrecht als uitgangspunt voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Wegingsfactoren

Voor het toepassen van de wegingsfactoren die genoemd zijn in onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht is aansluiting gezocht bij de bestaande praktijk van de bestuursrechter. Het wettelijk uitgangspunt is wegingsfactor 1 (‘gemiddeld’). Van wegingsfactor 1 wordt afgeweken, indien een zaak niet dient te worden aangemerkt als zijnde gemiddeld maar als:

  • 1.

    ‘zeer licht’ (wegingsfactor 0,25). Dit betreft onder andere kennelijk gegronde bezwaren waarvan onmiddellijk vaststaat dat er sprake is van strijd met de wet. Tevens vallen onder deze wegingsfactor zeer eenvoudige waardebezwaren (bijvoorbeeld ‘de waarde is te hoog en moet op € X worden vastgesteld’) .

  • 2.

    ‘licht’ (wegingsfactor 0,5). Dit betreft gegronde bezwaren waarbij weinig tot geen beleidsvrijheid bestaat voor het bestuursorgaan, het besluit reeds op formele gronden wordt vernietigd en daardoor aan de beoordeling van de materiële inhoud niet meer wordt toegekomen, voor de beoordeling van het geschil geen feitenonderzoek of deskundigenrapport noodzakelijk is en/of de belanghebbende / gemachtigde heeft kunnen volstaan met een inhoudelijk eenvoudige brief;

  • 3.

    ‘zwaar’ (wegingsfactor 1,5). Dit betreft zaken die inhoudelijk of juridisch als ingewikkeld cq. complex of omvangrijk moeten worden aangemerkt. Hierbij valt onder andere te denken aan bezwaren tegen besluiten die betrekking hebben op onduidelijke nieuwe regelgeving of besluiten waarin meerdere rechtsgebieden/regelgevingen een relevante rol spelen;

  • 4.

    ‘zeer zwaar’ (wegingsfactor 2). Dit betreft zaken die inhoudelijk of juridisch als zeer ingewikkeld cq. complex of zeer omvangrijk moeten worden aangemerkt. Hierbij kan worden gedacht aan zaken waarbij zowel de wetsuitleg of jurisprudentie geen uitkomst beiden.

  • 5.

    per individuele zaak zal beoordeeld moeten worden welke wegingsfactor van toepassing is.

Toekenning van de wegingsfactor ‘zwaar‘ of ‘zeer zwaar’ zal slechts bij hoge uitzondering (kunnen) geschieden. De verzoeker zal in dat geval zelf moeten aantonen dat sprake is van toekenning van de zaak onder de kwalificatie ‘zwaar’ of ‘zeer zwaar’.

Kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand

Deze kosten worden vergoed volgens de bijlage van het Besluit. Drie factoren zijn daarbij van belang.

De eerste factor betreft het aantal handelingen (A) in de procedure. Hieraan worden punten toegekend. Het opstellen van een bezwaarschrift (administratief beroep) levert 1 punt op , het verschijnen op de hoorzitting eveneens 1 punt en een nadere hoorzitting 0,5 punt.

De tweede factor is de vergoeding per punt (B). Dit bedrag wordt met enige regelmaat (landelijk) aangepast/bijgesteld.

De derde factor is het gewicht van de zaak (C), de zogenaamde wegingsfactor. Het gewicht van de zaak varieert van ‘zeer licht’ (factor 0,25) tot ‘zeer zwaar’ (factor 2,0). Deze wegingsfactoren zijn bovenstaand nader toegelicht.

De vergoeding voor beroepsmatige verleende rechtsbijstand wordt als volgt bepaald: A x B x C.

Samenhangende zaken

In geval van samenhangende zaken, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt naast de van toepassing zijnde wegingsfactor, de factor 1 gehanteerd bij minder dan vier samenhangende zaken en de factor 1,5 bij vier of meer samenhangende zaken (D).

De berekening van de vergoeding van beroepsmatig verleende rechtsbijstand is dan als volgt:

A x B x C x D.

Toelichting

 

Welke kosten worden vergoed?

In het Besluit zijn de volgende kosten opgenomen welke voor vergoeding in aanmerking komen:

  • a.

    kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

  • b.

    kosten van getuigen of deskundigen die door betrokkene zijn ingeschakeld;

  • c.

    reis- en verblijfkosten;

  • d.

    verletkosten (gederfde inkomsten);

  • e.

    kosten van uittreksels uit openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale faxen en internationale telefoongesprekken.

  • f.

    kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.

Ad a.

Indien beroepsmatig rechtsbijstand is verleend, worden de kosten vergoed volgens een forfaitair tarief..

Ad b.

Hiervoor geldt een vergoeding conform de (uitvoerige) regeling in de wet en het Besluit tarieven in strafzaken.

Ad c.

Hiervoor geldt een vergoeding conform het Besluit tarieven in strafzaken. Reiskosten worden vergoed op basis van de laagste klasse openbaar vervoer, dan wel een kilometervergoeding per kilometer indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Verblijfskosten worden vergoed tot een maximumbedrag per dag. Verzoeker moet de gemaakte kosten voldoende specificeren.

Ad d.

Hiervoor geldt een vergoeding conform het Besluit tarieven in strafzaken. De verzoeker moet aannemelijk maken dat inkomsten zijn gederfd. Daarnaast dient de verzoeker de gederfde inkomsten voldoende te specificeren.

Ad e.

De werkelijk gemaakte kosten worden vergoed op grond van gespecificeerde nota’s.

Ad f.

Hiervoor geldt dat de vergoeding is bepaald op de helft van de vergoeding voor bijstand door een professionele rechtsbijstandverlener. De punten zoals opgenomen in de bijlage van het besluit dienen namelijk gehalveerd te worden.

Indien aan voornoemde voorwaarden is voldaan - en belanghebbende heeft de door haar gemaakte kosten (welke in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht limitatief zijn opgesomd) voldoende gespecificeerd aannemelijk gemaakt -, dient een bestuursorgaan overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht tot vergoeding van deze kosten over te gaan. De belangrijkste kostenpost is de vergoeding van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Voor het verrichten van proceshandelingen worden punten toegekend: voor het indienen van een bezwaarschrift is dat 1 punt, voor het verschijnen op de hoorzitting eveneens 1 punt en voor een nadere hoorzitting 0,5 punt.

Er geldt een forfaitair tarief per punt, gelet op het bepaalde in het “Besluit proceskosten bestuursrecht” en zoals nadien gewijzigd.

Inwerkingtreding en citeertitel

De Beleidsregel inzake kosten bestuurlijke voorprocedure gemeentelijke belastingen en Wet WOZ van 4 mei 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de hier na genoemde datum hebben voorgedaan.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregel besluit proceskosten bestuursrecht gemeentelijke belastingen”.

Aldus besloten in de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders van 21 december 2010.

de secretaris, de burgemeester,

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2010

de secretaris de burgemeester